Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Bloederige diarree
- Buikpijn
- Darmkramp
- Koorts
- Gewichtsverlies
Hoe werkt het?
Met de ziekte van Crohn behoort colitis ulcerosa tot de groep van de chronische darmontstekingen (in het Engels: IBD = Inflammarory Bowel Disease). Colitis ulcerosa is een ziekte waarbij het slijmvlies van (een deel van) de dikke darmen ontstoken is. Meestal is alleen het laatste deel van de dikke darmen aangedaan, maar het beeld kan zich uitbreiden tot de hele dikke darm. De dunne darmen doet niet mee. Het slijmvlies vertoont zweren en abcesjes. Daardoor ontstaat bloederige diarree, buikpijn, darmkramp, koorts, gewichtsverlies. Bij sommigen verloopt de ziekte heel heftig, met wel tien keer bloedige diarree per dag, bij anderen juist heel mild. Als de ziekte heftig verloopt kan de darmen plots gaan uitzetten. Een gevaarlijke situatie, omdat de darmen dan kan scheuren. Het proces kan actief zijn en vervolgens weer tijden lang rustig blijven. Op den duur kan de darmen gaan verlittekenen. Ook is er op den duur een verhoogde kans op het krijgen van dikke darmen kanker. Bij eenderde van de patiënten ziet men behalve afwijkingen aan de dikke darmen ook ziekten van andere organen: de ogen, de huid, gewrichten.Hoe ontstaat het?
Colitis ulcerosa ontstaat veelal op jongvolwassen leeftijd. De oorzaak is niet precies bekend. Stress is geen oorzaak. Wel ziet men vaak dat door stress het beloop van de ziekte verergert. Een aangeboren aanleg is van belang, maar omgevingsfactoren eveneens. De combinatie leidt tot een ontsporing van het immuunsysteem: het lichaam gaat afweerstoffen maken tegen stoffen in de darm. Door de ontstekingsreactie die daar het gevolg van is wordt de darmen beschadigd. Ook de bovengenoemde afwijkingen aan andere organen zijn gevolg van ontspoorde immuunreacties.Hoe ga ik er zelf mee om?
Niet zoveel. Ook het volgen van bepaalde diëten heeft geen invloed op het verloop van de ziekte.Hoe gaat de arts er mee om?
De diagnose wordt gesteld door middel van een endoscopie: met een flexibele buis wordt de dikke darmen inwendig bekeken. Het typische ontstekingsbeeld valt daarbij op. Er worden hapjes weefsel afgenomen voor microscopisch onderzoek. Daarmee wordt de diagnose bevestigd. Dan kan de behandeling beginnen. Als de ontsteking zich in het einde van de dikke darmen bevindt, dan kunnen de medicijnen per klysma worden toegediend. Anders moeten ze worden geslikt. De basis van de behandeling is die met zogenaamde 5-ASA medicijnen. Hoe die precies werken is nog niet precies bekend, maar ze zijn vaak wel effectief. Lukt het daarmee niet, dan zoekt de arts zijn toevlucht tot medicijnen die het afweersysteem onderdrukken. Dat kunnen ontstekingsremmende hormonen zijn (corticosteroïden) of bepaalde cytostatica (medicijnen die de celdeling remmen) of een combinatie ervan. Wordt de ziekte rustiger, dan kunnen de medicijnen worden verminderd. Kan men de ziekte niet onder controle krijgen dan kan chirurgisch ingrijpen nodig zijn. De dikke darmen wordt dan in zijn geheel verwijderd. Het einde van de dunne darmen wordt dan met de anus verbonden. Gevolg is dan wel dat dagelijks een grote hoeveelheid dunne ontlasting wordt geproduceerd, omdat de indikkende functie van de dikke darmen niet meer aanwezig is.Wetenschappelijk nieuws
Op 16 januari gaat Crocokids van start. Het betreft een nieuw goed doel voor kinderen met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Op een ouderbijeenkomst wordt de website www.crocokids.nl officieel gelanceerd. Crocokids, het nieuwe goede doel voor kinderen met de ziekte van Crohn en colitis, wordt op 16 januari officieel gelanceerd. Het initiatief is van het Erasmus MC - Sophia Kinderziekenhuis en zet zich in voor een betere behandeling van deze kwetsbare doelgroep. Crocokids gaat fondsen werven voor de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek, maar ook eigen evenementen en acties organiseren speciaal voor deze kinderen en hun ouders. De wetenschappelijke onderzoeken die door het Erasmus MC - Sophia Kinderziekenhuis worden gehouden zijn gericht op de oorzaak, behandeling, voorkoming, bestrijding en genezing van deze ziekten. Ook richt Crocokids zich op een betere voorlichting aan de directe omgeving van deze kinderen, bijvoorbeeld op scholen. In Nederland komen er ieder jaar ongeveer 250 kinderen met Crohn of colitis bij. Colitis ulcerosa betreft ontstekingen aan de dikke darm. Bij de ziekte van Crohn kan het gehele spijsverteringskanaal, aangetast zijn. Kenmerkend voor deze aandoeningen zijn de telkens terugkerende onvoorspelbare opvlammingen van de ziekte, die erg pijnlijk zijn. Patiënten ervaren een slechte kwaliteit van leven. De aandoening kan ook leiden tot diverse complicaties, zoals bloedingen met bloedarmoede tot gevolg, vernauwingen van de darm, een gat in de darm, het ontstaan van darmkanker of complicaties als gevolg van het levenslang moeten gebruiken van zware medicijnen. Initiatiefnemers zijn dr. Lissy de Ridder en dr. Hankje Escher, beiden kinderarts met als specialisatie maag-, darm- en leverziekten. In hun werk behandelen ze dagelijks kinderen die lijden aan de heftige gevolgen van de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. De Ridder: “Onderzoek naar oorzaak, behandeling en genezing zorgt voor een beter inzicht in de ziekten. Er is weinig geld beschikbaar voor dit soort onderzoek, reden waarom we op zoek zijn gegaan naar alternatieve bronnen. Crocokids gaat ons helpen, in de toekomst nog meer onderzoek te kunnen doen.” Op www.crocokids.nl is alle informatie over dit goede doel beschikbaar. Crocokids is tevens actief op Facebook, Twitter en Hyves.
Patiënten met Colitis Ulcerosa (CU – chronische ontsteking van het darmslijmvlies) hebben baat bij het roken van sigaretten omdat bepaalde componenten uit sigarettenrook in het darmslijmvlies terechtkomen en daar beschermen tegen celdood door ontstekingsprocessen. Tot die conclusie komt Anouk Regeling in haar promotieonderzoek. Ook bestudeerde zij hoe sigarettenrook in een andere chronische darmziekte, de ziekte van Crohn (ZvC), het aangeboren afweersysteem en de darmflora beïnvloedt. Regeling deed onderzoek naar twee typen ontstekingsziekten in de darm: Colitis Ulcerosa en de Ziekte van Crohn. Het is nog onbekend waardoor deze ziekten ontstaan. Wel is inmiddels duidelijk dat een genetische gevoeligheid (aangeboren variaties in bepaalde genen) ten grondslag ligt aan de ziekten, maar dat juist omgevingsfactoren deze gevoeligheid en het beloop van de ziekte beïnvloeden. Een van die omgevingsfactoren is roken. Wetenschappers weten al langer dat roken de mate van ontstekingen bij patiënten met de ZvC verergert, maar bij CU opvallend genoeg een gunstig effect heeft op de darmontstekingen en zweren. Om dit tegengestelde effect te kunnen verklaren onderzocht Regeling wat er precies gebeurt op moleculair en cellulair niveau wanneer cellen van het darmslijmvlies en specifieke witte bloedcellen worden blootgesteld aan verschillende concentraties sigarettenrook. Regeling stelde vast dat sigarettenrook bepaalde eiwitten, die veelal betrokken zijn bij overleving van de cel, blijkt te veranderen. Deze eiwitten hebben een rol in het tegengaan van gereguleerde celdood. Met name heat shock eiwitten lijken hierin een belangrijke functie te hebben. Omdat CU wordt gekenmerkt door toegenomen celdood in de laag cellen dat de binnenkant van de darmen bekleedt, is de remmende werking op deze celdood door sigarettenrook gunstig. Ook treedt herstel van het darmslijmvlies op. Regeling wijst erop dat deze gunstige effecten niet beletten dat roken ook schadelijke effecten heeft elders in het lichaam. Anouk Regeling (1981) studeerde Moleculaire Biologie (MSc) aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Gastroenterologie en Hepatologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Regeling werkt als docent Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek aan de Hanzehogeschool Groningen.
Een ondertzoek uit 2009 (Guyonnet D, Schlumberger A, Mhamdi L, Jakob S, Chassany O.; Br J Nutr. 2009 Dec;102(11):1654-62. Epub 2009 Jul 22) heeft aangetoond dat probiotica kunnen worden gebruikt om de stoelgang te verbeteren of de transittijd te verminderen bij patienten met chronische darmontstekingen als collitis ulcerosa en de ziekte van Crohn. Extra data zijn echter nodig om het gebruik van specifieke probiotica ter verbetering van de darmgezondheid te ondersteunen.
De kosten van de behandeling van chronische darmontstekingen zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa dalen tot 2019 in Nederland met meer dan 25 procent (bijna € 500 miljoen). Deze conclusie trekt Mirjam Severs van het UMC Utrecht die vandaag, 8 juni, promoveert op een onderzoek naar de economische aspecten van chronische darmontstekingen. Dit komt vooral doordat in 2015 van dure biologische geneesmiddelen het patent is verlopen. Daardoor zijn er sinds die tijd goedkopere versies (zogenoemde biosimilars) beschikbaar voor de patiënten. De zorgkosten bij chronische darmontstekingen bestaan voor een steeds groter deel uit kosten van - dure - biologische geneesmiddelen, waarvan is gebleken dat ze erg effectief zijn. Enkele ervan (zoals infliximab) hebben hun patentbescherming verloren, waardoor ook andere fabrikanten het middel als biosimilar op de markt mogen brengen. Ondertussen neemt het gebruik van biologicals nog steeds toe omdat het aantal patiënten met chronische darmontstekingen blijft groeien. Bovendien laten studies zien dat als patiënten zo snel mogelijk na een heftige opvlamming beginnen met deze biologicals, het effect ervan het grootst is. Arts–onderzoeker Mirjam Severs onderzocht twee jaar lang de maatschappelijke kosten van chronische darmontstekingen in ongeveer 3.000 patiënten uit 14 Nederlandse ziekenhuizen. De jaarlijkse zorgkosten per patiënt waren bij de ziekte van Crohn € 7.800 en bij colitis ulcerosa €3.600. De kosten bleven in deze periode stabiel, ondanks een toename van het gebruik van dure geneesmiddelen. Mirjam Severs legt uit: “Behandeling met biologische geneesmiddelen leidt tot minder ziekenhuisopnames; daardoor blijven de totale zorgkosten gelijk.” Door de kosten en verwachte behandeltrends in een economisch analysemodel te stoppen, berekende Severs hoe de zorgkosten zich zullen ontwikkelen. “Onze simulatie laat zien dat de cumulatieve zorgkosten in Nederland van chronische darmontstekingen in de eerste 5 jaar (vanaf 2015 dus) na introductie van biosimilars naar verwachting met € 493 miljoen (van 1.732 naar 1.239 miljard euro) dalen. De belangrijkste drijvers hierbij zijn een verdere kostendaling van geneesmiddelen door toenemende marktcompetitie én een grotere bereidheid van artsen om over te stappen naar biosimilars vanwege hetzelfde positieve effect,” aldus Severs. Tineke Markus, directeur van de Crohn en Colitis Ulcerosa Vereniging Nederland: “Patiënten met chronische darmontstekingen komen door de komst van biologische geneesmiddelen minder vaak in het ziekenhuis terecht. Zij hebben een betere kwaliteit van leven gekregen. Belangrijk is dat patiënten samen met hun behandelaar beslissen over wat de beste medicatie is voor hun persoonlijke leven.” In Nederland lijden ongeveer 80 duizend mensen aan de ziekte van Crohn of aan colitis ulcerosa. Het aantal patiënten stijgt met ongeveer 1.000 per jaar en treft vooral jongvolwassenen. Chronische darmontstekingen hebben een grote impact op het leven van de patiënt (pijn, vermoeidheid, lagere levenskwaliteit) en zijn verantwoordelijk voor hoge zorgkosten (ziekenhuisopnames, dure geneesmiddelen) en hoge maatschappelijke kosten (lagere arbeidsparticipatie). Mirjam Severs (Eindhoven, 1988) promoveert op 8 juni 2017 aan de Universiteit Utrecht op het proefschrift “Societal and economic aspects of inflammatory bowel diseases”. Promotor is prof. dr. P.D. Siersema (Radboudumc, Nijmegen)). Copromotoren zijn dr. B. Oldenburg (UMC Utrecht) en dr. M-J.J. Mangen (RIVM, Bilthoven). Mirjam is in mei 2016 gestart met haar opleiding tot Maag- Darm en Leverarts in het UMC Utrecht.
Bron: UMC
Colitis ulcerosa is een ernstige, chronische ontsteking van de dikke darm waarbij ontstekingshaarden ontstaan. Deze ontstekingshaarden worden gekenmerkt door grote infiltraten met neutrofielen. Dit zijn immuuncellen die een grote rol spelen bij het opruimen van infecties. In de darm heeft het antilichaam Immunoglobuline A (IgA) een belangrijke functie bij de bescherming tegen binnendringende bacteriën. Dit eiwit is het meest voorkomende antilichaam in slijmvliesweefsels (zoals longen en darmen) en het opmerkelijke is dat de receptor voor IgA op neutrofielen, FcaRI, een krachtige activator is van deze immuuncellen. Lydia van der Steen heeft tijdens haar promotieonderzoek een niet eerder erkende rol geïdentificeerd voor FcaRI. Zij toonde aan dat het binden van IgA-complexen aan deze receptor neutrofielen zodanig activeert dat er een migratie-'loop' onstaat. Dit zorgt ervoor dat er extra neutrofielen worden aangetrokken, wat kan leiden tot een efficiënt opruimen van een infectie in de darm. Echter, er is ook aangetoond dat neutrofielen in de darm van colitis ulcerosa patiënten IgA-complexen hebben opgenomen. Deze observatie leidde tot de vraag of een afwijkend grote hoeveelheid IgA-complexen een rol zouden kunnen spelen in het ontstaan van ernstige weefselschade in colitis ulcerosa. In een diermodel is aangetoond dat FcaRI een cruciale rol speelt bij het verergeren van experimentele colitis door voortdurende neutrofielactivatie en infiltratie. Deze observaties vormen een belangrijke basis voor de ontwikkeling van medicijnen die kunnen worden ingezet voor de behandeling van colitis ulcerosa.
De ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en coeliakie zijn chronische ontstekingsziekten van de darm. Ze komen veel voor in de westerse wereld. Nagenoeg iedere Nederlander kent wel iemand met een van deze ziekten. Niettemin zijn de ziekten slecht behandelbaar. Patiënten zijn vaak aangewezen op een streng dieet of zware ontstekingsremmers, die veel bijwerkingen met zich meebrengen. Noortje Festen onderzocht de genetische risicofactoren die de kans op genoemde ziekten vergroten. Ze identificeerde meerdere nieuwe risicogenen voor de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, en ontdekte dat er overlap bestaat tussen de risicogenen voor de ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en coeliakie. Deze ontdekkingen vergroten het inzicht in het ontstaan van de ziekten en brengen daarmee een effectieve behandeling dichterbij. Om de behandelingen effectiever te maken en beter op de individuele patiënt af te kunnen stemmen, is echter nog wel verder onderzoek nodig naar het exacte effect van de gevonden risicogenen. Noortje Festen (Schiedam, 1983) studeerde geneeskunde in Groningen. Ze verrichtte haar onderzoek aan de afdelingen Genetica en Maag-, Darm- en Leverziekten van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en binnen onderzoeksschool GUIDE. Het onderzoek werd mede gefinancierd door NWO; kleine bijdragen kwamen van Ferring BV, Tramedico BV en MSD BV. Festen is in opleiding tot Maag-, Darm-, Leverarts in het UMCG.
Een medicijn uit de jaren vijftig is een goede behandeling voor patiënten met een chronische ontsteking van de dikke darm. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Dirk van Asseldonk, maag-, darm-, leverarts in opleiding. Van Asseldonk promoveert op 4 december bij VUmc. Het medicijn (tioguanine) werd al lange tijd gebruikt om de deling van cellen te remmen in allerlei andere ziektes, waaronder leukemie. Van Asseldonk en zijn collega's zijn een van de eersten die het gebruik van het medicijn hebben onderzocht bij colitis ulcerosa (een chronische ontsteking van de dikke darm). Hoewel andere medicijnen vooralsnog de voorkeur genieten, kan het gebruik van tioguanine als alternatief worden overwogen. De afgelopen jaren werd het gebruik van tioguanine afgeraden vanwege ernstige bijwerkingen. "Wij hebben gekeken of een lage dosis tioguanine toch een goede behandeling kon zijn voor patiënten met colitis ulcerosa", vertelt Van Asseldonk. "Bij deze lagere dosering bleken bijwerkingen van tioguanine weinig voor te komen. 80% van de patiënten was na 2 jaar nog steeds tevreden over het medicijn. Het is natuurlijk fantastisch dat we deze patiënten kunnen behandelen met een medicijn dat meer dan 50 jaar oud is. Ik hoop dat we door verder onderzoek ook andere bestaande medicijnen effectiever kunnen inzetten. Hiermee kunnen we ten eerste patiënten beter behandelen en ten tweede de kosten van de zorg drukken. Gebruik van nieuwe gepatenteerde medicatie is namelijk vaak zeer kostbaar." In hoge doseringen kan tioguanine leverschade veroorzaken. Om die reden hebben Van Asseldonk en zijn collega's de veiligheid van het medicijn onderzocht bij zowel patiënten met colitis ulcerosa als patiënten met de ziekte van Crohn. "Leverschade was te voorkomen door tioguanine in lagere doseringen voor te schrijven, zonder aanwijzingen voor verlies van effectiviteit", zegt Van Asseldonk. "Wij hopen door dit onderzoek patiënten en artsen meer vertrouwen te geven in het gebruik van tioguanine als alternatief medicijn tegen vervelende chronische darmziekten."
Tjibbe Gardenbroek: ‘Surgery for inflammatory bowel disease, crossing borders’. Minimaal invasieve chirurgie (kijkoperaties) kent voordelen ten opzichte van open operaties bij patiënten met ontstekingsziekten van de darm. Gardenbroek beveelt onder meer aan goed te kijken naar de timing van de operatie en het al dan niet aanleggen van een stoma na een ingreep. De promovendus keek naar nieuwe ontwikkelingen in de chirurgische behandeling van patiënten met de ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en familiaire adenomateuze polyposis (erfelijke aandoening waarbij honderden poliepen in de dikke darm voorkomen). Meestal worden deze patiënten met medicijnen behandeld, maar zo nu en dan is een operatie onvermijdelijk. Gardenbroek constateert dat de blinde darm mogelijk een rol speelt in colitis ulcerosa. Dit opent wegen naar onderzoek over nieuwe behandelmogelijkheden voor deze patiënten. Ten slotte heeft Gardenbroek gekeken naar het voorkomen van complicaties na chirurgie.
Een bloedtest kan voorspellen of mensen chronische darmontsteking krijgen. Dat concluderen onderzoekers van het UMC Utrecht in het tijdschrift Gut. Hiermee zijn mensen met een hoog risico op deze ziekte op te sporen, bijvoorbeeld in families van patiënten met een chronische darmontsteking. In het onderzoek haalden Utrechtse wetenschappers uit het grote Europese EPIC-onderzoek gegevens van 350.000 deelnemers. Van deze mensen hebben EPIC-onderzoekers leefgewoonten en gezondheid in kaart gebracht. Omdat darmontstekingen niet vanaf het begin bijgehouden zijn in EPIC, vergde het veel terugzoekwerk om patiënten met darmontstekingen te vinden. MDL-arts in opleiding en promovenda Fiona van Schaik zocht in het Nederlandse deel van EPIC naar patiënten met chronische darmontstekingen. In totaal spoorden de onderzoekers 244 patiënten op met de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. Vervolgens brachten Van Schaik en collega’s de concentraties van vier antistoffen in het bloed in verband met de chronische darmontsteking. Het blijkt mogelijk met deze bloedwaarden te voorspellen hoe groot de kans is dat een gezond iemand chronische darmontsteking krijgt. Een positieve uitslag betekent dat mensen hierop ruim vijf keer zoveel kans hebben als gemiddeld. De resultaten zijn 27 juli online verschenen in het tijdschrift Gut. De test lijkt niet bruikbaar om de hele bevolking te onderzoeken. Van Schaik en collega’s hebben de test zo ingericht dat hij niet vaak vals alarm slaat, maar wel iets vaker toekomstige patiënten mist. De test is daarom vooral bruikbaar om mensen te onderzoeken die een grote kans hebben op chronische darmontstekingen. Dat zijn voornamelijk eerstegraads familieleden van patiënten. “In het UMC Utrecht willen we familieleden van patiënten testen zodat we kunnen onderzoeken hoe chronische darmontstekingen ontstaan”, vertelt Van Schaik. “We weten dat erfelijkheid en voeding eraan bijdragen, maar eigenlijk snappen we helemaal niet goed hoe de ziekten precies ontstaan. Hiermee kunnen we ook preventieve behandelingen testen die de ziekte mogelijk voorkomen of minder erg maken.” Van Schaik is eerste auteur van het artikel en promoveert in november op chronische darmziekten. MDL-arts dr. Bas Oldenburg begeleidt haar promotie. In Nederland lijden zo’n 55.000 mensen aan de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. De ernst van de ziekten varieert sterk per persoon, maar het kan betekenen dat patiënten stukken darm kwijtraken. Patiënten lopen bovendien een verhoogd risico op darmkanker. De behandeling bestaat uit ontstekingsremmers.
Voorlichting aan patiënten met chronische darmontstekingen moet veel beter worden
De ruim 55.000 patiënten in Nederland met een chronische darmontsteking hebben hun aandoening beter onder controle als zij meebeslissen over hun behandeling. Om tot een weloverwogen besluit te komen, is het noodzakelijk dat zij voldoende kennis hebben over de ziekte, de behandeling en de risico"s ervan. Deze groep patiënten blijkt echter onvoldoende geïnformeerd te zijn. Judith Baars, onderzoeker van het Erasmus MC, concludeert dit in haar onderzoek waarop zij aanstaande vrijdag promoveert. Zij roept op tot een verbeterde voorlichting aan deze patiënten. De chronische darmontstekingen waarop Baars zich in haar onderzoek heeft gericht betreffen de ziekte van Crohn en "colitis ulcerosa". Bij de laatste aandoening bevindt de ontsteking zich alleen in de dikke darm, terwijl bij de ziekte van Crohn het gehele spijsverteringskanaal, van mond tot anus, aangetast kan zijn. Kenmerkend voor deze aandoeningen zijn de telkens terugkerende onvoorspelbare opvlammingen van de ziekte, die erg pijnlijk zijn. In het onderzoek van Baars geven de patiënten aan dat dit leidt tot een slechte kwaliteit van leven. De aandoening kan ook leiden tot diverse complicaties, zoals het ontstaan van darmkanker, bloedingen met bloedarmoede tot gevolg, vernauwingen van de darm, een gat in de darm, of complicaties als gevolg van het levenslang moeten gebruiken van zware medicijnen. Om de terugkerende opvlammingen en het ontwikkelen van complicaties te voorkomen, is het van groot belang dat patiënten trouw hun medicijnen innemen. Deze zogenoemde therapietrouw wordt veel groter op het moment dat patiënten actief worden betrokken in de besluitvorming over de ziekte en de behandeling ervan. Om een goede beslissing te kunnen nemen moeten ze echter wel voldoende kennis hebben over de ziekte, over de behandeling en de bijwerkingen daarvan en over de complicaties die kunnen ontstaan. Baars: "Uit mijn onderzoek blijkt nu dat deze patiënten onvoldoende op de hoogte zijn van hun ziekte, de behandeling en de daarbij horende risico"s. De meerderheid van de patiënten wist bijvoorbeeld niet waar de ontsteking zich in hun lichaam bevond. Verder had men een verkeerd beeld van de levensverwachting, van het risico op darmkanker en van de voordelen van bepaalde vormen van darmonderzoek. Daarnaast bleken patiënten de voordelen en risico"s van bepaalde medicijnen geheel verkeerd in te schatten." In het onderzoek van Baars geven patiënten met chronische darmontstekingen zelf ook aan een actieve rol te willen hebben in de besluitvorming rond hun behandelingsmogelijkheden. "Het is dan ook de uitdaging om in de toekomst de gezamenlijke besluitvorming van arts en patiënt in te voeren in de zorg aan patiënten met chronische darmontstekingen", aldus Baars. "Om dat goed te realiseren kom ik op basis van mijn onderzoek tot de conclusie dat deze patiënten beter moeten worden voorgelicht. Dat is noodzakelijk om hen op de juiste manier te kunnen betrekken in de besluitvorming rondom hun ziekte en de behandeling ervan." Een opvallende aanvullende uitkomst uit het onderzoek van Baars was overigens dat patiënten die lid zijn van de vereniging voor patiënten met de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa heel trouw zijn in het innemen van hun medicijnen. Baars: "We lijken hieruit te mogen concluderen dat lidmaatschap van een patiëntenvereniging de therapietrouw kan bevorderen."
De darm is een kunstig orgaan: door allerlei vouwen en darmvlokken is de oppervlakte van de darm enorm groot, zo ongeveer ter grootte van een tennisveld. Dit zorgt ervoor dat er voldoende oppervlakte is om voedsel en vocht op te nemen, maar ondertussen moet de darmwand er ook voor zorgen dat de bacteriën die zich in de darm bevinden niet het lichaam indringen. De scheiding tussen de buitenwereld (dus eigenlijk de binnenkant van de darm met alle bacteriën) en ons lichaam en ons eigen immuunsysteem is precies 1 cellaag dik. En daar bestaat er in het maagdarmstelsel een fascinerend evenwicht tussen ons afweersysteem enerzijds en de enorme hoeveelheid bacteriën anderzijds. Bij chronische darmziekten zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa ontstaat door een combinatie van erfelijke aanleg en omgevingsfactoren een verstoorde afweerreactie waarschijnlijk in reactie op de bacteriën in de darm. Het onderzoek naar de erfelijke component en de bacteriele flora in de darm leidt tot betere inzichten in het ontstaan van deze ziekten en in de toekomst tot aangrijpingspunten voor de behandeling of meer zorg op maat voor specifieke uitingen van de ziektes. Het vak van de maag-, darm- leverarts is hard gegroeid en er is nog steeds een groot tekort in Nederland met name ook in het noorden. Daarnaast zijn er bewegingen waarbij de druk alleen maar toeneemt; zoals het bevolkingsonderzoek naar darmkanker, steeds meer langdurige moeilijke endoscopische verrichtingen en bv. steeds complexere zorg voor Crohn en colitis ulcerosa patiënten. In het UMCG werken we binnen vijf speerpunten: i) de inflammatoire darmziekten en dunne darm transplantatie, ii) de (preventie en behandeling) van kwaadaardige ziekten, iii) de leverziekten en levertransplantatie, iv) de gecompliceerde ziekten van de alvleesklier en v) de geavanceerde endoscopieën. Voor al deze speerpunten zijn we een verwijscentrum voor alle noordelijke provincies en in sommige gevallen voor heel Nederland. We zullen hard moeten werken om de komende jaren zowel de complexe zorg in het UMCG te verzorgen, een excellent opleidings- en onderzoeks-klimaat te handhaven en de reguliere MDL zorg in de noordelijke provincies te waarborgen. Rinse Weersma (Delfzijl, 1972) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en volgde zijn opleiding tot maag-, darm- leverarts in het Martini Ziekenhuis Groningen, het Medisch Spectrum Twente in Enschede en het Universitair Medisch Centrum in Groningen. In 2007 promoveerde op het proefschrift Genetic Susceptibility for inflammatory bowel disease bij prof dr. J.H.Kleibeuker en prof dr. C. Wijmenga. Hij verwierf prestigieuze ZonMw klinische fellow en VIDI beurzen voor zijn onderzoek naar de erfelijke achtergrond van chronische darmontstekingen. In 2011 kreeg hij de “Rising Star in Gastroenterology” award van de Europese Gastroenterologie Federatie als meest veelbelovende onderzoeker onder de 40 jaar. In 2011 werd hij benoemd tot Universitair Hoofddocent en in 2013 tot hoogleraar in de Faculteit Medische Wetenschappen met de leeropdracht Maag-, Darm- en Leverziekten, i.h.b. complexe immuun-gemedieerde Maag-, Darm- en Leverziekten.
Van 163 plekken in het menselijk DNA was al bekend dat ze verband houden met twee ernstige ontstekingsziekten in de darm, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Samen verklaren die 163 gebieden ongeveer 15-25% van de totale erfelijkheid van deze ziekten. Karin Fransen identificeerde in haar promotieonderzoek twee nieuwe risicogebieden. Haar onderzoek helpt om de erfelijkheid van deze darmziekten beter te begrijpen. De ziekte van Crohn (CD) en colitis ulcerosa (CU) worden gekenmerkt door een chronisch terugkerende ontsteking van de darm. Waarschijnlijk reageert het lichaam bij patiënten met deze ziekte te agressief op normale darmflora. De ziekten zijn deels te verklaren door genetische factoren en deels door omgevingsfactoren. Dat betekent dat niet iedereen met een genetische variant ook daadwerkelijk ziek wordt. Onderzoekers willen daarom graag meer inzicht krijgen in welke erfelijkheidsfactoren een rol spelen en welke rol deze factoren spelen. In haar onderzoek naar ontbrekende erfelijkheidsfactoren ging Fransen uit van een aantal strategisch gekozen gebieden in het DNA. Zo ontdekte ze twee nieuwe plekken die geassocieerd zijn met een verhoogde kans op het ontwikkelen van CD of CU. Ze ontdekte eveneens dat varianten in het gen PTPN22 een verschillend effect hebben op het ziekterisico voor CD en CU. Fransen testte tot slot van een aantal risicogebieden of het risico anders is wanneer de genetische variant van de vader of van de moeder wordt geërfd. In de geteste gebieden vond ze daarvoor evenwel weinig aanknopingspunten. Karin Fransen (1984) studeerde Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Genetica en de afdeling Maag-darm-leverziekten van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Fransen werkt als MDL-arts in opleiding in het Scheper Ziekenhuis in Emmen.
Met behulp van de calprotectinetest in de ontlasting en vragenlijsten via internet kan de behandeling van ontstekingen in de darmen bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa op afstand gemonitord worden. Dat toont Anke Heida aan in haar proefschrift. Door deze tests periodiek uit te voeren kunnen onnodige darmkijkonderzoeken en ziekenhuisbezoeken van kinderen en tieners voorkomen worden. De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn aandoeningen die zich kenmerken door het komen en gaan van darmontstekingen. Als de ontstekingen opvlammen, moet de behandeling daarop aangepast worden om darmschade te voorkomen. Heida toont aan dat met behulp van ontlastingstesten (calprotectine en calgranuline C) snel kan worden herkend of een kind met chronische buikpijn en diarree een hoog of laag risico op een chronische darmontsteking heeft. Een arts kan zo eenvoudig bepalen welke kinderen een invasief kijkonderzoek van de darm (endoscopie) nodig hebben om het vermoeden op een chronische ontsteking te bevestigen. Daarnaast beschrijft Heida hoe kinderen met een chronische darmontsteking op afstand gemonitord kunnen worden. Het ontstekingseiwit calprotectine in de ontlasting begint al twee maanden voordat een kind klachten krijgt te stijgen. Als kinderen de ontlasting periodiek insturen naar het ziekenhuislaboratorium, en de vragenlijsten over hun symptomen invullen via internet, dan kunnen ze thuis in de gaten gehouden worden. Heida toont aan dat deze methode veilig is en goedkoper dan de gebruikelijke driemaandelijkse controle in het ziekenhuis. Patiënten zijn over deze methode erg tevreden. Ook heeft Heida beschreven dat patiënten zelf thuis het calprotectine in de ontlasting kunnen meten met een app op hun eigen telefoon. In de toekomst zou het combineren van de thuistest met de vragenlijst in een app de zorg mogelijk nog eenvoudiger en goedkoper kunnen maken. Anke Heida (1988) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Haar onderzoek valt binnen de onderzoekslijn Clinical epidemiology in paediatric gastroenterology bij het Center for liver, digestive and metabolic diseases binnen onderzoeksinstituut GUIDE. De titel van haar proefschrift luidt Patient-relevant outcomes of stool testing in pediatric inflammatory bowel disease.
Bron: RUG
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) heeft vanmiddag besloten een voorwaardelijke handelsvergunning te verlenen voor het geneesmiddel Thiosix (tioguanine). Dit geneesmiddel kan worden gebruikt voor de behandeling van de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa bij volwassenen. Het geneesmiddel kan gebruikt worden door patiënten die onvoldoende reageren op de reguliere medicatie bij ontstekingen aan de darmen (de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa). Tioguanine is al decennia in gebruik als werkzame stof in een geneesmiddel bij de behandeling van leukemie. Voor die toepassing wordt het op dit moment nog weinig gebruikt. Een aantal jaren geleden bleek dat deze werkzame stof ook geschikt was voor behandeling van bepaalde groepen patiënten met darmziekten. Bert Leufkens, voorzitter van het CBG: “Met registratie voor deze nieuwe indicatie geeft het CBG een impuls aan drug rediscovery. Het blijft bijzonder als we een bestaand middel kunnen registreren voor een andere indicatie. Ik ben blij dat het CBG dit geneesmiddel nu kan toelaten voor de behandeling van een groep darmpatiënten die onvoldoende baat hebben bij de bestaande geneesmiddelen. Met dit besluit kunnen we dit geneesmiddel blijven bewaken op kwaliteit, werkzaamheid en risico’s.’’ Achtergrond Na een uitvoerige afweging van de werkzaamheid tegen de risico’s heeft het CBG op 30 oktober 2014 vastgesteld dat er meer aanvullend onderzoek nodig is naar de werkzaamheid en effecten op de lange termijn. De voorwaarden waaraan dat aanvullend onderzoek moet voldoen zijn nu vastgesteld. Het CBG vertrouwt erop dat de gegevens voldoende antwoord zullen geven op de gestelde vragen. Na 1 jaar beoordeelt het CBG de tussentijdse resultaten.
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over het verlenen van handelsvergunningen voor 10 geneesmiddelen, waaronder 1 weesgeneesmiddel.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde)
- Cyltezo is een biosimilar van Humira (adalimumab) bestemd voor de behandeling van reumatoïde artritis, juveniele idiopathische artritis, axiale spondyloartritis, artritis psoriasis, psoriasis, plaque psoriasis bij pediatrische patiënten, hidradenitis suppurativa, ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en uveïtis.
- Elebrato Ellipta en Trelegy Ellipta zijn vaste dosis combinaties van fluticasonfuroaat, umeclidinium en vilanterol bestemd voor de onderhoudsbehandeling van matige tot ernstige chronische obstructieve pulmonaire ziekte (COPD) in patiënten die niet adequaat worden behandeld door een combinatie van een inhalatiecorticosteroïde en een langwerkende beta2-agonist.
- Nyxoid (naloxon) is een opioïde antagonist bestemd voor de behandeling van een bekende of vermoede overdosering van opioïden, zich manifesterend door ademhaling en/of depressie van het centraal zenuwstelsel. Zubsolv (buprenorfine / naloxon) is een combinatie van een opioïdagonist en een opioïdantagonist bestemd voor de behandeling van afhankelijkheid van opioïden, binnen een kader van medische, sociale en psychologische behandeling.
Nyxoid en Zubsolv zijn hybride aanvragen. Dit betekent dat de handelsvergunning voor een deel gebaseerd was op de resultaten van preklinische testen en klinische onderzoeken met een referentiegeneesmiddel en voor een deel op nieuwe gegevens. - Ontruzant (trastuzumab) is een biosimilar bestemd voor de behandeling van borstkanker in een vroeg stadium of gemetastaseerde borstkanker en gemetastaseerde maagkanker. Ontruzant is de eerste biosimilar met trastuzumab dat van de CHMP een positief advies krijgt.
- Tookad (padeliporfine) is bestemd als monotherapie voor de fotodynamische behandeling van niet eerder behandeld, unilateraal, laag risico adenocarcinoom van de prostaat met specifieke kenmerken van de patiënt en de tumor die beschreven staan in de IB tekst.
- Tremfya (guselkumab) is een gehumaniseerd IgG1-monoklonaal-antilichaam dat de werking van interleukine-23 (IL-23) blokkeert bestemd voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische therapie.
- VeraSeal (humaan fibrinogeen / humaan trombine) is een weefsellijm bestemd als chirurgie-ondersteunende behandeling in volwassenen in het geval dat standaard chirurgische technieken niet volstaan. Het wordt gebruikt bij de verbetering van de bloedstolling en als ondersteuning van de hechtingen bij vasculaire chirurgie.
- Zejula (niraparib) is een antineoplastisch weesgeneesmiddel en als monotherapie bestemd voor de onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met platina-gevoelig recidief hooggradig sereus epitheel ovariumkanker, eileiderkanker of primaire peritoneaal kanker in response (compleet of partieel) na platina-gebaseerde chemotherapie.
Aanpassing van therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de uitbreiding van de indicaties voor:
- Benlysta (belimumab) is een humaan IgG1λ monoklonaal antilichaam en is nu ook beschikbaar als een oplossing voor injectie voor subcutaan gebruik.
- Firazyr (icatibant) is een selectieve bradykinine B2 receptor antagonist en is nu ook beschikbaar voor kinderen vanaf 2 jaar.
- Stribild (elvitegravir / cobicistat / emtricitabine / tenofovir disoproxil) is een antiretroviraal middel en is nu ook beschikbaar voor adolescenten van 12 tot en met 18 jaar met een gewicht vanaf 35 kg.
- Tasigna (nilotinib) is nu ook bestemd voor de behandeling van pediatrische patiënten met nieuw gediagnostiseerde Philadelphia-chromosoom positieve chronische myeloide leukemie (CML) in de chronische fase. Het middel is ook bestemd voor pediatrische patiënten met chronische fase Philadelphia-chromosoom positieve CML met resistentie of intolerantie voor eerdere therapie, inclusief imatinib.
Uitkomst herbeoordeling negatieve adviezen voor nieuwe geneesmiddelen
De aanvragers voor Adlumiz (anamorelinehydrochloride), Humane IgG1 monoklonale antistof specifiek voor humane interleukine-1 alfa XBiotech (humane IgG1 monoklonale antistof specifiek voor humane interleukine-1 alfa) en Masipro (masitinib) hebben herbeoordelingen aangevraagd van de negatieve adviezen voor deze geneesmiddelen tijdens de vergadering van mei 2017. Het comité heeft de eerste adviezen opnieuw beoordeeld en bevestigt de adviezen, die eerder zijn uitgebracht, om geen handelsvergunning voor deze geneesmiddelen te verlenen.
Het comité geeft verder een negatief advies voor een aanpassing van de therapeutische indicatie van Raxone.
Intrekking van aanvragen
De aanvragen voor de handelsvergunning voor Fulphila (pegfilgrastim), Ogivri (trastuzumab) en Tigecycline Accord (tigecycline) zijn ingetrokken.
Fulphila zou bestemd zijn voor de vermindering van neutropenie bij patiënten die kankerbehandelingen krijgen.
Ogivri zou bestemd zijn voor de behandeling van borstkanker en maagkanker.
Tigecycline Accord zou bestemd zijn voor de behandeling van gecompliceerde infecties van huid en weke delen (cSSTI), uitgezonderd diabetische voetinfecties en gecompliceerde intra-abdominale infecties (cIAI).
Een aanvraag om de indicatie van Opdivo (nivolumab) uit te breiden naar de behandeling van leverkanker is eveneens ingetrokken.
Uitkomst heronderzoek factor VIII geneesmiddelen
De CHMP concludeert dat er geen duidelijk en consistent bewijs is van een verschil in de ontwikkeling van remmers tussen de twee klassen factor VIII-geneesmiddelen. Dit zijn geneesmiddelen verkregen uit plasma en geneesmiddelen gemaakt met behulp van recombinant-DNA-technologie.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Committee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 11-14 september 2017. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
Patiënten die vermoeden dat ze de ziekte van Crohn hebben, of een andere chronische darmontsteking, hoeven in de toekomst niet standaard een vervelende coloscopie te ondergaan. Met de nieuwe techniek IS-pro volstaat een poepmonster. Darmonderzoek is dan alleen nodig wanneer er echt sterke verdenkingen zijn. Bovendien is de supersnelle test in elk ziekenhuis en in elk laboratorium toe te passen, en dat is uniek. In het vandaag verschenen magazine VUmc de specialist vertelt arts en medisch microbioloog dr. Dries Budding over de techniek die de weg baant voor een compleet nieuwe tak van diagnostiek. 'De techniek IS-pro maakt de diagnose voor patiënten met vermoedelijk inflammatory bowel disease (IBD) en artsen simpeler. In plaats van een gang naar de MDL-arts, een coloscopie en een dagenlange bacteriekweek, kan de huisarts nu een poepmonster opsturen waarmee in bijna negen van de tien keer IBD is uit te sluiten. En alleen als een monster IBD aantoont, gaat een patiënt door naar de MDL-arts voor een coloscopisch onderzoek.' Dr. Dries Budding is zeer enthousiast over de mogelijkheden die de in VUmc ontwikkelde techniek IS-pro biedt voor patiënten met ernstige darmklachten en artsen. De poeptest is gebaseerd op de samenstelling van de bacteriën in de darm, die anders is bij patiënten met een chronische darmontsteking dan bij gezonde mensen. Door de techniek kunnen patiënten met de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa tijdig starten met therapie. Bovendien is het verloop van de aandoeningen beter en eenvoudiger te monitoren, wat zeer belangrijk is bij chronische darmontstekingen. Voor een diagnostische test is het essentieel dat hij makkelijk en overal reproduceerbaar is. Echter, bij tests op basis van bacteriënanalyse is dat zeer lastig voor elkaar te krijgen. De poeptest is de eerste test van zijn soort waarbij aangetoond is dat hij in elk ziekenhuis en in elk laboratorium is toe te passen, en dat baant de weg voor een hele nieuwe tak van diagnostiek. Budding: 'Er moeten nog wel een aantal stappen tot certificering gezet worden om toestemming te krijgen voor algemene toepassing van de diagnostische test in Europese ziekenhuizen'.
bron: EUR
Help ons onderzoek naar een betere behandeling van chronische darmziektes. In Nederland hebben ongeveer 80.000 mensen een inflammatoire darmziektes, zoals de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. Mensen met deze chronische darmziektes hebben gedurende hun hele leven in meer of mindere mate last van klachten zoals buikpijn, dunne ontlasting en vermoeidheid. Daarnaast kan de darm zo ziek worden dat ze in het ziekenhuis belanden of zelfs geopereerd moeten worden. "Maakt het uit wat ik eet", is de meest gestelde vraag op de polikliniek. Het eerlijke antwoord is dat we dat niet weten of mensen met chronische darmziektes met hun dieet het beloop van de ziekte kunnen beïnvloeden. Echter, circa 60% van de patienten prefereert een dieet boven behandeling van de ziekte met medicijnen. Samen met studenten van de diëtiek-opleiding van de hogeschool in Den Haag en diëtisten uit het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) hebben wij een dieet en bijbehorend kookboek ontwikkeld voor patiënten met deze darmziektes. Het LUMC-dieet heeft veel overeenkomsten met de Mediterrane keuken en ook de specerij Kurkuma neemt een belangrijke plaats in. Wij willen onderzoeken of patiënten met chronische darmziektes baat hebben bij het volgen van ons dieet. Binnen het wetenschappelijk onderzoek zullen 40 patiënten met chronische darmziektes het dieet volgen met behulp van een dietist in het LUMC en het kookboek, terwijl 40 andere patiënten met dezelfde darmziektes hun huidige eetpatroon voortzetten. We bestuderen bij deze twee groepen of de symptomen van de ziekte en de kwaliteit van leven veranderen. Ook willen we kijken of het dieet invloed heeft op de ontstekingscellen en signaalstofjes in het bloed en de ontlasting. Om dit te doen moeten we bloed van patiënten in het laboratorium analyseren. Op deze manier kunnen we kijken of voeding ook echt een rol kan spelen! Help patiënten met een chronische darmziekte en steun ons onderzoek! Namens de patiënten hartelijk dank!
Bron: LUMC
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over het verlenen van handelsvergunningen voor 6 geneesmiddelen, waaronder 2 geneesmiddelen voor een chronische infectie met het hepatitis C-virus.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde)
- Fotivda (tivozanib) is een vasculair endotheel groeifactor receptor (VEGFR) kinase remmer en bestemd voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met gevorderde niercelkanker. Ook is het middel bestemd voor volwassen patiënten met ziekteprogressie na één eerdere behandeling met cytokine therapie voor gevorderde niercelkanker en die niet eerder behandeld zijn met een VEGF en mTOR remmer.
- Kisqali (ribociclib) is een cycline-afhankelijk kinase 4 en 6 (CDK4/6) remmer en in combinatie met een aromatase remmer bestemd voor de behandeling van postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptor (HR) positieve, humane epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2) negatieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker als initiële endocrien-gebaseerde therapie.
- Mavenclad (cladribine) is een purine-analoog en bestemd voor de behandeling van zeer actieve relapsing multiple sclerose vastgesteld door klinische testen of beeldvormende technieken.
- Maviret (glecaprevir / pibrentasvir) en Vosevi (sofosbuvir / velpatasvir / voxilaprevir) zijn nieuwe combinatiebehandelingen bestemd voor de behandeling van chronische hepatitis C (CHC). Beide geneesmiddelen zijn beoordeeld volgens de versnelde beoordelingsprocedure van de EU.
- Imraldi ((biosimilar van Humera, adalimumab) is bestemd voor de behandeling van patiënten met reumatoïde artritis, juveniele idiopathische artritis, axiale spondyloartritis, artritis psoriatica, psoriasis, plaque psoriasis bij kinderen, hidradenitis suppurativa, ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en uveïtis.
Aanpassing therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de uitbreiding van de indicaties voor:
- Faslodex (fulvestrant) is een oestrogeenreceptorantagonist en nu ook bestemd voor de behandeling van postmenopauzale vrouwen met oestrogeenreceptor positieve, lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker die eerder niet behandeld zijn met endocriene therapie.
- Harvoni (sofosbuvir / ledipasvir acetonsolvaat) is een combinatie van een NS5A remmer en een NS5B polymerase remmer en nu ook bestemd voor de behandeling van chronische hepatitis C (CHC) bij adolescenten (12 tot 18 jaar).
- Kaletra (lopinavir en ritonavir) is een combinatie van twee proteaseremmers en bestemd voor de behandeling van met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv-1) en nu ook bestemd voor de behandeling van kinderen ouder dan 14 dagen.
- Mimpara (cinacalcethydrochloride) is een calcium regulator en nu ook bestemd voor de behandeling van secundaire hyperparathyreoïdie (HPT) bij kinderen vanaf 3 jaar met ernstig nierfalen (End-Stage Renal Disease; ESRD) die gedialyseerd worden.
- Orencia (abatacept) is een immunosupressivum en nu ook bestemd voor, alleen of in combinatie met MTX , de behandeling van actieve psoriatische artritis onvoldoende reagerend op DMARD-therapie, waaronder MTX, en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidletsels niet noodzakelijk is.
- Soliris (eculizumab) is een gehumaniseerd monoklonaal IgG2/4k antichaam en nu ook bestemd voor refractaire gegeneraliseerde myasthenia gravis (gMG) bij patiënten die anti-acetylcholine receptor (AChR) antilichaam positief zijn.
- SonoVue (zwavelhexafluoride) is een echocardiografisch contrastmiddel en nu ook bestemd voor gebruik in ultrasonografie bij pediatrische patiënten tot 18 jaar om een vesicoureterale reflux te detecteren.
- Stivarga (regorafenib) is een brede kinase remmer en nu ook bestemd als monotherapie voor de behandeling van patiënten met hepatocellulair carcinoom die eerder zijn behandeld met sorafenib.
- Victoza (liraglutide) is een GLP-1 analoog bestemd voor de behandeling van diabetes mellitus type 2. Op basis van de resultaten van de LEADER-studie is de indicatie enigszins gewijzigd. De resultaten van de studie staan beschreven in sectie 5.1 van de productinformatie.
Intrekking van aanvragen
De aanvragen voor een handelsvergunning voor Elmisol (levamisol) en Zafiride (NGR-menselijke tumornecrosefactor alfa) zijn ingetrokken.
Elmisol zou bestemd zijn voor de behandeling van een steroïd gevoelig nefrotisch syndroom (SSNS) bij kinderen en adolescenten van 2 jaar tot 18 jaar.
Zafiride zou bestemd zijn voor de behandeling van gevorderde maligne pleuramesothelioom, een kanker van het longvlies die meestal wordt veroorzaakt door blootstelling aan asbest.
Uitkomst herbeoordeling Symbioflor 2
De CHMP concludeerde dat Symbioflor 2 gebruikt kan blijven worden voor de behandeling van prikkelbare darm syndroom bij volwassenen. Het geneesmiddel dient echter niet breder te worden gebruikt voor de behandeling van functionele gastro-intestinale aandoeningen. Deze groep aandoeningen met verschillende oorzaken vergen een andere behandelingsaanpak.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 19-22 juni 2017. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
De winden van rokers ruiken anders dan die van mensen die zijn gestopt met sigaretten of die nooit hebben gerookt. Dat is de conclusie van een studie uitgevoerd door VUmc-onderzoekers. Zij maakten daarbij gebruik van een zogenaamde eNose, een elektronische neus. De resultaten zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Clinical Gastroenterology and Hepatology. Roken heeft invloed op de 'fecale vluchtige organische verbindingen' (de VOCs), lees: de inhoud van de scheet. VUmc-onderzoekers hebben voor het eerst aangetoond dat de darmgassen van actieve-rokers een andere geur hebben dan die van gestopte-rokers en dan die van nooit-rokers (zie onderstaande grafiek). Dat wijst erop dat de bacteriën of hun functie in de dikke darm (het microbioom) veranderen onder invloed van roken. Deze bacteriën zijn namelijk verantwoordelijk voor een groot deel van de gevormde lucht in de darm. Een verandering in de samenstelling of werking van de darmbacteriën zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor het feit dat rokers meer darmaandoeningen hebben. En ook voor het gegeven dat rokende patiënten juist minder last hebben van de darmontsteking colitis ulcerosa. Onderzoeker en MDL-arts Nanne de Boer: "Het is onderzoek met een glimlach, maar het heeft ook een serieuze component. We wisten al dat je geur kunt gebruiken om darmziekten op te sporen. Roken heeft op deze metingen dus een belangrijke invloed, waarschijnlijk omdat het microbioom verandert of anders functioneert door het roken. Is dat dan misschien het onderliggende mechanisme waarom roken vaak slecht is voor je darmen?"" De onderzoekers gebruikten een elektronische neus (eNose) om aan de ontlasting van rokers, gestopte rokers en niet-rokers te 'snuffelen'. De eNose is een apparaat dat net zo werkt als een echte neus: het kan geurprofielen onderscheiden in lucht. Daartoe worden monsters ontlasting verwarmd tot lichaamstemperatuur en wordt de vrijgekomen damp langs de eNose geleid.
Bron: VUmc
De langdurige blootstelling aan perfluoroctaanzuur (PFOA) in het verleden heeft bij omwonenden van de DuPont/Chemours fabriek mogelijk gezondheidseffecten veroorzaakt. Dit mede omdat het aannemelijk is dat de concentraties PFOA in bloed in het verleden aanzienlijk hoger zijn geweest dan nu worden gemeten. De uitkomst van het bloedonderzoek bevestigt de eerdere modelberekeningen. Omwonenden die lang dichtbij de fabriek wonen hebben hogere concentraties PFOA in bloed dan bewoners die verder weg wonen of minder lang in de omgeving wonen. Deze resultaten zijn in lijn met een eerdere risicoschatting van het RIVM uit 2016. Hierbij werd berekend dat het waarschijnlijk is dat de gezondheidskundige grenswaarde voor PFOA langdurig is overschreden. Uit een analyse van diverse epidemiologische studies blijkt dat er relaties zijn tussen ongewenste veranderingen in het lichaam en de PFOA concentratie in het bloed. Veranderingen worden al waargenomen vanaf relatief lage PFOA bloedconcentraties zoals die voorkomen bij de algemene bevolking. Een relatie is het meest waarschijnlijk voor veranderingen in cholesterol, leverenzymen en geboortegewicht. In de wetenschap is nog veel onzekerheid bij welke bloedconcentraties deze ongewenste veranderingen in het lichaam optreden. Op basis van de beschikbare epidemiologische informatie is het niet mogelijk een oorzakelijk verband aan te tonen tussen de ongewenste veranderingen en PFOA blootstelling. Het RIVM verwacht dat een (individueel) gezondheidsonderzoek onder omwonenden weinig tot geen gezondheidswinst oplevert voor de omwonenden. Herkenning en behandeling van de ongewenste veranderingen in het lichaam die mogelijk als gevolg van PFOA blootstelling optreden, worden in sommige gevallen al ondervangen door standaard controles. De mogelijke ernstige gezondheidseffecten (zoals nierkanker, testiskanker en colitis ulcerosa) komen heel weinig voor. Hierdoor is de kans klein dat bij een screening op deze ziektes extra nieuwe gevallen zullen worden opgespoord. Een aantal van de mogelijke ongewenste veranderingen veroorzaken gezondheidseffecten die men tijdig met de huisarts zal bespreken. Mensen die zich zorgen maken over hun gezondheid wordt aangeraden contact op te nemen met hun huisarts.
Bron: RIVM
drs. Dennis R. Wong, "Thiopurines in inflammatory Bowel Diseases". Aan patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa worden vaak thiopurines als onderhoudsbehandeling (azathioprine en 6-mercaptopurine) voorgeschreven. Bij de afbraak van thiopurines ontstaan 6-TGN, die van belang zijn voor het therapeutisch effect, maar ook schadelijk kunnen zijn voor de witte bloedcellen, en de 6-MMPR metabolieten die veelal leiden tot het vroegtijdig staken van de behandeling door het optreden van leverschade en vervelende bijwerkingen, zoals misselijkheid en braken. Dit proefschrift beschrijft een onderzoek naar het nut van het meten van deze afbraakproducten. Het meten van deze afbraakproducten na één week van de behandeling voorspelt het optreden van deze bijwerkingen. Er blijkt dat er vaak sprake is van een te lage dosering en verder is één op de zes patiënten therapie-ontrouw. De meting van afbraakproducten biedt belangrijke mogelijkheden ter verbetering van de effectiviteit en veiligheid van thiopurines.
Marc van der Schee: ‘The volatile metabolome and microbiome in pulmonary and gastro-intestinal disease’. De analyse van vluchtige afbraakstoffen in de uitgeademde lucht of de ontlasting van patiënten biedt mogelijkheden voor diagnose, monitoring en screening van een aantal ziekten. Maar de techniek is nog niet zo ver ontwikkeld om direct toegepast te worden in de kliniek. In zijn proefschrift zegt Van der Schee dat het belangrijk is de volgende stap te zetten om uit te zoeken welke stoffen verantwoordelijk zijn en hoe de techniek gevoeliger is te maken. De promovendus heeft zich bij zijn onderzoek gericht op long- en darmziekten. Hij heeft gekozen voor een scala aan aandoeningen om de volledige potentie van de techniek te kunnen evalueren. Voor de screening heeft hij gekeken naar longkanker, asbest gerelateerde longkanker en een longinfectie door de schimmel aspergillose. Bij de monitoring van ziekten ging zijn aandacht uit naar taaislijmziekte, astma, de ziekte van Crohn/colitis ulcerosa en voor de prognose van het ziekteverloop naar astma bij jonge kinderen. Van der Schee stelt dat de analyse van vluchtige stoffen een grote impact kan hebben. Hij verwacht dat het ‘ruiken’ aan ontlasting op de korte termijn iets eerder bruikbaar is voor patiënten dan de analyse van uitgeademde lucht. Als vervolg werkt de promovendus aan meerdere studies om de techniek te verbeteren en inzicht te krijgen in de exacte origine van deze vluchtige stoffen. Met deze kennis tracht hij de vertaalslag naar de praktijk te maken.
De chronische darmontstekingsziekte colitis ulcerosa wordt vaak behandeld met het afweer onderdrukkende medicijn thiopurine. Helaas is deze therapie niet altijd effectief. ZonMw heeft een subsidie van ruim 330.000,- euro toegekend aan MDL-artsen Nanne de Boer (VUmc) en Marc Löwenberg (AMC) om samen een Nederlandse multicenter studie te doen naar de doelmatigheid van thiopurine therapie. In de apotheek van VUmc wordt de bloedspiegel gemeten om vervolgens met deze uitslag de thiopurine therapie eventueel bij te sturen. "Ik denk dat er veel winst voor de patiënt is te halen als we het medicijn aanbieden in combinatie met een controle van zijn of haar bloedspiegel. Dit zal waarschijnlijk minder bijwerkingen en meer effect geven", aldus de Boer.
De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn chronische ontstekingsziekten van de darm (IBD). IBD-patiënten hebben vaak klachten zoals buikpijn en diarree. De eerste keus in behandeling van IBD-patiënten bestaat uit een therapie met medicijnen uit de groep 'thiopurines'. Echter, de helft van de IBD-patiënten stopt met deze thiopurine-therapie in verband met bijwerkingen of omdat het medicijn niet werkt. Margien Seinen deed onderzoek naar het optimaliseren van thiopurine-therapie voor IBD-patiënten. Ze promoveert 21 december bij VUmc. Thiopurines moeten in het lichaam worden omgezet tot een effectieve stof, daarbij wordt ook bijstof gevormd. Een groep patiënten met een afwijkend metabolisme zet het medicijn met name om in schadelijke niet-effectieve bijstof. Hierdoor heeft deze groep patiënten een hoger risico op bijwerkingen en een grotere kans dat het medicijn niet werkt. Om de thiopurine-therapie in deze groep patiënten te optimaliseren bestudeerde Seinen een aantal strategieën. Zo blijkt het toevoegen van het medicijn allopurinol, naast de thiopurine, effectief en goed te worden verdragen. Een tweede strategie om thiopurine-therapie te optimaliseren, is switchen naar het medicijn tioguanine, een ander medicijn uit de groep 'thiopurines'. In een groep IBD-patiënten met een afwijkend thiopurine-metabolisme die daarbij bijwerkingen in de lever ontwikkelden is overgestapt op een tioguanine-therapie. Tioguanine-therapie werd over het algemeen goed getolereerd door de patiënten en de bijwerkingen in de lever verdwenen in het merendeel van de patiënten. Om te kunnen voorspellen bij welke patiënten thiopurine-therapie effectief zal zijn, zochten Seinen en haar collega's naar een nieuwe biomarker in het bloed. Het eiwit Rac1 is hier mogelijk een goede biomarker voor.
Bron: VUmc
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over het verlenen van handelsvergunningen voor zes geneesmiddelen, waaronder twee biosimilars.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde)
- Amgevita en Solymbic (adalimumab) zijn beide biosimilars van Humira en bestemd voor de behandeling van patiënten met reumatoïde artritis, juveniele idiopathische artritis, axiale spondyloartritis, artritis psoriatica, psoriasis, plaque psoriasis bij kinderen, hidradenitis suppurativa, ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en uveïtis.
- Jylamvo (methotrexaat), nu ook beschikbaar als orale oplossing, is bestemd voor de behandeling van actieve reumatoïde artritis bij volwassenen, polyartritische vormen van ernstige, actieve juveniele idiopathische artritis, wanneer de respons op NSAID’s (niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen) onvoldoende is gebleken. Daarnaast is het middel bestemd voor ernstige, therapieresistente, invaliderende psoriasis die niet adequaat reageert op andere vormen van behandeling zoals fototherapie, PUVA en retinoïden; ernstige artritis psoriatica bij volwassenen en voor de onderhoudsbehandeling van acute lymfatische leukemie (ALL) bij volwassenen, adolescenten en kinderen van 3 jaar en ouder.
- Xeljanz (tofacitinib),een Janus kinase (JAK) remmer, is bestemd voor de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen die onvoldoende reageren op, of die intolerant zijn voor één of meer disease-modifying anti-rheumatic drugs (DMARDs). Xeljanz moet gegeven worden in combinatie met methotrexaat, maar kan ook als monotherapie worden gegeven wanneer behandeling met methotrexaat ongeschikt is.
Aanpassing therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de uitbreiding van de indicaties voor:
- Revlimid (lenalidomide) is een immunomodulerend middel en nu ook bestemd als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassenen met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die autologe stamceltransplantatie hebben ondergaan.
- Synjardy (metformine/empagliflozine) is een combinatie van metformine met een SGLT2-remmer. Op basis van de resultaten van de EMPA-REG-studie is de indicatie enigszins gewijzigd en de resultaten van de studie staan beschreven in sectie 5.1 van de productinformatie.
Intrekking van aanvragen
De aanvragen voor de handelsvergunningen van de volgende producten zijn ingetrokken:
- Zioxtenzo (pegfilgrastim) is een biosimilar van Neulasta en zou bestemd zijn voor de behandeling van neutropenie bij kankerpatiënten.
Een aanvraag voor de uitbreiding van de indicatie van Xgeva (denosumab), voor de behandeling van hypercalciëmie ten gevolge van maligniteit (hoge calciumwaarden in het bloed veroorzaakt door kanker), is ingetrokken.
Herbeoordeling dienogest/ethinylestradiol afgerond
De CHMP adviseert dat geneesmiddelen met een combinatie van dienogest 2 mg en ethinylestradiol 0,03 mg gebruikt kunnen blijven worden voor de behandeling van matig ernstige acne, wanneer passende behandelingen op de huid of orale antibiotica niet werkten. Deze geneesmiddelen, die ook zijn goedgekeurd als hormonale anticonceptiva, mogen alleen worden gebruikt bij vrouwen die kiezen voor orale anticonceptie.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 23 - 26 januari 2017. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
Onderzoek lijkt stap vooruit in behandeling patiënten met Prikkelbare Darmsyndroom. Onderzoekers van de afdeling Maag-, Lever- en Darmziekten van het Erasmus MC hebben ontdekt dat het afweersysteem in de darmen een stofje aanmaakt dat ervoor zorgt dat de miljarden bacteriën die in de darmen leven daar ‘liefdevol’ worden gekoesterd. Zij publiceren over dit biochemische proces in de nieuwste editie van het toonaangevende wetenschappelijk tijdschrift Immunity dat morgen, op Valentijnsdag, verschijnt. Maikel Peppelenbosch, hoofd van het MDL-laboratorium, beschrijft in het artikel dat bij de afbraak van het aminozuur tryptofaan een stof vrijkomt die het afweersysteem vertelt dat het verdraagzaam moet reageren op de darmbacteriën. ,,Een van de afbraakproducten van tryptofaan, kynurenine, blijkt als een liefdesdrankje te werken voor de dendritische cellen van het afweersysteem. Die geven onder invloed van kynurenine de boodschap af dat het afweersysteem de darmcellen met rust mag laten.’ Tryptofaan is een van de stoffen die het lichaam nodig heeft voor de aanmaak van de tienduizenden soorten eiwitten in het lichaam. Die zijn op hun beurt nodig voor de aanleg van de talloze typen lichaamscellen. Tryptofaan komt onder andere voor in vlees, bananen, brood en kaas. Hoge gehaltes tryptofaan zitten ook in bewerkte vleessoorten zoals gedroogde salami. In de hersenen zorgt de afbraak van tryptofaan voor de aanmaak van serotonine. Serotonine staat al lang bekend als ‘love hormone’. De ontdekking van het effect van het ‘liefdesstofje’ in de darmen kan een stap vooruit zijn voor de behandeling van mensen met darmaandoeningen zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Maar ook voor de talloze patiënten met het vaak onbegrepen Prikkelbare Darmsyndroom. Bij deze patiëntencategorieën reageert het afweersysteem juist veel te fanatiek op de darmflora. Het Prikkelbare Darmsyndroom is een omvangrijk probleem in Nederland. Schattingen lopen uiteen, maar gedacht wordt dat vijf tot twintig procent van de Nederlanders er in min of meerdere mate last van heeft. ,,Bij mensen met het Prikkelbare Darmsyndroom viel het al op dat ze relatief vaak producten als gedroogde worstjes eten,’’ vertelt Peppelenbosch. ,,Wellicht blijkt daaruit dat deze patiënten een soort natuurlijke behoefte hebben aan veel tryptofaan omdat bij de afbraak ervan kynurenine vrij komt.’ De oorzaak van het Prikkelbare Darmsyndroom blijft bij het merendeel van de patiënten onbegrepen. ,,Er werd wel eens gedacht dat het syndroom vooral tussen de oren zit. De darmen lijken nu eenmaal zeer gevoelig voor stress. Maar met deze ontdekking lijkt het bewijs geleverd dat het wel degelijk in de darmen zit.’’ Vervolgonderzoek zal meer duidelijkheid moeten geven over de behoefte aan tryptofaanrijk voedsel die patiënten met Prikkelbare Darmsyndroom vaak aan den dag leggen. Ook zal moeten worden onderzocht hoe de ontrafeling van dit biochemische proces kan helpen bij het vinden van nieuwe geneesmiddelen voor darmziekten. Peppelenbosch voerde de studie uit in nauwe samenwerking met zijn Italiaanse collega Ursula Grohmann van de Universiteit van Perugia. Het artikel is te vinden op de website van Immunity.
Bron: Erasmus MC
Het dagelijks innemen van een pilletje vitamine B2 (riboflavine) draagt bij aan een verhoging van de hoeveelheid Faecalibacterium prausnitzii, een darmbacterie die ziekteverwekkers verdrijft en de groei van goede bacteriën stimuleert. Dat ontdekte Mehdi Sadaghian in zijn promotieonderzoek, dat erop gericht was om therapieën te vinden voor patiënten met chronische darmontsteking. Onze darmen bevatten een grote verscheidenheid aan micro-organismen (microbiota) die belangrijk zijn voor het verteren van voedsel en de ontwikkeling van een goed immuunsysteem. Bij mensen met een chronische darmontsteking, zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, is de microbiële samenstelling “uit balans”. Hun darmen bevatten in verhouding te veel ziekteverwekkers. Om te zien wat precies het verschil is in microbiota van mensen met en zonder chronische darmontsteking, vergeleek Sadaghian de verhouding tussen verschillende darmbacteriën in de ontlasting van beide groepen. De promovendus ontdekte dat er maar liefst drie subgroepen bestaan van de darmbacterie F. prausnitzii. Iedere subgroep komt op een andere plek in de ontlasting voor en verdrijft daar bepaalde ziekteverwekkers of helpt de groei van goede bacteriën te stimuleren. Sadaghian concludeert ook dat de hoeveelheid van deze darmbacterie kan worden verhoogd door dagelijks vitamine B2 te slikken. Bepaalde erfelijke factoren (variaties in het ATG16L1 gen), zo ontdekte Sadaghian verder, leiden tot een toename van ziekteverwekkers in de ontstoken darm van patiënten met de ziekte van Crohn. Deze en andere resultaten van het onderzoek kunnen helpen om de microbiota van patiënten met chronische darmontsteking weer in balans te brengen, met voedingssupplementen of medicijnen. Mehdi Sadaghian (1980) studeerde diergeneeskunde aan de Azad universiteit van Tabriz, Iran. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek binnen de afdelingen Medische Microbiologie en Maag, Darm en leverziekten van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door UMCG-onderzoeksinstituut GUIDE. Sadaghian werkt na zijn promotie als postdoctoraal onderzoeker in het UMCG.
Bij de complexe infrastructuur en stringente regelgeving rond het bewaren, registreren, beheren en beschikbaar stellen van biomateriaal komt heel wat kijken. Hein Verspaget (62), sinds vorig jaar december de eerste hoogleraar ‘biobankieren’ van Nederland, hield op 13 maart zijn oratie. Waar fundamenteel medisch onderzoek zich richt op het begrijpen van normale en afwijkende biologische processen, is het doel van translationeel onderzoek het ‘vertalen’ van die kennis naar daadwerkelijke verbeteringen in de patiëntenzorg. Verspaget noemt voor dit type onderzoek biomaterialen de ‘harde en unieke valuta’. Een ‘biobank’ is een verzameling van door patiënten en gezonde vrijwilligers gedoneerde biomaterialen, als bloedplasma, stukjes weefsel, losse cellen, geïsoleerd DNA, urine en ontlasting, mét daarbij behorende gegevens als leeftijd, geslacht, leef-, werk- en omgevingsomstandigheden, klachten en symptomen, ziektekenmerken en laboratoriumuitslagen. Verspaget vergelijkt de biobank met een geldbank: de biobankier als beheerder van het door donoren ingelegde biomateriaal, die toeziet op een juiste procedure van verzamelen, registratie en opslag van dit materiaal en die het na toetsing en toestemming uitlevert aan de onderzoeker. Eerste biobank Na een studie celbiologie in Wageningen kwam Verspaget begin jaren tachtig naar Leiden om bij de afdeling Maag-Darm-Leverziekten te gaan werken aan aandoeningen als de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Daartoe werd restmateriaal van darmoperaties voor aanvullend biochemisch onderzoek ingevroren bewaard. Samen met een kaartenbak met patiëntengegevens vormde dit in feite zijn eerste biobank. Met de komst van personal computers werden kaartenbakken verruild voor Excel-bestanden. Toen ook bloedmonsters in beeld kwamen rees het idee om daaruit geïsoleerd DNA op te slaan voor toekomstig gebruik. Vanaf begin jaren negentig verzamelde de afdeling ook materiaal met betrekking tot leverziekten, met speciale aandacht voor levertransplantaties. CuraRata Met de benoeming van Daan Hommes als afdelingshoofd kreeg de biobank een centrale plaats in de integratie van wetenschappelijk onderzoek in de klinische zorg: het met oog op de toekomst (‘prospectief’’) verzamelen van biomateriaal, hiermee ontdekkingen doen of eerdere bevindingen bevestigen en deze waar mogelijk toepassen bij patiënten. Dit werd in 2009 uitgerold onder de noemer CuraRata. Verspaget was nauw betrokken bij inrichting van de centrale biobankfaciliteit (met een eigen verzameling vrieskasten in een aparte unit) waaraan hij nu leiding geeft: het formuleren van reglementen, registratie van patiëntentoestemming (informed consent), het aanleggen van een ICT-gestuurde infrastructuur (registratie van onderzoeksgegevens en informed consent in het elektronisch patiëntendossier), het aanleggen van een centraal gegevensbestand en centrale verwerking en opslag van biomaterialen via een Biobank Informatie en Management Systeem. Gedragscode Biomateriaal dat overblijft na het stellen van de diagnose is in principe direct anoniem beschikbaar voor ‘nader gebruik biobank’, maar wil men bijvoorbeeld de verkregen resultaten koppelen aan het beloop van de betreffende ziekte, en heeft men dus patiëntengegevens nodig, dan komen de Biobank Toetsingscommissie (BTC) en de Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) in beeld. De procedure voor verantwoord omgaan met lichaamsmateriaal ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek is in 2011 vastgelegd in de Code Goed Gebruik. In deze code is tevens opgenomen dat donoren hun biomaterialen en gegevens ook specifiek voor toekomstig gebruik kunnen afstaan, waarbij al vóór de afname van het biomateriaal toestemming kan worden gegeven. Het gebruik hiervan gaat dan ook weer via een onderzoeksvoorstel, dat moet zijn getoetst door de BTC met melding aan de METC. Zeggenschap en privacy Verspaget staat kritisch tegenover een door het Europese parlement aangenomen verordening dat individuele donoren meer zeggenschap moeten hebben over wat er met hun biomateriaal mag worden onderzocht en dat de donor zich hierbij zou moeten kunnen bedienen van moderne communicatiemedia: een ‘dynamische toestemming voor gebruik’. Het maakt het systeem nodeloos kwetsbaar voor inbreuk op privacy en persoonlijke integriteit en het handhaven van de regels van de Wet Bescherming Persoonsgegevens blijft een permanente uitdaging. Rolmodel Toen in 2011 de Parelsnoersubsidie afliep besloot de Raad van Bestuur om de totale centrale biobankorganisatie te continueren en voor alle onderzoekers binnen het LUMC beschikbaar te maken. Inmiddels wordt er voor 27 ziektebeelden verzameld en dat aantal zal naar verwachting snel toenemen. In de huidige vorm kan de biobankorganisatie als rolmodel dienen voor andere biobanken binnen en buiten het LUMC. Poepbank Als nieuwe technologisch ontwikkeling noemt hij de mogelijkheid om darmbacteriën (het microbioom) te analyseren. Onderzoek waarvoor in een biobank ontlasting is verzameld geeft steeds meer aanwijzingen dat de samenstelling van de darmflora een rol speelt bij talloze aandoeningen en dat ‘poeptransplantatie’ voor veel van die aandoeningen een interessante behandeloptie zou kunnen zijn. Een voorraad van gezonde ontlasting is daartoe onontbeerlijk en Verspaget ziet hiertoe een mooie taak voor de biobank. Tot slot onderstreept hij het belang van een uiterst gestandaardiseerde manier van bemonstering en opslag van biomaterialen. Omdat voor diverse biomaterialen de optimale manier nog niet vaststaat is de projectgroep ‘Monsterintegriteit’ in het leven geroepen om onderzoek hiernaar te coördineren.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Vynfinit (vintafolide, een oncolyticum), weesgeneesmiddel voor de behandeling van platina-resistent ovariumcarcinoom met expressie van foliumzuurreceptoren op de tumoren. . Het kan in combinatie met de diagnostica Folcepri (etarfolatide) en Neocepri (folinezuur) worden gegeven ter visualisatie van de foliumzuurreceptor. Het betreft een handelsvergunning om een geneesmiddel in een vroeg stadium van de ontwikkeling beschikbaar te stellen voor een levensbedreigende aandoening, op voorwaarde dat er aanvullende data verzameld wordt.
- Sylvant (siltuximab, een monoklonaal antilichaam), weesgeneesmiddel voor de behandeling van de multicentrische vorm van de ziekte van Castleman.
- Entyvio (vedolizumab, een monoklonaal antilichaam), voor de behandeling van Colitis Ulcerosa en de ziekte van Crohn.
- Jardiance (empagliflozine, een natrium-glucose co-transporter-2-remmer (SGLT-2-remmer)), voor de behandeling van diabetes mellitus type II.
- Olysio (simeprevir, een hepatitis C protease remmer), voor de behandeling van chronische hepatitis C in combinatie met andere geneesmiddelen.
Aanpassingen indicaties
CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassingen:
- Pegasys (peginterferon alfa-2a), dient gebruikt te worden in combinatie met andere geneesmiddelen voor de behandeling van chronische hepatitis C bij patiënten met gecompenseerde leverziekte.
- Tresiba (insuline degludec), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met een GLP-1-receptor agonist bij patiënten met diabetes mellitus type II.
- Victoza (liraglutide), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met insuline.
Diacereïne
De CMDh adviseert op basis van een meerderheidsstandpunt om het gebruik van diacereïne te beperken. Hiermee onderschrijft de CMDh de aanbevelingen van de PRAC. Het advies wordt nu voor verdere besluitvorming voorgelegd aan de Europese Commissie. Diacereïne is een geneesmiddel voor de behandeling van artrose en is niet in Nederland geregistreerd.
Influenza vaccin 2014-2015
De CHMP heeft de aanbevelingen voor de Europese Unie ten aanzien van de samenstelling van de influenzavaccins overgenomen. Deze aanbevelingen hebben betrekking op de virusstammen die vaccins voor de preventie van seizoensgriep 2014-2015 dienen te bevatten.
Meer informatie
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) heeft op 30 oktober 2014 gesproken over het geneesmiddel Thiosix (tioguanine) voor de behandeling van de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa. Na een uitvoerige afweging van de werkzaamheid versus de risico’s heeft het CBG vastgesteld dat er onder meer aanvullend onderzoek nodig is naar de werkzaamheid en effecten op de lange termijn. Het CBG heeft besloten dat dit onderzoek na het verlenen van een voorwaardelijke handelsvergunning kan worden uitgevoerd. Om tot een voorwaardelijke handelsvergunning te komen moet de aanvrager eerst tegemoet komen aan specifieke voorwaarden. Zodra de firma met het CBG overeenstemming heeft bereikt en zich committeert aan deze voorwaarden, zal het CBG de voorwaardelijke handelsvergunning verstrekken. Op dit moment is de voorwaardelijke handelsvergunning nog niet verleend en wordt de firma geïnformeerd aan welke voorwaarden zij specifiek moet voldoen om tot een voorwaardelijke handelsvergunning te komen. In sommige media is de indruk ontstaan dat de handelsvergunning reeds zou zijn afgegeven voor het geneesmiddel tioguanine voor de behandeling van inflammatoire darmziekte.
Miljoenen mensen wereldwijd lijden aan een chronische ontsteking van het maag-darmkanaal (inflammatoire darmziekte: ziekte van Crohn & colitis ulcerosa). In dit proefschrift is onderzocht of bepaalde voedingsstoffen de darmontsteking kunnen beïnvloeden. De belangrijkste bevinding is dat toevoeging van calcium aan voeding de darmontsteking in ratten kan verminderen. Calcium remt de diarree, verlaagt de darmdoorlaatbaarheid en verlicht een aantal ontstekingsprocessen in de darmwand van de ratten. Mogelijk speelt beïnvloeding van de darmslijmlaag en darmbacteriën een rol in dit beschermende effect van calcium. Aangezien dezelfde mechanismen ook bij de mens kunnen werken, zijn calciumsupplementen hiermee veelbelovend als aanvullende therapie voor patiënten met een chronische darmontsteking. Het promotieonderzoek is uitgevoerd onder de vlag van TI Food and Nutrition. Proefschrift: mw. Marloes A.A. Schepens, "Nutritional Modulation of Intestinal Inflammation"
De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa behoren tot de inflammatoire darmziekten. M. Schepens van de Universiteit Maastricht heeft onderzocht of bepaalde voedingsstoffen de darmontsteking bij deze aandoeningen kunnen beïnvloeden. Volgens haar kan toevoeging van calcium aan voeding de darmontsteking doen verminderen. Calcium remt bij ratten de diarree, verlaagt de darmdoorlaatbaarheid en verlicht een aantal ontstekingsprocessen in de darmwand. Mogelijk speelt beïnvloeding van de darmslijmlaag en darmbacteriën een rol bij het beschermende effect van calcium. Aangezien dezelfde mechanismen ook bij de mens kunnen werken, kunnen calciumsupplementen wel eens veelbelovend zijn als aanvullende therapie voor patiënten met een chronische darmontsteking.
De hersenzenuw nervus vagus heeft een ontstekingsremmend effect. Van der Zanden onderzocht hoe deze zenuw ontstekingen in de darm onderdrukt. Acetylcholine, het boodschapperstofje van de nervus vagus, blijkt darmmacrofagen (ontstekingscellen) op twee verschillende manieren te beïnvloeden. Het remt de uitscheiding van ontstekingsstoffen via een bepaalde eiwitsignaleringsroute. Tegelijkertijd zorgt het ervoor dat deze macrofagen meer bacteriën ‘opeten’. Hierbij zijn specifieke subtypes van de nicotinerge acetylcholine-receptor betrokken. Het roken van sigaretten, dat een beschermend effect heeft bij colitis ulcerosa, geeft een opregulatie van die specifieke receptor subtypes. Proefschrift: Esmerij van der Zanden: ‘The vagus nerve as a modulator of intestinal inflammation’.
Het transporteiwit MRP1 heeft een belangrijke functie in de bescherming van verschillende celtypen in de lever en darm tijdens ontstekingsprocessen. Per celtype kan het effect echter gunstig of minder gunstig zijn. Dit concludeert Axel van Steenpaal op basis van zijn promotieonderzoek. Het transporteiwit Multidrug Resistance-associated Protein 1 (MRP1) is vooral bekend vanwege betrokkenheid bij de ontwikkeling van resistentie tegen geneesmiddelen, met name anti-kanker middelen. Daarnaast heeft het ook een fysiologische functie bij transport van lichaamseigen stoffen bij ontstekingsprocessen. Die mechanismen bestudeerde Van Steenpaal. MRP1 is verhoogd aanwezig in ontstoken darmweefsel van patiënten met de ziekte van Crohn of Colitis Ulcerosa, specifiek in gebieden met veel darmstamcellen en in cellen van het immuunsysteem. MRP1 heeft opmerkelijke verschillen in functie in deze twee celtypen. In de darmstamcellen beschermt MRP1 tegen ontsteking-geïnduceerde celdood, terwijl in de immuuncellen (T-lymfocyten) de gevoeligheid voor ontsteking-geïnduceerde celdood juist wordt verhoogd. Bij ernstige leverschade blijkt dat MRP1 belangrijk is voor het optimaal activeren van de leverstamcellen in een proefdiermodel. Echter, afwezigheid van MRP1 leidde niet tot een significante vertraging van het herstel van de lever na leverschade. Axel van Steenpaal (Emmen, 1979) studeerde farmacie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij voerde zijn promotieonderzoek uit bij de afdeling maag-, darm- en leverziekten van het UMCG. Na zijn promotieonderzoek is Van Steenpaal gaan werken bij Intervet/MSD.
In 1991 werden de eerste laparoscopische darmoperaties (kijkoperaties) uitgevoerd. Halverwege de jaren negentig is een "fast track" ontwikkeld om herstel na de operatie te versnellen. Bij ongeveer een kwart van de patiënten met colitis ulcerosa (chronische ontsteking van de dikke darm) en familiare adenomateuze polyposis (FAP, een erfelijke vorm van darmkanker) wordt de hele dikke darm verwijderd en een "pouch" aangelegd, een anaal reservoir dat direct op de anus aansluit. Vlug bestudeerde de gevolgen. De kans op het ontstaan van kwaadaardige cellen in de pouch bleek laag en daarom is onduidelijk of die routinematig moet worden gecontroleerd. Na de operatie is vaak sprake van seksueel disfunctioneren, waarschijnlijk veroorzaakt door schade aan zenuwen in het kleine bekken. Promotie: M.S. Vlug: "Optimizing strategies in gastrointestinal surgery", AMC Amsterdam
Inflammatory Bowel Diseases (IBD"s), waar de ziekte van Crohn toe behoort, en psoriasis zijn "broertjes" (of zusjes) van elkaar. Beide aandoeningen vallen onder de inflammatoire auto-immuunziekten. Ze worden ook allebei gekenmerkt door verstoringen in het zogeheten cytokinennetwerk, zegt MDL-arts D. de Jong van het UMC St. Radboud. Cytokinen zijn een type eiwitten die een belangrijke rol spelen in het afweersysteem. Zowel de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa als psoriasis ontstaan door weeffoutjes in het DNA. Daarnaast gaan ze verhoudingsgewijs vaker dan gemiddeld samen. Uit Amerikaans onderzoek onder 12.000 IBD-patiënten bleek dat 1,7 procent van hen tevens psoriasis had, tegenover slechts een procent van een controlegroep van 50.000 gezonde personen.
Inflammatory Bowel Diseases (IBD"s), waar de ziekte van Crohn toe behoort, en psoriasis zijn "broertjes" (of zusjes) van elkaar. Beide aandoeningen vallen onder de inflammatoire auto-immuunziekten. Ze worden ook allebei gekenmerkt door verstoringen in het zogeheten cytokinennetwerk, zegt MDL-arts D. de Jong van het UMC St. Radboud. Cytokinen zijn een type eiwitten die een belangrijke rol spelen in het afweersysteem. Zowel de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa als psoriasis ontstaan door weeffoutjes in het DNA. Daarnaast gaan ze verhoudingsgewijs vaker dan gemiddeld samen. Uit Amerikaans onderzoek onder 12.000 IBD-patiënten bleek dat 1,7 procent van hen tevens psoriasis had, tegenover slechts een procent van een controlegroep van 50.000 gezonde personen.
Van chronische darmontstekingen zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa (UC) zijn de oorzaken onbekend. Veel factoren spelen een rol, waaronder bacteriën in de darm, het immuunsysteem, het zenuwstelsel en genetische aanleg. Belangrijk is ook geprogrammeerde celdood (apoptose). Bij de ziekte van Crohn lijkt apoptose geremd, bij UC is er sprake van excessieve celdood. Verstege onderzocht een nieuw middel dat de celdood moet remmen, maar dat heeft geen effect op het ontstaan van UC bij muizen. Daarnaast bekeek Verstege dendritische cellen waarvan wordt aangenomen dat ze betrokken zijn bij de ziekte van Crohn. Tot slot beschrijft ze de rol van het enterische zenuwstelsel op de darm. Proefschrift: Marleen Verstege, titel: "Epithelial barrier and dendritic cell function in the intestinal mucosa".
Chronische darmontstekingen worden vaak behandeld met thiopurines. Deze medicijnen blijken niet alleen darmontsteking te remmen, maar verkleinen ook de kans op darmkanker. Dat zegt arts-onderzoeker F. van Schaik van het UMC Utrecht. Mensen met chronische darmontsteking, zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, hebben een verhoogde kans op darmkanker. De behandeling van deze ziektes gebeurt met ontstekingsremmers, zoals mesalazine. Als die niet goed aanslaan nemen artsen hun toevlucht tot andere middelen, zoals azathioprine en 6-mercaptopurine. Deze thiopurines zouden de kans op diverse vormen van kanker verhogen. Onderzoek door Van Schaik en haar collega"s onder ruim 2500 patiënten laat zien dat thiopurines de kans op darmkanker juist verkleinen.
Een nieuwe techniek maakt het mogelijk om medicijnen gericht in de dikke darm af te geven. Darmziekten zoals colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn kunnen hierdoor wellicht effectiever behandeld worden. Dat zegt onderzoeker R. Schellekens van de RUG. Medicijnen, die nu als tablet of capsule worden toegediend, komen meestal al in de maag vrij en worden vervolgens in de dunne darm opgenomen in het bloed. De dikke darm bereiken ze daardoor nauwelijks. Schellekens ontwikkelde daarom ColoPulse, een beschermende coating die gevoelig is voor variaties in zuurgraad. Het zuurgevoelige desintegratieproces van de coating zorgt ervoor dat de werkzame stof heel gericht in de dikke darm, in één plotselinge dosis wordt afgegeven. Ook andere toepassingen komen in beeld.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Giotrif (afatinib), een pan-ErbB tyrosinekinaseremmer, voor de behandeling van patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom met activerende EGFR mutaties. De behandeling is beperkt tot patiënten die niet eerder tyrosinekinaseremmers gehad hebben.
- Grastofil (filgrastim), een biosimilar van Neupogen en derhalve goedgekeurd voor dezelfde indicaties.
- Vipidia (alogliptin), Incresync (alogliptin/pioglitazon), Vipdomet (alogliptin/metformin),
goedgekeurd voor de behandeling van patiënten met diabetes type 2. - Tybost (cobicistat), goedgekeurd als farmacokinetische versterker van darunavir of atazanavir te gebruiken bij de behandeling van HIV-1 patiënten.
- Ultibro en Xoterna Breezhalers (glycopryrronium/indacaterol), goedgekeurd voor luchtwegverwijdende onderhoudsbehandeling van COPD om de symptomen van de aandoening te verlichten.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Defitelio (defibrotide). Op verzoek van de firma werd deze aanvraag opnieuw beoordeeld. Hierbij kwam de CHMP tot een positief oordeel, maar heeft het product alleen goedgekeurd voor de behandeling van ernstige hepatische veno-occlusieve aandoeningen (VOD) na beenmergtransplantatie.
- Xeljanz (tofacitinib), bedoeld voor de behandeling van reumatoïde artritis. De aanvraag werd op verzoek van de firma opnieuw beoordeeld. Het advies van de CHMP blijft negatief.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Eylea (aflibercept), uitbreiding van de indicatie met maculaoedeem ten gevolge van central retinal vein occlusion (CRVO).
- Ilaris (canakinumab), mag nu ook gebruikt worden (als monotherapie of in combinatie met methotrexaat) voor de behandeling van actieve systemische juveniele idiopathische artritis bij kinderen vanaf 2 jaar, die onvoldoende reageren op NSAID’s en systemische corticosteroïden.
- Prezista (darunavir), mag nu ook gebruikt worden bij niet eerder behandelde adolescenten vanaf 12 jaar met een gewicht van ten minste 40 kg.
- Revolade (eltrombopag), mag nu ook gebruikt worden bij volwassen patiënten met chronische hepatitis C infectie ter behandeling van trombocytopenie waarbij het aantal trombocyten zo laag is dat een behandeling met interferon niet gestart kan worden.
- Simponi (golimumab), mag nu ook gebruikt worden voor de behandeling van matig tot ernstige vormen van colitis ulcerosa bij volwassenen, die onvoldoende reageerden op standaardtherapie.
- Stelara (ustekinumab), de indicatie wordt uitgebreid naar de behandeling van artritis psoriatica, al dan niet samen met methotrexaat na andere DMARDs (Disease-modifying antirheumatic drugs).
- Zonegran (zonisamide), mag nu ook gebruikt worden als aanvullende behandeling van partiële epileptische aanvallen bij adolescenten en kinderen vanaf 6 jaar.
Weigering handelsvergunning
- Delamanid (delamanid), was bedoeld voor de behandeling van multiresistente Tuberculose in combinatie met een andere behandeling. De CHMP oordeelde dat de werkzaamheid van het geneesmiddel onvoldoende is aangetoond.
Uitkomst herbeoordelingen
- Ketoconazole bevattende producten (ketoconazole) was eerder goedgekeurd voor de behandeling van schimmelinfecties. De CHMP is van mening dat vanwege de bijwerkingen op de lever en de beschikbaarheid van andere behandelingen de baten/risico balans niet langer positief is, voor gebruik als antischimmelmiddel.
- Metoclopramide bevattende producten zijn bedoeld voor de behandeling en het tegen gaan van misselijkheid en braken. Gezien de neurologische bijwerkingen heeft de CHMP de aanbeveling gedaan metoclopramide bevattende producten alleen kortdurend te gebruiken (maximaal 5 dagen) en niet voor te schrijven aan kinderen tot 1 jaar. Bij kinderen vanaf 1 jaar zou het alleen gebruikt mogen worden bij de behandeling van misselijkheid en braken na narcose en/of als gevolg van chemotherapie als andere behandelingen onvoldoende effect hebben.
Terugtrekkingen
- Effentora (fentanyl citrate) De indicatie uitbreiding voor de behandeling van doorbraakpijn bij volwassenen met chronische pijn niet ten gevolge van kanker, is door de firma terug getrokken. De CHMP heeft aangegeven dat de baten/risico balans niet langer positief is.
- Eviplera (emtricitabine, rilpivirine hydrochloride, tenofovir disoproxil fumarate) De indicatie uitbreiding naar patiënten met een hogere virale belasting (i.e. van 100.000 copies per ml naar 500.000 per ml) is door de firma ingetrokken. De CHMP was van oordeel dat het risico op resistentie te groot was om tot een positief oordeel te komen.
Grote belangstelling voor voorlichtingsbijeenkomsten. Het Bevolkingsonderzoek naar darmkanker dat vanaf maandag 13 januari 2014 wordt ingevoerd, geniet grote belangstelling bij de doelgroep. Dat blijkt uit de forse opkomst bij de voorlichtingsbijeenkomsten die zijn georganiseerd in het Havenziekenhuis, dat samen met het Erasmus MC participeert in het Academisch Darmcentrum. Deze voorlichtingsbijeenkomsten worden georganiseerd voor mensen die in aanmerking komen voor het Bevolkingsonderzoek, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken over deelname. Aan het Bevolkingsonderzoek Darmkanker kunnen, op termijn, alle Nederlanders tussen de 55 en 75 jaar deelnemen. Jaarlijks wordt in Nederland bij 13.000 mensen de diagnose dikke darmkanker gesteld en overlijden 5100 patiënten aan deze ernstige ziekte. Dat is onnodig omdat de ziekte, wanneer die in een vroegtijdig stadium wordt ontdekt, goed kan worden behandeld of zelfs kan worden voorkomen. Het Erasmus MC staat aan de basis van het landelijk bevolkingsonderzoek naar darmkanker en startte afgelopen september met een pilotonderzoek in het Academisch Darmcentrum. Het Academisch Darmcentrum (ADC) is een samenwerkingsverband tussen het Erasmus MC en het Havenziekenhuis, waarbinnen darmziekten in speciaal teamverband worden gediagnosticeerd en behandeld. Het centrum biedt de persoonlijke zorg van een kleinschalig ziekenhuis met de academische signatuur van het Erasmus MC. Dat betekent dat, als het kan, de patiënten worden behandeld in het Havenziekenhuis. Maar als het nodig is, worden zij direct doorverwezen naar het Erasmus MC. Daarnaast wordt binnen het Academisch Darmcentrum onderzoek gedaan naar een betere behandeling van darmziekten. Naast darmkanker zijn met name veelvoorkomende darmontstekingen zoals de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa de aandachtsgebieden van het Academisch Darmcentrum. In het Erasmus MC loopt al sinds 2006 een proeftuinstudie waarin wordt gekeken hoe het Bevolkingsonderzoek Darmkanker de komende jaren praktisch en logistiek het beste gestalte kan krijgen. Het screenen van zoveel mensen is immers een reusachtige onderneming die goed moet worden gestroomlijnd. Uit onderzoek van het Erasmus MC, waarin de resultaten van 10.000 uitnodigingen in deze regio onder de loep werden genomen, blijkt dat circa 65 procent van de opgeroepen mensen daadwerkelijk gehoor geeft aan de uitnodiging om een ontlastingstest in te sturen. Bij circa 6 tot 8 procent wordt bloed gevonden in de ontlasting, hetgeen een reden is voor verder onderzoek. Aan bijna alle uitnodigingen voor dit aanvullende darmonderzoek werd gehoor gegeven (circa 98 procent). Bij circa 200 à 250 mensen die een zogeheten colonoscopie ondergingen, werden darmpoliepen of een (voor)stadium van kanker gevonden. Het Academisch Darmcentrum beschikt over een goed geoutilleerd endoscopiecentrum, waarvan de inrichting mede mogelijk is gemaakt door het Erasmus MC Vriendenfonds. Hier vinden inwendige onderzoeken plaats van patiënten met goed- en kwaadaardige aandoeningen aan de darmen. Ook de patiënten die deelnemen aan het Bevolkingsonderzoek worden uitgenodigd om hier hun aanvullend onderzoek te ondergaan, aangezien het endoscopiecentrum officieel is erkend als darmkankerscreeningscentrum. Meer informatie over het Bevolkingsonderzoek Darmkanker is te vinden op: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/B/Bevolkingsonderzoek_darmkanker
Samen met twee bedrijven en andere onderzoekers krijgt dr. Saskia van Mil van het UMC Utrecht 1,5 miljoen euro van de Europese Unie. Via de werking van galzuren hoopt zij een nieuw medicijn te vinden tegen chronische darmontsteking IBD. Het onderzoek is gestart op 1 januari 2014, op 29 januari vindt de kickoff meeting plaats. “De Ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, twee vormen van IBD, zijn ongeneeslijke ziekten waar alleen in Nederland al 60.000 mensen aan lijden”, vertelt Van Mil. “We hebben nu alleen maar hele algemene ontstekingsremmende medicijnen, die niet in iedere patiënt werken en die soms met bijwerkingen gepaard gaan. Via dit onderzoek naar galzuurreceptor FXR hoop ik een nieuw, slimmer middel te ontwikkelen dat heel gericht darmontstekingen remt. Het gehele project samenvattend, hopen we in de toekomst de werking van deze nieuwe therapie tegen IBD te kunnen aantonen in de ontlasting van patiënten.” Galzuren zijn vooral bekend vanwege hun functie bij het opnemen van vetten en vitamines uit het eten, maar daarnaast werken ze ook als hormonen via galzuurreceptoren. Recent is ontdekt dat ze ook ontstekingen remmen en de energiehuishouding beïnvloeden. Een centrale rol is weggelegd voor de galzuurreceptor FXR. Als galzuren hieraan binden, wordt deze transcriptiefactor actief en zet hij in lever- en darmcellen verschillende genen aan. Dr. Saskia van Mil is een expert op het gebied van de FXR-receptor. Van Mil heeft al aangetoond dat het aanzetten van de FXR-receptor in muizen darmontstekingen remt. Maar omdat de FXR-receptor heel veel verschillende effecten heeft, zoekt Van Mil naar een slimmere manier om de receptor in mensen aan te zetten. Op basis van kennis van de driedimensionale structuur van de receptor gaat ze stoffen testen die alleen de ontstekingsremmende effecten aanzetten en niet de energiehuishouding beïnvloeden. Dit deel van het onderzoek zal in nauwe samenwerking met het Italiaanse bedrijf TES Pharma worden uitgevoerd. Daarnaast wil Van Mil in samenwerking met dr. Bas Oldenburg van de afdeling Gastroenterologie en Hepatologie de bacteriesamenstelling van de darm in chronische darmontsteking IBD beter begrijpen. Uit de ontlasting van IBD-patiënten wordt in verschillende fasen van de ziekte meerdere malen een zogenaamde fingerprint gemaakt van de bacteriesamenstelling van de darm. Veranderingen in de bacteriesamenstelling kunnen wellicht voorspellen of nieuwe klachten gaan optreden. Als het voorspellen werkt, kan de bacteriesamenstelling ook voorspellen of een mogelijk nieuw medicijn effect heeft. Wellicht zou de bacterie fingerprint ook het huidige inwendige darmonderzoek, een colonoscopie, kunnen vervangen. Van Mil en Oldenburg zullen voor het analyseren van de bacteriesamenstellingen samenwerken met het Franse bedrijf Enterome Bioscience. Van Mil kreeg eerder van NWO al een Veni- en een Vidi-beurs om hier onderzoek naar te doen (in 2007 en 2011). Van Mil toonde onder meer aan dat een niet goed werkende FXR-receptor ziekte kan veroorzaken. Sommige vrouwen hebben tijdens de zwangerschap last van cholestase of galstuwing waarbij gal zich ophoopt in de lever, wat ernstige gevolgen kan hebben voor het ongeboren kind. Een verminderde werking van de FXR-receptor kan dit verklaren.
Steeds meer kinderen en jongvolwassenen ontwikkelen chronische ontstekingsziektes aan de ingewanden (IBD), zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Dat werd op 13 februari bekend gemaakt tijdens het internationale congres van de European Crohn’s and Colitis Organisation in Wenen. Zo’n vijf miljoen Europeanen van alle leeftijden hebben een IBD, maar de leeftijdsgroep van 20 tot 30 jaar wordt het hardst getroffen. Genetische aanleg is slechts deels verantwoordelijk. Ongezonde voeding, antibiotica, roken, stress, een ongezonde leefstijl, de leefomgeving in steden en de toegenomen hygiëne zijn de belangrijkste veroorzakers. Probleem is ook dat met name bij Crohn de diagnose vaak pas na jaren wordt gesteld.
Ruim zestig procent van de patiënten met Bechterew, een chronische ontstekingsziekte, reageert goed op anti-TNF medicatie, maar er is een aantal patiënten dat hier niet (meer) op reageert. Mirjam de Vries onderzocht hoe dat komt. Zij promoveert op 13 februari bij VUmc. De ziekte van Bechterew is een chronische ontstekingsziekte van met name de wervelkolom en de heiligbeengewrichten, met daarnaast ook vaak betrokkenheid van de ogen, darmen en hart- en bloedvaten. TNF (Tumor Necrose Factor) is een eiwit dat gemaakt wordt door ontstekingscellen en speelt een centrale rol bij het ontstaan van ontstekingen. In Nederland lijden meer dan 40.000 patiënten aan de ziekte van Bechterew. Er zijn verschillende geneesmiddelen die de werking van TNF tegengaan en die bij de ziekte van Bechterew worden toegepast, onder meer adalimumab, etanercept, en infliximab. De behandeling van de ziekte is met de komst van anti-TNF medicatie sterk verbeterd. Ruim zestig procent van de Bechterewpatiënten reageert goed op anti-TNF medicatie, maar er is een aantal patiënten dat er niet (meer) op reageert. Mirjam de Vries, reumatoloog in opleiding, ontdekte dat bij infliximab en adalimumab de werkzaamheid vermindert door de vorming van neutraliserende antistoffen tegen het medicijn. Dit verband is niet gevonden bij etanercept. In haar proefschrift toont De Vries ook aan dat door anti-TNF behandeling verschillende ontstekingsfactoren in het bloed sterk dalen. Dat is gunstig, mede omdat Bechterewpatiënten een verdubbeld sterfterisico hebben ten opzichte van de gezonde bevolking, voornamelijk door aderverkalking. Een slecht lipidenprofiel geeft een hoger cardiovasculair risico. Aangezien ontsteking een slechter lipidenprofiel veroorzaakt, is ontstekingsremming door anti-TNF voordelig, omdat dit een lager cardiovasculair risico kan betekenen. In een ander onderzoek beschrijft ze dat bij opvallend veel Bechterewpatiënten zonder darmklachten, kenmerken in het bloed voorkomen die bij veel patiënten met darmziekten als de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa voorkomen. Dit suggereert een pathofysiologisch verband tussen deze ziekten. Uit het proefschrift van De Vries blijkt dat anti-TNF-medicatie over het algemeen goed werkt, maar dat deze behandeling verfijnd moet worden voor de individuele Bechterewpatiënt.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Nimenrix (Meningococcal group A, C, W138 and Y conjugate vaccine) voor actieve immunisatie van personen ouder dan 12 maanden tegen meningokokken, veroorzaakt door Neisseria meningitidis groep A, C, W-135 and Y.
- Pixuvri (pixantrone dimaleate) voor de behandeling van non-Hodgkins B-cel lymfoom. Dit geneesmiddel kan gebruikt worden bij agressieve vormen van kanker en bij onvoldoende resultaat van eerdere chemotherapie. De handelsvergunning is verleend onder voorwaarde dat er nog nader vergelijkend onderzoek gedaan wordt.
- Sancuso (transdermale pleister met granisetron) voor de preventie van misselijkheid en overgeven bij middelmatige of hoge emetogene chemotherapie wanneer orale toediening niet mogelijk is.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Byetta (exenatide) nieuw als combinatiebehandeling met insuline voor volwassenen die onvoldoende resultaat hadden van een behandeling met insuline, al dan niet met metformine en/ of pioglitazon.
- Humira (adalimumab) uitbreiding met de behandeling van matige tot ernstige colitis ulcerosa bij volwassenen die geen baat hadden bij conventionele behandelingen.
Advies Pyramax World Health Organization
De CHMP heeft positief advies uitgebracht over Pyramax (pyronaridine tetraphosphate / artesunate) voor de behandeling van acute en ongecompliceerde malaria bij volwassen en kinderen zwaarder dan 20 kilo. Vanwege het risico op levertoxiciteit en het ontbreken van langetermijndata is het advies dit geneesmiddel slechts een keer te geven en daardoor alleen in gebieden met lage transmissie van malaria, waar ook aanwijzingen zijn voor artemisinine resistentie. Het advies is uitgebracht volgens een artikel 58 procedure, die de EMA in staat stelt in samenwerking met de WHO te adviseren over geneesmiddelen voor buiten de EU.
Nieuwe contra-indicaties en waarschuwingen aliskiren-bevattende geneesmiddelen
De CHMP heeft de herbeoordeling afgerond van de baten-risicobalans van aliskiren-bevattende geneesmiddelen. Artsen werd eerder al aangeraden deze geneesmiddelen niet voor te schrijven aan patiënten met type 2 diabetes in combinatie met ACE-remmers of ARB’s (bloeddrukverlagers). Nieuw is de contra-indicatie voor gebruik bij patiënten met nierproblemen in combinatie met deze producten. Daarnaast is de algemene aanbeveling aliskiren niet te combineren met ACE-remmers of ARB’s opgenomen onder de rubriek waarschuwingen van de productinformatie.
- 6 januari 2012: Risico op cardiovasculaire en nierbijwerkingen aliskiren-bevattende geneesmiddelen bij bepaalde diabetespatiënten
- Persbericht EMA
- Q&A EMA
Definitieve aanbevelingen centrale producten Ben Venue Laboratories
De CHMP heeft, in vervolg op de beoordeling van de kwaliteitsproblemen bij Ben Venue Laboratories, definitieve aanbevelingen gedaan voor 12 van de 14 centrale producten die bij deze faciliteit geproduceerd werden. Vibativ en Luminity zijn geschorst omdat er tot op heden geen alternatieve fabrikant geregistreerd werd. Voor andere producten zijn alternatieve fabrikanten en/of formuleringen geregistreerd: Angiox, Busilvex, Vidaza, Velcade, Ecalta, Soliris, Cayston, Mepact, Torisel en Vistide. Deze producten blijven beschikbaar.
Dosisaanbevelingen anti-tuberculosemedicijnen bij kinderen
Na nieuwe dosisaanbevelingen van de World Health Organization (WHO) voor eerstelijns anti-tuberculosemedicijnen bij kinderen, heeft de CHMP alle beschikbare literatuur beoordeeld. Hoewel er op dit moment weinig data beschikbaar zijn, onderschrijft de CHMP de aanbevelingen van de WHO voor ethambutol, isoniazid, pyrazinamide en rifampicin voor kinderen van drie maanden en ouder.
Herbeoordeling antifibrinolytica, waar onder aprotinine, afgerond
De CHMP heeft de herbeoordeling van antifibrinolytica afgerond. De baten-risicobalans van aminocapronzuur en tranexaminezuur blijft positief. Na beoordeling van alle beschikbare data voor systemisch werkende aprotinine- bevattende producten adviseert de CHMP opheffing van de schorsing in de EU en deze geneesmiddelen toe te staan bij een beperkte patiëntengroep: als profylaxe om bloedverlies en bloedtransfusie te reduceren bij volwassenen met een hoog risico op ernstig bloedverlies die een geïsoleerde cardiopulmonaire bypass operatie ondergaan.
Baten-risicobalans Alli en Xenical blijft positief
De CHMP heeft de positieve baten-risicobalans bevestigd van orlistat (Alli en Xenical).
De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn chronische inflammatoire darmziekten (IBD). Deze aandoeningen hebben een complexe genetische en auto-immunologische basis waarover nog steeds weinig bekend is. De ELEPHANT-studie richtte zich op genetische aanleg in verschillende IBD-patiënten in combinatie met de immunologische reactie in hun bloed. Tevens werd gezocht naar nieuwe genetische risicovarianten voor inflammatoire darmziekten. Bij de studies naar de immunologische reacties koppelde de promovendus bekende genetische risicovarianten aan klinische en immunologische fenotypen van IBD-patiënten. Deze risicovarianten werden gevonden in twee belangrijke cellulaire routes. Promotie: Simone Wolfkamp: ‘Inflammatory Bowel Disease: Correlating the genotype to the clinical and immunological phenotype’.
Ontlasting van gezonde donoren is een medicijn tegen bepaalde vormen van chronische diarree, zo blijkt uit een studie die in het AMC is uitgevoerd onder leiding van maag-, darm-, leverarts Josbert Keller. Bij patiënten met een heftige, terugkerende darminfectie met de bacterie Clostridium difficile vergeleek Keller drie behandelingen: fecesdonatie (het inbrengen van darmbacteriën uit poep van gezonde vrijwilligers), een antibioticakuur en een antibioticum in combinatie met een darmspoeling met een laxerende stof. Toediening van gezonde poep werkt verreweg het beste, blijkt uit een artikel dat vandaag verschijnt in het wetenschappelijke tijdschrift The New England Journal of Medicine. In de zomer van 2005 werd Nederland getroffen door een epidemie van infecties met de darmbacterie Clostridium difficile. Noorse onderzoekers op bezoek in het AMC suggereerden fecesdonatie als mogelijke oplossing. Een kleine groep patiënten kreeg de experimentele therapie en herstelde goed. Fecesdonatie tegen chronische diarree was al eerder met succes toegepast maar nooit vergeleken met andere behandelingen. Dat is nu wel gebeurd. Keller en collega-onderzoekers onderzochten 43 patiënten met een hardnekkige infectie met Clostridium difficile die werden behandeld met fecesdonatie, een kuur met een antibioticum of het antibioticum in combinatie met een darmspoeling. Vrijwel alle patiënten (94 procent) uit de fecesgroep waren na één of twee behandelingen van hun chronische diarree verlost, in de andere twee groepen was dat percentage respectievelijk 31 procent en 23 procent. Ook werd, in samenwerking met onderzoekers van Wageningen University, aangetoond dat donorfeces bij deze patiënten leidt tot herstel van een gezonde darmflora. De bacterie Clostridium difficile veroorzaakt darminfecties. Doorgaans houdt het immuunsysteem de ziekteverwekker onder controle, daarbij geholpen door lichaamseigen bacteriën in onze darmen. Maar als de eigen darmflora sterk verstoord is door bijvoorbeeld antibioticagebruik krijgt Clostridium difficile meer kans (antibiotica doden niet alleen ziekteverwekkers maar ook gezonde bacteriën in de darm). Het gevolg: heftige en moeilijk te behandelen diarree. De gebruikelijke remedie - een antibioticakuur - kan onderdeel van het probleem worden. De behandeling zorgt immers voor verdere verstoring van de darmflora, waardoor de clostridiumbacterie weer op kan duiken, waarvoor dan weer antibiotica nodig is, etcetera. Bij sommige patiënten wordt de diarree dan chronisch. Bij fecesdonatie wordt gebruikt gemaakt van ontlasting van gezonde vrijwilligers. Patiënten krijgen de (verdunde) ontlasting toegediend via een sonde in de twaalfvingerige darm. In het AMC wordt ook onderzoek gedaan naar andere mogelijke toepassingen van fecesdonatie, namelijk bij obese patiënten met beginnende insulineresistentie en mensen met inflammatoire darmziekten als Crohn of colitis ulcerosa. De studie is uitgevoerd in samenwerking met Wageningen University, de Universiteit van Helsinki, de European Society for Clinical Microbiology and Infectious Diseases, het Hagaziekenhuis in Den Haag en het LUMC. Het onderzoek werd ten dele betaald uit de Spinozapremie van prof.dr. Willem de Vos (Wageningen University) en mede gefinancierd door ZonMw in het kader van het programma DoelmatigheidsOnderzoek.