Hoe merk ik het?
- Scherp zien in de verte neemt steeds verder af
- Dichtbij kunt u wel goed zien
Hoe werkt het?
Bijziendheid wil zeggen dat u dichtbij wel goed ziet maar ver weg niet. Dit ontwikkelt zich in de jeugd. Vaak krijgt u tussen het zesde en het twintigste levensjaar last. Het wordt ontdekt bij de schoolarts of soms eerder omdat u het bord niet goed meer kunt lezen.
Hoe ontstaat het?
Normaal zorgt de lens in het oog ervoor dat er een scherp beeld op het netvlies afgebeeld wordt. Net zoals de lens van een fototoestel ervoor zorgt dat er een scherp beeld op het filmpje achterin de camera wordt geprojecteerd. Maar als u bijziend bent breekt de lens te sterk. Er ontstaat een scherp beeld vóór het netvlies en een wazig beeld erop. Dus ziet u wazig. Meestal neemt de bijziendheid toe tot u uitgegroeid bent. Als het oog scherp stelt op een voorwerp dat dichtbij is, moeten de lichtstralen juist sterk gebroken worden. Voor het bijziende oog, dat van nature al te sterk breekt, is dat een makkie. Iemand die bijziend is kan dichtbij dus wel goed zien, ook zonder bril.
Hoe ga ik er zelf mee om?
Gaat u minder scherp zien, raadpleeg dan de opticien. Deze zal u een bril aanmeten. Bij bijziendheid is dat een bril met negatieve, holle lenzen die de te sterke breking door de ooglens corrigeren. Hoe sterker de correctie, hoe hoger het getal waarmee de sterkte van de lens wordt aangeduid. Het minteken geeft aan dat het om een holle lens gaat. Iemand met een brilsterkte van min één ziet dus beter dan iemand met een bril van min vijf. Kinderen onder de tien jaar die niet goed (meer) zien moeten eerst door de oogarts worden onderzocht.
Hoe gaat de arts er mee om?
Als u sterk bijziend bent (min zes of meer) dan is controle door de oogarts noodzakelijk. Ook als een snelle verandering van de brilsterkte nodig is, is controle door de oogarts gewenst.
Wetenschappelijk nieuws
Mensen die bijziend zijn, hebben de aandoening gekregen via hun ouders.
Dat hebben onderzoekers van het Erasmus MC bewezen. Tot nu toe waren er wel aanwijzingen dat de kwaal erfelijk was, maar niemand kon het aantonen. Omgevingsfactoren als lezen op jonge leeftijd en weinig buitenspelen lijken de aandoening te verergeren bij mensen die erfelijk belast zijn. De onderzoekers hebben hun doorbraak vanavond online gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift Nature Genetics. Ruim een kwart van de mensen kampt met bijziendheid, waardoor ze slecht veraf kunnen zien. De aandoening is de belangrijkste oorzaak van blindheid op middelbare leeftijd. Bij bijzienden groeit de oogbol excessief in de lengte. Hierdoor valt het brandpunt van de lichtstralen die het oog in schijnen vóór het netvlies, in plaats van erop. Dat zorgt voor een onscherp beeld. Het zicht kan gecorrigeerd worden met een bril, lenzen of een chirurgische ingreep. "Het oog blijft echter altijd langer, waardoor het netvlies kan oprekken of de oogzenuw beschadigt. Hierdoor kan bijvoorbeeld het netvlies loslaten of glaucoom ontstaan. Een veel voorkomende oorzaak van ernstige slechtziendheid bij bijzienden is een verdunning van de gele vlek (het middelste deel van het netvlies achter in het oog). Die verdunning wordt ook wel maculadegeneratie genoemd. Hiervoor is nog geen goede behandeling", zegt Caroline Klaver, oogarts bij het Erasmus MC. Het is voor het eerst dat het wetenschappers is gelukt om aan te tonen dat er erfelijke factoren betrokken zijn bij bijziendheid. Klaver: "Daar waren al wel aanwijzingen voor, want bijziende kinderen hebben vaak bijziende ouders. Dit onderzoek toont bovendien voor het eerst aan welke delen van ons DNA die erfelijke aanleg bepalen. Zo vonden de onderzoekers van de afdelingen oogheelkunde en epidemiologie dat mensen met een genetische variant op chromosoom 15 een hogere kans op bijziendheid hadden. Voor de studie zijn in een bevolkingsonderzoek alle chromosomen van ruim 15.000 mensen getest. Mensen die als kind veel hebben gelezen, weinig buiten hebben gespeeld en een hoog opleidingsniveau hebben, krijgen op latere leeftijd vaker last van bijziendheid. Ook komt de aandoening vaker voor bij stadsbewoners dan op het platteland. Het lijkt erop dat een verkeerde combinatie van genetische aanleg en omgevingsfactoren het ontstaan van bijziendheid in de hand werkt. Klaver: "Omgevingsfactoren veroorzaken of verergeren de klachten bij mensen die al erfelijk belast zijn. Maar iemand die als kind een boekenwurm was en niet erfelijk belast is, hoeft zich waarschijnlijk geen zorgen te maken." De ontdekking van de Rotterdamse onderzoekers kan in de toekomst helpen bij het vinden van een behandeling tegen de abnormale groei van het oog. Klaver: "Er is nog wel veel onderzoek nodig, om meer te weten te komen over de erfelijkheid." De onderzoekers hopen in een nieuwe studie een grote groep hoogbijzienden te onderzoeken zodat ze de genetische factoren van bijziendheid verder kunnen ontrafelen. Ze zoeken daarvoor proefpersonen. Meer informatie over de studie is te vinden op myopiestudie.nl.
Mensen die bijziend zijn, hebben de aandoening gekregen via hun ouders.
Dat hebben onderzoekers van het Erasmus MC bewezen. Tot nu toe waren er wel aanwijzingen dat de kwaal erfelijk was, maar niemand kon het aantonen. Omgevingsfactoren als lezen op jonge leeftijd en weinig buitenspelen lijken de aandoening te verergeren bij mensen die erfelijk belast zijn. De onderzoekers hebben hun doorbraak vanavond online gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift Nature Genetics. Ruim een kwart van de mensen kampt met bijziendheid, waardoor ze slecht veraf kunnen zien. De aandoening is de belangrijkste oorzaak van blindheid op middelbare leeftijd. Bij bijzienden groeit de oogbol excessief in de lengte. Hierdoor valt het brandpunt van de lichtstralen die het oog in schijnen vóór het netvlies, in plaats van erop. Dat zorgt voor een onscherp beeld. Het zicht kan gecorrigeerd worden met een bril, lenzen of een chirurgische ingreep. "Het oog blijft echter altijd langer, waardoor het netvlies kan oprekken of de oogzenuw beschadigt. Hierdoor kan bijvoorbeeld het netvlies loslaten of glaucoom ontstaan. Een veel voorkomende oorzaak van ernstige slechtziendheid bij bijzienden is een verdunning van de gele vlek (het middelste deel van het netvlies achter in het oog). Die verdunning wordt ook wel maculadegeneratie genoemd. Hiervoor is nog geen goede behandeling", zegt Caroline Klaver, oogarts bij het Erasmus MC. Het is voor het eerst dat het wetenschappers is gelukt om aan te tonen dat er erfelijke factoren betrokken zijn bij bijziendheid. Klaver: "Daar waren al wel aanwijzingen voor, want bijziende kinderen hebben vaak bijziende ouders. Dit onderzoek toont bovendien voor het eerst aan welke delen van ons DNA die erfelijke aanleg bepalen. Zo vonden de onderzoekers van de afdelingen oogheelkunde en epidemiologie dat mensen met een genetische variant op chromosoom 15 een hogere kans op bijziendheid hadden. Voor de studie zijn in een bevolkingsonderzoek alle chromosomen van ruim 15.000 mensen getest. Mensen die als kind veel hebben gelezen, weinig buiten hebben gespeeld en een hoog opleidingsniveau hebben, krijgen op latere leeftijd vaker last van bijziendheid. Ook komt de aandoening vaker voor bij stadsbewoners dan op het platteland. Het lijkt erop dat een verkeerde combinatie van genetische aanleg en omgevingsfactoren het ontstaan van bijziendheid in de hand werkt. Klaver: "Omgevingsfactoren veroorzaken of verergeren de klachten bij mensen die al erfelijk belast zijn. Maar iemand die als kind een boekenwurm was en niet erfelijk belast is, hoeft zich waarschijnlijk geen zorgen te maken." De ontdekking van de Rotterdamse onderzoekers kan in de toekomst helpen bij het vinden van een behandeling tegen de abnormale groei van het oog. Klaver: "Er is nog wel veel onderzoek nodig, om meer te weten te komen over de erfelijkheid." De onderzoekers hopen in een nieuwe studie een grote groep hoogbijzienden te onderzoeken zodat ze de genetische factoren van bijziendheid verder kunnen ontrafelen. Ze zoeken daarvoor proefpersonen. Meer informatie over de studie is te vinden op myopiestudie.nl.
Wetenschappers hebben 26 genen ontdekt die bijziendheid veroorzaken. De gevonden genen spelen een rol bij de overdracht van signalen in de hersenen naar de ogen, opbouw van het bindweefsel in de ogen en ontwikkeling van het oog. Ook hebben dragers van meerdere van deze genen een 10 keer hoger risico op bijziendheid. Dat blijkt uit groot internationaal onderzoek onder leiding van het Erasmus MC, waarvan de resultaten online gepubliceerd zijn in het toonaangevende tijdschrift Nature Genetics. Tot nu toe was nog weinig bekend over erfelijke oorzaken. Een derde van de Nederlanders en ruim 80 procent van de Aziaten kampt met bijziendheid. Zij kunnen slecht in de verte zien. Bij bijzienden groeit de oogbol in de lengte. Hierdoor valt het brandpunt van de lichtstralen die het oog in schijnen vóór het netvlies, in plaats van erop. Dat zorgt voor een onscherp beeld. Het zicht kan gecorrigeerd worden met een bril, lenzen of een chirurgische ingreep. Het oog blijft echter altijd langer dan normaal, waardoor slijtage aan het netvlies kan optreden, het netvlies kan loslaten of glaucoom kan ontstaan. Deze complicaties van bijziendheid kunnen leiden tot blindheid. Onderzoekers vonden 26 genen die een rol spelen bij het ontstaan van bijziendheid. Deze genen hebben verschillende functies zoals overdracht van signalen in de hersenen naar de ogen, opbouw van het bindweefsel in de ogen en ontwikkeling van het oog. Dragers van meerdere van deze genen hebben een 10 keer hoger risico op bijziendheid. Prof.dr. Caroline Klaver, oogarts-epidemioloog en onderzoeksleider: “Hoewel al langer bekend was dat bijziendheid erfelijk is, was tot op heden weinig bekend over de genen die betrokken zijn bij het ontstaan ervan. Deze bevindingen kunnen aanknopingspunten bieden voor de ontwikkeling van nieuwe therapieën. Op dit moment zijn de behandelmogelijkheden beperkt. Een van de beste opties is behandeling met atropine oogdruppels op de kinderleeftijd, maar deze kennen vervelende bijwerkingen zoals lichtgevoeligheid en wazig zicht.” Naast genetische factoren spelen ook omgevingsfactoren een belangrijke rol. Klaver: “Opvallend is dat bij Aziaten dezelfde genen als bij Westerlingen een rol spelen bij het ontstaan van bijziendheid, terwijl bijziendheid in Azië vaker voorkomt. Omgevingsfactoren zoals veel lezen of de mate waarin iemand als kind buiten gespeeld heeft, veroorzaken of verergeren de klachten bij mensen die al erfelijk belast zijn. Hoe deze omgevingsfactoren de nieuw geïdentificeerde genen beïnvloeden en bijziendheid veroorzaken moet verder onderzocht worden.” Wetenschappers uit het Erasmus MC werkten samen met onderzoekers uit Europa, Azië, Australië en de Verenigde Staten binnen het Consortium voor Refractie en Myopia (CREAM). In totaal werden het DNA en de brilsterkte van ruim 45.000 mensen afkomstig uit 32 verschillende studies geanalyseerd. Voor het onderzoek is ook gebruik gemaakt van gegevens uit bevolkingsstudie ERGO (Erasmus Rotterdam Gezondheid Onderzoek) van het Erasmus MC, een van de grootste epidemiologische studies in de wereld.
Wetenschappers hebben 26 genen ontdekt die bijziendheid veroorzaken. Deze spelen een rol bij de overdracht van signalen in de hersenen naar de ogen, opbouw van bindweefsel in de ogen en ontwikkeling van het oog. Dragers van meerdere van deze genen blijken tien keer meer risico te lopen op bijziendheid dan mensen zonder deze genetische kenmerken. Dat blijkt uit internationaal onderzoek onder leiding van het Erasmus MC. De resultaten zijn gepubliceerd zijn in Nature Genetics. Een derde van de Nederlanders en ruim 80 procent van de Aziaten kampt met bijziendheid. Zij kunnen slecht in de verte zien. Bij bijzienden groeit de oogbol in de lengte. Het brandpunt van de lichtstralen die het oog in schijnen valt vóór het netvlies, in plaats van erop. Dat zorgt voor een onscherp beeld.
Als kinderen veel buiten spelen helpt dat tegen bijziendheid. Australische onderzoekers vergeleken een groep Australische kinderen die dagelijks zo"n twee uur buiten spelen met een groep kinderen uit Singapore, die elke dag slechts een half uurtje buiten zijn.
Bijziendheid neemt in alle lagen van de bevolking toe. Steeds meer mensen kampen met bijziendheid. Recent onderzoek onder kinderen laat een forse toename zien, maar ook een derde van de hoog bijziende werknemers krijgt nog voor het pensioen met ernstig slecht zien of zelfs blindheid te maken. Deels is hiervoor een erfelijke verklaring, maar daarnaast spelen omgevingsfactoren zoals een hoog opleidingsniveau een grotere rol dan wetenschappers eerder dachten. Dat blijkt uit onderzoek van Erasmus MC, waarop Virginie Verhoeven dinsdag 16 juni promoveert. Iemand die bijziend is, heeft een te lange oogbol. Hierdoor valt het brandpunt van de lichtstralen die het oog in schijnen vóór het netvlies, in plaats van erop. Daardoor kan iemand in de verte niet meer goed zien. Een bril, lenzen of chirurgische ingreep kunnen dit voor het zicht verhelpen, maar deze middelen voorkomen niet dat het netvlies dunner wordt en onherstelbaar beschadigd raakt. Onder de zestigers heeft één op de vier mensen een bril met minsterkte, onder twintigers één op de twee. “Mensen met een brilsterkte van meer dan -6 dioptrieën zijn hoog bijziend en kunnen nog tijdens hun werkzame leven ernstig slechtziend of zelfs blind worden”, zegt oogonderzoeker Virginie Verhoeven van het Erasmus MC. Verhoeven deed onderzoek naar de erfelijke oorzaken van bijziendheid en omgevingsfactoren, zoals veel lezen, een hoger opleidingsniveau en weinig buitenspelen. Zij analyseerde hiervoor het DNA en de brilsterkte van ruim 45.000 mensen wereldwijd en vond 26 genen die een rol spelen bij het ontstaan van bijziendheid. Dragers van deze genen hebben een 10 keer hoger risico op bijziendheid. Daarnaast keek zij naar de samenhang tussen deze genen en het opleidingsniveau. Zij toonde aan dat het hebben van een hoog opleidingsniveau (HBO of universiteit) in combinatie met deze erfelijke oorzaken dit risico nog eens kan verdubbelen. Onderzoeksleider en oogarts prof.dr. Caroline Klaver: “Het is al langer bekend dat omgevingsfactoren en erfelijke oorzaken het risico op bijziendheid kunnen verergeren, maar wij wisten niet precies hoe. Door het onderzoek van Virginie Verhoeven is dit mysterie verder ontrafeld. Meer zicht op het samenspel van erfelijke factoren en omgevingsfactoren biedt aanknopingspunten voor de ontstaanswijze van bijziendheid en mogelijk leidt dit ook tot nieuwe therapieën.” Voor haar proefschrift werkte Verhoeven samen met onderzoekers uit Azië, Australië, Europa, Nederland en Verenigde Staten. Zij maakte zo gebruik van de gegevens van 130.000 personen wereldwijd. Dit onderzoek onder leiding van het Erasmus MC is één van de grootste studies naar bijziendheid ter wereld. Ook raadpleegde zij de gegevens van het gerenommeerde Erasmus Rotterdam Gezondheid Onderzoek (ERGO studie / The Rotterdam Study) van het Erasmus MC. Dit onderzoek bestudeert al 25 jaar de gezondheid van 15.000 inwoners van de Rotterdamse wijk Ommoord die ouder zijn dan 45 jaar
De tijd die kinderen binnenshuis doorbrengen is mogelijk van invloed op de kans op bijziendheid op latere leeftijd. Dat meldt de BBC op basis van onderzoek door Cambridge University in Engeland onder ruim tienduizend kinderen en jongvolwassenen. Voor elk uur extra dat een kind wekelijks buiten is, neemt de kans op bijziendheid met gemiddeld twee procent af. Volgens de onderzoekers is gebleken dat slechtziende kinderen gemiddeld genomen 3,7 uur minder buitenshuis doorbrengen dan kinderen met een normaal gezichtsvermogen en kinderen die verziend zijn. Blootstelling aan natuurlijk licht en vaker naar veraf gelegen objecten kijken, zijn waarschijnlijk de bepalende factoren bij deze verschillen.