Hoe merk ik het?
Pijn in de testikel en de lies
Hoe werkt het?
Kanker van één van de testikels. Het begint als een klein hard knobbeltje in de bal. Dit groeit vrij snel. Er kan een zeurende pijn in de testikel en de lies ontstaan. De testikel voelt anders aan, het typische "balgevoel" is verdwenen. Het gezwel kan uitzaaien, veelal naar de lymfeklieren langs de grote bloedvaten in de buik of met het bloed naar de longen.
Hoe ontstaat het?
Zaadbalkanker komt niet veel voor, maar het is wel een van de meest voorkomende kankers bij jonge mannen. Meestal ontstaat het tussen de 20 en de 40 jaar. Het komt vaker voor bij mannen met zaadbalkanker in de familie, bij mannen bij wie de groei en indaling van de testikels niet zonder problemen is verlopen en bij mannen die verminderd vruchtbaar zijn.
Hoe ga ik er zelf mee om?
U kunt niet veel doen om het te voorkomen. Als u tot de risicogroep behoort (zie boven) is het belangrijk regelmatig zelfonderzoek te doen: controleer regelmatig de testikels en ga na of er geen zwelling te voelen is die er eerder niet was. Dat kan het beste gebeuren onder een warme douche of in een warm bad. (Door koude trekken de testikels omhoog in de zak en dan zijn ze moeilijker te voelen).
Hoe gaat de arts er mee om?
Testiskanker is één van de kankers die zich vaak goed laten behandelen. In de meeste gevallen is het te genezen, zelfs als er al uitzaaiingen hebben plaatsgevonden. De behandeling bestaat uit chirurgie (de aangedane testikel wordt verwijderd), bestraling van de lymfeklieren en lymfebanen en soms uit chemotherapie. De behandeling vindt meestal plaats in gespecialiseerde centra. Wielrenner Lance Armstrong (veelvoudig winnaar van de Tour de France) heeft zaadbalkanker gehad en is genezen. Hij heeft bewezen dat hij na de behandeling nog tot heel veel in staat was.
Wetenschappelijk nieuws
Zaadbalkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij jonge mannen. Het is een raadsel waarom het aantal diagnosen sterk toe blijft nemen. In Nederland krijgen steeds meer mannen zaadbalkanker. In 2008 waren dat in Nederland totaal 683 mannen. Een verdubbeling sinds 1989. Om te vergelijken: bij borstkanker was in dezelfde periode sprake van een toename van 69% (bron: Kennisnetwerk integrale kankercentra). Ook in andere landen komt zaadbalkanker steeds vaker voor. Deskundigen vragen zich af waarom de toename zo groot is. Tijdens het symposium in november over jongeren en kanker, georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Oncologie (NVvO), is duidelijk gemaakt dat zaadbalkanker bij mannen in de leeftijdsgroep 15 - 34 jaar met 38,2% veruit de meest voorkomende vorm van kanker is. Op nummer twee staat huidkanker met 11,8%. In de leeftijd 25-34 jaar voert zaadbalkanker zelfs met 41,9% de lijst aan. Prof. dr. Floor van Leeuwen van het Nederlands Kanker Instituut - Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (NKI-AVL) heeft deze cijfers gepresenteerd. "De hoge cijfers over zaadbalkanker zijn niet algemeen bekend. Er moet meer onderzoek plaatsvinden naar de oorzaken van de sterke stijging." Prof. dr. Jourik Gietema van het Universitair Medisch Centrum in Groningen geldt als expert voor de behandeling van zaadbalkanker. Hij voert zelf onderzoek uit op dit belangrijke gebied. "Het is op dit moment nog volstrekt onduidelijk waarom zaadbalkanker steeds vaker voorkomt in Nederland," aldus Gietema. "Naar de oorzaak hiervan moet zeker meer onderzoek plaatsvinden." Voorzitter van Stichting Zaadbalkanker, Gerrit-Jan Steenbergen, zelf ervaringsdeskundige: "Zaadbalkanker staat al langer op nummer 1. De toename in het aantal mannen met zaadbalkanker is zeer verontrustend. Zeker omdat in deze groep van jonge mannen nog steeds een groot taboe op zaadbalkanker heerst. Zaadbalkanker moet gewoon overal bespreekbaar zijn, om deze toenemend aantal jonge mannen te kunnen ondersteunen. We moeten ons allen inzetten voor meer onderzoek naar de oorzaak van deze toename!," aldus Gerrit-Jan Steenbergen.
Zaadbalkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij jonge mannen. Het is een raadsel waarom het aantal diagnosen sterk toe blijft nemen. In Nederland krijgen steeds meer mannen zaadbalkanker. In 2008 waren dat in Nederland totaal 683 mannen. Een verdubbeling sinds 1989. Om te vergelijken: bij borstkanker was in dezelfde periode sprake van een toename van 69% (bron: Kennisnetwerk integrale kankercentra). Ook in andere landen komt zaadbalkanker steeds vaker voor. Deskundigen vragen zich af waarom de toename zo groot is. Tijdens het symposium in november over jongeren en kanker, georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Oncologie (NVvO), is duidelijk gemaakt dat zaadbalkanker bij mannen in de leeftijdsgroep 15 - 34 jaar met 38,2% veruit de meest voorkomende vorm van kanker is. Op nummer twee staat huidkanker met 11,8%. In de leeftijd 25-34 jaar voert zaadbalkanker zelfs met 41,9% de lijst aan. Prof. dr. Floor van Leeuwen van het Nederlands Kanker Instituut - Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (NKI-AVL) heeft deze cijfers gepresenteerd. "De hoge cijfers over zaadbalkanker zijn niet algemeen bekend. Er moet meer onderzoek plaatsvinden naar de oorzaken van de sterke stijging." Prof. dr. Jourik Gietema van het Universitair Medisch Centrum in Groningen geldt als expert voor de behandeling van zaadbalkanker. Hij voert zelf onderzoek uit op dit belangrijke gebied. "Het is op dit moment nog volstrekt onduidelijk waarom zaadbalkanker steeds vaker voorkomt in Nederland," aldus Gietema. "Naar de oorzaak hiervan moet zeker meer onderzoek plaatsvinden." Voorzitter van Stichting Zaadbalkanker, Gerrit-Jan Steenbergen, zelf ervaringsdeskundige: "Zaadbalkanker staat al langer op nummer 1. De toename in het aantal mannen met zaadbalkanker is zeer verontrustend. Zeker omdat in deze groep van jonge mannen nog steeds een groot taboe op zaadbalkanker heerst. Zaadbalkanker moet gewoon overal bespreekbaar zijn, om deze toenemend aantal jonge mannen te kunnen ondersteunen. We moeten ons allen inzetten voor meer onderzoek naar de oorzaak van deze toename!," aldus Gerrit-Jan Steenbergen.
Op Wereldkankerdag, 4 februari, lanceert de Stichting Zaadbalkanker de zelf ontwikkelde App ‘Check your Friends’. Hiermee wil de stichting zelfonderzoek onder jongemannen stimuleren en tegelijkertijd het taboe rondom zaadbalkanker aanpakken. Met de App daag je je vrienden uit via Facebook om zichzelf te checken. “We willen graag dat veel jongemannen de App sharen en zo een sneeuwbaleffect teweeg brengen”, aldus Gerrit-Jan Steenbergen, voorzitter van de Stichting Zaadbalkanker. “Zaadbalkanker zou, net als borstkanker, een gewoon onderwerp moeten zijn dat normaal bespreekbaar is. Zelfonderzoek om borstkanker vroegtijdig te ontdekken is intussen algemeen bekend en geaccepteerd. Bij zaadbalkanker zou dit ook het geval moeten zijn, want het is de meest voorkomende kanker bij mannen tussen de 15 en 35 jaar.” In 2010 waren dat in Nederland 660 mannen (bron: kennisnetwerk integrale kankercentra). Zelfonderzoek is belangrijk bij de ontdekking van zaadbalkanker. Uit Brits onderzoek blijkt dat mannen zich vaker sneller bewust zijn van het bestaan van de ziekte door zelfonderzoek. Hierdoor wordt zaadbalkanker eerder ontdekt en is het meestal nog goed te behandelen. Bovendien vermindert het stimuleren van zelfonderzoek het stigma en taboe op de ziekte. Dit schrijven vooraanstaande Britse onderzoekers in 2012 in BMJ, het vooraanstaande Britse medische tijdschrift. “Zonder twijfel zijn deze beweringen juist”, aldus Professor Leendert Looijenga, medisch celbioloog in het Erasmus MC Rotterdam. “Het vroeg ontdekken van zaadbalkanker is belangrijk voor het optimaal en vroeg kunnen behandelen. Als de ziekte zich heeft uitgebreid is bestraling en/of chemotherapie nodig en is er kans op bijwerkingen. Het openlijk spreken over zelfonderzoek van de zaadballen zou een normaal fenomeen moeten zijn in onze open samenleving.” “De Stichting Zaadbalkanker pleit al jaren voor zelfonderzoek, want ontdekking in een vroeg stadium is erg belangrijk”, benadrukt Gerrit-Jan Steenbergen. Je hebt 90% kans op genezing door er vroeg bij te zijn. Daarom zeggen wij: Check je ballen regelmatig, in ieder geval iedere maand.” Je kunt de App ‘Check your Friends’ vanuit je smartphone gratis downloaden in de App Store en Google Play of direct via www.zaadbalkanker.nl/app.
Zaadbalkanker en andere vormen van kanker kunnen mogelijk beter worden aangepakt met een therapie gebaseerd op modulatie van bepaalde eiwitten. Tot die conclusie komt Roelof Koster na een analyse van literatuur en studies over dit onderwerp. Zaadbalkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen van 20 tot 40 jaar. De behandeling is meestal succesvol, maar toch sterft 20 tot 50 procent van de patiënten als gevolg van de ziekte. Omdat zaadbalkanker als solide tumor goed te genezen is, is deze vorm van kanker een goed model om de mechanismen van chemotherapie onder de loep te nemen: waarom werkt ze in sommige gevallen niet? Koster concentreerde zich op chemotherapie op basis van cisplatine. Deze behandeling zorgt ervoor dat zaadbalkankercellen doodgaan door geprogrammeerde celdood (apoptose). Koster vond dat de aanwezigheid van het wild-type p53 eiwit cruciaal is voor een goede werking van cisplatine. In zaadbalkankercellen slaat de chemotherapie ook minder goed aan als het eiwit p21 verhoogd aanwezig is (niet zoals verwacht in de celkern maar in het cytoplasma). Daarnaast kan ook een strakke regulering van p53 door het MDM2 eiwit de resistentie tegen cisplatine verklaren. Koster vond dat modulatie met chemische remmers van p53/MDM2 of p21 de effectiviteit van cisplatine verhoogt. Dit biedt aanknopingspunten voor het ontwikkelen van nieuwe therapieën bij zaadbalkanker. Vertaling van de resultaten naar de kliniek kan leiden tot nieuwe behandelingen voor zaadbalkanker en mogelijk andere vormen van kanker. Roelof Koster (Assen, 1978) studeerde medische biologie in Groningen. Hij deed zijn promotieonderzoek bij de afdeling Medische Oncologie, Interne Geneeskunde van het UMCG en binnen onderzoeksschool GUIDE. Het werd medegefinancierd door de Jan Kornelis de Cock Stichting en de Stichting Werkgroep Interne Oncologie. Koster werkt momenteel als postdoctoral researcher bij de afdeling Medical Genetics van de University of Pennsylvania School of Medicine.
Sinds het eind van de jaren zeventig is de kans op overleving van zaadbalkanker toegenomen tot meer dan 90 procent. Overleving en kwaliteit van leven op de lange termijn worden echter bedreigd door de late effecten van chemotherapie. Zo hebben overlevenden een gering verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Promovenda Esther de Haas ontdekte een verband tussen het metabool syndroom, lagere testosteronspiegels en tekenen van atherosclerose. Op basis van haar onderzoek stelt zij dat overlevenden van zaadbalkanker door de behandeling op vroegere leeftijd het metabool syndroom ontwikkelen en hierdoor een verhoogd risico hebben op hart- en vaatziekten. Hierbij spelen lagere testosteronspiegels mogelijk een rol. Het verhoogde risico op hart- en vaatziekten onder overlevenden van zaadbalkanker is mogelijk ook het gevolg van directe, door chemotherapie veroorzaakte schade aan de bloedvaten. Tijdens chemotherapie vond De Haas bij zaadbalkankerpatiënten veranderingen in circulerende endotheelcellen. Mogelijk zijn circulerende endotheelcellen als voorspellers voor schade aan bloedvaten bij deze patiëntengroep. Als dit inderdaad zo blijkt te zijn, kan dit helpen om de behandelingsstrategie en de follow-up gericht aan te passen. Esther de Haas (Winschoten, 1978) studeerde geneeskunde te Groningen. Ze verrichtte haar onderzoek aan de afdeling Medische Oncologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Het onderzoek werd medegefinancierd door KWF Kankerbestrijding. De Haas werkt op dit moment als arts-assistent aan de afdeling Klinische Genetica van het UMCG.
Onderzoekers aan het UMC Utrecht hebben een nieuwe genmutatie ontdekt die een rol speelt bij het ontstaan van seminoom, de meest voorkomende vorm van zaadbalkanker bij jonge mannen. Deze mutatie, die plaatsvindt in het LRRC50-gen, kan worden beschouwd als nieuwe risicofactor voor zaadbalkanker en kan worden gebruikt voor screening op de ziekte. De ontdekking is deze week in PLoS gepubliceerd. Bij preklinisch onderzoek met zebravissen is vastgesteld dat een mutatie in het LRRC50-gen een rol speelt bij de vorming van zaadbaltumoren en dat de LRRC50-tumoren bij zebravissen overeenkomen met humaan seminoom. Dankzij deze unieke bevindingen zijn zebravissen een nuttig diermodel voor met mutatie van het LRCC50-gen gepaard gaand humaan seminoom. Tijdens aanvullend onderzoek werd een verhoogd aantal mutaties in dit specifieke gen gevonden in monsters van patiënten met familieleden bij wie eveneens seminoom was geconstateerd. Hoogleraar Dr. Rachel Giles, werkzaam op de afdeling Nefrologie en Hypertensie van het UMC in Utrecht: "Tot voor kort was er maar weinig bekend over de genetische componenten die bepalend zijn voor de risicofactoren voor humaan seminoom. In ons onderzoek is nu voor het eerst een genmutatie gevonden die direct verband houdt met het risico op zaadbalkanker bij jonge mannen; hierdoor wordt het wellicht mogelijk om jonge mannen uit risicofamilies te screenen op subklinisch seminoom. Dit is belangrijk omdat dergelijke tumoren met succes behandeld kunnen worden als de diagnose op tijd gesteld wordt." Dr. Sander Basten van de afdelingen Medische Oncologie en Nefrologie van het UMC Utrecht en hoofdauteur van het artikel voegt hieraan toe: "Nu moeten we nader onderzoek verrichten om de kennelijk diverse moleculaire functies van het LRRC50-genproduct te ontwarren. We moeten nauwkeurig vaststellen om welke processen het gaat en hoe de rijping, differentiatie en woekering van gedereguleerde kiemcellen systematisch tot het ontstaan van seminomen kan leiden." Zaadbaltumoren komen relatief vaak voor: bij 1 op de 500 blanke mannen. In deze gevarieerde groep is het subtype seminoom de meest voorkomende tumor bij mannen tussen 20 en 40 jaar oud. De incidentie van seminoom neemt toe en daarom zijn betere middelen nodig om risicogroepen te screenen en de diagnose op efficiëntere wijze te kunnen stellen. Deze publicatie is een project van UMC Utrecht in samenwerking met Duke University Medical Center (Durham NC, VS), Erasmus Medisch Centrum (Rotterdam) en het Hubrecht Instituut (Utrecht). Het project is gefinancierd met een NWO Vidi-subsidie aan Prof. Giles en een EU FP-subsidie aan het SYSCILIA-consortium (www.syscilia.org).
Zaadbalkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen van 20-35 jaar oud. Steeds meer jonge mannen overleven de ziekte doordat zaadbalkanker veelal effectief kan worden behandeld met chemotherapie. Keerzijde hiervan is dat een toenemend aantal mannen kampt met de nadelige gevolgen van de behandeling, zoals een grotere kans op hart- en vaatziekten. Renske Altena ging op zoek naar biomarkers - stoffen in het bloed van behandelde patiënten - die de kans op hart- en vaatziekten voorspellen, en die mogelijk aangrijpingspunten zijn voor medicijnen die het risico op vaatschade kunnen verminderen of voorkomen. Zij vond duidelijke stijgingen in markers voor vaatschade en aanwijzingen voor toegenomen schade aan hart en bloedvaten. In het laboratorium vond Altena bovendien aanknopingspunten voor mechanismen die bijdragen aan het ontstaan van schade aan de binnenbekleding van bloedvaten (endotheel) door chemotherapeutica. De inzichten die in dit onderzoek verkregen werden, kunnen helpen hart- en vaatziekten bij zaadbalkankeroverlevers tijdig op het spoor te komen, en in de toekomst wellicht zelfs effectiever te behandelen. Renske Altena (Hengelo, 1982) studeerde geneeskunde te Groningen Ze verrichtte haar onderzoek aan de afdeling Medische Oncologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Het onderzoek werd medegefinancierd door KWF Kankerbestrijding. Altena is in opleiding tot internist in het Deventer Ziekenhuis. Proefschrift: mw. R. Altena, Chemotherapy-related cardiovascular morbidity in testicular cancer patients. Markers & mechanisms
Alleenstaande mannen voelen zich na de behandeling van zaadbalkanker slechter dan mannen met een vaste partner. Zij hebben meer last van depressieve gevoelens en minder gevoel van eigenwaarde. Dat blijkt uit promotieonderzoek van M. Tuinman aan de RUG. Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld en is zeer goed te genezen. Ziekte en behandeling kunnen echter negatieve gevolgen hebben op lichamelijk, psychisch en sociaal vlak. Zorgverleners zouden na een diagnose zaadbalkanker extra aandacht moeten hebben voor vrijgezelle mannen, zo stelt de onderzoeker. Partners van genezen mannen ervaren na de behandeling een goede kwaliteit van leven en zijn tevreden met hun relatie.
Patiënten die chemotherapie krijgen en verandering in smaakwaarneming ervaren, hebben individueel voedingsadvies nodig. Dat concludeert Irene IJpma in haar proefschrift over smaak- en reukveranderingen bij chemotherapie. Ook toont ze aan dat de lichaamssamenstelling al tijdens chemotherapie verandert. De resultaten van dit onderzoek kunnen helpen om patiënten goed te informeren over voeding, lichamelijke activiteit en leefstijl om complicaties van chemotherapie te voorkomen. Patiënten met kanker ervaren vaak veranderingen in smaak- en geurwaarneming tijdens chemotherapie. Dit kan invloed hebben op de voedselinname van patiënten, waardoor gezondheidsproblemen kunnen ontstaan. Uit literatuur is al bekend dat patiënten tijdens chemotherapie een metaalsmaak ervaren, maar IJpma toont aan dat patiënten die doelgerichte therapie of aanvullende radiotherapie hebben gehad, deze metaalsmaak ook ervaren. Dat is dus niet per se een gevolg van chemotherapie. IJpma onderzocht de smaak- en reukfunctie, voedselvoorkeur, voedselinname en lichaamssamenstelling bij patiënten met zaadbalkanker voor, tijdens en na chemotherapie. Ook onderzocht ze patiënten die 1 tot 7 jaar geleden behandeld waren voor zaadbalkanker. Zij constateert dat de smaak- en reukfunctie tussen patiënten en op verschillende momenten heel verschillend is. Patiënten ervaren soms minder smaak, eetlust en hongergevoel en dit lijkt het meest prominent aanwezig aan het begin van een chemokuur. Omdat er verschillen zijn in smaak- en reukveranderingen tussen patiënten, adviseert IJpma dat patiënten individuele voedingsadviezen moeten krijgen. Bovendien moeten interventiestrategieën om cardiovasculaire risicofactoren te beperken al tijdens chemotherapie starten, aangezien het vetpercentage van patiënten al toeneemt tijdens chemotherapie. Irene IJpma (1985) studeerde Voeding en Diëtetiek aan de Hanzehogeschool en Voeding en Gezondheid aan de Wageningen Universiteit. Haar onderzoek voerde ze uit bij de afdeling Medische Oncologie van het UMCG en Neurowetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Haar onderzoek is een onderdeel van het project Sensory & Liking van Top Institute Food and Nutrition en is uitgevoerd binnen onderzoeksschool Behavioral and Cognitive Neuroscience (BCN). Het onderzoek werd gefinancierd door Top Institute Food and Nutrition.
Bron: RUG
Patiënten die chemotherapie krijgen en verandering in smaakwaarneming ervaren, hebben individueel voedingsadvies nodig. Dat concludeert Irene IJpma in haar proefschrift over smaak- en reukveranderingen bij chemotherapie. Ook toont ze aan dat de lichaamssamenstelling al tijdens chemotherapie verandert. De resultaten van dit onderzoek kunnen helpen om patiënten goed te informeren over voeding, lichamelijke activiteit en leefstijl om complicaties van chemotherapie te voorkomen. Patiënten met kanker ervaren vaak veranderingen in smaak- en geurwaarneming tijdens chemotherapie. Dit kan invloed hebben op de voedselinname van patiënten, waardoor gezondheidsproblemen kunnen ontstaan. Uit literatuur is al bekend dat patiënten tijdens chemotherapie een metaalsmaak ervaren, maar IJpma toont aan dat patiënten die doelgerichte therapie of aanvullende radiotherapie hebben gehad, deze metaalsmaak ook ervaren. Dat is dus niet per se een gevolg van chemotherapie. IJpma onderzocht de smaak- en reukfunctie, voedselvoorkeur, voedselinname en lichaamssamenstelling bij patiënten met zaadbalkanker voor, tijdens en na chemotherapie. Ook onderzocht ze patiënten die 1 tot 7 jaar geleden behandeld waren voor zaadbalkanker. Zij constateert dat de smaak- en reukfunctie tussen patiënten en op verschillende momenten heel verschillend is. Patiënten ervaren soms minder smaak, eetlust en hongergevoel en dit lijkt het meest prominent aanwezig aan het begin van een chemokuur. Omdat er verschillen zijn in smaak- en reukveranderingen tussen patiënten, adviseert IJpma dat patiënten individuele voedingsadviezen moeten krijgen. Bovendien moeten interventiestrategieën om cardiovasculaire risicofactoren te beperken al tijdens chemotherapie starten, aangezien het vetpercentage van patiënten al toeneemt tijdens chemotherapie. Irene IJpma (1985) studeerde Voeding en Diëtetiek aan de Hanzehogeschool en Voeding en Gezondheid aan de Wageningen Universiteit. Haar onderzoek voerde ze uit bij de afdeling Medische Oncologie van het UMCG en Neurowetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Haar onderzoek is een onderdeel van het project Sensory & Liking van Top Institute Food and Nutrition en is uitgevoerd binnen onderzoeksschool Behavioral and Cognitive Neuroscience (BCN). Het onderzoek werd gefinancierd door Top Institute Food and Nutrition.
Bron: RUG