Hoe merk ik het?
- Plotseling begin met hoge koorts en koude rillingen
- Hoofdpijn, keelpijn, hoesten, spierpijnen en moeheid
Hoe werkt het?
Griep is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door een virus, het influenzavirus. Er bestaan drie typen: A, B en C en meerdere subtypen van het influenzavirus. Ieder jaar verandert het virus een beetje. Eens in de tien tot vijftien jaar ontstaat een geheel nieuw subtype. Omdat tegen zo'n nieuw subtype onder de bevolking nog geen immuniteit (afweer) bestaat wordt een meer dan gemiddeld aantal mensen ziek. Bekende voorbeelden hiervan zijn de Spaanse en de Hongkong griep. Iemand die verkouden is, hoest en koorts heeft of last heeft van overgeven en diarree, noemt zich vaak grieperig. Griep is dan een verzamelnaam voor allerlei milde ziekten, meestal veroorzaakt door een van de vele andere virussen. Hier spreken wel alleen over de "echte" griep of influenza. De echte griep ontstaat meestal plotseling. Binnen een paar uur voelt u zich erg ziek, met hoge koorts, koude rillingen, bonzende hoofdpijn, een loopneus, keelpijn, een droge hoest en spierpijn over het hele lichaam. In het algemeen verdwijnen deze klachten grotendeels in drie tot vijf dagen vanzelf. Het kan daarna wel een paar weken duren voor u weer volledig hersteld bent.
Hoe ontstaat het?
Zoals de meeste virussen wordt ook het influenzavirus overgedragen van mens op mens, meestal door hoesten of niezen, maar ook via zakdoeken, handen of andere besmette voorwerpen. De incubatietijd, de tijd tussen besmetting en daadwerkelijk ziek worden, is een tot drie dagen. De besmettelijkheid is groot en duurt van ongeveer een dag voor, dus nog tijdens de incubatietijd, tot drie dagen na het begin van de klachten. Griep treedt meestal op in epidemieën en in de winter. Iedere winter wordt een op de tien mensen erdoor getroffen.
Hoe ga ik er zelf mee om?
- Wanneer u griep heeft is het verstandig rustig aan te doen, lichamelijke inspanning te vermijden en veel te drinken. Tegen de pijn en tegen de koorts kunt u zo nodig een pijnstiller innemen, bij voorkeur paracetamol. U voelt zich dan mogelijk wat beter. Er zijn echter geen geneesmiddelen die een griep kunnen genezen, ook penicilline niet. Griep is bij gezonde personen echter een in het algemeen onschuldige aandoening waarbij gewoon afwachten, zo nodig met behulp van een pijnstiller, voldoende is. Niet altijd gaat de griep vanzelf over. Er kunnen complicaties optreden. Overleg met de huisarts is aan te raden indien:
- de koorts langer dan vijf dagen aanhoudt;
- u na herstel weer opnieuw koorts krijgt;
- u kortademig wordt en pijn op de borst of tijdens het ademhalen krijgt;
- u vermoedt dat er meer aan de hand is dan een gewone griep.
- Een griepprik (een vaccinatie met onschadelijk gemaakte stukjes griepvirus) wordt aangeraden:
- aan mensen met hartziekten, longziekten, nierziekten, suikerziekte en ernstige steenpuisten (ook de gezinsleden);
- aan mensen met een verlaagde afweer, bijvoorbeeld tijdens chemotherapieën;
- aan iedereen boven de 65 jaar.
Hoe gaat de arts er mee om?
Zoals gezegd is een behandeling van griep in het algemeen niet nodig. Complicaties moeten vaak wel worden behandeld. Bij een longontsteking wordt dan meestal gebruik gemaakt van antibiotica. Complicaties kunnen ernstig verlopen. Iedere winter overlijden er vele, vaak oudere, personen aan de complicaties van een griep. De beste manier om dat te voorkomen is het tijdig halen van een griepprik.
Wetenschappelijk nieuws
Mensen die een griepprik halen, hebben minder kans om griep te krijgen. Mochten ze de ziekte toch krijgen, dan verloopt die vaak veel minder ernstig. Het griepvaccinatieprogramma is daarmee zeker zinvol. Dat zegt het RIVM in reactie op een uitzending van het tv-programma Zembla, waarin werd gesteld dat het griepvaccin zijn werk slecht doet. De griepprik beschermt niet volledig, zegt het RIVM. Volgens bepaalde studies werkt het vaccin minder goed bij oudere mensen. Maar het vaccin vermindert zeker de kans om griep te krijgen met 70 tot 80 procent en bij oudere mensen nog altijd met 30 tot 70 procent. Elk voorjaar maken experts een inschatting welke griepvirussen de komende winter het meest zullen voorkomen. Op basis daarvan wordt de samenstelling van het vaccin vastgesteld.
De opkomst afgelopen jaar voor de vaccinatie tegen seizoensgriep is niet beïnvloed door de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep. Dit blijkt uit onderzoek, uitgevoerd door de afdeling IQ healthcare van het UMC St Radboud in opdracht van het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (RIVM). Bijna een derde van de Nederlandse bevolking komt in aanmerking voor een gratis prik tegen seizoensgriep. Deze mensen kwamen in het seizoen 2009-2010 ook in aanmerking voor de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep, waarvoor twee keer geprikt moest worden. Deze extra vaccinatiecampagne heeft de doelgroep er niet van weerhouden ook de seizoensprik te halen: ongeveer 70 procent meldde zich hiervoor bij de huisarts. Dat is gelijk aan voorgaande jaren. Ongeveer evenveel mensen lieten zich inenten tegen de Mexicaanse griep. Griep kan een gevaarlijke ziekte zijn, vooral voor mensen met een chronische ziekte of een verminderde weerstand. Risicogroepen kunnen daarom ieder najaar bij de huisarts een gratis griepprik halen om hen te beschermen tegen ernstige gevolgen van griep. Het gaat hier om alle mensen van 60 jaar en ouder en om mensen van alle leeftijden met diabetes, hart- en vaatproblemen, nierziekten, luchtwegaandoeningen of met een verminderde weerstand als gevolg van een ziekte of medicijngebruik, bijvoorbeeld chemotherapie. (voor meer informatie: www.rivm.nl/griepprik). In 2009 circuleerde een heel nieuw influenzavirus A/H1N1, ook wel Mexicaanse griep genoemd. Tegen dit virus is een vaccin ontwikkeld dat apart werd opgenomen in het Nationaal Programma Grieppreventie. De doelgroep van de prik tegen seizoensgriep kwam ook in aanmerking voor de twee prikken tegen de Mexicaanse griep. Van de reguliere hoogrisicopatiënten is 72 procent tenminste één keer tegen de Mexicaanse griep gevaccineerd bij de huisarts. 64 procent liet zich, conform het programma, twee keer vaccineren bij de huisarts. Van de mensen die zich lieten vaccineren tegen de seizoensgriep, kwam 64 procent ook tenminste één keer naar de huisartsenpraktijk voor de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep. Om overdracht van het virus aan patiënten te voorkòmen werd vaccinatie ook aanbevolen aan praktijkmedewerkers, dat zijn huisartsen, praktijkondersteuners en -assistenten. Van de huisartsen is 74 procent gevaccineerd tegen seizoensgriep en 89 procent tegen Mexicaanse griep. Het animo onder de praktijkondersteuners en -assistentes om zich te laten vaccineren was lager; respectievelijk 54 procent is gevaccineerd tegen seizoensgriep en 74 procent tegen Mexicaanse griep. Er was geen verband tussen de vaccinatiestatus van praktijkpersoneel en de patiënten. Het onderzoek werd uitgevoerd binnen het LINH, een landelijk representatief netwerk van huisartsenpraktijken, waarin gegevens over het huisartsgeneeskundig handelen worden geregistreerd. LINH is een samenwerkingsverband van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) en het Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ healthcare) van het UMC St Radboud. LINH wordt gefinancierd door het ministerie van VWS. Gegevens uit elektronische patiëntendossiers van LINH-huisartsenpraktijken worden geëvalueerd op het aantal patiënten dat conform de richtlijnen uit de NHG-Standaard `Influenza en Influenzavaccinatie` in aanmerking komt voor influenzavaccinatie en welke van deze patiënten worden gevaccineerd.
Het inhaleren van een griepvaccin in de vorm van een droog poeder kan een goed en goedkoop alternatief worden voor het vloeibare vaccin dat met een prik moet worden toegediend. Dat concludeert Harshad Patil in zijn promotieonderzoek op basis van preklinisch onderzoek. Het poeder hoeft niet koel bewaard en getransporteerd te worden, wekt een sterke afweerreactie tegen griep op – óók in de bovenste luchtwegen – en is eenvoudig toe te dienen. Mensen bij wie de griep heel ernstige gevolgen kan hebben, halen nu vaak een griepprik bij de huisarts. Deze conventionele griepvaccins worden toegediend door middel van een prik in de bovenarm of het dijbeen. Ze voorkomen vermenigvuldiging van het griepvirus in de longen en dus ernstige ziekte, maar wekken geen immuunrespons op in de bovenste luchtwegen, waar het virus het lijf binnendringt. Ook zijn de huidige vaccins erg gevoelig tegen temperatuurschommelingen tijdens opslag en transport, wat ze minder geschikt maakt voor landen met een slecht ontwikkelde infrastructuur of voor gebruik tijdens een pandemie. Een droog-poeder vaccin is wel geschikt voor deze situaties, zo concludeert Patil. Het poeder werd gemaakt door ‘sproei-vriesdrogen’ van geïnactiveerde griepvirusdeeltjes en stabiel gemaakt door suikers toe te voegen. De promovendus ging na hoe deze droog-poeder vaccins het beste kunnen worden samengesteld. Hij deed dat door het effect van verschillende suikers op de stabiliteit van het vaccin te onderzoeken, en door na te gaan welke vaccinatiestrategie het meest effectief is. Zijn conclusie: geïnhaleerde vaccins kunnen een goed alternatief zijn voor de griepprik. Harshad Patil (India, 1984) studeerde Virologie aan de universiteit van Pune, India. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de afdeling Medische Microbiologie, sectie Moleculaire Virologie, van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd bekostigd door het Ubbo Emmiusfonds. Patil werkt als onderzoeker bij de afdeling Medische Microbiologie in het UMCG.
Nieuwe varianten griepvirus makkelijker te herkennen. Een of enkele veranderingen aan de buitenkant van griepvirussen zijn voldoende om aan de herkenning door het immuunsysteem van de mens te ontsnappen. Dit publiceren onderzoekers van het Erasmus MC vandaag in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift Science. Door deze bevinding kunnen nieuwe varianten van het griepvirus sneller worden opgespoord, waardoor de griepprik tijdig kan worden aangepast voor een optimale werking. Griepvirussen die verantwoordelijk zijn voor de seizoensgriep veranderen regelmatig. Hierdoor verliest de griepprik na verloop van tijd zijn werking en moet het vaccin om de paar jaar worden aangepast. Vaccinatie is een belangrijke strategie om complicaties als gevolg van griep te voorkomen. Onderzoekers van de afdeling Viroscience van het Erasmus MC ontdekten dat slechts een of enkele mutaties in een eiwit aan de buitenkant van het virus voldoende zijn om het virus te laten ontsnappen aan de werking van antilichamen van het afweersysteem. Bovendien vinden deze mutaties plaats binnen een heel klein domein van het eiwit. Door deze mutaties kunnen antilichamen het virus minder goed of zelfs niet meer herkennen. Onderzoeker Björn Koel verrichtte het onderzoek. Koel: “De zogenaamde antigene drift van griepvirussen is een bekend probleem, maar de mutaties die daarvoor verantwoordelijk zijn waren lang onduidelijk. De resultaten uit ons onderzoek geven inzicht in de evolutie van het griepvirus en kunnen helpen bij het sneller opsporen van nieuwe varianten van het griepvirus waardoor het vaccin tijdig kan worden aangepast.” Koel deed zijn onderzoek in de onderzoeksgroep van prof.dr. Ron Fouchier, die hiervoor een zogenaamde VICI-subsidie van NWO ontving. Het onderzoek is uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Universiteit van Cambridge.
Een of enkele veranderingen aan de buitenkant van griepvirussen zijn voldoende om aan de herkenning door het immuunsysteem van de mens te ontsnappen. Dit publiceren onderzoekers van het Erasmus MC vandaag in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift Science. Door deze bevinding kunnen nieuwe varianten van het griepvirus sneller worden opgespoord, waardoor de griepprik tijdig kan worden aangepast voor een optimale werking. Griepvirussen die verantwoordelijk zijn voor de seizoensgriep veranderen regelmatig. Hierdoor verliest de griepprik na verloop van tijd zijn werking en moet het vaccin om de paar jaar worden aangepast. Vaccinatie is een belangrijke strategie om complicaties als gevolg van griep te voorkomen. Onderzoekers van de afdeling Viroscience van het Erasmus MC ontdekten dat slechts een of enkele mutaties in een eiwit aan de buitenkant van het virus voldoende zijn om het virus te laten ontsnappen aan de werking van antilichamen van het afweersysteem. Bovendien vinden deze mutaties plaats binnen een heel klein domein van het eiwit. Door deze mutaties kunnen antilichamen het virus minder goed of zelfs niet meer herkennen. Onderzoeker Björn Koel verrichtte het onderzoek. Koel: “De zogenaamde antigene drift van griepvirussen is een bekend probleem, maar de mutaties die daarvoor verantwoordelijk zijn waren lang onduidelijk. De resultaten uit ons onderzoek geven inzicht in de evolutie van het griepvirus en kunnen helpen bij het sneller opsporen van nieuwe varianten van het griepvirus waardoor het vaccin tijdig kan worden aangepast.” Koel deed zijn onderzoek in de onderzoeksgroep van prof.dr. Ron Fouchier, die hiervoor een zogenaamde VICI-subsidie van NWO ontving. Het onderzoek is uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Universiteit van Cambridge.
De opkomst afgelopen jaar voor de vaccinatie tegen seizoensgriep is niet beïnvloed door de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep. Dit blijkt uit onderzoek, uitgevoerd door de afdeling IQ healthcare van het UMC St Radboud in opdracht van het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (RIVM). Bijna een derde van de Nederlandse bevolking komt in aanmerking voor een gratis prik tegen seizoensgriep. Deze mensen kwamen in het seizoen 2009-2010 ook in aanmerking voor de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep, waarvoor twee keer geprikt moest worden. Deze extra vaccinatiecampagne heeft de doelgroep er niet van weerhouden ook de seizoensprik te halen: ongeveer 70 procent meldde zich hiervoor bij de huisarts. Dat is gelijk aan voorgaande jaren. Ongeveer evenveel mensen lieten zich inenten tegen de Mexicaanse griep. Griep kan een gevaarlijke ziekte zijn, vooral voor mensen met een chronische ziekte of een verminderde weerstand. Risicogroepen kunnen daarom ieder najaar bij de huisarts een gratis griepprik halen om hen te beschermen tegen ernstige gevolgen van griep. Het gaat hier om alle mensen van 60 jaar en ouder en om mensen van alle leeftijden met diabetes, hart- en vaatproblemen, nierziekten, luchtwegaandoeningen of met een verminderde weerstand als gevolg van een ziekte of medicijngebruik, bijvoorbeeld chemotherapie. (voor meer informatie: www.rivm.nl/griepprik). In 2009 circuleerde een heel nieuw influenzavirus A/H1N1, ook wel Mexicaanse griep genoemd. Tegen dit virus is een vaccin ontwikkeld dat apart werd opgenomen in het Nationaal Programma Grieppreventie. De doelgroep van de prik tegen seizoensgriep kwam ook in aanmerking voor de twee prikken tegen de Mexicaanse griep. Van de reguliere hoogrisicopatiënten is 72 procent tenminste één keer tegen de Mexicaanse griep gevaccineerd bij de huisarts. 64 procent liet zich, conform het programma, twee keer vaccineren bij de huisarts. Van de mensen die zich lieten vaccineren tegen de seizoensgriep, kwam 64 procent ook tenminste één keer naar de huisartsenpraktijk voor de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep. Om overdracht van het virus aan patiënten te voorkòmen werd vaccinatie ook aanbevolen aan praktijkmedewerkers, dat zijn huisartsen, praktijkondersteuners en -assistenten. Van de huisartsen is 74 procent gevaccineerd tegen seizoensgriep en 89 procent tegen Mexicaanse griep. Het animo onder de praktijkondersteuners en -assistentes om zich te laten vaccineren was lager; respectievelijk 54 procent is gevaccineerd tegen seizoensgriep en 74 procent tegen Mexicaanse griep. Er was geen verband tussen de vaccinatiestatus van praktijkpersoneel en de patiënten. Het onderzoek werd uitgevoerd binnen het LINH, een landelijk representatief netwerk van huisartsenpraktijken, waarin gegevens over het huisartsgeneeskundig handelen worden geregistreerd. LINH is een samenwerkingsverband van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) en het Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ healthcare) van het UMC St Radboud. LINH wordt gefinancierd door het ministerie van VWS. Gegevens uit elektronische patiëntendossiers van LINH-huisartsenpraktijken worden geëvalueerd op het aantal patiënten dat conform de richtlijnen uit de NHG-Standaard `Influenza en Influenzavaccinatie` in aanmerking komt voor influenzavaccinatie en welke van deze patiënten worden gevaccineerd.
De opkomst afgelopen jaar voor de vaccinatie tegen seizoensgriep is niet beïnvloed door de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep. Dit blijkt uit onderzoek, uitgevoerd door de afdeling IQ healthcare van het UMC St Radboud in opdracht van het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (RIVM). Bijna een derde van de Nederlandse bevolking komt in aanmerking voor een gratis prik tegen seizoensgriep. Deze mensen kwamen in het seizoen 2009-2010 ook in aanmerking voor de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep, waarvoor twee keer geprikt moest worden. Deze extra vaccinatiecampagne heeft de doelgroep er niet van weerhouden ook de seizoensprik te halen: ongeveer 70 procent meldde zich hiervoor bij de huisarts. Dat is gelijk aan voorgaande jaren. Ongeveer evenveel mensen lieten zich inenten tegen de Mexicaanse griep. Griep kan een gevaarlijke ziekte zijn, vooral voor mensen met een chronische ziekte of een verminderde weerstand. Risicogroepen kunnen daarom ieder najaar bij de huisarts een gratis griepprik halen om hen te beschermen tegen ernstige gevolgen van griep. Het gaat hier om alle mensen van 60 jaar en ouder en om mensen van alle leeftijden met diabetes, hart- en vaatproblemen, nierziekten, luchtwegaandoeningen of met een verminderde weerstand als gevolg van een ziekte of medicijngebruik, bijvoorbeeld chemotherapie. (voor meer informatie: www.rivm.nl/griepprik). In 2009 circuleerde een heel nieuw influenzavirus A/H1N1, ook wel Mexicaanse griep genoemd. Tegen dit virus is een vaccin ontwikkeld dat apart werd opgenomen in het Nationaal Programma Grieppreventie. De doelgroep van de prik tegen seizoensgriep kwam ook in aanmerking voor de twee prikken tegen de Mexicaanse griep. Van de reguliere hoogrisicopatiënten is 72 procent tenminste één keer tegen de Mexicaanse griep gevaccineerd bij de huisarts. 64 procent liet zich, conform het programma, twee keer vaccineren bij de huisarts. Van de mensen die zich lieten vaccineren tegen de seizoensgriep, kwam 64 procent ook tenminste één keer naar de huisartsenpraktijk voor de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep. Om overdracht van het virus aan patiënten te voorkòmen werd vaccinatie ook aanbevolen aan praktijkmedewerkers, dat zijn huisartsen, praktijkondersteuners en -assistenten. Van de huisartsen is 74 procent gevaccineerd tegen seizoensgriep en 89 procent tegen Mexicaanse griep. Het animo onder de praktijkondersteuners en -assistentes om zich te laten vaccineren was lager; respectievelijk 54 procent is gevaccineerd tegen seizoensgriep en 74 procent tegen Mexicaanse griep. Er was geen verband tussen de vaccinatiestatus van praktijkpersoneel en de patiënten. Het onderzoek werd uitgevoerd binnen het LINH, een landelijk representatief netwerk van huisartsenpraktijken, waarin gegevens over het huisartsgeneeskundig handelen worden geregistreerd. LINH is een samenwerkingsverband van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) en het Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ healthcare) van het UMC St Radboud. LINH wordt gefinancierd door het ministerie van VWS. Gegevens uit elektronische patiëntendossiers van LINH-huisartsenpraktijken worden geëvalueerd op het aantal patiënten dat conform de richtlijnen uit de NHG-Standaard "Influenza en Influenzavaccinatie" in aanmerking komt voor influenzavaccinatie en welke van deze patiënten worden gevaccineerd.
Hoe meer verpleegkundigen en artsen in het ziekenhuis een griepprik hebben gekregen, hoe minder patiënten in het ziekenhuis griep en/of een longontsteking oplopen. Deze conclusie trekt UMCG-onderzoeker J. Riphagen. Zij ontwikkelde een campagne waardoor de vaccinatiegraad onder ziekenhuispersoneel toenam met maar liefst 23,7 procent. Het aantal ziekenhuispatiënten dat griep en/of een longontsteking opliep daalde hierdoor van 9,7 procent naar 3,9 procent. Riphagen zette een campagne op voor de griepvaccinatie op basis van een vragenlijstonderzoek onder ziekenhuispersoneel. De bevorderende en belemmerde factoren kwamen zo naar voren. Op tijd en op een gunstig moment toedienen, bijvoorbeeld tijdens het wisselen van de wacht, is een van de mogelijkheden.
Veranderingen aan de buitenkant van griepvirussen zijn voldoende om aan de herkenning door het immuunsysteem van de mens te ontsnappen. Dat schrijven virologen van het Erasmus MC in het vaktijdschrift Science. Griepvirussen die verantwoordelijk zijn voor de seizoensgriep veranderen regelmatig. Hierdoor verliest de griepprik na verloop van tijd zijn werking en moet het vaccin om de paar jaar worden aangepast. Een of enkele mutaties in een eiwit aan de buitenkant van het virus blijken voldoende om het virus te laten ontsnappen aan de werking van antilichamen van het afweersysteem. Door deze mutaties kunnen antilichamen het virus minder goed of zelfs niet meer herkennen. Nieuw onderzoek moet leiden tot een betere aanpassing van de griepvaccins.
Het Lareb doet samen met ongeveer 80 huisartsen onderzoek naar mogelijke bijwerkingen van de jaarlijkse griepprik. Dat zei directeur Agnes Kant onlangs op RTL Nieuws. Het Lareb, ofwel het Nederlands bijwerkingencentrum, wil meer inzicht krijgen in mogelijke bijwerkingen van het vaccin. Dit ondanks dat er zeer weinig meldingen over bijwerkingen binnen kwamen, op zo’n drie miljoen gebruikers van het vaccin. Het onderzoekscentrum gaat er daarom bij voorbaat van uit dat er ook weinig bijwerkingen van het griepvaccin zijn. Kant zegt dat het vaccin absoluut veilig is en dat het Lareb mensen er zeker niet van wil weerhouden om het te halen.
In de meeste Europese landen worden ouderen alleen gevaccineerd tegen de griep. Renske Eilers laat in haar promotieonderzoek zien dat vaccinatie tegen pneumokokkenziekte, gordelroos en kinkhoest een bijdrage kunnen leveren aan gezond ouder worden. Om een eventuele uitbreiding succesvol te laten zijn, is draagvlak onder ouderen van belang. Daarom vindt zij het van belang dat de informatievoorziening goed is afgestemd op de doelgroep. Huisartsen kunnen in het proces van ‘vaccinatiebereidheid’ volgens Eilers een belangrijke rol spelen. We staan er niet vaak bij stil, maar dat er in Nederland veel minder mensen sterven aan infectieziekten, komt door ontwikkelingen zoals de aanleg van riolering, de gewoonte om regelmatig handen te wassen en (vanaf 1957) de invoering van het Rijksvaccinatieprogramma voor kinderen. In 1997 kwam daar het Nationale Grieppreventie Programma bij. Dit programma biedt 65-plussers jaarlijks een griepprik aan, omdat deze groep door veroudering, dalende weerstand en andere ziekten extra kwetsbaar kan zijn voor infectieziekten. Het programma is inmiddels uitgebreid naar 60-plussers. Eilers onderzocht welke andere infectieziekten veel voorkomen onder 50-plussers. Ze onderzocht welke factoren de vaccinatiebereidheid van ouderen beïnvloeden. Op basis van onderzoek onder 735 50-plussers (41% van de aangeschrevenen) concludeert zij dat de voornaamste redenen om een vaccinatie te accepteren achtereenvolgens zijn: een hoge kans om de infectie op te lopen, een hoge werkzaamheid van het vaccin, een hoge kans om aan de infectie te overlijden. Mensen boven de 65 bleken vaker genegen om vaccins te accepteren, dan mensen tussen de 50 en 65 jaar. Naar schatting 68% van de 50-plussers is volgens Eilers bereid om een pneumokokkenvaccinatie te krijgen, die percentages schat zij voor gordelroos- en kinkhoestvaccinatie op respectievelijk 58 en 54% Het vaccinatieprogramma kan niet worden uitgebreid zonder steun van de huisartsen die het programma moeten uitvoeren. Op basis van een interviewstudie onder tien huisartsen en een door 723 huisartsen ingevulde vragenlijst (6% van het totaal) concludeert Eilers dat Nederlandse huisartsen terughoudend zijn met het aanbieden van extra vaccinaties, en dat zij het belangrijk vinden dat bij het aanbieden van zulke vaccinaties niet alleen naar leeftijd wordt gekeken, maar ook naar bijkomende ziekten. Net als de 50-plussers zelf, zijn huisartsen het meest positief over vaccinatie tegen pneumokokkenziekte. Renske Eilers (1988) studeerde Health Science (BSc) en Infectious diseases and Public Health aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij verrichtte haar promotieonderzoek binnen een samenwerkingsverband van de afdelingen Epidemiologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen en het RIVM: Centrum voor Infectiebestrijding. Het onderzoek werd betaald door Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eilers werkt nu als wetenschappelijk medewerker bij het RIVM.
Bron: RUG