Hoe merk ik het?
- Plotseling optreden en binnen één minuut tot 24 uur weer verdwijnen van:
- Spierzwakte, verlamming of gevoelsstoornissen in meestal een arm, been of gelaatshelft
- Spraakstoornissen
- Gedeeltelijke of totale gezichtsvelduitval van een of beide ogen
- Dubbelzien of draaiduizeligheid
Hoe werkt het?
Een TIA (transient ischaemic attack) is het plotseling en zonder voortekenen optreden en binnen 24 uur weer verdwijnen van een stoornis in het functioneren van de hersenen. Afhankelijk van de plaats van de TIA in de hersenen kunnen allerlei neurologische verschijnselen ontstaan. De meest voorkomende zijn verlammingsverschijnselen en spraakstoornissen. U bemerkt dat een mondhoek naar beneden hangt, dat u een arm of been niet meer of niet meer goed kunt gebruiken of dat u moeite heeft met het juiste woord te bedenken of uit te spreken. Soms is er sprake van tintelende of dove gevoelens in het gezicht, in arm en/of been. Ook kunt u met een of beide ogen tijdelijk (gedeeltelijk) zwart zien of kunnen dubbelzien of draaiduizeligheid optreden. Vaak duurt een TIA maar kort. Bij 25 procent van de mensen verdwijnen de verschijnselen binnen vijf minuten en bij de helft binnen een half uur. Indien de klachten niet binnen 24 uur zijn verdwenen spreken we niet meer over een TIA maar over een CVA (cerebro vasculair accident). Voor het 45ste levensjaar is een TIA zeldzaam. 75 procent van de TIA's komt voor bij mensen ouder dan 70 jaar. Na het doormaken van een TIA is het risico op het krijgen van andere hart- en vaatziekten zoals een CVA of een hartinfarct ongeveer zeven keer zo hoog.Hoe ontstaat het?
Een TIA ontstaat door een tijdelijk tekort aan zuurstof in een deel van de hersenen. Dit tekort ontstaat door een gedeeltelijke of totale afsluiting van een van de bloedvaten in of naar de hersenen waardoor de bloedtoevoer aanzienlijk wordt verminderd of geheel onderbroken. De afsluiting wordt veroorzaakt door een embolie, een losgeraakt en met de bloedstroom meegevoerd stukje atheroom ("kalk") of bloedstolsel (trombus) uit een bloedvat met aderverkalking. De belangrijkste risicofactor voor het ontstaan van een TIA is roken. Andere belangrijke risicofactoren zijn: een hoog cholesterolgehalte, hoge bloeddruk en suikerziekte.Hoe ga ik er zelf mee om?
- Aan een TIA kunt u zelf niets doen. Omdat een TIA een aanwijzing is voor het in minder goede staat verkeren van uw hart- en bloedvatstelsel is het zeker verstandig uw huisarts te raadplegen. Zoals bij alle hart- en vaatziekten is ook bij een TIA stoppen met roken de belangrijkste maatregel om het risico op verdere schade aan hart en bloedvaten te verkleinen. Meet uzelf daarnaast een gezonde leefstijl aan. Een gezonde leefstijl betekent:
- eet gezond (neem producten met onverzadigd vet of magere producten, eet veel groente en fruit);
- beweeg regelmatig;
- bij overgewicht: probeer af te vallen.
- gebruik maximaal twee glazen alcohol per dag;
Hoe gaat de arts er mee om?
In het begin is niet te voorspellen of er sprake is van en TIA, of dat deze zich zal ontwikkelen tot een CVA. Om die reden zal de huisarts u met spoed doorverwijzen naar het ziekenhuis. Want, als de klachten niet langer dan drie uur bestaan is soms een behandeling mogelijk met stolseloplossende medicijnen, waarmee het ontstaan van een CVA kan worden voorkomen (zie het hoofdstuk CVA). Is er duidelijk sprake van een TIA, dan zal de huisarts u, afhankelijk van de vermoedelijke oorzaak van de TIA of zelf een behandeling instellen of u verwijzen naar een neuroloog of cardioloog. Indien er geen aanwijzingen bestaan voor een hartritmestoornis of een hartklepafwijking wordt meestal gestart met kinderaspirine. Aspirine remt de bloedstolselvorming, de kans op een nieuwe TIA of CVA wordt hierdoor met 25 procent verkleind. De neuroloog kan door middel van aanvullend onderzoek u eventueel verwijzen naar een vaatchirurg voor een bloedvatverwijdende operatie. Een operatie halveert de kans op een toekomstig CVA maar is niet zonder risico's.Wetenschappelijk nieuws
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Nimenrix (Meningococcal group A, C, W138 and Y conjugate vaccine) voor actieve immunisatie van personen ouder dan 12 maanden tegen meningokokken, veroorzaakt door Neisseria meningitidis groep A, C, W-135 and Y.
- Pixuvri (pixantrone dimaleate) voor de behandeling van non-Hodgkins B-cel lymfoom. Dit geneesmiddel kan gebruikt worden bij agressieve vormen van kanker en bij onvoldoende resultaat van eerdere chemotherapie. De handelsvergunning is verleend onder voorwaarde dat er nog nader vergelijkend onderzoek gedaan wordt.
- Sancuso (transdermale pleister met granisetron) voor de preventie van misselijkheid en overgeven bij middelmatige of hoge emetogene chemotherapie wanneer orale toediening niet mogelijk is.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Byetta (exenatide) nieuw als combinatiebehandeling met insuline voor volwassenen die onvoldoende resultaat hadden van een behandeling met insuline, al dan niet met metformine en/ of pioglitazon.
- Humira (adalimumab) uitbreiding met de behandeling van matige tot ernstige colitis ulcerosa bij volwassenen die geen baat hadden bij conventionele behandelingen.
Advies Pyramax World Health Organization
De CHMP heeft positief advies uitgebracht over Pyramax (pyronaridine tetraphosphate / artesunate) voor de behandeling van acute en ongecompliceerde malaria bij volwassen en kinderen zwaarder dan 20 kilo. Vanwege het risico op levertoxiciteit en het ontbreken van langetermijndata is het advies dit geneesmiddel slechts een keer te geven en daardoor alleen in gebieden met lage transmissie van malaria, waar ook aanwijzingen zijn voor artemisinine resistentie. Het advies is uitgebracht volgens een artikel 58 procedure, die de EMA in staat stelt in samenwerking met de WHO te adviseren over geneesmiddelen voor buiten de EU.
Nieuwe contra-indicaties en waarschuwingen aliskiren-bevattende geneesmiddelen
De CHMP heeft de herbeoordeling afgerond van de baten-risicobalans van aliskiren-bevattende geneesmiddelen. Artsen werd eerder al aangeraden deze geneesmiddelen niet voor te schrijven aan patiënten met type 2 diabetes in combinatie met ACE-remmers of ARB’s (bloeddrukverlagers). Nieuw is de contra-indicatie voor gebruik bij patiënten met nierproblemen in combinatie met deze producten. Daarnaast is de algemene aanbeveling aliskiren niet te combineren met ACE-remmers of ARB’s opgenomen onder de rubriek waarschuwingen van de productinformatie.
- 6 januari 2012: Risico op cardiovasculaire en nierbijwerkingen aliskiren-bevattende geneesmiddelen bij bepaalde diabetespatiënten
- Persbericht EMA
- Q&A EMA
Definitieve aanbevelingen centrale producten Ben Venue Laboratories
De CHMP heeft, in vervolg op de beoordeling van de kwaliteitsproblemen bij Ben Venue Laboratories, definitieve aanbevelingen gedaan voor 12 van de 14 centrale producten die bij deze faciliteit geproduceerd werden. Vibativ en Luminity zijn geschorst omdat er tot op heden geen alternatieve fabrikant geregistreerd werd. Voor andere producten zijn alternatieve fabrikanten en/of formuleringen geregistreerd: Angiox, Busilvex, Vidaza, Velcade, Ecalta, Soliris, Cayston, Mepact, Torisel en Vistide. Deze producten blijven beschikbaar.
Dosisaanbevelingen anti-tuberculosemedicijnen bij kinderen
Na nieuwe dosisaanbevelingen van de World Health Organization (WHO) voor eerstelijns anti-tuberculosemedicijnen bij kinderen, heeft de CHMP alle beschikbare literatuur beoordeeld. Hoewel er op dit moment weinig data beschikbaar zijn, onderschrijft de CHMP de aanbevelingen van de WHO voor ethambutol, isoniazid, pyrazinamide en rifampicin voor kinderen van drie maanden en ouder.
Herbeoordeling antifibrinolytica, waar onder aprotinine, afgerond
De CHMP heeft de herbeoordeling van antifibrinolytica afgerond. De baten-risicobalans van aminocapronzuur en tranexaminezuur blijft positief. Na beoordeling van alle beschikbare data voor systemisch werkende aprotinine- bevattende producten adviseert de CHMP opheffing van de schorsing in de EU en deze geneesmiddelen toe te staan bij een beperkte patiëntengroep: als profylaxe om bloedverlies en bloedtransfusie te reduceren bij volwassenen met een hoog risico op ernstig bloedverlies die een geïsoleerde cardiopulmonaire bypass operatie ondergaan.
Baten-risicobalans Alli en Xenical blijft positief
De CHMP heeft de positieve baten-risicobalans bevestigd van orlistat (Alli en Xenical).
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP heeft een positief advies gegeven voor handelsvergunningen voor de volgende geneesmiddelen. Dit brengt het totale aantal geneesmiddelen dat door de CHMP in 2016 is goedgekeurd op 81.
Positief advies voor voorwaardelijke handelsvergunning
Alecensa (alectinib), is een remmer van het anaplastisch lymfoomkinase (ALK) en is bestemd voor de behandeling van patiënten met ALK-positieve, gevorderde niet-kleincellig longkanker, voorheen behandeld met crizotinib.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde)
· Ledaga (chlormethine), is een alkylerend geneesmiddel en bestemd voor de behandeling van patiënten met cutaan T-cellymfoom, type mycosis fungoïdes.
· Lifmior (etanercept) is een biosimilar van Enbrel en bestemd voor de behandeling van patiënten met reumatoïde artritis, juveniele idiopathische artritis, artritis psoriatica, axiale spondyloartritis, niet-radiografische axiale spondyloartritis, plaque psoriasis en plaque psoriasis bij kinderen.
· Olumiant (baricitinib) is een Janus kinase (JAK) remmer. Het is bestemd voor de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassen patiënten die onvoldoende reageren op, of die intolerant zijn voor een of meer disease modifying anti-reumatische drugs. Olumiant kan gegeven worden als monotherapie of in combinatie met methotrexaat.
· Truxima (rituximab), is een biosimilar van MabThera en bestemd voor de behandeling van patiënten met non-Hodgkin lymfoom, chronische lymfatische leukemie, reumatoïde artritis, granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis.
· Vihuma (simoctocog alfa), is een recombinante factor VIII en bestemd voor de preventie en behandeling van bloedingen bij patiënten met hemofilie A (aangeboren tekort aan factor VIII).
· Zinplava (bezlotoxumab), is een humane monoklonale antistof van de IgG1/kappa isotype onderklasse met een hoge affiniteit voor Clostridium difficile. Het is bestemd voor de preventie van recidiverende infecties met Clostridium difficile bij volwassenen wanneer er sprake is van een hoog risico op een recidief.
Aanpassing therapeutische indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicaties:
· Ameluz (5-aminolevulinic acid) is een antineoplasticum. Het is nu ook bestemd voor de behandeling van een superficiaal en/of nodulair basaalcel carcinoom, dat niet geschikt is voor andere beschikbare behandelingen door de mogelijk aan de behandeling gerelateerde morbiditeit en slechte cosmetische resultaten.
· Cinryze is een C1-remmer en nu ook bestemd voor de behandeling en pre-procedure preventie van angio-oedeemaanvallen bij kinderen vanaf 2 jaar met hereditair angio-oedeem (HAE). Daarnaast is het bestemd voor routinepreventie van angio-oedeemaanvallen bij kinderen vanaf 6 jaar met ernstige en recidiverende aanvallen van hereditair angio-oedeem (HAE) die geen orale preventiebehandelingen verdragen of er onvoldoende door beschermd worden, of patiënten die ontoereikend worden behandeld met herhaalde acute behandeling.
· Ilaris (canakinumab) is een interleukineremmer en nu ook bestemd voor de behandeling van Familiaire mediterrane koorts in combinatie met colchicine wanneer dit mogelijk is.
· Jardiance (empaglifozin) is een SGLT2 remmer. Op basis van de resultaten van de EMPA-REG studie is de indicatie enigszins verbreed en de resultaten van de studie staan beschreven in sectie 5.1 van de productinformatie.
· Jentadueto (linagliptin met metformine) is een DPP4 remmer in combinatie met metformine en kan nu ook gebruikt worden in combinatie met empaglifozine.
· Keytruda is een PD-L1 remmend antilichaam en nu bestemd als monotherapie voor de eerste lijn behandeling van uitgezaaide niet-kleincellig longkanker bij volwassenen van wie de tumor PD-L1 tot expressie brengt met een ≥50% tumor deel score (TPS) score zonder EGFR of ALK positieve mutaties in de tumor.
· Tivacy (dolutegravir) is een integraseremmer en nu ook bestemd, in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen, voor de behandeling van een infectie met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv-infectie) bij kinderen vanaf 6 jaar.
· Trajenta (linagliptin) is een DPP-4-remmer en kan nu ook gebruikt worden in combinatie met empaglifozine.
· Votubia (everolimus) is een selectieve mTOR- remmer en nu ook bestemd voor de aanvullende behandeling van patiënten van 2 jaar en ouder bij wie therapieresistente partieel-beginnende insulten, met of zonder secundaire generalisatie, zijn geassocieerd met het tubereuze sclerose complex.
Start herbeoordeling Micro Therapeutic Research Labs, India
Het Europees geneesmiddelenagentschap European Medicines Agency (EMA) is een herbeoordeling gestart van medicijnen waarvoor studies zijn uitgevoerd door het Indiase bedrijf Micro Therapeutic Research Labs op twee plaatsen in India. Aanleiding voor de herbeoordeling zijn resultaten van een inspectie. Hieruit is naar voren gekomen dat er bij bepaalde onderdelen van het onderzoek niet volgens de richtlijnen (zogenaamde Good Clinical Practices) is gewerkt. Dit roept vragen op over de betrouwbaarheid van de studies die zijn gebruikt voor het aanvragen van een handelsvergunning.
Uitkomst van beoordeling van direct werkende antivirale middelen
De CHMP heeft de aanbeveling van de PRAC overgenomen om alle patiënten op hepatitis B te screenen voordat zij starten met de behandeling met direct werkende antivirale middelen voor hepatitis C. Patiënten die zowel een hepatitis B als C-infectie hebben, moeten gecontroleerd en behandeld worden volgens de huidige klinische richtlijnen. Deze maatregelen zijn bedoeld om het risico op reactivering van hepatitis B door direct werkende antivirale middelen te verkleinen.
Intrekking van aanvragen
De aanvragen voor handelsvergunningen van de volgende producten zijn ingetrokken:
· Cavoley (pegfilgrastim) en Efgratin (pegfilgrastim), beide generieke aanvragen met als referentieproduct Neulasta.
· Graspa (eryaspase) bestaat uit rode bloedcellen die asparaginase bevatten voor de behandeling van patiënten met acute lymfatische leukemie na ofwel recidiverende of gefaalde eerste lijn behandeling, ofwel met overgevoeligheid voor asparaginase.
· Kepnetic (aceneuraminezuur), een substraat replacement therapie van siaalzuur en bestemd voor langetermijn behandeling van volwassen patiënten met GNE Myopathie.
Een verzoek om uitbreiding van de indicatie van Arzerra (ofatumumab) in een nieuwe combinatie met bendamustine, bestemd voor de behandeling van gerecidiveerde chronische lymfatische leukemie, is ingetrokken.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 12-15 december 2016. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door twee medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Caprelsa (vandetanib), bedoeld voor de behandeling van agressief en symptomatisch medullair schildkliercarcinoom (MTC) bij patiënten met niet te opereren lokaal gevorderde of gemetastaseerde tumor.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Erbitux (cetuximab) was al geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom met epidermale groeifactorreceptor (EGFR)-expressie die niet KRAS-gemuteerd (wild- type) is. Nu kan Erbitux voor deze indicatie ook worden gebruikt in combinatie met Folfox.
- Herceptin (trastuzumab) voor vroegbehandeling van borstkanker.
- Nevanac (nepafenac) voor de vermindering van het risico op postoperatief macula-oedeem bij cataractchirurgie bij patiënten met diabetes.
- Rebif (interferon bèta-1a) voor de behandeling van patiënten met een enkele demyeliniserende gebeurtenis met een actief ontstekingsproces, wanneer alternatieve diagnoses zijn uitgesloten, en wanneer is vastgesteld dat ze een hoog risico lopen voor het ontwikkelen van de klinische diagnose multiple sclerose.
Weigering van de handelsvergunning voor Sumatriptan Galpharm 50 mg tabletten
Op 21 juli 2011 bracht de CHMP het advies uit geen handelsvergunning te verlenen voor het geneesmiddel Sumatriptan Galpharm. Dit geneesmiddel is bedoeld voor de verlichting van migraineaanvallen. De aanvrager verzocht om herbeoordeling van het negatieve advies voor niet-receptplichtige status. Tijdens deze heroverweging zijn de belangrijkste bedenkingen van de CHMP niet weggenomen. De CHMP bevestigde de weigering van de handelsvergunning.
- Eerdere berichtgeving over Sumatriptan, juli 2011
- EMA Questions and answers on the refusal of the marketing authorisation for Sumatriptan Galpharm 50 mg tablets, 17 november 2011
Weigering van een wijziging in de handelsvergunning voor Ariclaim, Cymbalta en Xeristar (duloxetine)
Op 21 juli 2011 adviseerde de CHMP de wijziging in de handelsvergunning te weigeren voor de duloxetine-bevattende geneesmiddelen Ariclaim, Cymbalta en Xeristar. De wijziging betrof de toevoeging van een nieuwe indicatie, de behandeling van matige tot ernstige somatische pijn bij patiënten die niet regelmatig NSAID's gebruiken. Na een heroverweging bevestigde de CHMP deze weigering.
- Eerdere berichtgeving over duloxetine, juli 2011
- EMA Questions and answers on the refusal of a change to the marketing authorisations for Ariclaim, Cymbalta and Xeristar (duloxetine), 17 november 2011
Schorsing handelsvergunning buflomedil-bevattende geneesmiddelen
De CHMP heeft een herbeoordeling afgerond van de veiligheid en werkzaamheid van zowel orale als injecteerbare buflomedil-bevattende geneesmiddelen. Deze herbeoordeling werd gestart na meldingen van ernstige bijwerkingen. De CHMP is tot de conclusie gekomen dat de voordelen niet opwegen tegen de risico’s en heeft aanbevolen dat alle handelsvergunningen voor buflomedil-bevattende geneesmiddelen moet worden geschorst in de hele Europese Unie (EU).
- Eerdere berichtgeving over buflomedil, mei 2011
- EMA Press Release, 17 november 2011
- EMA Questions and answers on the suspension of buflomedil-containing medicines, 17 november 2011
Update risico op bloedingen bij gebruik Pradaxa (dabigatran etexilaat)
Gevallen van (fatale) bloedingen bij het gebruik van dabigatran etexilaat (Pradaxa) zijn bekend bij de Europese registratieautoriteiten. Het risico op bloedingen is extra onder de aandacht gebracht van artsen en apothekers. Met deze maatregel blijft de baten-risico balans positief.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Repatha (evolocumab) is de eerste van een nieuwe klasse van monoclonale antilichamen gericht tegen het PCSK9-gen bestemd voor patiënten met hypercholesterolemie en mixed hyperlipidemie die onvoldoende reageren op bestaande therapie, in het bijzonder statines, dan wel deze middelen niet verdragen of bij wie deze zijn gecontra-indiceerd.
- Keytruda (pembrolizumab) is een monoclonaal antilichaam dat zich bindt aan de PD-1 receptor bestemd voor de behandeling van progressief (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom .
- Nivolumab BMS (nivolumab) is een monoclonaal antilichaam dat zich bindt aan de PD-1 receptor bestemd voor de behandeling van lokaal gevorderd of metastatisch niet-kleincellig longcarcinoom na voorafgaande therapie.
- Unituxin (dinutiximab) is een monoclonaal antilichaam dat reageert met ganglioside GD2 bestemd voor neuroblastoom, na myeloablatieve therapie en ASCT, in combinatie met GM-CSF, IL-2 en retinoïnezuur.
- Evotaz (atazanavir / cobicistat) bestaat uit een HIV-1 protease remmer (atazanavir) en een selectieve remmer van CYP3A (cobicistat) bestemd voor de behandeling van HIV-1 geïnfecteerde volwassenen in combinatie met andere anti-retrovirale middelen zonder bekende weerstand gerelateerde mutaties tegen atazanavir.
- Omidria (fenylefrine / ketorolac) is een spoelvloeistof voor het oog met twee bekende werkzame stoffen, fenylefrine en ketorolac, bestemd voor het handhaven van intra-operatieve mydriase, preventie van intra-operatieve miose en vermindering van acute postoperatieve oogpijn bij intra-oculaire lens vervanging chirurgie.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicaties:
- Fycompa (perampanel) is een anti-epilepticum dat nu ook bestemd is voor adjuvante behandeling van primaire gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen bij epileptische patiënten van 12 jaar en ouder.
- Imbruvica (ibrutinib) is een remmer van Bruton’s tyrosine kinase die nu ook bestemd is voor patiënten met de ziekte van Waldenström (WM) als 2e lijn behandeling of als 1e lijn wanneer chemo-immunotherapie niet in aanmerking komt.
- Kuvan (sapropterin) is een spijsverteringskanaal- en stofwisselingsmiddel dat nu ook bestemd is voor de behandeling van kinderen met fenylketonurie (PKU) jonger dan 4 jaar.
- Simponi (golimumab) is een tumornecrosefactor-alfa (TNFα) remmer die nu ook bestemd is voor de behandeling van niet radiografisch aangetoonde axiale spondyloarthritis (nraSpA).
- Stelara (ustekunimab) is een monoclonale antistof die interleukine-12 en -23 blokkeert en nu ook bestemd is voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij adolescenten vanaf 12 jaar en ouder.
- Xyltophy (insuline degludec / liraglutide) is een combinatie van de GLP-1 analoog liraglutide en het langwerkende insuline degludec dat nu ook bestemd is voor diabetes patiënten die onvoldoende reageren op GLP-1 analogen.
Uitkomst herbeoordelingsprocedure GVK Biosciences Hyderabad, India
De CHMP adviseert opnieuw om geneesmiddelen te schorsen waarvan de handelsvergunning voornamelijk is gebaseerd op klinische onderzoeken uitgevoerd door GVK Biosciences in Hyderabad, India. Dit is de uitkomst van de Europese herbeoordelingsprocedure die was gestart op verzoek van de registratiehouders van zeven van de betrokken geneesmiddelen. In de herbeoordelingsprocedure hebben zes houders van handelsvergunningen de zorgen van de CHMP niet kunnen wegnemen dat de firma GVK Biosciences niet altijd volgens ‘good clinical practice’ (GCP) heeft gehandeld. Voor één geneesmiddel (Neo Balkanika / nebivolol) was voldoende reden om het voornemen tot schorsing op te heffen.
CMDh
Ibuprofen- and dexibuprofen-bevattende geneesmiddelen
De CMDh bekrachtigt bij consensus de aanbeveling van de PRAC over aangepaste adviezen voor het gebruik van hoge doseringen ibuprofen en dexibuprofen. De herbeoordeling van de PRAC bevestigt een licht verhoogd risico op cardiovasculaire problematiek bij patiënten die tot 2400 mg ibuprofen per dag of meer gebruiken. De samenvatting van de productkenmerken (SmPC) en bijsluiter worden hiermee op deze punten in alle Europese lidstaten gelijk getrokken. Er zijn in Nederland geen dexibuprofen-bevattende geneesmiddelen geregistreerd.
Eerste CMDh uitspraak over PSUSA procedure voor nationaal geregistreerde geneesmiddelen
De CMDh bekrachtigt, na bestudering van de PSUR (periodiek veiligheidsrapport) op basis van de PRAC aanbeveling en het bijbehorende beoordelingsrapport, bij consensus de wijziging van de handelsvergunningen van geneesmiddelen die de combinatie atenolol / chloortalidon bevatten.
De CMDh raadt de handelsvergunninghouders van geneesmiddelen die atenolol bevatten - als enig werkzaam bestanddeel of in combinatie met andere stoffen - met klem aan rekening te houden met de uitkomsten van deze procedure en de productinformatie aan te passen via een passende variatie.
Informatie over de PSUSA (Periodic Safety Update Single Assessment) procedure, inclusief de implementatie ervan, is gepubliceerd op de EMA-website. Meer informatie over vastgestelde teksten voor de productinformatie en het tijdschema van de implementatie wordt gepubliceerd op de website van de EMA.
Implementatie van de herbeoordelingsprocedure (Artikel 31 referral) voor domperidon-bevattende geneesmiddelen
Handelsvergunninghouders die uitsluitend vergunningen hebben voor domperidon-bevattende geneesmiddelen voor patiënten van 12 jaar en ouder, zijn niet langer verplicht om het tijdens deze herbeoordelingsprocedure opgelegde veiligheidsonderzoek bij kinderen/adolescenten uit te voeren. De CMDh is van mening dat de handelsvergunningen van deze producten al voldoen aan deze voorwaarde op grond van een wetenschappelijk advies van de CHMP.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Daklinza (daclatasvir) voor de behandeling (in combinatie met andere geneesmiddelen) van chronisch hepatitis C bij volwassenen.
- Abasria (insuline glargine) is de eerste biosimilar insuline in Europa voor de behandeling van diabetes mellitus.
- Vizamyl (flutemetamol [18F]) kan worden gebruikt voor de detectie van β-amyloïde neuritische plaques in de hersenen.
- Triumeq (combinatie van abacavir, dolutegravir en lamivudine) voor de behandeling van HIV infectie bij volwassenen en adolescenten van 12 jaar en ouder met een lichaamsgewicht van tenminste 40 kg.
- Velphoro (mengsel van polynucleair ijzeroxyhydroxide, sucrose en zetmeel) kan worden gebruikt als fosfaatbinder bij volwassen patiënten met eindstadium nierfalen.
- Clopidogrel / Acetylsalicylzuur Teva is een combinatieproduct voor de preventie van atherotrombotische gebeurtenissen bij patiënten met acuut coronair syndroom in een vaste dosering bestemd voor substitutie wanneer patiënten op een stabiele onderhoudsdosis staan na acuut coronair syndroom.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicatie:
- Avastin (bevacizumab) wordt gebruikt - in combinatie met diverse andere geneesmiddelen – voor onder meer gemetastaseerde borstkanker. Het mag nu ook worden toegepast - in combinatie met paclitaxel, topotecan of liposomaal doxorubicine - voor de behandeling van patiënten met platinum-resistente epitheliale eierstok, eileider of primaire peritoneale (buikvlies) kanker die eerder meer dan twee chemotherapieën hebben gehad en niet eerder zijn behandeld met bevacizumab of andere VEGF remmers.
- Eliquis (apixaban) wordt gebruikt voor preventie van veneuze trombose, beroerte en systemische embolie bij patiënten na heup of knie chirurgie en van beroerte en systemische embolie bij patiënten met boezemfibrilleren. Het kan nu ook worden toegepast voor de behandeling van diep veneuze trombose (DVT) en longembolie (PE) en preventie van terugkerende DVT en PE bij volwassenen.
- Enbrel (etanercept) wordt gebruikt bij diverse vormen van artritis (gewrichtsontsteking). Het kan nu ook worden toegepast bij patiënten met ernstige niet-radiografische axiale spondylartritis met kenmerken van ontsteking op geleide van verhoogd C-reactief eiwit en/of onderbouwd met MRI beelden die onvoldoende reageren op non-steroidal anti-inflammatory drugs (NSAIDs).
- Eylea (aflibercept) wordt gebruikt voor patiënten met macula degeneratie (netvliesveroudering) en maculair oedeem (vochtophoping in de ‘gele vlek’ van het oog) t.g.v. centrale veneuze retinale occlusie (CRVO). Het kan nu ook worden toegepast bij patiënten met een verminderd gezichtsvermogen als gevolg van diabetisch maculair oedeem (DME).
- Isentress (raltegravir) wordt gebruikt, in combinatie met andere antiretrovirale therapieën, voor de behandeling van HIV-1 infectie bij volwassenen, adolescenten, kinderen vanaf 2 jaar. Het kan nu ook worden toegepast bij zuigelingen en baby’s vanaf 4 weken.
- Kalydeco (ivacaftor) wordt gebruikt voor patiënten met cystische fibrose (taaislijmziekte) van 6 jaar en ouder met een G551D mutatie in het CFTR gen. Het kan nu ook worden toegepast voor de behandeling van de aandoening bij een groot aantal andere mutaties (G551D, G1244E, G1349D, G178R, G551S, S1251N, S1255P, S549N, or S549R) in het betreffende gen.
- Stivarga (regorafenib) wordt gebruikt voor patiënten met gemetastaseerde darmkanker. Het kan nu ook worden toegepast voor de behandeling van patiënten met inoperabele of gemetastaseerde gastro intestinale stroma tumoren (GIST) die progressief zijn of intolerant zijn voor eerdere behandeling met imatinib en sunitinib.
Uitkomst arbitrageprocedure
Seasonique is een levonorgestrel en ethinylestradiol bevattende anticonceptiepil die door de fabrikant werd aangemeld in een decentrale procedure. De beoordeling werd verricht door Frankrijk, maar andere lidstaten waren het oneens met de conclusies, met name wat betreft de doorbehandeling gedurende 3 maanden zonder pil vrije periode. De CHMP kwam op basis van alle ingediende gegevens tot de conclusie dat de balans werkzaamheid – risico’s voor Seasonique positief was.
Uitkomst harmonisatieprocedure
Sandostatine en Sandostatine LAR bevatten octreotide dat het lichaamseigen hormoon somatostatine imiteert. Dit hormoon blokkeert de afgifte van groeihormoon. Sandostatine is in een groot aantal Europese lidstaten via een nationale procedure geregistreerd, waardoor er verschillen zijn ontstaan de in de wetenschappelijke bijsluiter, de SmPC. De CHMP heeft deze verschillen geïdentificeerd en de teksten geharmoniseerd.
Terugtrekking registratieaanvraag
De registratieaanvraag voor Faldaprevir (behandeling van hepatitis C) is door de firma teruggetrokken. Als reden wordt aangegeven dat er inmiddels meerdere soortgelijke geneesmiddelen op de markt beschikbaar zijn en dit middel niets toevoegt.
Terugtrekking aanpassing indicatie
Tasigna (nilotinib) wordt gebruikt bij de behandeling van chronische myeloïde leukemie bij patiënten met het Philadelphia chromosoom in de chronische fase. Een nieuwe indicatie was aangevraagd voor patiënten bij wie de moleculaire response op imatinib onvoldoende was. De firma trekt deze indicatie-uitbreiding terug omdat er tot dusver onvoldoende bewijs is verzameld om aanpassing van de indicatie mogelijk te maken.
Overig nieuws CHMP
De CHMP is een harmonisatieronde gestart voor Haldol en Haldol Decanonaat (haloperidol). De procedure is geïnitieerd door de Europese Commissie en heeft als doel de bijsluiterteksten in alle lidstaten te harmoniseren.
De CHMP keurde verder een groot aantal wetenschappelijke en protocol adviezen goed.
De CHMP ontving een overzicht van goed- en afgekeurde namen van nieuwe geneesmiddelen. Nieuwe namen worden bekeken en beoordeeld door de Name Review Group.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Co-ordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Opdivo (nivolumab) is een antineoplastisch monoklonaal antilichaam dat zich bindt aan de PD-1 receptor bestemd voor de behandeling van patiënten met progressief (inoperabel of metastatisch) melanoom.
- Hetlioz (tasimelteon) is een melatonine receptor agonist bestemd voor de behandeling van 24-uurs slaap-waak stoornissen bij blinden. Tasimelteon interacteert op het circadiaanse slaap-waak ritme door het resetten van de ‘master klok’ in de suprachiasmatische kern. De ‘master klok’ regelt de circadiaanse ritmen van hormonen zoals melatonine en cortisol en synchroniseert de fysiologische processen van de slaap-waak cyclus.
- Lixiana (edoxaban) is een direct oraal anticoagulans (DOAC) bestemd voor de preventie van cerebrale en systemische embolieën bij patiënten met atrium fibrilleren en voor de behandeling en preventie van veneuze trombose en longembolie bij risico patiënten.
- LuMark (Lutetium (177Lu) chloride) is een radiofarmaceutische voorloperstof bestemd voor de radioactieve labeling van specifieke dragermoleculen.
Negatieve opinie
De CHMP was negatief over de aanvraag voor Lympreva(dasiprotimut-T), een autoloog immuunglobuline vaccin bestemd voor de behandeling van patiënten met folliculair non-Hodgkin lymfoom.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicaties:
- Esmya (ulipristal) is een selectieve progesteron receptor modulator die nu ook bestemd is voor de chronische, intermitterende, behandeling van matig tot ernstige symptomen van uteriene vleesbomen bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
- Invega (paliperidon) is een psycholepticum dat bestemd is voor de behandeling van schizo-affectieve stoornis bij volwassenen. De vermelding is komen te vervallen dat geen werkzaamheid is aangetoond op depressieve symptomen.
- Levemir (insuline detemir) is een insuline die nu ook bestemd is voor de behandeling van diabetes mellitus als de GLP-1 analoog liraglutide wordt toegevoegd.
- Relistor (methylnaltrexon bromide) is een perifere opioïdreceptor antagonist die nu ook bestemd is voor de behandeling van opioïd-geïnduceerde obstipatie bij volwassen patiënten, 18 jaar en ouder, met chronische niet-kanker pijn.
- Resolor (prucalopride) is een selectieve serotonine receptoragonist die nu ook bestemd is voor de symptomatische behandeling van chronische obstipatie bij mannen.
- Tygacil (tigecycline) is een antibioticum dat nu ook bestemd is voor de behandeling van gecompliceerde infecties van huid en weke delen, uitgezonderd diabetische voetinfecties en gecompliceerde intra-abdominale infecties bij kinderen en adolescenten tussen 8 en 18 jaar.
PRAC aanbevelingen
De CHMP heeft een signaal bevestigd van een potentieel risico op ernstige bradycardieën (vertraagde hartslag) en hartblok (problemen met de geleiding van elektrische signalen in het hart) bij gelijktijdig gebruik van een aantal geneesmiddelen voor hepatitis C en amiodarone (een anti-aritmicum). Het gaat om het combinatiepreparaat Harvoni (sofosbuvir / ledipasvir) of een combinatie van Sovaldi (sofosbuvir) en Daklinza (daclatasvir).
Om het risico zo klein mogelijk te houden wordt aanbevolen amiodarone uitsluitend te geven aan patiënten die Harvoni of een combinatie van Sovalidi en Daklinza gebruiken wanneer andere anti-aritmica niet gebruikt kunnen worden. Wanneer gelijktijdig gebruik van amiodarone niet kan worden vermeden, moeten patiënten nauwkeurig worden gevolgd. Een ‘Direct Healthcare Professional Communication (DHPC)’, met deze inhoud wordt op korte termijn verstuurd aan de relevante beroepsgroepen.
CMDh
Codeïne-bevattende geneesmiddelen
De CMDh bekrachtigt met consensus de PRAC aanbeveling over nieuwe maatregelen om het risico op ernstige bijwerkingen, waaronder ademhalingsmoeilijkheden, te beperken bij codeïne-bevattende geneesmiddelen die worden gebruikt voor hoest en verkoudheid bij kinderen. Het gebruik van codeïne voor hoest en verkoudheid (stroop en tabletten) is nu gecontra-indiceerd voor kinderen jonger dan 12 jaar. Gebruik van codeïne voor hoest en verkoudheid wordt afgeraden bij kinderen en adolescenten van 12 tot 18 jaar die al ademhalingsmoeilijkheden hebben. De contra-indicaties bij kinderen jonger dan 12 jaar voor codeïne bij hoest en verkoudheid zijn in lijn met de eerder genomen maatregel voor codeïne gebruikt bij pijn.
De contra-indicatie voor vrouwen in alle leeftijden die borstvoeding geven is van toepassing voor alle codeïne-bevattende geneesmiddelen die zijn aanvaard voor volwassenen. Het maakt daarbij niet uit voor welke indicatie de geneesmiddelen zijn geregistreerd. De CMDh vraagt de handelsvergunninghouders van deze producten de productinformatie aan te passen en deze contra-indicatie op te nemen. Dit kan via een zogenoemde type IA-variatie wanneer geen verdere wijzigingen nodig zijn.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Forxiga (dapagliflozin), voor de behandeling van type 2 diabetes mellitus bij volwassenen.
- Jakavi (ruxolitinib), voor de symptomatische behandeling van chronische vormen van primaire en secundaire myelofibrose.
- Rienso (ferumoxytol), voor de intraveneuze behandeling van ijzerdeficiëntie bij volwassenen met chronische nierziekte.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Lantus/ Optisulin (insulin glargine), nieuw voor de behandeling van diabetes mellitus bij kinderen in de leeftijd van 2 tot en met 5 jaar.
Herbeoordeling Glybera
De Europese Commissie had de CHMP verzocht om nogmaals te kijken naar de baten-risico balans van Glybera (alipogeen tiparvovec) binnen een subgroep van patiënten met ernstige of meervoudige aanvallen van pancreatitis. De discussie in de CHMP leidde niet tot een wijziging van het eerdere negatieve advies over de baten-risico balans van dit geneesmiddel.
Afronding beoordeling Gilenya
De CHMP heeft de beoordeling afgerond van Gilenya (fingolimod) bedoeld voor de behandeling van zeer actieve multipele sclerose. Deze beoordeling was gestart in januari 2012. De CHMP heeft geconcludeerd dat de baten-risico balans van fingolimod positief blijft; de waarschuwingen in de productinformatie zijn inmiddels aangepast. Artsen en apothekers worden op zeer korte termijn op de hoogte gebracht middels een DHPC.
Weigering handelsvergunning Folotyn
Op 19 januari 2012 bracht de CHMP het advies uit geen handelsvergunning te verlenen voor het geneesmiddel Folotyn(pralatrexaat) voor de behandeling van perifeer T-cel lymfoom. Na een heroverweging op verzoek van de aanvrager, heeft de CHMP deze weigering van de handelsvergunning bevestigd. Voornaamste reden is dat de ingediende data onvoldoende zijn om een positieve baten-risicobalans te ondersteunen.
Afronding arbitrageprocedures
Op 19 april 2012 heeft de CHMP de onderstaande arbitrageprocedures afgerond.
- Flutiform/ Iffeza, bestaande uit een vaste combinatie van twee werkzame stoffen en gebruikt bij de behandeling van astma. De CHMP oordeelde positief over de baten-risico balans van dit product.
- Yvidually/Flexyessy, anticonceptiemiddelen met de werkzame stoffen ethinylestradiol en drosperinon, geschikt om langere tijd zonder onderbreking te gebruiken. De CHMP oordeelde positief over de baten-risico balans van dit product.
- Yaz 24+4/ Ethinylestradiol-Drospirenone 24+4 , anticonceptiemiddelen met de werkzame stoffen ethinylestradiol en drosperinon. De CHMP oordeelde negatief over een uitbreiding van de indicatie met de behandeling van acne bij vrouwen die het product al gebruiken als anticonceptiemiddel.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Imbruvica (ibrutinib), bedoeld voor de behandeling van patiënten met recidiverend of refractair mantel cel lymfoom (MCL) en van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) die ten minste één andere therapie hebben ondergaan of als eerste behandeling bij de aanwezigheid van 17p deletie of TP53 mutatie bij patiënten waarbij chemo-immunotherapie ongeschikt is.
- Zydelig (idelalisib), bedoeld in combinatie met rituximab voor de behandeling van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) die ten minste één andere therapie hebben ondergaan of als eerste behandeling bij de aanwezigheid van 17p deletie of TP53 mutatie bij patiënten waarbij chemo-immunotherapie ongeschikt is en als monotherapie bij folliculair lymfoom na ten minste twee behandelingen.
- Xultophy (insulin degludec / liraglutide), een combinatie product, bedoeld voor de behandeling van diabetes mellitus type II ter verbetering van de bloedglucoseregulatie in combinatie met orale bloedsuikerverlagende geneesmiddelen indien de werkzame stoffen alleen of in combinatie met basaal insuline geen adequate bloedglucoseregulatie geven.
- Accofil (filgrastim), een biosimilar van Neupogen en derhalve voor dezelfde indicaties geregistreerd.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicatie:
- Baraclude (entecavir), het gebruik is uitgebreid naar kinderen tussen 2-18 jaar, maar alleen met een gecompenseerde leverziekte en alleen bij nucleoside-naïeve patiënten.
- Busilvex (busulfan), een uitbreiding van de indicatie als voorbereidende behandeling voorafgaand aan hematopoëtische stamceltransplantatie (HPCT) bij volwassen patiënten, maar alleen als ze kandidaat zijn voor een verminderde intensiteit conditionering (RIC) regime.
- Ecalta (anidulafungin), een uitbreiding van de indicatie naar patiënten met invasieve candidiasis, zodat nu ook patiënten met te weinig neutrofiele cellen het geneesmiddel kunnen gebruiken.
- Humira (adalimumab), uitbreiding van de indicatie waardoor het middel nu ook gebruikt kan worden voor de behandeling van enthesitis-gerelateerde artritis bij kinderen van 6 jaar en ouder, die onvoldoende reageren op andere behandelingen.
- Ozurdex (dexamethason), een uitbreiding van de indicatie naar toediening in het oog voor de behandeling van diabetes maculair oedeem, bij patiënten die onvoldoende reageren op niet-corticosteroïden therapie dan wel deze niet kunnen gebruiken, of bij patiënten met een kunstlens.
- RoActremra (tocilzumabum), een uitbreiding naar een eerstelijnsindicatie voor de behandeling van ernstige, actieve en progressieve reumatoïde artritis (RA) bij volwassenen die niet eerder behandeld zijn met methotrexaat.
- Xgeva (denosumab), een uitbreiding van de indicatie naar behandeling van reusceltumor van het bot in volwassenen en in adolescenten met een volgroeid lichaam.
Uitkomst herbeoordelingsprocedure morning-afterpil
Zie: Morning-afterpil geschikt voor alle vrouwen, ongeacht het lichaamsgewicht (24 juli 2014).
Terugtrekking aanvraag handelsvergunning
De aanvraag voor een handelsvergunning voor Neofrodex(dexamethason acetaat), voor de behandeling van multiple myeloom, is door de firma teruggetrokken. Als reden wordt aangegeven dat het voor het bedrijf onmogelijk is om op tijd additionele data betreffende de kwaliteit aan te leveren. De CHMP had om deze aanvullende data gevraagd om verzekerd te zijn van een voldoende constante kwaliteit van het geneesmiddel.
CMDh besluit over PRAC aanbeveling methadondrank met povidon als hulpstof
De CMDh heeft besloten om de handelsvergunningen te schorsen van methadondranken die povidon met een hoog moleculair gewicht als hulpstof bevatten. Dit is in lijn met de eerder uitgebrachte PRAC aanbeveling. In Nederland zijn geen povidon-bevattende methadondranken op de markt.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Harvoni (combinatiepreparaat van sofosbuvir en ledipasvir) voor de behandeling van chronische hepatitis C bij volwassenen.
- Ketoconazol HRA (ketoconazol) voor de behandeling van patiënten met het syndroom van Cushing. Met deze positieve opinie komt er een officiele handelsvergunning voor de behandeling van het syndroom van Cushing met ketoconazol als weesgeneesmiddel.
- Vargatef (nintedanib), in combinatie met docetaxel, voor de behandeling van patiënten met voortgeschreden niet-kleincellig adenocarcinoom van de long (NKCLK) na eerdere behandeling met chemotherapie.
- Cyramza (ramucirumab) is een weesgeneesmiddel voor de behandeling van patiënten met voortgeschreden maagcarcinoom in combinatie met paclitaxel of als monotherapie wanneer paclitaxel niet in aanmerking komt.
- Lymphoseek (tilmanocept) is een diagnosticum en geïndiceerd voor de beeldvorming en intraoperatieve schildwachtklier detectie bij volwassen patiënten met borstkanker, melanoom of plaatselijk plaveiselcarcinoom in de mondholte.
- Egranli (balugrastim) is geïndiceerd voor de behandeling van door chemotherapie geïnduceerde neutropenie.
- Rezolsta (combinatiepreparaat van darunavir en cobicistat) voor de behandeling van HIV-1 bij volwassenen (18 jaar of ouder).
- Trulicity (dulaglutide), bedoeld als add-on therapie de behandeling van diabetes mellitus type 2 en mono-therapie als metformine niet gebruikt kan worden.
- Moventig (naloxegol) voor de behandeling van opioïd-geïnduceerde constipatie bij volwassen patiënten die onvoldoende reageren op laxantia.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicatie:
- Voor Prezista (darunavir) werd de indicatie uitgebreid met de behandeling van HIV-1 infectie bij ART-naïeve pediatrische patiënten (3 tot 17 jaar en met een lichaamsgewicht van ten minste 15 kilogram). Daarnaast werd, in combinatie met andere retrovirale geneesmiddelen, de gelijktijdige toediening met Cobicistat toegestaan.
- Signifor (pasireotide) is bedoeld voor de behandeling van volwassen patiënten met acromegalie bij wie chirurgisch ingrijpen niet mogelijk of niet succesvol is geweest en die onvoldoende reageren op behandeling met een andere somatostatine analoog. (pasireotide) is bedoeld voor de behandeling van volwassen patiënten met acromegalie bij wie chirurgisch ingrijpen niet mogelijk of niet succesvol is geweest en die onvoldoende reageren op behandeling met een andere somatostatine analoog.
Start herbeoordelingsprocedure bioequivalentie onderzoeken GVK Biosciences Hyderabad, India
Deze herbeoordelingsprocedure is gestart omdat na inspectie is gebleken dat de firma GVK Biosciences niet altijd volgens ‘good clinical practice’ (GCP) heeft gehandeld. Er zijn vooral twijfels aan onderzoeksgegevens die zijn gebruikt als ondersteuning voor registraties van generieke geneesmiddelen.
De CHMP bekijkt nu op verzoek van de Europese Commissie op welke registratiedossiers de inspectiebevindingen van invloed zijn en of de handelsvergunningen van deze geneesmiddelen gehandhaafd, veranderd, geschorst of doorgehaald moeten worden in de EU-lidstaten.
Sluiting productieplaats MACI
De Europese productieplaats voor het geneesmiddel MACI (matrix applied characterised autologous cultured chondrocytes) is per 5 september 2014 gesloten door de eigenaar. Dit betekent dat deze ‘advanced therapy’ niet langer beschikbaar is voor nieuwe patiënten totdat een nieuwe productieplaats is gevonden. De productieplaats is gesloten uit commerciële overwegingen, de veiligheid en werkzaamheid van MACI zijn niet in het geding. MACI is in Nederland niet op de markt (geweest).
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Gazyvaro (obinutuzumab, een monoclonaal gericht tegen CD20 receptor op de B-lymfocyten) weesgeneesmiddel voor de behandeling van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) die van tevoren niet behandeld zijn en met co-morbiditeit, waardoor ze ongeschikt zijn voor een volledige behandeling met fludarabine.
- Translarna (ataluren), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van de nonsense mutatie vorm van Duchenne spierdystrofie bij ambulante jongens ouder dan 5 jaar. Voor meer informatie, zie ook het aparte bericht over de toelating van Translarna.
- Plegridy (peginterferon beta-1a, een interferon β-1a bevattend product) voor de behandeling van relapse/remitting Multiple Sclerosis bij volwassenen.
- Nuwiq (simoctogog alfa, een 4e generatie rhVIII concentraat) voor de behandeling en ter voorkoming van bloedingen bij patiënten met hemofilie A (aangeboren factor VIII- deficiëntie).
- Simbrinza (een fixed-dose combinatie oogdruppel, die de alfa2-blokker brimonidine en de koolzuuranhydrase remmer brinzolamide bevat ) voor de behandeling van open hoek glaucoom of oculaire hypertensie wanneer onvoldoende resultaat bereikt wordt met monotherapie.
Aanpassingen indicaties
CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassingen:
- Arzerra bevat ofatumumab, een monoclonaal geregistreerd voor patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL) die refractair zijn voor fludarabine en alemtuzumab. Mag nu ook als eerstelijns indicatie voorgeschreven worden in combinatie met chloorambucil of bendamustine voor de behandeling van patiënten met CLL die van tevoren niet behandeld zijn en niet in aanmerking komen voor fludarabine gebaseerde therapie.
- Halaven bevat eribuline, een monoclonaal geregistreerd voor de derdelijns behandeling van patiënten met borstkanker. Mag nu ook gebruikt worden voor de tweedelijns behandeling van deze patiënten.
- Vfend (voriconazole) is actief tegen een breed scala van gisten en draadzwammen, zoals Candida, Aspergillus, Fusarium en Scedosporium. Het middel kan nu ook gebruikt worden voor profylaxe van invasieve schimmelinfecties bij patiënten met AML en bij patiënten die beenmerg stamcel therapie ondergaan.
Uitkomsten herbeoordeling
De CHMP bevestigt de aanbeveling van de PRAC ten aanzien van beperkingen met betrekking tot het gecombineerd gebruik van geneesmiddelen die het renine-angiotensine systeem (RAS)blokkeren. Het RAS is een hormoonsysteem dat de bloeddruk en het volume van vloeistoffen in het lichaam reguleert. Angiotensine-II-antagonisten, ACE-remmers en aliskiren blokkeren het RAS op verschillende manieren en worden onder meer gebruikt bij de behandeling van hypertensie (hoge bloeddruk) en congestief hartfalen (een aandoening waarbij het hart niet genoeg bloed door het lichaam kan pompen).
Beroepsprocedures tegen eerder negatief CHMP advies
In januari 2014 was de CHMP negatief in het oordeel over Masiviera(masitinib), bedoeld voor de behandeling van metastatische alvleesklierkanker. De CHMP maakte zich zorgen over de effectiviteit en de risico’s van het geneesmiddel. Verder waren er destijds twijfels over de kwaliteit van het geneesmiddel. Nu volgde een nieuwe beoordeling, waarbij de CHMP opnieuw concludeert dat de werkzaamheid onvoldoende opweegt tegen de risico’s.
De CHMP blijft ook bij het negatieve oordeel ten aanzien van het middel Nerventra (laquinimod), bedoeld voor de behandeling van relapse/remitting Multiple Sclerose (MS). De CHMP kwam, net als eerder, tot een negatieve baten/risico balans, met name vanwege de toxiciteit bij een beperkte werkzaamheid.
Verder blijft de CHMP ook bij een negatief oordeel met betrekking totReasanz (serelaxin), bedoeld voor de symptomatische behandeling van acuut hartfalen. De voornaamste overweging hierbij is een niet voldoende aangetoonde werkzaamheid.
Positieve uitkomst procedure Dexamed
Dexamed (dexamfetamine sulphate), geïndiceerd voor de behandeling van ADHD (aandachtstekort stoornis met hyperactiviteit) bij kinderen van 6-17 jaar. Op basis van de evaluatie van de beschikbare gegevens en de discussie binnen het Comité, concludeert de CHMP met meerderheid dat de voordelen van Dexamed opwegen tegen de risico’s bij een tweedelijns indicatie en bij de opgelegde risico minimalisatie maatregelen en heeft de CHMP aanbevolen dat de handelsvergunning in alle betrokken lidstaten, waaronder Nederland, kan worden verleend.
Binnen het CBG waren er zorgen over mogelijk misbruik en verslaving. Belangrijk voor het CBG is de tweedelijnsindicatie en de opgelegde leeftijdsbeperking samen met de nu afgesproken risico minimalisatie maatregelen. In Nederland is dit geneesmiddel op dit moment al beschikbaar middels apotheekbereiding.
Overig nieuws CHMP
De aanvraag van een uitbreiding van de indicatie bij de behandeling van osteoartrose van de knie en heup ter vermindering van de slijtage van het kraakbeen bij de handelsvergunning voor Protelos (Osseor) is ingetrokken.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positief geadviseerd over het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Cerdelga (eliglustat) als weesgeneesmiddel voor de behandeling van patiënten met type I ziekte van Gaucher met een langzaam, “intermediate” of normaal CYP2D6 metabolisme.
- Exviera (dasabuvir) en Viekirax (ombitasvir + paritaprevir + ritonavir) voor de behandeling van chronische hepatitis C. Deze middelen moeten waar nodig in combinatie met andere geneesmiddelen gebruikt worden.
- Ofev (nintedanib), als weesgeneesmiddel voor de behandeling van idiopathische pulmonale fibrose.
- Cosentyx (secukinumab) voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij patiënten die in aanmerking komen voor systemische therapie.
- Otezla (apremilast) voor de behandeling van:
- actieve artritis psoriatica bij patiënten die intolerant zijn voor of bij wie de respons op eerdere ‘disease modifying antirheumatic drug’-therapie onvoldoende is gebleken;
- matige tot ernstige plaque psoriasis bij patiënten met onvoldoende respons op, dan wel een intolerantie voor, of een contra-indicatie voor andere systemische therapie (waaronder ciclosporine, methotrexaat of PUVA).
- Senshio (ospemifene) voor de behandeling van vulvaire en vaginale atrofie (VVA) bij postmenopauzale vrouwen die niet in aanmerking komen voor lokale, vaginale behandeling met oestrogenen.
- Zontivity (vorapaxar) voor de vermindering van atherotrombotische gebeurtenissen bij patiënten die eerder een hartinfarct hadden. Het middel moet gebruikt worden in combinatie met acetylsalicylzuur en, waar nodig, clopidogrel.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassingen:
- Inductos (dibotermin alfa) kan nu ook gebruikt worden voor posterior lumbale wervelkolom chirurgie, op alle lumbale niveaus met verschillende medische hulpmiddelen.
- Travatan (travoprost) kan nu ook worden gebruikt worden bij kinderen in de leeftijd van 2 maanden tot 18 jaar voor oculaire hypertensie en glaucoom.
Aanpassing afleverstatus
- EllaOne (ulipristal acetate) hoeft volgens de CHMP niet langer receptplichtig te zijn. Het CBG zal in januari een besluit nemen welke afleverstatus voor dit geneesmiddel in Nederland wordt toegekend. Voor niet-receptplichtige geneesmiddelen kent Nederland drie categorieën: Uitsluitend Apotheek (UA), Uitsluitend Apotheek of Drogist (UAD) of Algemene Verkoop (AV).
CMDh beoordelingen
- Valproaat-bevattende geneesmiddelen (Depakine (Chrono), Orfiril, Natriumvalproaat, Propymal) - De CMDh bekrachtigt met consensus de PRAC-aanbeveling omtrent de aangescherpte waarschuwingen bij het gebruik van valproaat-bevattende geneesmiddelen door vrouwen en meisjes. Zij worden beter geïnformeerd over de risico’s van gebruik van valproaat tijdens de zwangerschap. Zie ook het eerderewebbericht over deze herbeoordeling. Binnenkort ontvangen zorgverleners een DHPC met meer informatie. De herbeoordeling door de PRAC werd gestart naar de publicatie van nieuwe gegevens met betrekking tot het risico van aangeboren afwijkingen en problemen in ontwikkeling van baby’s die zijn blootgesteld aan valproaat in de baarmoeder.
- Testosteron-bevattende geneesmiddelen (Andriol, Androgel, Nebido, Sustanon, Testim, Tostran, Testogel) – De CMDh bekrachtigt met consensus de PRAC aanbeveling van testosteron-bevattende geneesmiddelen. De voordelen van testosteron-bevattende geneesmiddelen blijven opwegen tegen de risico’s. Deze geneesmiddelen moeten uitsluitend worden ingezet wanneer een tekort aan testosteron is bevestigd door zowel symptomen als laboratoriumtesten. De herbeoordeling door de PRAC werd gestart naar aanleiding van zorgen over ernstige bijwerkingen op hart en bloedvaten.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positief advies uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Signifor (pasireotide), als eerste geneesmiddel bedoeld voor de behandeling van de Ziekte van Cushing bij patiënten voor wie een operatie geen oplossing biedt.
De CHMP heeft negatief advies uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Folotyn (pralatrexate), bedoeld voor de behandeling van T-cel lymfoom.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Remicade (infliximab), nieuw voor de behandeling van kinderen tussen 6 en 17 jaar voor actieve colitis ulcerosa, wanneer zij niet goed reageren op conventionele therapie.
- RotaTeq (rotavirus vaccine). De uiterste leeftijd waarop de drie doses toegediend moeten zijn, is verruimd van 26 naar 32 weken. RotaTeq is bedoeld voor de actieve immunisatie van kinderen voor de preventie van gastro-enteritis door een rotavirusinfectie.
Intrekking handelsvergunning meprobamaat
De CHMP adviseert een schorsing van de handelsvergunning van alle meprobamaat-bevattende geneesmiddelen, gebruikt bij de behandeling van symptomen van angststoornissen en ontwenningsverschijnselen. De baten wegen niet op tegen het risico op ernstige bijwerkingen op het zenuwstelsel. Meprobamaat-bevattende geneesmiddelen zijn in Nederland inmiddels niet meer op de markt.
Herbeoordeling Gilenya (fingolimod)
De CHMP is een herbeoordeling gestart van de baten-risico balans van fingolimod (Gilenya) na meldingen van (fatale) hartproblemen bij gebruikers van dit geneesmiddel. Het risico op bradycardie bij het gebruik van dit product is bekend. In afwachting van de uitkomst zijn betrokken artsen geïnformeerd dat zij patiënten gedurende de eerste zes uur na toediening van de eerste dosis moeten monitoren.
Belang intraveneuze toediening Velcade (bortezomib)
Wereldwijd zijn sinds 2003 drie gevallen gemeld van onjuiste toediening van bortezomib (Velcade) met fatale afloop. De CHMP heeft nogmaals benadrukt dat dit product alleen intraveneus toegediend mag worden.
- 20 januari 2012: Intraveneuze injectie enige juiste toedieningsvorm Velcade
- Questions and Answers EMA
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positief geadviseerd over het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Saxenda (liraglutide) is een GLP-1 analoog bestemd als aanvulling op een verminderd calorie bevattend dieet en toegenomen lichamelijke activiteit voor patiënten met een Body Mass Index (BMI) van 30 kg/m² of meer (obesitas) of 27 kg/m² of meer (overgewicht) bij ten minste één gewicht gerelateerde aandoening zoals dysglycemie (pre-diabetes en type 2 diabetes mellitus), hypertensie, dyslipidemie, of obstructieve slaap apneu.
- Orbactiv (oritavancine) is een nieuw semi-synthetisch, lipoglycopeptide antibioticum bestemd voor de behandeling van acute, bacteriële huidinfecties en infecties aan de huidstructuur (ABSSSI's).
- Sivextro (redizolide) is een oxazolidinone antibioticum bestemd voor de behandeling van acute, bacteriële huidinfecties en infecties aan de huidstructuur (ABSSSI's).
- Dutrebis (lamivudine / raltegravir) is een nieuwe combinatie van twee bekende middelen bestemd voor de behandeling van HIV-1 infectie bij volwassenen, adolescenten en pediatrische patiënten vanaf de leeftijd van 6 jaar en met een gewicht van ten minste 30 kg.
- Ikervis (ciclosporine) is bestemd voor de behandeling van ernstige keratitis bij patiënten met het “droge ogen syndroom” dat niet verbeterd is met de standaardbehandeling.
- Kengrexal (cangrelor) is een intraveneuze P2Y12 trombocytenremmer bestemd voor de secundaire preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met coronaire hartziekte die percutane coronaire interventie (PCI) ondergaan en die nog geen orale P2Y12 remmer voorafgaand aan de procedure hebben gekregen en bij wie orale behandeling met dit middel niet uitvoerbaar of niet wenselijk is.
- Raplixa (humaan fibrogeen / humaan trombine) is bestemd voor de aanvullende lokale behandeling waar standaard chirurgische technieken onvoldoende zijn, ter verbetering van de hemostase.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassingen:
- Abraxane (paclitaxel) is, in combinatie met carboplatine, bestemd voor de eerstelijns behandeling van niet-kleincellig longkanker (NKCLK) bij patiënten die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgische behandeling en/of bestraling.
- Aloxi (palonosetron) is nu ook bestemd voor kinderen van 1 maand en ouder voor de preventie van acute misselijkheid en braken geassocieerd met hoog-emetogene chemotherapie (HEC) en matig-emetogene chemotherapie (MEC).
- Eylea (aflibercept) is bestemd voor visusstoornis t.g.v. macula oedeem door “Branch Retinal Vein Occlusion (BRVO)”.
- Jakavi (ruxolitinib) is bestemd voor de behandeling van patiënten met polycythemia vera (PV), die resistent zijn voor hydroxyurea of dit niet verdragen.
- Prevenar 13 (pneumokokkenpolysaccharidenconjugaatvaccin) is bestemd voor preventie van community acquired pneumonia (CAP) bij volwassenen ouder dan 18 jaar.
Herbeoordeling GVK Biosciences
De CHMP kwam tot de aanbeveling de handelsvergunning van een aantal geneesmiddelen te schorsen. De onderzoeken met proefpersonen die de basis vormen voor toelating van deze geneesmiddelen, zijn niet goed uitgevoerd door het bedrijf GVK Biosciences. In Europees verband is nu geconcludeerd dat voor deze geneesmiddelen geen andere onderzoeken beschikbaar zijn.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Jinarc (tolvaptan) is een vasopressine antagonist bestemd voor de vertraging van progressieve nierziekte bij patiënten met autosomaal dominante polycysteuze nierziekte (ADPKD).
- Zykadia (ceritinib) is een proteïne kinase remmer bestemd voor de behandeling van patiënten met ALK-positief, gevorderd niet-kleincellig longkanker die eerder zijn behandeld met crizotinib.
- Ristempa (pegfilgrastim) een immunostimulant bestemd voor het verminderen van de duur van neutropenie en het optreden van febriele neutropenie bij patiënten die worden behandeld met cytostatische chemotherapie tegen maligne aandoeningen.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicaties:
- Adenuric (febuxostat) is nu ook bestemd voor de preventie en behandeling van hyperuricemie in patiënten die chemotherapie krijgen voor hematologische maligniteiten met een gemiddeld hoog risico op het tumorlysis syndroom.
- Avastin (bevacizumab) is nu ook bestemd voor patiënten met metastatisch cervix carcinoom die geen platinum therapie verdragen in combinatie met chemotherapie (paclitaxel en cisplatinum of paclitaxel en topotecan).
- Humira (adalimumab) is nu ook bestemd voor de behandeling van chronische plaque psoriasis bij kinderen en adolescenten vanaf 4 jaar die onvoldoende reageren op, of ongeschikt zijn voor, plaatselijke behandeling en fototherapie.
- Soliris eculizumab is nu ook bestemd voor patiënten met paroxysmale nachtelijke hemoglobinurie (PNH).
- Sustiva (efavirenz) is nu ook bestemd, in combinatie met andere antiretrovirale medicatie, voor, de behandeling van HIV-1 besmette kinderen van 3 maanden oud en een gewicht van ten minste 3,5 kg.
- Vectibix (panitumumab) is nu ook bestemd voor eerste lijn therapie in combinatie met FOLFIRI (folinezuur, fluorouracil en irinotecan) bij patiënten met wild-type RAS metastatisch colorectaal kanker (mCRC).
Uitkomst herbeoordeling CMDh
De CMDh onderschrijft in meerderheid de aanbevelingen van de PRAC om de productinformatie van ambroxol en broomhexine bevattende geneesmiddelen aan te passen. De aanpassing betreft opname van een klein risico op ernstige allergische reacties en ernstige huidreacties in de productinformatie van alle producten met deze actieve bestanddelen. Broomhexine wordt in Nederland gebruikt bij vastzittende hoest en ambroxol voor het verlichten van de pijn bij acute keelpijn. Dit standpunt zal aan de Europese Commissie worden voorgelegd.
Aanbeveling nieuwe formulering antidiabeticum
De CHMP adviseerde een nieuwe formulering te aanvaarden van insuline glargine met een hogere sterkte van 300 eenheden / ml (Toujeo) dan de al geregistreerde sterkte van 100 eenheden / ml (Lantus). De twee sterktes zijn niet bio-equivalent en daarom niet zonder meer uitwisselbaar. Er zijn dus specifieke doseringsadviezen die zowel bij de uitwisseling tussen de twee insuline glargine formuleringen als met andere basale insulines moeten worden gevolgd.
Afgelopen jaar heeft het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) voor geneesmiddelen voor mensen ruim 23.000 zaken behandeld en afgesloten.
Hieronder een overzicht van de voorlopige prestatiecijfers. De definitieve cijfers kunnen hiervan afwijken. Deze worden vastgesteld en van context voorzien in het jaarverslag over 2013 dat het tweede kwartaal van dit jaar verschijnt.
Nieuwe aanvragen en inschrijvingen
- Het aantal goedgekeurde en nieuw ingeschreven geneesmiddelen bedraagt ruim 1.200 en is daarmee in aantal gelijk aan de nieuw ingeschreven middelen in 2012
- Hiermee komt het totaal aantal geregistreerde geneesmiddelen voor de mens in Nederland op ruim 14.000
Wijzigingen van geneesmiddelen
- Aan 69 geregistreerde geneesmiddelen zijn nieuwe indicaties toegevoegd. (2012: 53)
- De uitgebreide informatie voor arts en apotheker (SmPC) van ongeveer 5.389 geregistreerde geneesmiddelen is gewijzigd. Dit betreft zowel wijzigingen als totale revisies. (2012: 4.000)
- De bijsluiters van ongeveer 7.100 geregistreerde geneesmiddelen zijn gewijzigd. Dit betreft zowel wijzigingen als totale revisies. (2012: 5.000)
Achterstanden
- Op 31 december 2013 waren er nog 289 zaken in achterstand. Voor deze achterstanden geldt over het algemeen dat op nadere informatie van de aanvrager wordt gewacht. Zodra deze ontvangen is, wordt de zaak met de hoogste prioriteit afgehandeld. (2012: 212 zaken)
Homeopathische- en kruidengeneesmiddelen
- Op 31 december 2013 waren er 3.668 homeopathische producten ingeschreven, een aantal dat in 2013 niet is toegenomen. Wel werden er 29 registraties doorgehaald.
- Op 31 december 2013 stonden er 26 traditionele kruidengeneesmiddelen geregistreerd (2012: 19)
Risico-informatie
- Het aantal brieven met belangrijke veiligheidsinformatie over geneesmiddelen voor voorschrijvers en apothekers (DHPC) was 46. (2012: 38)
- De afdeling Farmacovigilantie (Geneesmiddelenbewaking) heeft ongeveer 3.300 beoordelingstaken afgerond. (2012: 2.600)
- Daarnaast werden 67 inkomende 'Non-Urgent Information'-verzoeken (NUIs, niet-urgent informatieverzoek over de risico’s van een geneesmiddel) afgehandeld. (2012: 92)
- Er werden 2 NUI-verzoeken naar andere Europese lidstaten gestuurd. (2012: 3)
- In totaal zijn 8 'Rapid Alerts' (RAs) (urgente verzoeken om product gerelateerde informatie) vanuit de EMA of een EU-lidstaat binnengekomen. (2012: 7)
Schorsingen en weigeringen
- Het totaal aantal geschorste geneesmiddelen in 2013 bedraagt 5. (2012: 5)
- Het aantal geweigerde handelsvergunningen voor geneesmiddelen was 11. (2012: 14)
CBG in Europa
- Het CBG heeft 228 keer een voortrekkersrol gespeeld bij de beoordeling van een geneesmiddel in het kader van een Europese procedure. (2012: 230)
Onderzoek en wetenschap
Het CBG is ook nauw betrokken bij wetenschappelijk onderzoek dat ten dienste staat van het beoordelingsproces. Onderstaand de kwantitatieve resultaten op het gebied van onderzoek en wetenschap:
- 12 studenten hebben in 2013 bij het CBG een onderzoeksstage gelopen (3 hogeschool, 9 universiteit).
- 4 aan het CBG gerelateerde promoties hebben het licht gezien.
- Er zijn 93 wetenschappelijke adviezen gegeven.
Het CBG beoordeelt en bewaakt de werkzaamheid, risico's en kwaliteit van geneesmiddelen voor mens en dier. Ook beoordeelt het CBG de veiligheid van nieuwe voedingsmiddelen voor de mens.
------------------------------------------------------------------------
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positief geadviseerd over het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Holoclar is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met een matige tot ernstige limbale stamcel deficiëntie, unilateraal of bilateraal, als gevolg van een fysische of chemische beschadiging van de cornea van het oog. Meer informatie in een apart bericht.
- Mysimba (naltrexone / bupropion) is bedoeld voor volwassen patiënten met obesitas met een Body Mass Index (BMI) van ≥ 30 kg/m2, of overgewicht met een BMI van ≥27 kg/m2 en daarbij één of meer risicofactoren zoals type 2 diabetes, hoge bloeddruk of hoog cholesterol. Meer informatie in een apart bericht.
- Xadago (safinamide) is geïndiceerd voor de behandeling van de idiopathische vorm van de ziekte van Parkinson (PD) als aanvullende therapie (met levodopa) alleen of in combinatie met andere PD geneesmiddelen bij patiënten met fluctuaties in de midden of late fase van de ziekte.
- Xydalba (dalbavancine) is geïndiceerd voor de behandeling van acute bacteriële huid en de huid structuur infecties (ABSSI).
- Quinsair (levofloxacine) is geïndiceerd voor de behandeling van chronische luchtweginfecties veroorzaakt door Pseudomonas aeruginosa bij volwassen patiënten met cystische fibrose.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassingen:
- Revlimid (lenalidomide), een uitbreiding van de sterkte met 20 mg en van de indicatie ‘multipel myeloom’ met de continue behandeling, zowel in combinatie met dexamethason als met melfalan en prednisolon, van patiënten die niet in aanmerking komen voor ASCT.
- Tresiba (insuline degludec) mag nu ook worden gebruikt bij kinderen van 1 - 18 jaar met diabetes mellitus.
- Velcade (bortezomib) mag nu in combinatie met rituximab, cyclofosfamide, doxorubicine en prednisolon worden gebruikt voor eerder onbehandelde patiënten met mantelcel lymfoom (MCL) die niet in aanmerking komen voor haematopoietische stamceltransplantatie.
- Xiapex (collagenase clostridium histolyticum) voor de behandeling van de ziekte van Peyronie’s wanneer sprake is van palpeerbare plaque en kromming / vervorming van de penis.
Vervolg herbeoordelingsprocedure GVK Biosciences
De herbeoordelingsprocedure voor GVK Biosciences Hyderabad loopt nog. In lijn met het eerder gepubliceerde tijdschema zal de CHMP naar verwachting in zijn vergadering van januari 2015 een aanbeveling doen in deze zaak.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Lenvima (lenvatinib) is een selectieve VEGF TK remmer, die ook andere pro-angiogenetische en oncogene pathways remt, bestemd voor de behandeling van progressief, lokaal gevorderd of gemetastaseerd, jodium-resistent gedifferentieerd schildkliercarcinoom.
- Gardasil 9 (humaan papillomavirus; HPV [types 6, 11, 16, 18, 31, 33, 45, 52, 58]) is een vaccin bestemd voor de preventie vanaf 9 jaar van premaligne genitale laesies (cervicaal, vulvair en vaginaal), premaligne anale laesies, baarmoederhalskankers en anale kankers veroorzaakt door bepaalde oncogene Humaan Papillomavirus (HPV) typen of genitale wratten (condylomata acuminata) veroorzaakt door specifieke HPV typen.
- Akynzeo (netupitant / palonosetron) is een combinatie van een selectieve NK1 receptor antagonist en een 5-HT3 receptor antagonist bestemd voor de preventie van door chemotherapie veroorzaakte misselijkheid en braken.
- Synjardy (empagliflozine / metformine) is een combinatiepreparaat van de SGLT2 remmer empagliflozine en de bloedglucoseverlager metformine bestemd voor de behandeling van Type 2 diabetes.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicaties:
- Tamiflu (oseltamivir) is een antiviraal middel dat nu ook bestemd is voor de preventie van influenza bij kinderen jonger dan een jaar.
Uitkomst herbeoordelingsprocedure
De CHMP nam de aanbeveling van de PRAC over om een patiëntenkaart te introduceren om de patiënt beter te informeren over maatregelen die het risico op kaaknecrose tijdens het gebruik van Aclasta (zoledroninezuur) beperken. Ook is de aanbeveling gedaan de productinformatie van Aclasta aan te passen. Voor alle andere bisfosfonaten en denosumab zullen in de komende periodieke herbeoordelingen soortgelijke aanbevelingen worden gedaan.
CMDh
Hydroxyzine-bevattende geneesmiddelen
De CMDh bekrachtigt met consensus de PRAC aanbeveling over nieuwe maatregelen om het risico op hartritmestoornissen te verkleinen voor hydroxyzine-bevattende geneesmiddelen. Zo wordt het gebruik bij patiënten met een hoog risico op hartritmestoornissen beperkt en wordt hydroxyzine toegepast in de laagst mogelijke werkzame dosis voor een zo beperkt mogelijke periode. De maximale dagdosering wordt verlaagd.
Hydroxyzine-bevattende geneesmiddelen zijn in Nederland geregistreerd voor de indicaties ‘symptomatische behandeling van pruritus (jeuk) bij volwassenen en kinderen vanaf 12 maanden’ en voor ‘symptomatische behandeling van spanning met angstgevoelens bij volwassenen.
Wijziging waarschuwing gelijktijdig gebruik antibiotica en orale anticonceptiva
De CMDh beveelt aan de waarschuwing voor de interactie tussen gecombineerde orale anticonceptiva en breedspectrum antibiotica te verwijderen uit de productinformatie van deze producten. Deze aanbeveling is gebaseerd op het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Hierin wordt gesteld dat de werkzaamheid van orale anticonceptiva niet wordt beïnvloed door het gelijktijdig geven van breedspectrum antibiotica. De CMDh publiceert hierover op korte termijn een publiek beoordelingsrapport.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar de PRAC voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Adempas (riociguat, versterkt vorming cGMP en daarmee nitriet-oxide), weesgeneesmiddel voor de behandeling van chronische trombo-embolische pulmonaire hypertensie (CTEPH) en pulmonaire arteriële hypertensie (PAH).
- Eperzan (albiglutide, een GLP-1 analoog), bedoeld als add-on therapie bij de behandeling van diabetes type II en mono-therapie als metformine niet gebruikt kan worden.
- Latuda (lurasidone, een antipsychoticum), voor de behandeling van schizofrenie.
- Bemfola (follitropin alfa, een FSH product), een nieuwe biosimilar voor de behandeling van onvruchtbaarheid.
De CHMP heeft een negatief advies uitgebracht voor het verlenen van een handelsvergunning voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Masiviera (mastinib), bedoeld voor de behandeling van metastatische alvleesklierkanker. De CHMP maakte zich zorgen over de effectiviteit en de risico’s van het geneesmiddel. Verder waren er twijfels over de kwaliteit van het geneesmiddel.
- Nerventra (laquinimod), bedoeld voor de behandeling van relapse/remitting Multiple Sclerose (MS). De CHMP kwam tot een negatieve baten/risico balans, met name vanwege toxiciteit bij een beperkte effectiviteit.
- Reasanz (serelaxin), bedoeld voor de symptomatische behandeling van acuut hartfalen. De voornaamste overweging hierbij is een niet voldoende aangetoonde effectiviteit.
- Translarna (ataluren), bedoeld voor de behandeling van de ziekte van Duchenne. De werking kon onvoldoende worden aangetoond.
Bij bovenstaande weigeringen kan de firma nog in beroep gaan.
Advies Hemoprostol
De CHMP heeft positief advies uitgebracht over Hemoprostol(misoprostol, een prostaglandine- analoog), voor de behandeling van haemorrhagia postpartum als gevolg van baarmoeder-atonie wanneer intraveneuze oxytocine niet voorhanden is. Het advies is uitgebracht volgens een artikel 58 procedure, die de EMA in staat stelt in samenwerking met de WHO te adviseren over geneesmiddelen voor buiten de EU.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassing:
- NovoThirteen (catridecacog), mag nu ook gebruikt worden voor (langdurige) behandeling van bloedingen bij kinderen jonger dan 6 jaar met een tekort aan factor XIII A.
- Stelara (ustekinumab), mag nu gebruikt worden voor de behandeling van psoriasis vulgaris bij patiënten die eerder niet hebben gereageerd op één van de volgende systemische behandelingen: ciclosporine, methotrexaat of PUVA (psoralen en ultraviolet A).
- Xolair (omalizumab), mag nu ook gebruikt worden voor de behandeling van chronisch spontaan urticaria, bij patiënten van 12 jaar en ouder.
Herbeoordelingen
- De aanbeveling van de PRAC dat Protelos/ Osseor(strontiumranelaat) niet langer gebruikt zou moeten worden voor de behandeling van osteoporose ligt nog ter beoordeling bij de CHMP. Er zijn aanvullende vragen gesteld aan de firma. Een definitief oordeel van de CHMP wordt komende maand (februari 2014) verwacht.
- Nood anticonceptiemiddelen, zie bericht: Start herbeoordeling noodanticonceptiemiddelen
Schorsing Vibativ en Luminity opgeheven
De schorsing van de handelsvergunning van de geneesmiddelenVibativ (telavancine) en Luminity (perflutren) is opgeheven. De eerder geconstateerde kwaliteitsproblemen zijn opgelost.
--------------------------
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Giotrif (afatinib), een pan-ErbB tyrosinekinaseremmer, voor de behandeling van patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom met activerende EGFR mutaties. De behandeling is beperkt tot patiënten die niet eerder tyrosinekinaseremmers gehad hebben.
- Grastofil (filgrastim), een biosimilar van Neupogen en derhalve goedgekeurd voor dezelfde indicaties.
- Vipidia (alogliptin), Incresync (alogliptin/pioglitazon), Vipdomet (alogliptin/metformin),
goedgekeurd voor de behandeling van patiënten met diabetes type 2. - Tybost (cobicistat), goedgekeurd als farmacokinetische versterker van darunavir of atazanavir te gebruiken bij de behandeling van HIV-1 patiënten.
- Ultibro en Xoterna Breezhalers (glycopryrronium/indacaterol), goedgekeurd voor luchtwegverwijdende onderhoudsbehandeling van COPD om de symptomen van de aandoening te verlichten.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Defitelio (defibrotide). Op verzoek van de firma werd deze aanvraag opnieuw beoordeeld. Hierbij kwam de CHMP tot een positief oordeel, maar heeft het product alleen goedgekeurd voor de behandeling van ernstige hepatische veno-occlusieve aandoeningen (VOD) na beenmergtransplantatie.
- Xeljanz (tofacitinib), bedoeld voor de behandeling van reumatoïde artritis. De aanvraag werd op verzoek van de firma opnieuw beoordeeld. Het advies van de CHMP blijft negatief.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Eylea (aflibercept), uitbreiding van de indicatie met maculaoedeem ten gevolge van central retinal vein occlusion (CRVO).
- Ilaris (canakinumab), mag nu ook gebruikt worden (als monotherapie of in combinatie met methotrexaat) voor de behandeling van actieve systemische juveniele idiopathische artritis bij kinderen vanaf 2 jaar, die onvoldoende reageren op NSAID’s en systemische corticosteroïden.
- Prezista (darunavir), mag nu ook gebruikt worden bij niet eerder behandelde adolescenten vanaf 12 jaar met een gewicht van ten minste 40 kg.
- Revolade (eltrombopag), mag nu ook gebruikt worden bij volwassen patiënten met chronische hepatitis C infectie ter behandeling van trombocytopenie waarbij het aantal trombocyten zo laag is dat een behandeling met interferon niet gestart kan worden.
- Simponi (golimumab), mag nu ook gebruikt worden voor de behandeling van matig tot ernstige vormen van colitis ulcerosa bij volwassenen, die onvoldoende reageerden op standaardtherapie.
- Stelara (ustekinumab), de indicatie wordt uitgebreid naar de behandeling van artritis psoriatica, al dan niet samen met methotrexaat na andere DMARDs (Disease-modifying antirheumatic drugs).
- Zonegran (zonisamide), mag nu ook gebruikt worden als aanvullende behandeling van partiële epileptische aanvallen bij adolescenten en kinderen vanaf 6 jaar.
Weigering handelsvergunning
- Delamanid (delamanid), was bedoeld voor de behandeling van multiresistente Tuberculose in combinatie met een andere behandeling. De CHMP oordeelde dat de werkzaamheid van het geneesmiddel onvoldoende is aangetoond.
Uitkomst herbeoordelingen
- Ketoconazole bevattende producten (ketoconazole) was eerder goedgekeurd voor de behandeling van schimmelinfecties. De CHMP is van mening dat vanwege de bijwerkingen op de lever en de beschikbaarheid van andere behandelingen de baten/risico balans niet langer positief is, voor gebruik als antischimmelmiddel.
- Metoclopramide bevattende producten zijn bedoeld voor de behandeling en het tegen gaan van misselijkheid en braken. Gezien de neurologische bijwerkingen heeft de CHMP de aanbeveling gedaan metoclopramide bevattende producten alleen kortdurend te gebruiken (maximaal 5 dagen) en niet voor te schrijven aan kinderen tot 1 jaar. Bij kinderen vanaf 1 jaar zou het alleen gebruikt mogen worden bij de behandeling van misselijkheid en braken na narcose en/of als gevolg van chemotherapie als andere behandelingen onvoldoende effect hebben.
Terugtrekkingen
- Effentora (fentanyl citrate) De indicatie uitbreiding voor de behandeling van doorbraakpijn bij volwassenen met chronische pijn niet ten gevolge van kanker, is door de firma terug getrokken. De CHMP heeft aangegeven dat de baten/risico balans niet langer positief is.
- Eviplera (emtricitabine, rilpivirine hydrochloride, tenofovir disoproxil fumarate) De indicatie uitbreiding naar patiënten met een hogere virale belasting (i.e. van 100.000 copies per ml naar 500.000 per ml) is door de firma ingetrokken. De CHMP was van oordeel dat het risico op resistentie te groot was om tot een positief oordeel te komen.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Aubagio (teriflunomide), goedgekeurd voor de behandeling van volwassenen met relapse remitting multiple sclerose (MS).
- HyQvia (humaan normaal immunoglobuline), vervangingstherapie bedoeld voor de behandeling van volwassenen met primaire immuun deficiëntie syndromen of secundaire hypogammaglobulineamie bij myeloma of chronische lymfatische leukemie waarbij recidiverende infecties optreden.HyQvia wordt subcutaan gebruikt.
- Iclusig (ponatinib), voor de behandeling van volwassenen met chronische myeloide leukemie of philadelphia chromosoom positieve lymfoblastische leukemie, voor patiënten die onvoldoende reageren op bestaande geneesmiddelen of deze niet goed verdragen en waarbij behandeling met imatinib klinisch niet aangewezen is.
- Stribild (elvitegravir / cobicistat / emtricitabine / tenofovir disoproxil), voor de behandeling van volwassen patiënten met HIV die niet eerder zijn behandeld of waarbij er geen bekende mutaties zijn die in verband worden gebracht met resistentie.
- Tecfidera (dimethyl fumarate), goedgekeurd voor de behandeling van relapse remitting multiple sclerose (MS).
Weigering handelsvergunning
- Defitelio (defibrotide), bedoeld voor de behandeling van hepatische veno-occlusieve ziekte, de werking van het middel was door de firma onvoldoende onderbouwd.
- Labazenit (budesonide / salmeterol) , bedoeld voor de behandeling van astma. Het belangrijkste bezwaar van de CHMP was dat onvoldoende was aangetoond dat de budesonide component een voldoende anti-inflammatoir effect had.
* Bij deze weigeringen kan de firma nog in beroep gaan.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Kynamro (mipomersen), de herbeoordeling op verzoek van de firma is afgerond en de conclusie is dat de CHMP blijft bij haar negatieve besluit van december 2012.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Mabthera (rituximab), uitbreiding van de indicatie met de behandeling, samen met hoge dosering corticosteroïden, van patiënten met de ziekte van Wegener (ernstige, actieve granulomatosis met polyangiitis) of met microscopische polyangiitis.
- Soliris (eculizumab), mag nu ook gebruikt worden voor kinderen met paroxysmale nachtelijke haematoglobinurie (PNH)
- Viread (tenofovir disoproxil fumarate), mag nu ook gebruikt worden voor de behandeling van chronische hepatitis B bij patiënten met lamividune-resistent hepatitis B.
- Xarelto (rivaroxaban), uitbreiding van de indicatie met preventie van cardiovasculair overlijden, myocard infarct en stenttrombose bij patiënten na acuut coronair syndroom in combinatie met acetylsalicylzuur en al dan niet clopidogrel of ticlopidine. In verband met het bloedingsrisico wordt een lage dosering (2.5 mg, 2x daags) geadviseerd.
Terugtrekkingen
- Fanaptum (iloperidone), voor de behandeling van schizofrenie. De CHMP was van mening dat de korte termijn werkzaamheid beperkt was en dat lange termijn data ontbreken Daarnaast maakte de CHMP zich zorgen over het risico op hartritmestoornissen bij het gebruik van dit geneesmiddel. De firma heeft de aanvraag terug getrokken om dat ze niet binnen de gestelde termijn aan de bedenkingen van de CHMP tegemoet kon komen.
- OraNera (autologous oral mucosal epithelial cells), voor de behandeling van limbale stamcel deficiëntie (LSCD). Het Committee for Advanced Therapies (CAT) was van mening dat er op grond van de ingediende data geen conclusies konden worden getrokken over de werkzaamheid van dit middel. De CAT verwachtte daarnaast dat de aanvrager niet op tijd nieuwe data zou kunnen verstrekken, wat ook door de firma zelf als reden werd gegeven om de registratie aanvraag in te trekken.
Overig nieuws CHMP
- De herbeoordeling van Cilostazol bevattende middelen is afgerond. De CHMP is van mening dat er slechts bij een beperkte groep patiënten sprake is van gezondheidswinst bij het gebruik van deze middelen. Het product is niet in Nederland op de markt.
- GLP-1 receptoragonisten en DPP4-remmers: een recent gepubliceerd onderzoek met de bevinding van een verhoogd risico op ontsteking en celveranderingen van/in de alvleesklier bij de behandeling van diabetes type 2 worden nader onderzocht door het Europees geneesmiddelenagentschap EMA. De PRAC en CHMP zullen naar aanleiding van dit onderzoek beoordelen of er verdere stappen noodzakelijk zijn.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Adcetris (brentuximab), een nieuw geneesmiddel voor de behandeling van volwassen patiënten met terugkerend en persisterend Hodgkin lymfoom (na autologe stam cel transplantatie of volgend op twee eerdere behandelingen of wanneer deze behandelingen geen optie zijn) en voor de behandeling van patiënten met terugkerend of persisterend anaplastisch grootcellig lymfoom. Het product is aanvaard onder voorwaarde dat er nieuwe studiedata aangeleverd worden.
- Dacogen (decitabine) bedoeld voor patiënten met acute myeloïde leucemie, ouder dan 65, en geen kandidaat voor standaard inductiechemotherapie.
- Glybera (alipogene tiparvovec). Een bijzonder dossier deze maand was Glybera voor behandeling van patiënten met de uiterst zeldzaam voorkomende ziekte lipoproteïne lipase deficiëntie (LPLD). Na eerder uitgebrachte negatieve oordelen heeft de CHMP nu met vereiste meerderheid van stemmen besloten tot het advies dit gentherapieproduct toe te laten tot de Europese markt, rekening houdend met ‘zeer bijzondere omstandigheden’. Daartoe is het toegestane indicatiegebied nauwer begrensd en wordt als strikte voorwaarde gesteld dat de producent nauwkeurig aangegeven klinische gegevens gaat overleggen die betrekking hebben op de resultaten van de behandeling. Het College is altijd kritisch geweest ten aanzien van de bewijsvoering voor werkzaamheid van dit product. Nu er een positief CHMP besluit ligt, betekent dit een impuls voor de verdere ontwikkeling en regulering van gentherapie en om de toepassing van dit product in de praktijk nauwlettend te volgen.
- Xalkori (crizotinib), een ALK tyrosinekinaseremmer bedoeld voor volwassen patiënten met, eerder behandelde, ALK positieve, niet-smalcellige lonkanker
De CHMP heeft negatief advies uitgebracht voor het verlenen van een handelsvergunning voor het volgende geneesmiddel:
- Istodax (romidepsin), bedoeld voor de behandeling van perifere T-cellymfomen. Het geneesmiddel is geweigerd omdat er onvoldoende data met betrekking tot de werkzaamheid waren.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Humira (adalimubab), geneesmiddel voor ziekte van Crohn. Indicatie is uitgebreid van ernstig naar matig tot ernstige vorm van Crohn.
- Prezista (darunavir), geneesmiddel voor jonge HIV-patiënten die al eerder behandeld zijn. De toediening is uitgebreid met oral suspension en de indicatie is uitgebreid naar kinderen vanaf 3 jaar (in plaats van 6) en minimaal 15 kg.
Herbeoordelingen
- Calcitonin (recombinant salmon calcetonin). Herbeoordeeld in verband met mogelijk verhoogd risico op prostaatkanker. Bedoeld voor Paget patiënten en patiënten met acuut botverlies bij immobilisatie. Indicatie wordt beperkt tot kortdurend gebruik. Nasale toediening wordt geschorst. Voor patiënten in NL verandert er niets.
- Preflucel(influenza purified antigen). Dit geneesmiddel in in NL wel geregistreerd, maar niet op de markt. Herbeoordeeld nadat firma uit voorzorg batches teruggetrokken heeft in verband met overgevoeligheidsreacties. De oorzaak van de overgevoeligheidsreacties is weggenomen.
- De CHMP heeft zes geneesmiddelen herbeoordeeld naar aanleiding van GMP problemen op de Roche Carolina site. Naar de mening van de CHMP heeft de situatie geen invloed op de kwaliteit en de veiligheid van de eindproducten.
Teruggetrokken geneesmiddelen
- Egrifta (tesamorelin) is bedoeld voor de behandeling van overtollig vet in de buikstreek bij volwassen HIV-patiënten met lipodystrofie.
- Mulsevo (semulparin) is bedoeld voor primaire profylaxe tegen veneuze tromboembolie bij kankerpatiënten die chemotherapie ontvangen voor lokaal vergevorderd of metastatisch solide tumoren.
Afronding arbitrageprocedures
Op 19 juli heeft de CHMP de arbitrageprocedures afgerond van:
- Mometasonfuroaat, 50 mg dosis neusspray, geneesmiddel voor hooikoortspatiënten.
- Glimepiride Pfizer 1/2/3/4 mg tabletten, geneesmiddel voor patiënten met type 2 diabetes.
Meer informatie
Raadpleeg de originele berichtgeving (in het Engels) op de EMA website.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Menveo (meningococcal group A, C, W135 and Y conjugate vaccine) nieuw voor de actieve immunisatie van kinderen in de leeftijd van 2 tot en met 10 jaar tegen Neisseria meningitidis A, C, W135 and Y.
- Proquad (BMR en varicella vaccin) mag in bijzondere gevallen toegediend worden aan kinderen in de leeftijd van 9 tot en met 11 maanden. Voorbeelden: deelname aan nationale vaccinatieprogramma’s, uitbraak of geplande reizen naar gebieden waar de ziekte mazelen vaker voorkomt.
Productie Caelyx en Ceplene naar alternatieve locaties
De CHMP heeft, in vervolg op de beoordeling van de kwaliteitsproblemen bij Ben Venue Laboratories, definitieve aanbevelingen gedaan voor Caelyx (doxorubicin hydrochloride) en Ceplene (histamine dihydrochloride). De CHMP adviseert voor beide geneesmiddelen de productie te verplaatsen naar alternatieve locaties. In de tussentijd blijven de eerder gecommuniceerde aanbevelingen van kracht.
Voor Caelyx kan het steriele deel van de productie naar verwachting vanaf september 2012 op een alternatieve locatie plaatsvinden. Hierdoor kan de steriliteit van het eindproduct gegarandeerd worden. Voor Ceplene is naar verwachting eind 2013 een alternatieve productiefaciliteit beschikbaar.
- 22 november 2011 - Nieuwe beoordeling baten-risico balans geneesmiddelen na kwaliteitsproblemen Ben Venue
- Persbericht EMA (Engels)
Harmonisatie productinformatie Femara en Priorix
De procedures voor Femara (letrozol) en Priorix (BMR en varicella vaccin) zijn afgerond met voorstellen voor een geharmoniseerde tekst voor beide producten.
- Q&A EMA Femara (Engels)
- Q&A EMA Priorix (Engels)
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd. De Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – human (CMD(h)) is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar de PRAC voor discussie.
Prof.dr. Pieter de Graeff (lid) en prof.dr. Hans Hillege (alternate lid) vertegenwoordigen vanaf deze maand Nederland in de CHMP. Dr. Barbara van Zwieten-Boot heeft per 1 september afscheid genomen. Zij blijft wel actief als lid van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Prof.dr. Bert Leufkens (voorzitter CBG) neemt als co-opted lid deel aan de CHMP. Prof.dr. de Graeff was de afgelopen 6 jaar al alternate lid van de CHMP.
Drs. Kora Doorduyn–van der Stoep (lid) en dr. Marc Maliepaard (alternate lid) vertegenwoordigen Nederland in de CMDh. Drs. Doorduyn–van der Stoep is lid van de CMDh sinds mei 2010. Dr. Maliepaard vanaf september 2013.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Abilify Maintena (aripiprazol), intramusculair depot preparaat voor de onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij patiënten die eerst zijn gestabiliseerd op oraal aripiprazol.
- Fluenz Tetra (quadrivalent nasaal griepvaccin), als preventiemiddel tegen griep bij kinderen en adolescenten van 24 maanden tot 18 jaar oud.
- Invokana (canagliflozin), voor de behandeling van Diabetes Mellitus type II bij volwassenen, alleen of als toevoeging aan andere behandelingen (zoals insuline) indien deze onvoldoende werken.
- Kadcyla (trastuzumab emtansine), voor de behandeling van HER2-positieve niet operabel lokaal gevorderd of gemetastaseerde borstkanker bij patiënten die eerder met trastuzumab en/of een taxaan zijn behandeld.
- Lidocaine / Prilocaine Plethora (lidocaïne / prilocaïne), voor de behandeling van vroegtijdige zaadlozing bij volwassen mannen.
- NovoEight (turoctocog alfa), voor de behandeling en preventie van bloedingen bij patiënten met hemofilie A (aangeboren factor VIII-deficiëntie).
- Relvar Ellipta (fluticason furoaat / vilanterol), voor de behandeling van astma bij patiënten die onvoldoende controle hebben met een inhalatie corticosteroïd en als zo nodig als kortwerkende bèta-agonist. Verder voor de behandeling van chronische obstructieve longziekte (COPD) bij patiënten die last blijven houden van exacerbaties ondanks reguliere luchtwegverwijdende behandeling .
- Vitekta (elvitegravir), voor de behandeling van HIV-1 infecties bij volwassenen als aanvulling op andere behandeling waaronder tenminste een proteaseremmer in combinatie met ritonavir.
- Xofigo (radium-223 chloride), voor de behandeling van symptomatische botmetastasen bij volwassen mannen ten gevolge van castratie resistente prostaatkanker, zonder bekende viscerale metastasen.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Cimzia (certoluzumab pegol), uitbreiding van de indicatie naar patiënten met actieve axiaal spondyloartritis, inclusief patiënten met Bechterew en niet-radiografische axiale spondyloartritis, die onvoldoende reageren op NSAIDs.
- Kineret (anakinra), indicatie uitbreiding naar cryopyrine geassocieerde periodieke syndromen (CAPS) bij volwassenen en kinderen. Hiervoor is een nieuwe sterkte van het product geregistreerd (100 mg / 0,67 ml).
- Votubia (everolimus), mag nu ook gebruikt worden bij kinderen jonger dan 3 jaar met subependymaal reuscelastrocytoom (SEGA) geassocieerd met het tubereuze sclerose complex (TSC).
- Yervoy (ipilimumab), mag nu ook gebruikt worden als eerste lijn behandeling bij patiënten met niet operabel en/of gemetastaseerd melanoom.
Uitkomst van arbitrage procedures
- Didanosine (didanosine), de CHMP heeft positief geadviseerd over een generieke aanvraag middels een decentrale procedure waarover de lidstaten eerder geen consensus konden bereiken.
Herbeoordelingen
- Ergot derivaten (dihydroergotoxine), een van de registratiehouders is het niet eens met de beperkingen in het gebruik van dihydroergotoxine zoals deze door de CHMP van juni werden geadviseerd en heeft bezwaar aangetekend, andere ergot derivaten vallen niet onder de herbeoordeling. De CHMP zal de eerder aanbevolen restricties opnieuw beoordelen. Dihydroergotoxine is in Nederland niet geregistreerd.
- Metoclopramide bevattende geneesmiddelen (metoclopramide), een van de registratiehouders heeft bezwaar aangetekend tegen het advies van de CHMP om de dosering en de duur van het gebruik van metoclopramide te beperken om het risico op neurologische en andere bijwerkingen te verminderen. De CHMP zal de eerder aanbevolen restricties opnieuw beoordelen.
- Colistimethaat natrium/colistin – op verzoek van de Europese Commissie is een herbeoordeling gestart door de CHMP van deze producten die intraveneus en als inhalatie gebruikt worden. Doel is de productinformatie te actualiseren.
- Numeta – De CMDh volgt de aanbeveling van de PRAC om de handelsvergunning van Numeta G13%E emulsie voor infusie te schorsen. Numeta G13%E wordt gebruikt als parenterale voeding (toediening voedingsstoffen via een ader) bij prematuren, die niet op een andere manier gevoed kunnen worden. De registratiehouder heeft het product reeds vrijwillig terug geroepen. Voor Numeta G16% E, intraveneus voedingspreparaat geïndiceerd bij op tijd geboren baby’s en kinderen tot twee jaar oud, concludeert de CMDh dat de baten-risico balans positief is, mits een aantal risico-beperkende maatregelen wordt uitgevoerd, zoals het aanpassen van de productinformatie voor arts en apotheker (SmPC) met betrekking tot aanbevelingen voor het testen van het magnesiumgehalte en een verdere studie wordt uitgevoerd.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar de PRAC voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Cometriq (cabozantinib) , weesgeneesmiddel voor de behandeling van progressief medullair schildkliercarcinoom. Het betreft een handelsvergunning onder voorwaarde dat er aanvullende data worden verzameld over een lagere dosering, die mogelijk minder bijwerkingen veroorzaakt
- Izba (travoprost) , een lagere sterkte van een bekende werkzame stof, voor de behandeling van oculaire hypertensie en open kamerhoekglaucoom.
- Mirvaso (brimonidine) , een bekende werkzame stof in oogproducten die nu is goedgekeurd voor de lokale behandeling van een rode huid bij rosacea bij volwassenen.
- Neuraceq (florbetaben 18f) wordt gebruikt bij PET-scans, voor het aantonen van β-amyloïde plaques in de hersenen van patiënten bij de diagnosestelling van Alzheimer en andere vormen van cognitieve achteruitgang. Als er geen of nauwelijks plaques worden gezien, kan Alzheimer worden uitgesloten.
- Sirturo (bedaquiline) voor de behandeling van multiresistente pulmonaire tuberculose (tbc) in combinatie met andere geneesmiddelen, als een andere behandeling onvoldoende effectief is of onvoldoende wordt getolereerd. Het betreft een handelsvergunning onder voorwaarde dat er meer gegevens over de werkzaamheid en de risico’s op lange termijn moeten worden verzameld.
De CHMP heeft een negatief advies uitgebracht voor het verlenen van een handelsvergunning voor het volgende nieuwe geneesmiddel:
- Winfuran (nalfurafine) , bedoeld als weesgeneesmiddel voor de behandeling van uremische pruritus. Omdat de werking onvoldoende kon worden aangetoond, kon de CHMP niet tot een positieve baten/risicobalans komen.
Advies Tritanrix HB World Health Organization
De CHMP heeft positief advies uitgebracht over Tritanrix HB, een vaccin voor de preventie van difterie, tetanus, kinkhoest en hepatitis B. Het advies is uitgebracht volgens een artikel 58 procedure, die de EMA in staat stelt in samenwerking met de WHO te adviseren over geneesmiddelen voor buiten de EU.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassing:
- Jentadueto (linagliptine/metformine) , een combinatiepreparaat bij diabetes type 2, mag nu ook gebruikt worden in combinatie met insuline (i.e. triple therapie) als behandeling met insuline en metformine onvoldoende effectief is.
Herbeoordelingen
- De Estradiol bevattende crèmes Linoladiol N en Linoladiol HN, zijn niet in Nederland geregistreerd. De CHMP adviseert dat Linoladiol N alleen gebruikt mag worden voor kortdurend gebruik bij patiënten als ten minste één lokaal oestrogeen preparaat met een lagere dosering onvoldoende effectief is. Voor Linoladiol HN, dat tevens een zwak corticosteroïd bevat, nl. prednisolon, wordt de toepassing beperkt tot kortdurend en uitwendig gebruik.
- Kogenate / Helixate NexGen (2e generatie factor VIII producten) , de CHMP neemt de aanbevelingen van de PRACover en concludeert dat voor beide middelen de voordelen bij gebruik bij vooraf onbehandelde patiënten blijven opwegen tegen de risico’s.
- Acipimox - De CMDh onderschrijft bij meerderheid de aanbeveling van de PRAC om het aan nicotinezuur gerelateerde acipimox uitsluitend nog te gebruiken als aanvullende of alternatieve behandeling van te hoge triglyceridewaarden te verlagen bij type IIb en type IV hyperlipoproteïnemie.
Uitkomst van arbitrage procedures in vervolg op verschil van mening tussen de lidstaten van de Europese Unie
- Tibolona Aristo / Tibocina (tibolon) , generieke geneesmiddelen van Livial bij een hormoon vervangende therapie voor de behandeling van symptomen geassocieerd met de menopauze (zoals ‘hot flushes’). De CHMP heeft besloten dat de firma voldoende heeft aangetoond dat de onderbouwende studie betrouwbare resultaten heeft opgeleverd en dat daarmee de balans werkzaamheid/risico’s van deze geneesmiddelen positief is.
- Valebo (alendroninezuur/alfacalcidol) , een combinatiepreparaat voor de behandeling van osteoporose bij vrouwen na de menopauze. De CHMP heeft besloten dat de balans werkzaamheid/risico’s van dit geneesmiddel positief is op voorwaarde dat de indicatie werd aangepast.
Intrekking indicatie-aanpassing
- Exelon / Prometax , de uitbreiding van de indicatie naar patiënten met ernstige vormen van Alzheimer dementie is ingetrokken, nadat de CHMP eerder de werkzaamheid als onvoldoende had beoordeeld.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft vier positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende geneesmiddelen:
- Scenesse (afamelanotide) is een weesgeneesmiddel voor de behandeling van erythropoëtische protoporfyrie (EPP) bij volwassenen. EPP is een zeldzame ziekte die intolerantie voor licht veroorzaakt. Het is voor het eerst dat patiënten zijn betrokken bij de discussie in de CHMP over de voordelen en risico’s van een geneesmiddel.
- Lynparza (olaparib) is een weesgeneesmiddel voor de behandeling van vrouwen met platinum‑gevoelige, gerecidiveerde, BRCA-gemuteerde (germline of somatisch) ovariumkanker.
- Duavive (bazedoxifene) is een vaste combinatie van geconjugeerd estrogeen met een selectieve estrogeen receptor modulator (SERM) voor de behandeling van menopauzale klachten bij vrouwen bij wie combinatie met progestativa niet aangewezen is.
- Rixubis (nonacog gamma) is een recombinant factor IX product, voor de behandeling en profylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie B.
Aanpassing indicatie
- Xtandi (enzalutamide), voor de behandeling van mannen met metastatische, castratie-resistente prostaatkanker die geen of lichte symptomen hebben na het falen van androgeen deprivatie therapie waarbij chemotherapie nog niet is aangewezen.
Resultaten van twee herbeoordelingen
De CHMP heeft de herbeoordeling afgerond van de voordelen en risico’s van Iclusig (ponatinib) dat wordt gebruikt bij de behandeling van therapieresistente chronische myeloïde leukemie (kanker van de witte bloedcellen). De CHMP heeft op basis van het PRAC-advies op zijn beurt geadviseerd de productinformatie aan te scherpen om het risico op trombose en blokkade van de slagaders zo klein mogelijk te maken. Er wordt verder onderzoek gedaan naar de optimale dosis. De indicatie blijft onveranderd.
Verder heeft de CHMP de risico’s en werkzaamheid van geneesmiddelen die de antibiotica colistine of colistimethaatnatrium (polymyxines) bevatten opnieuw beoordeeld. Geadviseerd werd de productinformatie aan te passen om veilig gebruik bij de behandeling van ernstige infecties die resistent zijn tegen standaard antibiotica te waarborgen.
Injectie van of infusie met colistimethaat natrium moet worden beperkt tot de behandeling van ernstige infecties veroorzaakt door hiervoor gevoelige bacteriën bij patiënten waarvoor de behandelopties beperkt zijn, zo mogelijk samen met een ander geschikt antibioticum.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Erivedge (vismodegib), voor de behandeling van gemetastaseerd basaalcelcarcinoom, of lokaal gevorderd basaalcelcarcinoom welke niet in aanmerking komt voor chirurgie of radiotherapie. Het gaat om een voorwaardelijke toelating, waarbij na registratie verdere data gegenereerd worden van vooral de gemetastaseerde vorm van deze aandoening.
- MACI (matrix applied characterised autologous cultured chondrocytes), bedoeld voor het herstel van symptomatische defecten (letsel) van het kraakbeen in de knie.
- Nuedexta (dextromethorphan hydrobromide, quinidine sulfaat), bedoeld voor de behandeling van pseudobulbair (labiel) affect (PBA) bij volwassenen met onderliggende neurologische aandoeningen. De studies zijn allen uitgevoerd bij patiënten met multiple sclerose (MS) en amylotrofische lateraal sclerose (ALS).
- Spedra (avanafil), bedoeld voor de behandeling van mannen met erectiestoornissen.
- Xtandi (enzalutamide), bedoeld voor de behandeling van gemetastaseerde castratie-resistente prostaatkanker bij mannen waarbij de ziekte progressie vertoonde tijdens of na behandeling met docetaxel.
Weigering handelsvergunning
- Xeljanz (tofacitinibcitraat), bedoeld voor patiënten met matig tot ernstige reumatoïde artritis, die eerder niet goed reageerden op minstens twee andere behandelingen met DMARD’s. De baten/risico balans was volgens de CHMP negatief omdat de werkzaamheid onvoldoende was aangetoond en er zorgen zijn omtrent de veiligheid.
* Bij deze weigeringen kan de firma nog in beroep gaan.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Revlimid (lenalidomide), mag nu ook gebruikt worden bij patiënten met transfusie-afhankelijke anemie ten gevolge van myeloplastisch syndroom, geassocieerd met specifieke cytogenetische afwijkingen en als andere behandelingen niet geschikt zijn.
- RoActemra (tocilizumab), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met methotrexaat (MTX) bij kinderen vanaf 2 jaar, voor de behandeling van actieve vormen van polyarticulaire juveniele idiopatische artritis die onvoldoende respons lieten zien op een behandeling met MTX alleen. Wanneer MTX niet wordt verdragen of wanneer doorbehandeling met MTX niet is aangewezen, kan tocilizumab ook alleen gegeven worden. Tocilizumab was al goedgekeurd voor gebruik bij kinderen met actieve systemische juveniele idiopathische artritis.
Terugtrekkingen
- Exjade (deferasirox), uitbreiding naar gebruik als eerste lijn (i.p.v. tweede lijn) bij patiënten ouder dan 6 jaar met beta-thalassemia, die weinig transfusies krijgen. De uitbreiding van de indicatie is door de firma teruggetrokken nadat de CHMP had geconcludeerd dat er te weinig data waren om deze wijziging te onderbouwen. Menveo (meningococcal groep A, C, W-135 en Y conjugaatvaccin), aanvraag voor gebruik bij kinderen van 2 tot 23 maanden. Ingetrokken door de firma nadat de CHMP had geconcludeerd dat de ingediende data onvoldoende waren om het gebruik in deze leeftijdsgroep goed te keuren.
- Raxone (idebenone), bedoeld voor de behandeling van patiënten met Leber’s erfelijk optische neuropathie (LHON, erfelijk disfunctioneren van de oogzenuw). De firma heeft het middel om strategische redenen teruggetrokken. De CHMP heeft in januari negatief geoordeeld over dit middel omdat de werkzaamheid onvoldoende was onderbouwd.
Tekorten
- Caelyx (doxorubicin), gebruikt bij de behandeling van kanker. De firma heeft de EMA geïnformeerd dat het middel vanaf nu weer voldoende beschikbaar is.
- Increlex (mecasermin), er komen tekorten door productieproblemen. Het advies is om het middel op dit moment niet aan nieuwe patiënten voor te schrijven en te beperken tot patiënten die nu al het geneesmiddel gebruiken. De CHMP heeft met de firma afgesproken dat er voldoende voorraad wordt aangehouden voor de meest kwetsbare patiënten. Er komt een DHPC om beroepsbeoefenaars te informeren. Increlex wordt gebruikt voor langdurige behandeling van groeistoornissen bij kinderen en adolescenten van 2 tot 18 jaar oud met ernstige primaire insulineachtige-groeifactor-1-deficiëntie (primaire IGFD).
Overig nieuws CHMP
- Protelos/Osseor (strontium ranelate), de CHMP volgt deaanbeveling van de PRAC tot beperkingen in het gebruik van Protelos/Osseor. Op dit moment is de SmPC aangepast. Er volgt nog een aparte discussie of dit invloed heeft op de baten/risico balans van het product.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Adasuve (loxapine), een inhaler voor de behandeling van milde tot matige agitatie bij volwassen patiënten met schizofrenie of bipolaire stoornis, bij wie snel effect nodig is. Loxapine is een bekend antipsychoticum.
- Perjeta (pertuzumab), bedoeld voor de behandeling van patiënten met HER2+ gemetastaseerde borstkanker of een niet operabel recidief, samen met trastuzumab en docetaxel. Het gaat om patiënten die niet eerder behandeld zijn met trastuzumab.
- Selincro (nalmefene). Dit middel kan gebruikt worden bij patiënten met een alcoholverslaving die een hoog risico hebben op te veel drinken, maar die geen fysieke onthoudingsverschijnselen tonen en die niet acuut detoxificatie nodig hebben. Het middel is bedoeld om de alcohol inname te reduceren. Het product dient alleen als onderdeel van een gestructureerd psychosociaal programma te worden voorgeschreven, voor patiënten die twee weken na het eerste gesprek nog een hoog risico hebben op veel alcoholconsumptie.
Weigering handelsvergunningen*
- Fanaptum (iloperodine), bedoeld voor de behandeling van schizofrenie, geweigerd vanwege matige effectiviteit en zorgen rond de veiligheid.
- Kynamro (mipomersen), bedoeld voor de behandeling van familiaire hypercholesterolemie, geweigerd vanwege zorgen rond de veiligheid van het middel en daarmee samenhangend een hoog percentage patiënten die voortijdig stopt met gebruik van het middel
* Bij deze weigeringen kan de firma nog in beroep gaan.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Abilify (aripiprazole), mag nu gebruikt worden bij patiënten vanaf dertien jaar met bipolaire stoornis voor de behandeling van matige tot ernstige manische periodes. De maximale behandelingsduur is twaalf weken. De indicatie was al goedgekeurd voor volwassenen.
- Ilaris (canakimumab), verlaging van de leeftijdsgrens van 4 jaar tot 2 jaar bij patiënten met cryopyrine geassocieerd periodiek syndroom (CAPS) met een maximum dosering van 8 mg/kg iedere 8 weken.
- Ixiaro (Japans encephalitis vaccin), dit ‘reizigersvaccin’ mag nu ook gebruikt worden bij kinderen van twee maanden en ouder. Tot de leeftijd van 3 jaar wordt een halve dosering gegeven, daarboven de volwassen dosering.
Nieuwe contra-indicaties
- Pradaxa (dabigatran). Nieuw is dat het middel niet gebruikt mag worden bij patiënten met een prothetische hartklep. De baten/risico balans van dabigatran blijft positief mits voorgeschreven volgens de uitgebreide productinformatie voor arts en apotheker (SmPC).
Terugtrekkingen
- Jenzyl (ridaforolimus), was bedoeld voor patiënten met een gemetastaseerd weke delen syndroom. Het middel is ingetrokken vanwege het voorlopige oordeel van de CHMP dat het product een matig effect had en dat er zorgen waren om de veiligheid.
- Combimarv, Isomarv medium, Solumarv (biosimilar insuline), de firma heeft de insuline ingetrokken vanwege vragen van de CHMP over de kwaliteit en vergelijkbaarheid.
Overig nieuws CHMP
- Tisseel, Tissucol, Artiss, Beriplast B, naar aanleiding van de discussie over Evicel over een mogelijk verhoogd risico op een gasembolie, is er ook gekeken naar deze middelen. Er zijn maatregelen voorgesteld om het risico op een gasembolie te minimaliseren. Hierover ontvangen artsen en ziekenhuisapothekers binnenkort een DHPC (Direct Healthcare Professional Communication).
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Bretaris Genuair / Eklira Genuair (aclidinium bromide) voor de symptomatische onderhoudsbehandeling van COPD.
- Fycompa (perampanel), een nieuw anti-epilepticum voor additionele behandeling van partiële aanvallen met of zonder generalisatie bij patiënten ouder dan 12 jaar.
- Inlyta (axitinib) voor de behandeling van gevorderd niercelcarcinoom bij volwassenen wanneer eerdere behandelingen niet werkten.
- Jentadueto (linagliptin / metformin) voor de behandeling van type 2 diabetes bij volwassenen wanneer een behandeling met metformine of sulfonylureumderivaten alleen niet voldoende is.
- Kalydeco (ivacaftor) voor de behandeling van cystic fibrosis (taaislijmziekte) bij patiënten ouder dan 6 jaar met een G551D mutatie.
- NovoThirteen (catridecacog) voor de profylactische behandeling van bloedingen in patiënten ouder dan 6 jaar met congenitale factor XIII A-subunit deficiëntie.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Protelos (strontium ranelate) nieuw voor de behandeling van osteoporose bij mannen met een verhoogd risico op botbreuken.
- Votrient (pazopanib) nieuw voor de behandeling van patiënten met specifieke vormen van gevorderd weke delen sarcoom (STS) na eerdere chemotherapie of patiënten die niet geschikt zijn voor chemotherapie.
- Zonegran (zonisamide), nieuw voor de inzet als monotherapie bij de behandeling van partiële epilepsieaanvallen.
Aanpassing contra-indicaties Pradaxa
De CHMP heeft enkele contra-indicaties aangepast in de SPC vanPradaxa (dabigatran etexilaat) om voorschrijvers en patiënten te wijzen op het risico op ernstige bloedingen. Dit betreft in het bijzonder patiënten met een sterk verhoogd risico op bloedingen en gelijktijdige behandeling met andere anticoagulantia. Tevens wordt gewaarschuwd voor andere situaties waarbij het bloedingsrisico verhoogd kan zijn, zoals een gestoorde nierfunctie en het gelijktijdig geven van geneesmiddelen die de plaatjesaggregatie remmen. Bij overdosering kan het geven van bepaalde stollingsfactoren overwogen worden. De CHMP concludeerde op basis van alle beschikbare data dat de baten-risicobalans van Pradaxa positief blijft.
Positieve baten-risicobalans MabThera
De CHMP heeft de beoordeling afgerond van MabThera (rituximab). Deze beoordeling werd in gang gezet na de detectie van de Leptospira licerasiae-bacterie in een van de bioreactors in Vacaville, USA. Al het mogelijk besmette materiaal is direct vernietigd. Nieuwe batches rituximab zijn voor gebruik zorgvuldig getest.
Op basis van de beschikbare data concludeert de CHMP dat er geen risico bestaat voor de patiënt.
Harmonisatieprocedures afgerond
De CHMP heeft de harmonisatie afgerond van de productinformatie van de onderstaande producten. Door nationale registraties was diversiteit ontstaan.
- Flolan (epoprostenol) en generica. Dit geneesmiddel wordt gebruikt om bloedstolling tijdens haemodialyse te voorkomen en om Pulmonale Arteriële Hypertensie (hoge bloeddruk in de longen) te behandelen.
- Tavanic (levofloxacin) en generica, gebruikt bij de behandeling van bepaalde bacteriële infecties.
- Zinnat / Zinacef (cefuroxime) en generica, gebruikt bij de behandeling van bacteriële infecties.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Cholib (fenofibrate / simvastatine), als aanvullende behandeling op dieet en lichaamsbeweging vbij patiënten met mixed dyslipidemie voor een reductie van triglyceridenwaarden en verhoging van de HDL C als er voldoende effect was op de LDL C met dezelfde dosering simvastatine.
- Evarrest (human fibrinogen / human thrombin), een medicinaal sponsje bedoeld als ondersteunende behandeling voor het stoppen van bloedingen, wanneer hechten alleen niet voldoende is.
- Inflectra (infliximab) / Remsima (infliximab), biosimilars van Remicade, daarom goedgekeurd voor dezelfde indicaties als Remicade. Het is de eerste biosimilar voor een MAB (monoclonaal antilichaam).
- Lemtrada (alemtuzumab), voor de behandeling van actieve multiple sclerose (MS) gedefinieerd door klinische symptomen of door veranderingen op de MRI.
- Nexium Control (esomeprazole), goedgekeurd als niet-receptplichtig geneesmiddel voor een kortdurende behandeling van reflux bij volwassenen.
- Procysbi (mercaptamine), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van cystinose.
- Provenge (autologous peripheral blood mononuclear cells activated with PAP-GM-CSF), bevestiging van de opinie van de CAT (Committee Advanced Therapies), toegelaten voor de behandeling van gemetastaseerde asymptomatisch of minimaal symptomatische hormoon-resistente prostaatkanker waarbij chemotherapie nog niet is aangewezen.
- Stivarga (regorafenib), voor de behandeling van gemetastaseerde darmkanker bij specifieke groepen patiënten, wanneer andere middelen onvoldoende werkzaam zijn geweest of niet gebruikt kunnen worden.
- Tafinlar (dabrafenib), voor de behandeling van patiënten met niet operabele melanomen of melanoommetastasen met een positieve BRAF V600 mutatie.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Aubagio (teriflunomide), de CHMP was al eerder positief over de baten/risico balans. Het middel krijgt nu alsnog de status NAS (New Active Substance) toegewezen.
- Labezenit (budesonide / salmeterol) werd opnieuw beoordeeld. Hierbij kwam de CHMP niet tot nieuwe inzichten en het advies bleef negatief voor de aangevraagde indicaties.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Evicel (human fibrinogen / human thrombin), dit is een weefsellijm die nu ook gebruikt mag worden bij hersenoperaties als ondersteuning om het bloeden te stoppen bij sluiting van de dura mater.
- Onglyza (saxagliptin), mag nu ook als monotherapie gebruikt worden als metformin niet gebruikt kan worden vanwege contra-indicaties of niet goed wordt verdragen vanwege de bijwerkingen.
- Tyverb (lapatinib), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met trastuzumab maar alleen voor de behandeling van patiënten met gemetastaseerde hormoonreceptor-negatieve borstkanker die niet voldoende reageerden op behandeling met trastuzumab in combinatie met chemotherapie.
- Velcade (bortezomib), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met dexamethason of dexamethason en thalidomide voor de inductie behandeling van de ziekte van Kahler, voor patiënten die in aanmerking komen voor een hoge dosering chemotherapie en stamceltransplantatie. De combinatie met docetaxel is niet aanvaard vanwege onvoldoende onderbouwing.
Terugtrekkingen
- IXinity (trnonacog alfa), was bedoeld voor de behandeling van en het voorkomen van bloedingen bij hemofilie B patiënten. Deze aanvraag is door de firma ingetrokken omdat zij aangaf de gevraagde extra data niet op tijd te kunnen aanleveren. De CHMP was van mening dat er sprake was van een negatieve baten/risico balans bij dit middel.
- Omontys (peginesatide), was bedoeld voor de behandeling van een laag aantal rode bloedcellen, bij nierpatiënten die dialyse behandelingen ondergaan. Deze aanvraag is door de firma ingetrokken omdat zij aangaf de gevraagde extra data n.a.v. zorgen over de risico’s niet op tijd te kunnen aanleveren. De CHMP was van mening dat er sprake was van een negatieve baten/risico balans bij dit middel.
Van 7 – 10 april vond de maandelijkse bijeenkomst van de PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) plaats. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de PRAC.
Afronding PRAC herbeoordeling cardiovasculair risico ibuprofen
Ibuprofen - De PRAC heeft een herbeoordeling afgerond waarin een kleine toename van het risico op hart- en vaatproblemen, zoals een hartinfarct en beroerte bij het gebruik van hoge doseringen van ibuprofen (vanaf 2400 mg/dag) is bevestigd. Dit risico is vergelijkbaar met andere ontstekingsremmers (NSAID’s). Voor de lagere sterkte ibuprofen (maximaal 1200 mg/dag, de maximale dosering voor ibuprofen zonder recept) wordt geen verhoogd risico gezien.
De PRAC beveelt aan om de bijsluiter en uitgebreide productinformatie voor arts en apotheker (SmPC) aan te passen. In de huidige Nederlandse bijsluiters van ibuprofen wordt de toename op het verhoogde cardiovasculair risico bij hogere doseringen en langdurig gebruik vermeld.
Ibuprofen is een ontstekingsremmer, een zgn. NSAID, en is een veelgebruikt geneesmiddel voor pijn en (chronische) ontstekingen. Ibuprofen is in Nederland in verschillende sterktes verkrijgbaar, zowel in de zelfzorg als op recept. Als zelfzorggeneesmiddel is ibuprofen uitsluitend in kleine verpakkingen verkrijgbaar en bestemd voor kortdurend gebruik.
De bijsluiter en de productinformatie worden aangepast als het Europees besluitvormend orgaan (CMDh) akkoord gaat.
Achtergrondinformatie over ibuprofen.
PRAC beveelt verdere maatregelen aan om het risico op kaaknecrose van bisfosfonaten en denosumab te verkleinen
Bisfosfonaten - De PRAC heeft de periodieke herbeoordelingen van denosumab (Prolia en Xgeva) en het bisfosfonaat zoledroninezuur (Zometa en generieke geneesmiddelen) besproken. Bisfosfonaten en denosumab worden gebruikt voor botaandoeningen, zoals de behandeling van osteoporose (botontkalking). Het is bekend dat er een klein risico is op osteonecrose (afsterven van botweefsel) van de kaak bij het gebruik van deze geneesmiddelen.
De PRAC beveelt aan een patiëntenkaart te introduceren om patiënten beter te informeren over de maatregelen die het risico op kaaknecrose tijdens het gebruik van bisfosfonaten en denosumab kunnen beperken. Voorts deed de PRAC de aanbeveling om de productinformatie aan te passen. Deze aanbevelingen van de PRAC worden later deze maand besproken in de vergadering van de CHMP.
Deze aanbevelingen zijn in lijn met de eerdere aanbevelingen voor Aclasta (en generieke geneesmiddelen), een andere zoledroninezuur-bevattend geneesmiddel, in maart 2015. Vergelijkbare aanbevelingen voor andere intraveneus toegediende bisfosfonaten worden in komende periodieke herbeoordelingen gedaan.
De PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) speelt als geneesmiddelenbewakingscomité een belangrijke rol bij het toezicht op de risico’s van humane geneesmiddelen in Europa en komt maandelijks bijeen bij het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA). De PRAC geeft aanbevelingen en advies aan de CHMP (Committee on Medicinal Products for Human Use), het geneesmiddelenbeoordelingscomité en de CMDh (Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures), omtrent de risico’s van geneesmiddelen toegelaten in de Europese Unie.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de CHMP, PRAC en de CMDh. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor het volgende nieuwe geneesmiddel:
- Mekinist (trametinib, een MEK-remmer), bedoeld als monotherapie voor de behandeling van patiënten met een melanoom met BRAF V600 mutatie.
Aanpassingen indicaties
CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassingen:
- Gardasil / Silgard (humaan papillomavirus vaccin), kan nu ook gebruikt worden voor de preventie van premaligne anale laesies en anale kanker.
- Gilenya (fingolimod), kan worden gebruikt voor de behandeling van patiënten die lijden aan zeer actieve multiple sclerose (MS). Het middel kan nu ook zonder bèta-interferon worden voorgeschreven, als patiënten niet reageren op een ander geneesmiddel dat voor MS wordt gebruikt, of als de aandoening ernstig is en snel verergert.
- Invega (paliperidone), kan nu ook gebruikt worden voor de behandeling van schizofrenie bij adolescenten vanaf 15 jaar.
- Nexavar (sorafenib), kan nu ook gebruikt worden voor de behandeling van progressief, lokaal, gedifferentieerd schildkliercarcinoom.
- Pradaxa (dabigatran etexilaat), de 110 en 115 mg dosering kunnen nu ook gebruikt worden voor de behandeling en preventie van diep veneuze trombose en longembolie.
- Prolia (denosumab), kan nu ook gebruikt worden door mannen met osteoporose en een verhoogd risico op fracturen.
Herbeoordeling van adrenaline auto-injectors van start
De CHMP is een herbeoordeling gestart van adrenaline auto-injectors, welke worden gebruikt bij ernstige allergische reacties (anaphylaxie). De herbeoordeling wordt gestart omdat er vragen zijn over de afgifte van adrenaline in de spier.
Uitkomsten herbeoordeling
De CHMP heeft aanbevolen om de handelsvergunningen voor de dentale pasta’s Caustinerf arseen, Yranicid arseen en aanverwante producten, in te trekken in de Europese Unie. Deze middelen zijn niet in Nederland geregistreerd.
De CHMP adviseert, na heroverweging, ten aanzien van Estradiol bevattende crème Linoladiol N dat het middel alleen gebruikt mag worden voor kortdurend gebruik in geval van vaginale atrofie bij postmenopauzale vrouwen. De herbeoordeling van Linoladiol HN, dat tevens prednisolon bevat, werd in december 2013 afgerond. Beide middelen zijn niet in Nederland geregistreerd.
De CMDh onderschrijft met meerderheid de PRAC aanbeveling om de productinformatie van zolpidem-bevattende geneesmiddelen aan te passen. Deze aanpassingen dienen het risico op verminderde rijvaardigheid en een vertraagd reactievermogen op de dag na gebruik van zolpidem te verminderen. Zolpidem wordt kortdurend gebruikt bij het behandelen van ernstige slapeloosheid. Dit standpunt zal nu aan de Europese Commissie worden voorgelegd.
De CMDh onderschrijft met een meerderheid de aanbeveling van de PRAC naar aanleiding van de uitkomsten van een Europese herbeoordeling van domperidon.
Overig nieuws CHMP
De aanvraag voor een handelsvergunning voor Votrient (pazopanib), bedoeld voor de behandeling van nierkanker, is ingetrokken. De CHMP was op het moment van de intrekking van de aanvraag van mening dat de voordelen van het gebruik van dit middel niet opwegen tegen de risico’s.
De aanvraag voor een handelsvergunning voor Ditelos / Issarlos (een combinatiepreparaat van strontium ranelaat en cholecalciferol), bedoeld voor de behandeling van osteoporose bij postmenopauzele vrouwen, is ingetrokken. Op het moment van intrekking was de CHMP van mening dat de firma onvoldoende data had ingestuurd om tot een volledige beoordeling te komen.
Nieuwe geneesmiddelen en indicaties in oktober 2012
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Amyvid (florbetapir) wordt gebruikt bij PET-scans, voor het aantonen van β-amyloïde plaques in de hersenen van patiënten bij de diagnosestelling van Alzheimer en andere vormen van cognitieve achteruitgang. Als er geen of nauwelijks plaques worden gezien, kan Alzheimer worden uitgesloten.
- Betmiga (mirabegron), voor de behandeling van de symptomen van overactieve blaas, waaronder aandrang incontinentie.
- Krystexxa (pegloticase), voor de behandeling van chronische ernstige invaliderende jicht bij volwassenen, indien deze geen normale serum ureum spiegels verkrijgen met maximale doseringen xanthine oxidase remmers of voor wie deze laatste zijn gecontra-indiceerd .
- Tresiba (insulin degludec) en Ryzodeg (insulin degludec / insulin aspart) voor de behandeling van diabetes mellitus. Er wordt ook een sterkte geregistreerd die hoger is dan gebruikelijk(200 units/ml t.o.v. 100 units/ml), de injectiepen is aangepast zodat dit onderscheid duidelijk zichtbaar is. Het CBG zal nagaan in hoeverre het veld hierover het beste kan worden ingelicht.
Weigering handelsvergunningen*
- Acrescent / Balaxur (memantine hydrochloride / donepezil), bedoeld voor de behandeling van matige tot ernstige vormen van Alzheimer. Het nut van de combinatie van memantine en donepezil was onvoldoende onderbouwd.
- Qsiva (phentermine/topiramaat), bedoeld voor de behandeling van obesitas. De CHMP heeft deze aanvraag met name afgewezen omdat er zorgen zijn rond de veiligheid.
* Bij deze weigeringen kan de firma nog in beroep gaan.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Humira (adalimumab), nu ook voor de behandeling bij kinderen tussen de 6 en 17 jaar oud met de ziekte van Crohn, die onvoldoende reageren op de standaardbehandeling. De lange-termijn effecten zullen gevolgd worden middels een register.
- Isentress (raltegravir), wordt gebruikt bij de behandeling van HIV, waarbij de minimumleeftijd voor gebruik is verlaagd naar personen van 2 jaar en ouder.
- Thyrogen (thyrotropin alfa), wordt onder andere gebruikt als pre-therapeutische stimulatie in combinatie met radioactief jood bij patiënten bij wie de schildklier operatief verwijderd is (thyroïdectomie) omdat ze kanker hadden. De dosering voor radioactief jood is aangepast en vanaf nu mag het Thyrogen worden gecombineerd met tussen 30 (1.1 GBq) en 100 mCi (3.7 GBq) radioactief jood.
- Xarelto (rivaroxaban), mag nu ook gebruikt worden voor de behandeling van diep-veneuze trombose en pulmonaire embolie en voor de preventie van het opnieuw optreden hiervan. Voor deze indicatie zijn lagere sterktes van het product ontwikkeld en contra-indicaties toegevoegd (beschadiging of afwijking met significant risico op grote bloedingen, behandeling met andere antistollingsmiddelen behoudens een paar specifieke situaties).
Overig nieuws CHMP
- Pandemrix: De CHMP heeft gesproken over een academisch onderzoek naar een verband tussen Pandemrix en narcolepsie. De onderzoeksresultaten geven op dit moment geen reden tot zorg en leiden niet tot een andere mening over dit onderwerp. Pandemix is gebruikt bij de vaccinatie voor de Mexicaanse griep in 2009.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Bosulif (bosutinib), goedgekeurd voor een beperkte indicatie voor de behandeling van volwassenen met Philadelphia chromosoom positieve chronische lymfatische leukemie (Ph+ CLL). Het gaat om patiënten die eerder behandeld zijn met één of meer tyrosine kinase remmers, en voor wie imatinib, nilotinib en dasatinib niet behoren tot de behandelmogelijkheden. Het middel is voorwaardelijk toegelaten en de firma zal aanvullende data moeten genereren binnen de goedgekeurde indicatie.
- Jetrea (ocriplasmin), voor de behandeling van de oogaandoening vitreomaculair tractiesyndroom (VMT), inclusief als deze geassocieerd is met een klein gaatje in de macula van het oog.
Weigering handelsvergunningen*
- Raxone (idebenone), bedoeld voor de behandeling van patiënten met Leber’s erfelijk optische neuropathie (LHON, erfelijk disfunctioneren van de oogzenuw). Geweigerd omdat de werkzaamheid onvoldoende was onderbouwd.
* Bij deze weigeringen kan de firma nog in beroep gaan.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Humira (adalimumab), mag nu worden gebruikt bij polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen vanaf 2 jaar (was 4 jaar).
- Ilaris (canakimumab), het gaat om uitbreiding met een gelimiteerde indicatie voor de behandeling van patiënten met frequente jichtaanvallen (minimaal 3 aanvallen in de voorgaande 12 maanden), bij wie NSAIDs of colchicine gecontra-indiceerd zijn, niet getolereerd worden of onvoldoende effectief zijn en voor wie herhaald gebruik van corticosteroïden niet geschikt is.
- Komboglyze (saxagliptin / metformin) en Onglyza (saxagliptin), uitbreiding van het gebruik in combinatie met een sulfonylureumderivaat in triple therapie (saxagliptin+metformin+SU).
- Pegasys (peginterferon alfa-2a), mag in combinatie met ribavirine nu ook worden gebruikt voor de behandeling van kinderen vanaf vijf jaar met chronische hepatitis C die nog niet eerder behandeld zijn en positief zijn getest op HCV-RNA. Voor deze indicatie is een speciale kinderformulering ontwikkeld. Voor start van behandeling dient een arts in overweging te nemen dat deze combinatietherapie kan zorgen voor een tragere groei en het onduidelijk is of dit hersteld als de behandeling wordt gestopt.
Arbitrage
- Formodual 100/6 microgram/dosis, verzoek voor indicatie uitbreiding waardoor het product nu ook als zo nodig medicatie voor astma kan worden gebruikt tezamen met onderhoudstherapie, is toegekend. Binnen de wederzijdse erkenningsprocedure was eerder verschil van mening tussen de lidstaten.
Terugtrekkingen
- Loulla (mercaptopurine), deze is teruggetrokken omdat er al een mercaptopurine bevattend middel voor kinderen aanvaard is en de firma de weesgeneesmiddel status hiervan niet kon doorbreken.
- Memantine FGK (memantine), hier ging het om een formulering met verlengde afgifte in plaats van een directe afgifte. De firma kon de vragen van de CHMP naar de onderbouwing van de werkzaamheid onvoldoende beantwoorden.
Overig nieuws CHMP
- Prolia (denosumab), binnenkort zal de productinformatie worden aangepast, naar aanleiding van meldingen van atypische femurfracturen. Een verhoogd risico van dit type fracturen is al eerder gerapporteerd bij bifosfonaten (een ander type anti-resorptieve behandeling bij postmenopauzale osteoporose). Voorschrijvers zullen middels een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC), worden geïnformeerd.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Vynfinit (vintafolide, een oncolyticum), weesgeneesmiddel voor de behandeling van platina-resistent ovariumcarcinoom met expressie van foliumzuurreceptoren op de tumoren. . Het kan in combinatie met de diagnostica Folcepri (etarfolatide) en Neocepri (folinezuur) worden gegeven ter visualisatie van de foliumzuurreceptor. Het betreft een handelsvergunning om een geneesmiddel in een vroeg stadium van de ontwikkeling beschikbaar te stellen voor een levensbedreigende aandoening, op voorwaarde dat er aanvullende data verzameld wordt.
- Sylvant (siltuximab, een monoklonaal antilichaam), weesgeneesmiddel voor de behandeling van de multicentrische vorm van de ziekte van Castleman.
- Entyvio (vedolizumab, een monoklonaal antilichaam), voor de behandeling van Colitis Ulcerosa en de ziekte van Crohn.
- Jardiance (empagliflozine, een natrium-glucose co-transporter-2-remmer (SGLT-2-remmer)), voor de behandeling van diabetes mellitus type II.
- Olysio (simeprevir, een hepatitis C protease remmer), voor de behandeling van chronische hepatitis C in combinatie met andere geneesmiddelen.
Aanpassingen indicaties
CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassingen:
- Pegasys (peginterferon alfa-2a), dient gebruikt te worden in combinatie met andere geneesmiddelen voor de behandeling van chronische hepatitis C bij patiënten met gecompenseerde leverziekte.
- Tresiba (insuline degludec), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met een GLP-1-receptor agonist bij patiënten met diabetes mellitus type II.
- Victoza (liraglutide), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met insuline.
Diacereïne
De CMDh adviseert op basis van een meerderheidsstandpunt om het gebruik van diacereïne te beperken. Hiermee onderschrijft de CMDh de aanbevelingen van de PRAC. Het advies wordt nu voor verdere besluitvorming voorgelegd aan de Europese Commissie. Diacereïne is een geneesmiddel voor de behandeling van artrose en is niet in Nederland geregistreerd.
Influenza vaccin 2014-2015
De CHMP heeft de aanbevelingen voor de Europese Unie ten aanzien van de samenstelling van de influenzavaccins overgenomen. Deze aanbevelingen hebben betrekking op de virusstammen die vaccins voor de preventie van seizoensgriep 2014-2015 dienen te bevatten.
Meer informatie
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Cuprymina (64CU), gelabelled koper, te gebruiken voor radiolabelling van carriermoleculen die hiervoor speciaal ontwikkeld en goedgekeurd zijn.
- Revestive (teduglutide), nieuw geneesmiddel voor de behandeling van patiënten met short bowel syndrome. Patiënten dienen gestabiliseerd te zijn voor wat betreft parenterale voeding, volgend op chirurgie. De behandeling dient na 6 maanden geëvalueerd te worden en te worden gestopt indien er geen verbetering is opgetreden.
- Enurev Breezhaler / Seebri Breezhaler / Tovanor Breezhaler(glycopyrronium bromide) geneesmiddel voor de symptomatische onderhoudsbehandeling van COPD.
- Zinforo (ceftaroline), antibioticum voor de behandeling van gecompliceerde infecties van huid en weke delen en van lontontsteking opgelopen buiten het ziekenhuis.
- Zyclara (imiquimod), nieuwe variant (3.75 %w/w) voor de behandeling van actinische keratose in het volle gelaat en op het kalende hoofd. Tweedelijns behandeling.
De CHMP heeft negatief advies uitgebracht voor het verlenen van een handelsvergunning voor het volgende geneesmiddel:
- Elelyso (taliglucerase alfa), enzymvervangingstherapie voor de behandeling van Gaucher. Is geweigerd vanwege geen additioneel voordeel ten opzichte van VpRIV, dat de status heeft van weesgeneesmiddel heeft. (Link naar Q&A EMEA).
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Afinitor (everolimus) in combinatie met exemestane voor de behandeling van hormoon receptor-positieve, HER2/Neu negatieve, vergevorderde borstkanker bij postmenopauzale vrouwen, zonder symptomen van viscerale ziekte, die eerder al behandeld zijn met endocriene therapie.
- Cayston (aztreonam), nieuw voor de behandeling van Cystic Fibrosis bij kinderen > 6 jaar. Cayston was al goedgekeurd voor gebruik bij volwassenen.
- Enbrel (etanercept) nieuw voor de behandeling van enthetisis-gerelateerde artritis en artritis psoriatica bij kinderen vanaf 12 jaar en juveniele artritis bij kindertjes vanaf 2. Aangepast aan de nieuwste richtlijnen in het veld.
- Humira (adalimimab), nieuw voor de behandeling van axiale spondyloartritis als aparte groep binnen de al aanvaarde indicatie ziekte van Bechterew, indien er objectieve aanwijzingen zijn voor inflammatie (verhoogd CRP en/of duidelijk zichtbaar door middel van MRI).
Afronden Arbitrageprocedures
Op 22 juni heeft de CHMP de onderstaande arbitrageprocedure afgerond.
- Medabon (mifepriston). De CHMP oordeelde positief over de baten-risico balans van dit product op grond van de eigen klinische data.
- Doribax (doripenem). De CHMP heeft de Benefit/Risk in de indicatie Nosocomiale pneumonie opnieuw bekeken en is tot een positief oordeel gekomen. De artsen en apothekers zullen hierover via een DHPC nader worden geïnformeerd.
Overig
Naar aanleiding van geconstateerde tekortkomingen bij Roche met betrekking tot het melden van bijwerkingen is de EMA in samenwerking met de nationale autoriteiten een onderzoek begonnen. Hierbij wordt ook gekeken of de tekortkomingen van invloed zijn op de baten – risico balans van de betrokken producten.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Imvanex (niet replicerend Ankara Virus), een vaccin voor actieve immunisatie tegen pokken bij volwassenen.
- Lojuxta (lomitapide), bedoeld als middel voor de behandeling van patiënten met homozygote familiale hypercholestrolemie in aanvulling op dieet en andere lipide verlagende middelen met of zonder lipidapherese. Dit betreft een weesgeneesmiddel, welke onder uitzonderlijke omstandigheden toegelaten.
- Lonquex (lipegfilgrastim), bedoeld voor de verkorting van de duur van neutropenie en het verminderen van het risico op febriele neutropenie bij patiënten die behandeld worden met cytotoxische chemotherapeutica tegen kanker met uitzondering van chronische myeloide leukemie en myelodysplastische syndromen.
- Pomalidomide Celgene (pomalidomide), in combinatie met dexamethason bedoeld voor de behandeling van volwassen patiënten met terugkerende niet op andere behandeling reagerende multipel myeloom (ziekte van Kahler), die tenminste twee andere behandelregimes hebben gehad (inclusief lenalidomide en bortezomib) en die progressie hebben op de laatste behandeling. Voor dit geneesmiddel geldt een vergelijkbaar zwangerschapspreventieprogramma als bij lenalidomide.
- Somatropin Biopartners (somatropin), voor de behandeling van groeiachterstand door een tekort aan een groeihormoon bij kinderen vanaf 2 jaar en adolescenten en vervangingstherapie bij volwassenen die zelf te weinig groeihormoon aanmaken. Dit middel hoeft maar één keer per week gegeven te worden.
- Voncento (Human coagulation factor VIII, human Von Willebrand factor), voor de behandeling van bloedingen en de preventie en behandeling van bloedingen na chirurgische ingrepen bij patiënten met de ziekte Von Willebrand wanneer behandeling met desmopressine onvoldoende werkt of is gecontra-indiceerd. Voor de preventie en behandeling van bloedingen bij patiënten met hemofilie A.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Glivec (imatinib), mag nu ook gebruikt worden als onderdeel van chemotherapie bij kinderen voor de behandeling van Philadelphia chromosoom-positieve chronische lymfatische leukemie. De firma zal wel met behulp van een patiëntenregister aanvullende gegevens moeten verzamelen op het gebied van de effectiviteit en bijwerkingen.
- Lucentis (ranibizumab), gaat om uitbreiding van de indicatie met gezichtsverlies ten gevolge van littekenvorming onder het netvlies (choroidale neovascularizatie (CNV)) secondair aan pathologische myopathie.
- Prevenar 13 (pneumococcal polysaccharide conjugaat vaccin), mag nu ook gebruik worden voor actieve immunisatie ter preventie van invasieve ziekten veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae bij volwassenen van 18 jaar en ouder. Dit product was al goedgekeurd voor gebruik bij kinderen en volwassenen vanaf 50 jaar.
- Tysabri (natalizumab), voor de behandeling van relapse-remitting Multiple Sclerose (MS) bij patiënten van 18 jaar ouder met een hoge ziekteactiviteit ook na behandeling met glatiramer acetaat. De uitbreiding van de indicatie naar de behandeling van minder actieve vormen van MS is door de firma teruggetrokken.
Restricties van indicatie
- Trobalt (retigabine), vanwege ernstige bijwerkingen bij langdurig gebruik (verkleuring van de huid, nagels, lippen en oogweefsel, inclusief het netvlies) wordt het gebruik van retigabine beperkt tot laatste redmiddel voor patiënten bij wie andere geneesmiddelen tegen epilepsie niet werken of hier onvoldoende op reageren. Artsen en apothekers zullen middels een brief (DHPC) worden geïnformeerd.
Terugtrekkingen
- Lysodren (mitotane), er was een aanvraag ingediend voor de behandeling van niet-functionele bijnierschorscarcinoom. De ingeleverde data zijn volgens de CHMP onvoldoende om deze indicatie-uitbreiding toe te kennen. Wel hebben de data nieuwe inzichten gegeven over de werking en bijwerkingen, waardoor de productinformatie wel zal worden aangepast.
- Belviq (lorcaserin hydrochloride), was bedoeld voor de behandeling van obesitas. Deze aanvraag is door de firma ingetrokken omdat zij aangaf de gevraagde extra data niet op tijd te kunnen aanleveren. De CHMP was van mening dat er sprake was van een negatieve baten/risico balans bij dit middel.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar de PRAC voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Hemangiol (propranolol, een bètablokker), kindergeneesmiddelregistratie, voor de behandeling van kinderen van 5 weken tot 5 maanden met ernstig zich uitbreidend infantiel hemangioom dat systemische therapie vereist.
- Anoro, Laventair (een combinatie van umeclidinium, een langwerkende muscarine-antagonist en vilanterol, een langwerkende bèta-agonist), voor de behandeling van COPD. Het betreft een handelsvergunning onder voorwaarde dat er aanvullende data worden verzameld.
- Incruse (umeclidinium, een langwerkende muscarine-antagonist), voor de behandeling van COPD. Het betreft een handelsvergunning onder voorwaarde er aanvullende data verzameld wordt met betrekking tot de lange termijn risico’s.
- Vimizim (recombinant humaan N-acetylgalactosamine-6-sulfatase (RHGALNS)), weesgeneesmiddel voor de behandeling van mucopolysaccharidose, type IVA.
- Vokanamet (een combinatie van canaglifozine, een sodium-glucose co-transporter-2-remmer en metformine, een biguanide), voor de behandeling van diabetes mellitus type II.
Herbeoordelingen
- De firma’s van Masiviera (masitinib), Nerventra (laquinimod),Reasanz (serelaxin) en Translarna (ataluren) hebben een herbeoordeling aangevraagd voor deze geneesmiddelen. Tijdens de vergadering van januari 2014 heeft de CHMP een negatief advies over deze middelen uitgebracht.
- De CHMP adviseert beperking van het gebruik vanmethysergide-bevattende geneesmiddelen, omdat deze middelen mogelijk fibrose kunnen veroorzaken. Fibrose is een aandoening waarbij littekenweefsel stapelt in organen met mogelijk beschadiging als gevolg.
- Behandeling van osteoporose met Protelos/Osseor dient vanwege onder meer het cardiovasculaire beperkt te worden tot patiënten die niet behandeld kunnen worden met andere geneesmiddelen, adviseert de CHMP. Zie ook het aparte website bericht van het CBG.
Overig nieuws CHMP
- De productinformatie van Elonva is aangepast. De belangrijkste wijziging is de vermelding van de contra-indicatie “Polycysteus ovariumsyndroom (PCOS)”, waarvoor eerst alleen een waarschuwing in de SmPC was opgenomen dat het gebruik van Elonva bij patiënten met PCOS wordt afgeraden.
- De aanvraag voor een handelsvergunning voor Heplisav(Hepatitis B (rDNA) adjuvant-vaccin) is ingetrokken. De CHMP was op het moment van de intrekking van de aanvraag van mening dat het middel niet goedgekeurd kon worden op basis van de aangeleverde data.
Meer informatie
- Raadpleeg de originele berichtgeving (in het Engels) op de EMA website en CMDh website
Van 4–7 mei vond de maandelijkse bijeenkomst van de PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) plaats. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de PRAC.
PRAC start herbeoordeling Tysabri (natalizumab)
De PRAC is een herbeoordeling gestart van Tysabri (natalizumab), een geneesmiddel voor de behandeling van multipele sclerose (MS). Een van de bekende risico’s van natalizumab is het optreden van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). PML is een zeldzame infectie van de hersenen veroorzaakt door het John Cunningham virus (JC virus). Het is belangrijk dat PML vroegtijdig wordt ontdekt en daarom zijn er eerder al een aantal maatregelen genomen om het risico te minimaliseren. Doel van de huidige herbeoordeling is na te gaan of de huidige maatregelen en adviezen over dit bekende risico herzien moeten worden in het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens.
PRAC start herbeoordeling inhalatie corticosteroïden
De PRAC is eveneens een herbeoordeling gestart van inhalatie corticosteroïden indien gebruikt bij de behandeling van chronische obstructieve longziekten (chronic obstructive pulmonary disease, COPD).
De herbeoordeling is gestart om het reeds bekende risico van pneumonie (longontsteking) bij COPD beter in kaart te brengen.
Onglyza (saxagliptine)
De PRAC heeft gesproken over de analyse van een studie naar het diabetesgeneesmiddel Onglyza (saxagliptine). Eerder meldde het CBGdat de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) een aanvullende analyse heeft gedaan van de gegevens van de SAVOR studie uit 2013. In deze studie werden de werkzaamheid en veiligheid op hart en vaten (cardiovasculaire effecten) van saxagliptine (Onglyza en Komboglyze) onderzocht bij ruim 16.000 patiënten met type 2-diabetes. Het geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP bespreekt het onderwerp nu verder in haar vergadering in mei. Als er vanuit deze vergadering conclusies te melden zijn, zal het CBG hierover berichten.
Over de PRAC
De PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) speelt als geneesmiddelenbewakingscomité een belangrijke rol bij het toezicht op de risico’s van humane geneesmiddelen in Europa en komt maandelijks bijeen bij het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA). De PRAC geeft aanbevelingen en advies aan de CHMP (Committee on Medicinal Products for Human Use), het geneesmiddelenbeoordelingscomité en de CMDh (Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures), omtrent de risico’s van geneesmiddelen toegelaten in de Europese Unie.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de CHMP, PRAC en de CMDh. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG.
Van 7-10 juli vond de maandelijkse bijeenkomst van de PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) plaats. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de PRAC.
De PRAC voltooide de reguliere beoordeling van Rienso (ferumoxytol) en de herbeoordelingen van bromocriptine en van methadondranken met povidon als hulpstof. De PRAC heeft zich verder laten informeren door patiënten, zorgverleners en familie over hun perceptie van de risico’s bij het gebruik van valproaat tijdens de zwangerschap.
Afronding reguliere periodieke veiligheidsbeoordeling van Rienso
- Rienso (ferumoxytol) – Rienso is een ijzerpreparaat dat via injectie in een ader wordt toegediend voor de behandeling van anemie (bloedarmoede) bij patiënten met chronische nieraandoeningen. Als onderdeel van deze beoordeling heeft de PRAC onder andere meldingen van ernstige anafylactische (overgevoeligheids)reacties bij gebruik van Rienso beoordeeld. De conclusie van de PRAC is dat de voordelen van ferumoxytol op blijven wegen tegen de risico’s. Als maatregel om de risico’s te minimaliseren beveelt het Comité een infusieduur van minimaal 15 minuten aan bij het intraveneus toedienen van Rienso. Tevens wordt Rienso gecontraïndiceerd voor patiënten met een voorgeschiedenis van overgevoeligheid voor geneesmiddelen.
Herbeoordelingen PRAC:
- Bromocriptine – De PRAC heeft de herbeoordeling afgerond van bromocriptine bevattende geneesmiddelen, gebruikt voor het voorkomen of onderdrukken van de lactatie (melkproductie) bij vrouwen na de bevalling. De PRAC aanbeveling luidt, dat deze geneesmiddelen uitsluitend mogen worden gebruikt voor deze indicatie als er zwaarwegende medische redenen zijn om de borstvoeding te stoppen, zoals bijvoorbeeld overlijden van de baby tijdens of vlak na de bevalling of bij moeders met HIV.
- Methadondrank met povidon als hulpstof - De PRAC adviseerde de handelsvergunningen te schorsen van methadondranken die povidon met een hoog moleculair gewicht als hulpstof bevatten. In Nederland zijn geen povidon bevattende methadondranken op de markt. Methadondrank wordt gebruikt bij de behandeling van verslavingen aan bijvoorbeeld heroïne. Deze herbeoordeling is gestart op verzoek van Noorwegen na meldingen van nierfalen bij druggebruikers die orale methadonoplossingen met hoogmoleculair povidon als hulpstof misbruikten door ze te injecteren in een bloedvat.
- Valproaat – Als onderdeel van de lopende herbeoordeling van valproaat en aanverwante stoffen heeft de PRAC patiënten die valproaat gebruik(t)en, hun familie en zorgverleners uitgenodigd voor een bijeenkomst om meer inzicht te krijgen in hun perceptie van risico’s bij het gebruik van valproaat tijdens de zwangerschap. De PRAC neemt de waardevolle informatie uit de dialoog met deze groepen mee in de verdere herbeoordeling In Nederland wordt valproaat gebruikt bij de behandeling van epilepsie en bipolaire stoornis. De PRAC startte de herbeoordeling, nadat nieuwe onderzoeken een mogelijk risico op ontwikkelingsstoornissen op lange termijn lieten zien, bij kinderen van moeders die valproaat hebben gebruikt tijdens de zwangerschap. – Als onderdeel van de lopende herbeoordeling van valproaat en aanverwante stoffen heeft de PRAC patiënten die valproaat gebruik(t)en, hun familie en zorgverleners uitgenodigd voor een bijeenkomst om meer inzicht te krijgen in hun perceptie van risico’s bij het gebruik van valproaat tijdens de zwangerschap. De PRAC neemt de waardevolle informatie uit de dialoog met deze groepen mee in de verdere herbeoordeling In Nederland wordt valproaat gebruikt bij de behandeling van epilepsie en bipolaire stoornis. De PRAC startte de herbeoordeling, nadat nieuwe onderzoeken een mogelijk risico op ontwikkelingsstoornissen op lange termijn lieten zien, bij kinderen van moeders die valproaat hebben gebruikt tijdens de zwangerschap.
De PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) speelt als geneesmiddelenbewakingscomité een belangrijke rol bij het toezicht op de risico’s van humane geneesmiddelen in Europa en komt maandelijks bijeen bij het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA). De PRAC geeft aanbevelingen en advies aan de CHMP (Committee on Medicinal Products for Human Use), het geneesmiddelenbeoordelingscomité en de CMDh (Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures), omtrent de risico’s van geneesmiddelen toegelaten in de Europese Unie.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de CHMP, PRAC en de CMDh.
Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Bexsero (meningokokken B vaccin) voor de actieve immunisatie tegen meningokokken veroorzaakt door Neisseria meningitis groep B bij personen van twee maanden en ouder, waarbij de impact van de ziekte bij verschillende leeftijdsgroepen alsmede de frequentie van het voorkomen van het virus in de verschillende Europese lidstaten moet worden meegewogen.
- Lyxumia (luxisenatide), voor de behandeling van diabetes type II, in combinatie met orale antidiabetica en/of insuline.
- Zaltrap (aflibercept), voor de behandeling van gemetastaseerde darmkanker in combinatie met chemotherapie (FOLFIRI) na progressie op eerdere chemotherapie.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Istodax (romidepsin). Op verzoek van de firma Celgene heeft een herbeoordeling plaatsgevonden. De CHMP blijft bij haar originele beslissing van juli 2012 en adviseert negatief.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Intelence (etravirine), mag nu gebruikt worden bij HIV patiënten vanaf zes jaar. Etravirine was eerder alleen goedgekeurd voor gebruik bij volwassenen.
- Exjade (deferasirox), mag nu ook gebruikt worden bij niet-transfusie-afhankelijke thalassemie (NTDT) voor het behandelen van een chronisch ijzeroverschot, bij patiënten van tien jaar en ouder, maar alleen wanneer een behandeling met deferoxamine niet afdoende is of niet geschikt is.
- Prevenar 13 (pneumoccal polysaccharide conjugate vaccin), mag nu ook gebruikt worden bij personen tussen zes en zeventien jaar oud.
- Zytiga (abiraterone), mag nu gebruikt worden in combinatie met prednison of prednisolon bij patiënten met gemetastaseerde prostaatkanker die geen of weinig symptomen hebben, die niet hebben gereageerd op hormoon onderdrukkende behandeling en voor wie chemotherapie nog niet is geïndiceerd.
Overig nieuws CHMP
- Evicel (fibrin sealant), na meldingen over een mogelijk verhoogt risico op een gasembolie loopt er een herbeoordeling van de baten/risicobalans van ondersteunende behandelingen met fibrinolytica ter verbetering van de bloedstelping bij operaties. Voor het middel Evicel is deze herbeoordeling afgerond en de baten/risico balans van het product blijft positief. Er zijn een aantal maatregelen voorgesteld om het risico op een gasembolie te minimaliseren. Hierover ontvangen artsen en ziekenhuisapothekers binnenkort een DHPC (Direct Healthcare Professional Communication).
- Protamine wordt gewonnen uit sperma van zalmen. Er werden mogelijk tekorten verwacht, omdat in bepaalde regio’s niet meer gevist mag worden, vanwege de eerdere problemen met de kernreactoren in Japan. Het probleem is oplosbaar door de zalmen uit een ander visgebied te betrekken. Er wordt in Nederland geen tekort verwacht.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Constella (linaclotide), voor de behandeling bij volwassenen van matig-ernstige prikkelbare darmsyndroom waarbij sprake is van constipatie.
- Eylea (aflibercept), bedoeld voor de behandeling van neovascular (natte) leeftijdsgebonden macula degeneratie.
- NexoBrid voor het schoonmaken van diepe brandwonden. Het werkzaam bestanddeel is een gedeeltelijk gezuiverd enzymextract uit de ananasplant.
- Picato (ingenol mebutate) bedoeld voor de lokale behandeling van actinische keratose.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Eliquis (apixaban), uitbreiding indicatie ter preventie van beroerte en embolie bij volwassen met niet-hartklep gerelateerde atriumfibrilatie en één of meer risicofactoren, waaronder het niet geschikt zijn voor behandeling met vitamine K antagonisten.
- Avastin (bevacizumab), uitbreiding van de indicatie naar patiënten met een terugkerend ovariumcarcinoom en aanverwante tumoren die gevoelig zijn voor platinum, in combinatie met carboplatine en gemcitabine.
- Cialis (tadalafil), het gaat om uitbreiding van de indicatie voor de behandeling van tekenen en symptomen van benigne prostaathyperplasie bij mannen, inclusief mannen met erectiele disfunctie.
- Komboglyze (saxagliptin / metformine hydrochloride) uitbreiding van de indicatie voor het gebruik samen met insuline (triple therapie). Deze indicatie is al goedgekeurd voor de losse combinatie van saxagliptin en metformine hydrochloride.
- Trajenta (linagliptin), het gaat om uitbreiding voor gebruik samen met insuline met of zonder andere orale antidiabetica.
- Viread (tenofovir disoproxil) uitbreiding van de indicatie van het gebruik bij kinderen > 2 jaar met HIV en > 12 jaar met hepatitis B. In samenhang met deze indicatie-uitbreidingen zijn ook nieuwe (lagere) sterktes van de tabletten geregistreerd en een nieuwe farmaceutische vorm (granules voor oraal gebruik).
- Votubia (everolimus), uitbreiding van de indicatie voor de behandeling van renale angiomyolipomen geassocieerd met tubereuze sclerose complex, bij patiënten die een verhoogd risico lopen op complicaties, maar bij wie een onmiddellijke operatie niet noodzakelijk is.
- Galvus / Jalra / Xiliarx (vildagliptin), uitbreiding van de indicatie voor de behandeling van diabetes II in combinatie met sulfonylureumderivaten of insuline. Verder uitbreiding van de indicatie t.a.v. het gebruik samen met insuline, als dan niet in combinatie met metformine. Hetzelfde geldt ook voor de vaste combinatie vildagliptin / metformin hydrochloride (Eucreas / Icandra / Zomarist).
Overig nieuws CHMP
Pandremix – De CHMP heeft de data uit de VAESCO studie, waarin werd gekeken naar een mogelijk verhoogd risico op bijwerkingen bij kinderen en adolescenten, gezien. In de komende periode zal de CHMP deze en andere data op een rijtje zetten en bekijken of dit consequenties heeft voor de baten/risicobalans van het product.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Hexacima / Hexyon, goedgekeurd voor de vaccinatie van kinderen van zes weken tot 24 maanden oud tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio (DKTP), hepatitis B, en haemophilus influenza type B.
- Pheburane (sodium phenylbutyrate), een weesgeneesmiddel voor een aanvullende behandeling van aandoeningen van de ureum cyclus.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Qsiva (phentermine / topiramate), voor de behandeling van obesitas. De firma vroeg op basis van het negatieve CHMP-advies in oktober 2012 een herbeoordeling aan. De herbeoordeling heeft niet geleid tot andere inzichten, daarom blijft het advies voor registratie van dit middel negatief.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Cervarix (human papillomavirus vaccine), toegevoegd is dat dit vaccin ook de premaligne externe genitale laesies voorkomt bij de vrouw.
- Privigen (human normal immunoglobulin), mag nu ook worden gebruikt bij de behandeling van chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP).
Terugtrekkingen
- Ruvise (imatinib mesilate), bedoeld voor het gebruik bij pulmonaire arteriële hypertensie. De CHMP had om aanvullende data gevraagd om de baten/risico balans te onderbouwen. De firma gaf aan niet tijdig de gevraagde aanvullende data te kunnen aanleveren.
Van 8 – 11 september vond de maandelijkse bijeenkomst van de PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) plaats. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de PRAC.
Afronding reguliere periodieke veiligheidsbeoordeling van Valdoxan (agomelatine)
De PRAC heeft de reguliere periodieke veiligheidsbeoordeling (Periodic Safety Update Report; PSUR) afgerond van Valdoxan, een agomelatine-bevattend geneesmiddel voor de behandeling van depressieve episoden bij volwassenen. Als onderdeel van deze procedure heeft de PRAC meldingen van ernstige bijwerkingen met betrekking tot de lever beoordeeld en adviseert verdere maatregelen te nemen om het risico op ernstige leverbijwerkingen te verkleinen, met name in kwetsbare patiëntengroepen.
De PRAC beveelt aan om de waarschuwingen in de productinformatie ter voorkoming van leverbeschadiging aan te scherpen en zowel voorafgaand aan als tijdens de behandeling de leverfunctie te controleren. De PRAC beveelt tevens een contra-indicatie aan voor patiënten van 75 jaar en ouder, aangezien deze patiënten bij gebruik van dit geneesmiddel een hoger risico op ernstige leverschade lijken te hebben, terwijl de voordelen van behandeling met agomelatine niet zijn aangetoond in deze patiëntengroep.
Vervolgstappen in de procedure - CHMP besluit over deze aanbeveling
Valdoxan is een centraal geregistreerd geneesmiddel. De aanbeveling zal daarom worden voorgelegd aan de CHMP (Committee for Medicinal Products for Human Use), het wetenschappelijk comité van de EMA. Het CBG is hierin vertegenwoordigd. De CHMP zal deze aanbeveling van de PRAC bespreken in de vergadering die plaatsvindt van 22 – 25 september 2014. Het uiteindelijke advies van de CHMP zal worden voorgelegd aan de Europese Commissie, die vervolgens definitief besluit.
De PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) speelt als geneesmiddelenbewakingscomité een belangrijke rol bij het toezicht op de risico’s van humane geneesmiddelen in Europa en komt maandelijks bijeen bij het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA). De PRAC geeft aanbevelingen en advies aan de CHMP (Committee on Medicinal Products for Human Use), het geneesmiddelenbeoordelingscomité en de CMDh (Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures), omtrent de risico’s van geneesmiddelen toegelaten in de Europese Unie.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de CHMP, PRAC en de CMDh. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG.
De World Obesity Federation lanceert deze week een nieuwe interactieve atlas die zo’n 80 Europese maatschappelijke initiatieven ter preventievan obesitas in kaart brengt. Op de kaart staan initiatieven van 24 Europese landen met een link naar de projectwebsites, details van de interventies en informatie over de doelgroepen. De nadruk ligt op volwassenen, waaronder de achterstands- en lage inkomensgroepen. De nieuwe Atlas maakt deel uit van het SPOTLIGHT project, een door de EU gesubsidieerd programma (3 miljoen euro uit het FP7 programma). Coördinator is VU medisch centrum, de data zijn verzameld door de Universiteit Maastricht en Bergen University (Noorwegen). "Het is bemoedigend om zoveel verschillende benaderingen te zien voor de aanpak van obesitas en bevordering van gezondheid bij volwassenen", aldus Dr. Tim Lobstein, policy director van de World Obesity Federation. "We wisten al dat er veel interventies ingezet worden voor kinderen op scholen en gezondheidscentra, maar juist op volwassen leeftijd is het risico op overgewicht het grootst." Jessica Gubbels van de Universiteit Maastricht: "Onze researchteams hebben ruim 500 gezondheidsprofessionals, vrijwilligersorganisaties, liefdadigheidsinstellingen en overheden benaderd in onze jacht op informatie. Veel projecten hebben beperkte middelen en kunnen zelf geen publiciteit betalen. Het doet ons deugd dat we zoveel initiatieven gevonden hebben en dat wij ze de aandacht kunnen geven die ze verdienen." "We hebben ruim een jaar besteed aan het verzamelen van deze informatie. Het is mooi dat we nu in staat zijn om deze informatie te presenteren in de vorm van een interactieve atlas", aldus de coördinator van het dataverzamelingsteam professor Oddrun Samdal (Universiteit van Bergen). "Er bestaan nog geen centraal geregistreerde databases van dit soort initiatieven, die meestal worden georganiseerd door lokale overheden of liefdadigheidsinstellingen. De Atlas is een waardevolle informatiebron waarmee we nog jaren vooruit kunnen." Jeroen Lakerveld, coördinator van het SPOTLIGHT project: "De nieuwe Atlas is een van de paradepaardjes van het SPOTLIGHT project. Veel studies kijken naar gecontroleerde interventies in wetenschappelijke projecten, en dit is de eerste poging om een overzicht te geven van gegevens 'van de straat', waarmee we inzicht krijgen in de interventies die gericht zijn op individuen in hun eigen context.
Drie van de tien mensen die een lichte beroerte (TIA) hebben gehad, zoeken niet onmiddellijk medische zorg. Dat zeggen onderzoekers van Oxford University (Engeland). Van 459 mensen die een TIA hadden gekregen, zocht 67 procent binnen 24 uur medische verzorging. 47 procent deed dat zelfs binnen drie uur. 30 procent had echter geen medische hulp gezocht. Ook na een lichte beroerte is spoedige medische hulp zeer belangrijk, omdat de kans groot is dat een zware beroerte volgt. Een TIA lijkt qua symptomen op een ernstige beroerte. Het kan gaan om verschijnselen als slapte, duizeligheid, eenzijdige verdoving, suizende oren, moeite met zien, bewegen, spreken of anderen begrijpen. Verschil is dat deze bij een TIA van korte duur zijn.
De World Obesity Federation lanceert deze week een nieuwe interactieve atlas die zo’n 80 Europese maatschappelijke initiatieven ter preventie van obesitas in kaart brengt. Op de kaart staan initiatieven van 24 Europese landen met een link naar de projectwebsites, details van de interventies en informatie over de doelgroepen. De nadruk ligt op volwassenen, waaronder de achterstands- en lage inkomensgroepen. De nieuwe Atlas maakt deel uit van het SPOTLIGHT project, een door de EU gesubsidieerd programma (3 miljoen euro uit het FP7 programma). Coördinator is het VU Medisch Centrum, de data zijn verzameld door de Universiteit Maastricht en Bergen University (Noorwegen). “Het is bemoedigend om zoveel verschillende benaderingen te zien voor de aanpak van obesitas en bevordering van gezondheid bij volwassenen”, aldus Dr. Tim Lobstein, policy director van de World Obesity Federation. “We wisten al dat er veel interventies ingezet worden voor kinderen op scholen en gezondheidscentra, maar juist op volwassen leeftijd is het risico op overgewicht het grootst.” Jessica Gubbels van de Universiteit Maastricht: “Onze researchteams hebben ruim 500 gezondheidsprofessionals, vrijwilligersorganisaties, liefdadigheidsinstellingen en overheden benaderd in onze jacht op informatie. Veel projecten hebben beperkte middelen en kunnen zelf geen publiciteit betalen. Het doet ons deugd dat we zoveel initiatieven gevonden hebben en dat wij ze de aandacht kunnen geven die ze verdienen.” “We hebben ruim een jaar besteed aan het verzamelen van deze informatie. Het is mooi dat we nu in staat zijn om deze informatie te presenteren in de vorm van een interactieve atlas”, aldus de coördinator van het dataverzamelingsteam professor Oddrun Samdal (Universiteit van Bergen). “Er bestaan nog geen centraal geregistreerde databases van dit soort initiatieven, die meestal worden georganiseerd door lokale overheden of liefdadigheidsinstellingen. De Atlas is een waardevolle informatiebron waarmee we nog jaren vooruit kunnen.” Jeroen Lakerveld, coördinator van het SPOTLIGHT project: “De nieuwe Atlas is een van de paradepaardjes van het SPOTLIGHT project. Veel studies kijken naar gecontroleerde interventies in wetenschappelijke projecten, en dit is de eerste poging om een overzicht te geven van gegevens ‘van de straat’, waarmee we inzicht krijgen in de interventies die gericht zijn op individuen in hun eigen context. De SPOTLIGHT Atlas is te vinden op http://www.worldobesity.org/what-we-do/policy-prevention/projects/spotlight/intervention-atlas/
Het regelmatig direct aanbrengen van een emolliens in de vorm van een crème of zalf staat centraal in de behandeling van patiënten met atopisch eczeem. Een emolliens wordt gebruikt om de droogheid en schilfering van de huid tegen te gaan. De olieachtige basis van het emolliens vermindert de droogheid van de huid en gaat de afgifte van water door het stratum corneum tegen. Behandeling met een emolliens zorgt er dus voor dat de huid van een eczeempatiënt zijn defensieve barrière behoudt. Er is tot dusver maar één degelijk onderzoek verschenen dat aantoonde dat de lokale behandeling inderdaad veilig en effectief is. Deze handelswijze wordt echter ondersteund door jarenlange klinische ervaring. Momenteel wordt patiënten met atopisch eczeem vaak aangeraden om ook een emolliens te gebruiken in bad in plaats van een zeep. Emollientia voor in bad bestaan meestal uit vloeibare paraffine met een ander emolliens (wolvet of isopropylmyristaat). Door een emolliens toe te voegen aan het badwater treedt echter een aanzienlijke verdunning op, waardoor het directe effect op de huid veel minder is dan bij directe lokale toepassing. Daarnaast is er geen enkel goed onderbouwd onderzoek waaruit blijkt dat toevoegen van het emolliens aan badwater echt werkzaam is. Kortom, momenteel zijn er weinig gegevens die het gebruik van emollientia voor in badwater ondersteunen. Er is goed onderbouwd onderzoek nodig om de waarde van emollientia in badwater aan te tonen. Bron: MFM 2010;48(5):78-9 + FUS
Huisartsen en apothekers actief bezig met medicatieveiligheid. Huisartsen en apothekers nemen sinds enkele jaren diverse initiatieven om veilig gebruik van medicatie in de eerstelijnszorg verder te verbeteren. Deze maatregelen zijn in algemene zin gericht op processen, communicatie en samenwerking, maar ook inhoudelijk over het gebruik van bepaalde typen medicijnen. Het is nog niet duidelijk of de initiatieven daadwerkelijk tot een veiliger gebruik van medicijnen hebben geleid. Effecten worden niet structureel gemeten. Volgens experts is het nog te vroeg om effecten te zien op bijvoorbeeld ziekenhuisopnames die gerelateerd zijn aan verkeerd gebruik van medicijnen. Er blijken in de praktijk hindernissen te zijn bij de invoering van maatregelen. Het gaat hierbij om de overdracht van medicatiegegevens en de jaarlijkse medicatiebeoordeling van patiënten die meer dan vijf geneesmiddelen gebruiken. Zo ontbreekt soms adequate financiering voor deze medicatiebeoordelingen door artsen en apothekers, kan informatie niet elektronisch worden uitgewisseld en is de samenwerking tussen de diverse zorgverleners niet altijd optimaal. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM naar de mate waarin initiatieven zijn genomen en of zij aansluiten bij de 40 aanbevelingen die experts in 2008 hebben opgesteld in het zogeheten HARM-Wrestling rapport. Deze aanbevelingen zijn destijds gedaan naar aanleiding van een onderzoek naar Hospital Admissions Related to Medication (HARM). Bij de ondernomen maatregelen wordt vaak gerefereerd aan dat rapport, maar het is niet altijd duidelijk of het de aanleiding was. Huisartsen en apothekers hebben op basis van de algemene aanbevelingen uit het HARM-Wrestling-rapport protocollen, toolkits en richtlijnen gemaakt, bijvoorbeeld voor de overdracht van medicatiegegevens tussen zorgverleners van de patiënt. Daarnaast zijn de medicatie-specifieke aanbevelingen uit het rapport verwerkt, bijvoorbeeld in beroepsrichtlijnen en in 'medicatiebewakingssystemen'. Dit laatste is een ICT-instrument dat bij het verstrekken van een geneesmiddel een waarschuwing geeft als dit middel niet veilig gebruikt kan worden in combinatie met andere medicijnen. De bedoeling is om dit systeem in de toekomst nog geavanceerder te maken door meerdere factoren te combineren die op risico's bij het gebruik van medicijnen kunnen duiden. Voorbeelden zijn gewicht, genetische kenmerken en verminderde werking van de nieren van een patiënt.
Op 30 oktober 2012 ging Into D’mentia van start; een innovatieve ervaringstraining voor mensen die zorgen voor iemand met dementie. In een speciaal ontwikkelde simulatieruimte ervaren gezonde mensen verwarring, onzekerheid, desoriëntatie en andere gevoelens die mensen met dementie dagelijks hebben. Hoogleraar psychosociale hulpverlening voor mensen met dementie Rose-Marie Dröes van GGZ inGeest en VUmc was betrokken bij de ontwikkeling. In Nederland leven op dit moment 270.000 mensen met dementie, waarvan 70% thuis woont. De verwachting is dat het aantal mensen met dementie de komende jaren groeit naar zo’n 500.000. De belangrijkste reden voor opname in een verzorgingshuis is niet het voortschrijdende ziektebeeld, maar overbelasting van de mantelzorger. De overbelasting wordt deels veroorzaakt door onbegrip: het is moeilijk je te verplaatsen in de leefwereld van iemand met dementie. Dit geldt voor mantelzorgers èn voor zorgprofessionals. Into D’mentia geeft een levensecht inzicht in dementie en vergroot daarmee het begrip. Dat komt de dagelijkse zorg ten goede. Rose-Marie Dröes was te gast in het programma Tijd voor MAX en lichtte de werking van Into D'Mentia toe.
Bij een TIA is de bloedtoevoer naar de hersenen kortstondig onderbroken. Hoewel TIA"s ook wel bekend staan als mini-herseninfarcten, zijn het vaak voorbodes van een zwaarder herseninfarct. Toch zoekt slechts een op de tien mensen direct medische hulp na een TIA, meldt het medische vakblad Stroke. Symptomen zijn divers: plotseling verlies van spraakvermogen of het vermogen om andere mensen te begrijpen. Ook een ineens opkomende gevoelloosheid of verdoofdheid in armen, benen of gezicht, in het bijzonder aan een zijde, kan een symptoom zijn. Andere symptomen: plotseling verlies van of veranderingen in het gezichtsvermogen, plotselinge verstoring in het evenwichtsgevoel of niet meer goed kunnen lopen.
Op 16 januari gaat Crocokids van start. Het betreft een nieuw goed doel voor kinderen met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Op een ouderbijeenkomst wordt de website www.crocokids.nl officieel gelanceerd. Crocokids, het nieuwe goede doel voor kinderen met de ziekte van Crohn en colitis, wordt op 16 januari officieel gelanceerd. Het initiatief is van het Erasmus MC - Sophia Kinderziekenhuis en zet zich in voor een betere behandeling van deze kwetsbare doelgroep. Crocokids gaat fondsen werven voor de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek, maar ook eigen evenementen en acties organiseren speciaal voor deze kinderen en hun ouders. De wetenschappelijke onderzoeken die door het Erasmus MC - Sophia Kinderziekenhuis worden gehouden zijn gericht op de oorzaak, behandeling, voorkoming, bestrijding en genezing van deze ziekten. Ook richt Crocokids zich op een betere voorlichting aan de directe omgeving van deze kinderen, bijvoorbeeld op scholen. In Nederland komen er ieder jaar ongeveer 250 kinderen met Crohn of colitis bij. Colitis ulcerosa betreft ontstekingen aan de dikke darm. Bij de ziekte van Crohn kan het gehele spijsverteringskanaal, aangetast zijn. Kenmerkend voor deze aandoeningen zijn de telkens terugkerende onvoorspelbare opvlammingen van de ziekte, die erg pijnlijk zijn. Patiënten ervaren een slechte kwaliteit van leven. De aandoening kan ook leiden tot diverse complicaties, zoals bloedingen met bloedarmoede tot gevolg, vernauwingen van de darm, een gat in de darm, het ontstaan van darmkanker of complicaties als gevolg van het levenslang moeten gebruiken van zware medicijnen. Initiatiefnemers zijn dr. Lissy de Ridder en dr. Hankje Escher, beiden kinderarts met als specialisatie maag-, darm- en leverziekten. In hun werk behandelen ze dagelijks kinderen die lijden aan de heftige gevolgen van de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. De Ridder: “Onderzoek naar oorzaak, behandeling en genezing zorgt voor een beter inzicht in de ziekten. Er is weinig geld beschikbaar voor dit soort onderzoek, reden waarom we op zoek zijn gegaan naar alternatieve bronnen. Crocokids gaat ons helpen, in de toekomst nog meer onderzoek te kunnen doen.” Op www.crocokids.nl is alle informatie over dit goede doel beschikbaar. Crocokids is tevens actief op Facebook, Twitter en Hyves.
De gemeente Nijmegen, Radboudumc en de GGD Gelderland-Zuid nemen, onder het motto “Nijmegen: groen, gezond en in beweging”, het initiatief om de komende 10 jaar in de stad een beweging van mensen en organisaties op gang te brengen die met elkaar werken aan een gezond Nijmegen. We werken aan een sociale en fysieke leefomgeving waarin een gezonde leefstijl wordt gestimuleerd en een gezonde keuze een makkelijke keuze is. De drie initiatiefnemers creëren een beweging en nodigen anderen uit om vanuit eigen werkveld en expertise hun rol en verantwoordelijkheid te nemen. Door interactie, samenspel, verbinding en afstemming komen ze samen tot een bredere en betere integrale aanpak. Hierbij beginnen ze bij hun eigen activiteiten. Een gezamenlijke projectorganisatie is opgezet en Radboudumc, de gemeente Nijmegen en GGD Gelderland-Zuid dragen ieder in natura bij. Door middel van halfjaarlijkse werkconferenties werken ze samen met andere deelnemers aan concreet resultaat, delen en verspreiden van kennis en kunde, zodat gezondheid echt iets van iedereen wordt. “Gezond zijn, je gezond voelen en gezond blijven is voor iedereen belangrijk”, aldus Cathy van Beek, lid Raad van Bestuur Radboudumc. “Als werkgever van ongeveer 10.000 mensen en zorgverlener van ruim 100.000 patiënten per jaar voelen en nemen we onze verantwoordelijkheid door een gezonde leefstijl bij medewerkers, patiënten en hun naasten te bevorderen. Wij lopen als umc voorop in de ontwikkeling van duurzame, innovatieve en betaalbare gezondheidszorg. Dat begint wat ons betreft bij het gezond blijven en, waar mogelijk, helpen voorkomen dat mensen ziek worden. Bewegen in de buitenlucht en in een groene omgeving dragen daar substantieel aan bij. We willen dat veel andere bedrijven, instellingen of verenigingen in Nijmegen onze ambitie delen, zich aansluiten en op hun eigen manier verantwoordelijkheid nemen.” Bert Frings, wethouder Zorg en Welzijn: “De omgeving waarin iemand woont, leert, werkt en speelt is bepalend voor de gezondheid. De beweging vraagt daarom inzet en een bijdrage van iedereen; inwoner, gemeente, scholen, welzijns-, gezondheidszorginstellingen, sportverenigingen, organisaties en bedrijven. Op die manier kunnen we zoveel mogelijk gezondheidswinst behalen.” Moniek Pieters, Directeur Publieke Gezondheid van GGD Gelderland-Zuid; “We slaan de handen ineen om maatschappelijke ‘epidemieën’ te bestrijden. Neem overgewicht; 1 miljoen mensen in Nederland heeft diabetes type II. Het is een ziektebeeld dat vermijdbaar is. Om echt in te zetten op een gezonde leefstijl (goede voeding en bewegen) is het nodig om onze leefomgeving te veranderen. Hier is samenwerking met veel partners voor nodig. Je gedrag veranderen kun je namelijk moeilijk alleen. Daarom hopen we dat inwoners, organisaties en bedrijven zich uitgenodigd voelen. Dat ze meedoen en een bijdrage leveren aan een stad met gezonde inwoners. Met als resultaat dat Nijmegenaren over 10 jaar fitter en gezonder zijn.” Op de belangrijkste gezondheidsaspecten willen we vooruitgang boeken: gewicht, bewegen, voeding, mentale fitheid, roken, alcoholconsumptie en de beleving van gezondheid en geluk. Onderzoek door Radboudumc en GGD Gelderland-Zuid is onderdeel van deze beweging. We focussen ons eerst op gezond gewicht in 2017-2018, waarna andere thema’s volgen.
Bron: Radboudumc
De uitgroei van neurale stamcellen tot nieuwe oligodendrocyten, de myelinevormende hersencellen, biedt mogelijk perspectief voor de behandeling van multiple sclerose. Eigen neurale stamcellen zouden een bron van implantaten kunnen vormen met als doel herstel van myeline in zenuwcellen. Sher Falak heeft in zijn promotieonderzoek bestudeerd hoe de regulatie van neurale stamcellen tot oligodendrocyten in zijn werk gaat, en of deze stamcellen geïmplanteerd kunnen worden. Multiple sclerose is een neurologische aandoening die gekarakteriseerd wordt door korte periodes van lokale ontstekingen in hersenen of ruggenmerg waardoor de zenuwcellen hun myeline verliezen. De zenuwcellen raken daardoor beschadigd waardoor neurologische klachten ontstaan. Herstel van myeline zou bewerkstelligd kunnen worden door het implanteren van nieuwe oligodendrocyten, de hersencellen die myeline produceren. Falak verkreeg met zijn onderzoek inzicht in de cruciale rol van een epigenetische regulator en de betrokken genen bij de regulatie van de differentiatie van neurale stamcellen tot oligodendrocyten. Implantatie-experimenten met de uit stamcellen verkregen oligodendrocytische voorlopercellen toonden aan dat zenuwcellen opnieuw voorzien werden van myeline. In het diermodel van multiple sclerose werden hierdoor de symptomen van acute en chronische oplevingen sterk gereduceerd. Sher Falak (Pakistan, 1977) studeerde moleculaire biologie aan de GC University Lahore in Pakistan. Zijn promotieonderzoek voerde hij uit bij de Afdeling Neurowetenschappen van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door de Nederlandse Stichting MS Research. Na zijn promotie zal Falak werkzaam zijn in het Children"s Hospital in Boston, VS.
Gezien de beperkingen van vitamine K-antagonisten en de laagmoleculaire heparinen wordt steeds verder gezocht naar het "ideale" anticoagulans. Twee recent ontwikkelde medicijnen in dit domein zijn dabigatran, een directe trombineremmer, en rivaroxaban, een directe factor Xa-remmer. Ze worden vergeleken met de bestaande anticoagulantia voor wat betreft werkzaamheid, veiligheid, geschiktheid en prijs, voor dezelfde indicatie en doelpopulatie. Voor wat betreft de werkzaamheid, zijn dabigatran en rivaroxaban evenwaardig tot beter dan de vitamine K-antagonisten en de laagmoleculaire heparinen. Dat geldt ook voor de veiligheid, doch er zijn nog geen langetermijnresultaten bekend. Bij overdosering is er geen specifiek antidotum voorhanden. Wat geschiktheid betreft, scoren de nieuwkomers beter dan de vitamine K-antagonisten en de laagmoleculaire heparinen. Ze worden oraal ingenomen. Er zijn geen laboratoriumbepalingen vereist. Tot nu toe zijn er minder interacties en minder contra-indicaties beschreven, maar ook hier mogen geen voorbarige definitieve besluiten getrokken worden. Continue farmacovigilantie is aangewezen. De kost is hoger dan deze van vitamine K-antagonisten en de laagmoleculaire heparinen. Kosteneffectiviteitstudies zullen moeten uitwijzen welk medicijn het meest kosteneffectief blijkt te zijn. Bron: Tijdschr. voor Geneeskunde 2010;66(14-15):695-8 + FUS
Door bevolkingsonderzoek (het uitstrijkje) worden afwijkende cellen in de baarmoederhals al vroeg opgespoord. Hoe kunnen we dit onderzoek verbeteren? En welke moleculaire veranderingen dragen bij aan het ontstaan van baarmoederhalskanker? Baarmoederhalskanker is een veel voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. Floor Henken promoveert op woensdag 14 september en zal haar proefschrift, getiteld 'Essential molecular mechanisms contributing to HPV-mediated transformation' verdedigen. De resultaten beschreven in haar proefschrift hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de huidige kennis omtrent DNA veranderingen die functioneel betrokken zijn bij het ontstaan van baarmoederhalskanker.
Patiënten met hoge bloeddruk (hypertensie) hebben een verhoogde concentratie van bepaalde sfingolipiden (vetten) in het bloed. Het gaat daarbij voornamelijk om ceramide, dat een belangrijke rol speelt bij celdeling. Bij dieren met hypertensie zijn ook verhoogde ceramidespiegels aantroffen. Spijkers toonde aan dat ceramide de vaatweerstand verhoogt doordat het een negatief effect heeft op de endotheelfunctie van bloedvaten. Sommige geneesmiddelen tegen hoge bloeddruk kunnen dit negatieve effect verminderen door ceramidespiegels en de expressie van bepaalde enzymen in het endotheel te verlagen. Dat geldt bijvoorbeeld voor het middel Fingolimod (Gilenya), onlangs geregistreerd voor de behandeling van multiple sclerose. In klinische trials liet Fingolimod inderdaad een lichte bloeddrukverhoging zien; Spijkers toonde in dierproeven aan dat veramidespiegels daarbij inderdaad een rol spelen. Bij een aanzienlijk aantal patiënten wordt de verhoogde bloeddruk onvoldoende gecontroleerd. Daardoor blijft endotheeldysfunctie bestaan, en dat kan op den duur leiden tot orgaanschade en levensbedreigende complicaties. Uiteindelijk zal uit toekomstige studies moeten blijken of farmacologische interventie gericht op ceramideverlaging kan leiden tot verlaging van de bloeddruk en verbetering van de endotheelfunctie.
Trombose is een frequente complicatie bij kankerpatiënten. Bij patiënten met hematologische kwaadaardige aandoeningen, zoals Essentiële Thrombocythemia (ET) en Polycythemia Vera (PV), zijn trombotische gebeurtenissen een belangrijke oorzaak van verhoogde morbiditeit en mortaliteit. De pathogenese van bloedstollingsactivering in deze patiënten is complex. Bloedplaatjes spelen een belangrijke rol in dit proces. Deze dissertatie presenteert studies die de met bloedplaatjes geassocieerde hypercoagulabiliteit in patiënten met ET en PV onderzoeken. De gevonden JAK2V617F mutatie, die bijna bij alle patiënten met PV en bij de helft van de patiënten met ET werd aangetroffen, is in verband gebracht met de ernst van de ziekte en met verhoogde expressie van oplosbare of cellulaire biomarkers van activering van het coaguleringssysteem. Deze dissertatie bevestigde een hypercoagulabele toestand bij patiënten bij wie de JAK2V617F mutatie werd aangetroffen, geassocieerd met de hoogste waarden voor trombinegeneratie.
Dit onderzoek is gericht op patiënten met dementie die in hun dagelijks leven worden belemmerd door cognitieve beperkingen, vanuit een neuropathologisch standpunt. Voor dit onderzoek werden de hersenen van overleden dementiepatiënten gebruikt. De gevonden pathologie bevestigt de huidige classificatie van subtypes van dementie (o.a. ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, Lewy-body-dementie). Het belangrijkste doel van het onderzoek was een correlatie te vinden tussen het klinische beeld van de patiënt en de neuropathologische bevindingen na autopsie op de hersenen. Er werd een hoge prevalentie van comorbiditeit van verschillende pathologieën gevonden. Dit stelt de gangbare wetenschappelijke classificatie aan de kaak, waarin de predominante pathologie als de belangrijkste wordt beschouwd. Dit vraagt om een nieuwe multidimensionele benadering van dementie, waarbij dementie wordt beschouwd als een syndroom met een spectrum van symptomen en neuropathologische resultaten.
Na de overgang stijgt de kans op botontkalking (osteoporose). Maar hoe weet je of je als vrouw in de gevarenzone zit? Kaas pleit voor screening op basis van breuken van de radiuskop (het uiteinde van één van de botten in de onderarm). Hij ontdekte een duidelijke piek in het aantal vrouwen met zo’n breuk in de leeftijdscategorie 50 tot 60 jaar. Zo’n breuk zou kunnen wijzen op botontkalking; hij pleit ervoor om bij vrouwen van boven de 50 met een radiuskopfractuur een botdichtheidsmeting te doen. Tevens keek hij naar begeleidende letsels bij radiuskopfracturen en naar classificatie en behandeling.
Een verhoogde zuivelconsumptie lijkt het risico op hart- en vaatziekten te verlagen. Gezien de vetsamenstelling van zuivel, is dit een onverwachte bevinding. Wij hebben dan ook de effecten van meerdere stoffen (vet, eiwit, en calcium) uit zuivel onderzocht. In proefpersonen met overgewicht had zuivelvet na de maaltijd een minder gunstig effect op stoffen in het bloed betrokken bij het risico op hart- en vaatziekten. Melkeiwit lijkt daarentegen positievere effecten te hebben. Calcium had geen effect. Verder vonden wij dat de veranderingen na de maaltijd niet louter een optelsom zijn van de losse bekende bestanddelen. Dit suggereert dat ook de voedingsmatrix van belang is.
Het erkenningstraject wordt breed gewaardeerd en heeft de afgelopen jaren goed gefunctioneerd: het maakt de kwaliteit van interventies voldoende inzichtelijk en het stimuleert de kwaliteitsverbetering bij de ontwikkeling van interventies. Over de betekenis in de praktijk ligt de mening over de bijdrage van het traject genuanceerder: dat het traject niet voldoende bij de praktijk aansluit is het meest geuite punt van kritiek. Concreet betekent dit dat complexe interventies niet goed in het systeem passen en dat de meerwaarde van erkenning nog onvoldoende duidelijk is. Ook geven professionals aan te weinig tijd te hebben om hun interventies voor erkenning in te dienen. Verbeterpunten zijn onder andere: stel de eisen voor onderzoek van effectiviteit bij en breng de meerwaarde van erkenning voor interventie-eigenaren sterker naar voren. Uit aanvullend onderzoek op het terrein van gezondheidsbevordering blijkt dat specifieke aandacht nodig is voor de vraag 'wat werkt voor wie onder welke omstandigheden?' Maak dus explicieter waar erkende interventies uit bestaan en wat ze veronderstellen van de lokale context. En bied een breder palet aan leeren verbeterprocessen, zoals ondersteuning van professionals, om het functioneren van de gezondheidsbevordering te verbeteren. Dit blijkt uit de evaluatie die in 2011 is uitgevoerd naar het proces en resultaat van het erkenningstraject voor interventies.
Voor dit proefschrift werden data, verkregen uit diffusie-gewogen beeldvorming (diffusion-weighted imaging), geanalyseerd om de anatomische connectiviteit van de hersenen zowel non-invasief als in vivo te bestuderen. Het belangrijkste doel van dit onderzoek was om zowel de micro- als de macroscopische informatie te combineren die kan worden verkregen via diffusiebeeldvorming, om zo een betrouwbaar model te reconstrueren van de organisatie van de witte stof in de hersenen op micro- en macrostructureel niveau. Recente ontwikkelingen hebben aangetoond dat het via diffusiebeeldvorming mogelijk is om niet alleen de macroscopische organisatie van witte stof te achterhalen, maar ook de microscopische eigenschappen ervan, zoals axonale diameters. Hiermee kunnen modellen van hersenconnectiviteit en de vroege diagnose van bepaalde neurologische aandoeningen nog verder worden verbeterd.
Festen evalueerde nieuwe therapieën bij de behandeling van proctologische aandoeningen (aandoeningen van anus, het anaal kanaal en de endeldarm). Festen onderzocht de kans op succes, en zette die af tegen postoperatief functieverlies, het optreden van bijwerkingen en complicaties en het voorkomen van recidieven. Hij keek naar diverse behandelmethoden voor peri-anale fistels (niet-natuurlijke verbindingen vanaf de endeldarm naar het huidgebied rond de anus), chronische anale fissuren (barstjes in het slijmvlies) en aambeien.
Aanstaande vrijdag, 16 december 2011, komen op het symposium ‘New trends in spinal care’ wervelkolomspecialisten, wetenschappers beleidsmakers en zorgverzekeraars bij elkaar in Maastricht om te praten over nieuwe ontwikkelingen die de kwaliteit van zorg voor patiënten met rugaandoeningen aanzienlijk kunnen verbeteren. Onderwerp is ondermeer de landelijke registratie van operaties aan de wervelkolom, die komend jaar van start zal gaan. Dit sluit aan bij de landelijke discussie rond selectieve zorginkoop waarbij verzekeraars alleen zorg geleverd door de meest efficiënte en hoogkwalitatieve ziekenhuizen willen gaan vergoeden. Voorafgaand aan het symposium verdedigt Paul Willems, zijn proefschrift ‘Decision making in surgical treatment of chronic low back pain’. Paul Willems, orthopedisch chirurg bij het Maastricht UMC+ onderzocht de besluitvorming tot spondylodese, het operatief vastzetten van een pijnlijke rugwervel. Chronische lage rugpijn is een veelvoorkomende klacht, die onze maatschappij jaarlijks miljarden kost met name door de hoge mate van arbeidsongeschiktheid. Als pijnstillers en oefentherapie niet baten, kunnen pijnlijke wervels operatief vastgezet worden. Deze spondylodese-operatie geeft voor een aantal patiënten adequate pijnvermindering, maar voor sommigen helemaal niet. Willems heeft Nederlandse wervelkolom-chirurgen ondervraagd over hun besluitvorming tot operatie in de dagelijkse praktijk. Hieruit bleek een enorm verschil in diagnostiek en behandeling tussen artsen onderling. Na analyse van een groot patiëntencohort en een aansluitend systematisch onderzoek van de vakliteratuur bleek dat testen die in de dagelijkse praktijk gebruikt worden om het effect van spondylodese te voorspellen, absoluut niet betrouwbaar zijn. Spondylodese bij chronische lage rugklachten blijft een onvoorspelbare behandeling en dient derhalve niet meer als standaard behandeling voor chronische lage rugpijn aanbevolen te worden. Aansluitend aan de promotie vindt een symposium van de Dutch Spine Society plaats. Leden, zorgverleners, beleidsmedewerkers en wetenschappers discussiëren over recente ontwikkelingen zoals de invoering van een landelijk registratiesysteem in 2012. Deze registratie zal inzicht geven in de landelijke spreiding van operaties en de kwaliteit en effectiviteit van de diverse behandelingen. Ook wordt besproken hoe de resultaten van wetenschappelijk onderzoek het beste om te zetten zijn in effectieve beleidsmaatregelen. Paul Willems: ”Mijn promotieonderzoek laat zien dat er geen uniformiteit is de behandeling van lage rugklachten. Landelijke registratie is nodig om meer inzicht te krijgen in welke aanpak het beste werkt en hoe de zorg landelijk is verdeeld. Zo kunnen we meer ‘evidence based’ werken en komen tot verbetering van de zorg. Dat is goed voor de patiënten, maar ook zorgverzekeraars zijn hier bij gebaat.” Ten slotte wordt ook het patiëntenperspectief besproken, waarbij betere voorlichting en betrokkenheid van patiënten bij hun behandeling centraal staat.
Van 7 – 10 april vond de maandelijkse bijeenkomst van de PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) plaats. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de PRAC.
De PRAC is onder meer tot een aanbeveling gekomen voor het gecombineerd gebruik van angiotensine II antagonisten, ACE-remmers en aliskiren. Ook zijn er vier herbeoordelingen gestart
Aanbevelingen PRAC
- Angiotensine II antagonisten, ACE-remmers en aliskiren - De PRAC beveelt op basis van een herbeoordeling een aantal beperkingen aan met betrekking tot het gecombineerd gebruik van geneesmiddelen die het renine-angiotensine systeem (RAS) blokkeren. Het RAS is een hormoonsysteem dat de bloeddruk en het volume van vloeistoffen in het lichaam reguleert. Angiotensine II antagonisten, ACE-remmers en aliskiren blokkeren het RAS op verschillende manieren en worden gebruikt bij de behandeling van hypertensie (hoge bloeddruk) en congestief hartfalen (een aandoening waarbij het hart niet genoeg bloed door het lichaam kan pompen).
De aanbevelingen van de PRAC zullen besproken worden door de Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP), het geneesmiddelenbeoordelingscomité van de EMA, omdat enkele angiotensine II antagonisten en aliskiren centraal geregistreerde geneesmiddelen zijn.
Start herbeoordelingen PRAC:
- Orale Methadon vormen met povidon als hulpstof (drank en tabletten) — In Nederland zijn geen povidon bevattende methadondrank of tabletten op de markt. Er wordt herbeoordeling gestart op verzoek van Noorwegen. In Noorwegen zijn een aantal meldingen van nierschade bij (voormalige) drugsgebruikers, die mogelijk verband houden met het misbruik van povidon bevattende methadondrank. Deze drank is bestemd voor oraal gebruik, maar sommige patiënten misbruiken de orale methadondrank en gebruiken het als injectie via een bloedvat. Methadondrank en tabletten worden gebruikt bij de behandeling van verslavingen van bijvoorbeeld heroïne.
- Broomhexine en ambroxol — De herbeoordeling wordt gestart op verzoek van België vanwege een toename van het aantal meldingen van allergische reacties en huidreacties, die mogelijke gerelateerd zijn aan het gebruik ambroxol. Omdat broomhexine in het lichaam wordt omgezet in ambroxol, zullen deze geneesmiddelen ook meegenomen in de herbeoordeling. Broomhexine en ambroxol worden gebruikt bij de behandeling van keelpijn.
- Codeïne en dihydrocodeïne voor de behandeling van hoest en verkoudheid bij kinderen — Deze herbeoordeling volgt, naar aanleiding van Duitsland, op een eerdere herbeoordeling van het gebruik van codeïne als pijnstiller bij kinderen. Deze eerdere herbeoordeling werd gestart vanwege het risico op ademhalingsdepressie. Na deze herbeoordeling zijn er voor het gebruik van codeïne bij pijn een aantal aanbevelingen gedaan, onder andere mag codeïne als pijnstiller alleen gebruikt worden bij kinderen boven de 12 jaar. De herbeoordeling wordt gestart om na te gaan of deze aanbevelingen ook van toepassing zijn bij de behandeling van hoest.
- Testosteron - de herbeoordeling wordt gestart op verzoek van Estland vanwege zorgen over mogelijke cardiovasculaire risico’s. Testosteron wordt gebruikt bij de behandeling van mannen die zelf niet genoeg testosteron produceren (hypogonadisme).
Voor bovenstaande herbeoordelingen zal alle beschikbare data opnieuw worden bekeken, waarop de PRAC een aanbeveling zal doen of er maatregelen nodig zijn.
De PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) speelt als geneesmiddelenbewakingscomité een belangrijke rol bij het toezicht op de risico’s van humane geneesmiddelen in Europa en komt maandelijks bijeen bij het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA). De PRAC geeft aanbevelingen en advies aan de CHMP (Committee on Medicinal Products for Human Use), het geneesmiddelenbeoordelingscomité en de CMDh (Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures), omtrent de risico’s van geneesmiddelen toegelaten in de Europese Unie.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de CHMP, PRAC en de CMDh.
Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG.
Van 5 – 8 mei vond de maandelijkse bijeenkomst van de PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) plaats. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de PRAC.
De PRAC continueerde onder meer de periodieke beoordeling van Rienso (ferumoxytol) en startte herbeoordelingsprocedures voor hydroxyzine-bevattende geneesmiddelen en Corlentor/Procoralan (ivabradine).
Reguliere periodieke veiligheidsbeoordeling van Rienso
- Rienso (ferumoxytol) – Binnen de reguliere beoordeling van de voordelen en risico’s van dit geneesmiddel (Periodic Safety Update Report), worden momenteel post-marketing gegevens van Rienso (ferumoxytol) beoordeeld door de PRAC, waaronder ook alle meldingen van ernstige anafylactische reacties bij gebruik van het geneesmiddel. Rienso is geïndiceerd voor de behandeling van anemie (bloedarmoede) bij patiënten met chronische nieraandoeningen. Behandelaars worden – in afwachting van de afronding van deze beoordeling gewezen op de risico minimalisatiemaatregelen en waarschuwingen, zoals die zijn opgenomen in de productinformatie voor Rienso.
Start herbeoordelingen PRAC:
- Hydroxyzine-bevattende geneesmiddelen - De middelen zijn in Nederland geregistreerd voor de indicaties ‘symptomatische behandeling van pruritus (jeuk)’, (volwassenen en kinderen vanaf 12 maanden) en voor ‘symptomatische behandeling van spanning met angstgevoelens bij volwassenen. De herbeoordeling van hydroxyzine-bevattende geneesmiddelen is gestart in verband met zorgen over bijwerkingen van deze geneesmiddelen op het hart.
- Corlentor / Procoralan (ivabradine) – Ivabradine is geïndiceerd voor de symptomatische behandeling van chronische stabiele angina (pijn op de borst doordat het hart onvoldoende zuurstof krijgt toegevoerd) bij volwassenen en chronisch hartfalen (wanneer het hart niet voldoende bloed naar de rest van het lichaam kan pompen). De herbeoordeling is gestart vanwege voorlopige resultaten uit het zogenoemde SIGNIFY-onderzoek die een klein, maar significant verhoogd gecombineerd risico van cardiovasculaire dood of een niet-fatale hartaanval laten zien bij bepaalde patiënten met angina.
Voor bovenstaande herbeoordelingen worden alle beschikbare gegevens opnieuw beoordeeld, waarna de PRAC een aanbeveling doet of er maatregelen nodig zijn.
De PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) speelt als geneesmiddelenbewakingscomité een belangrijke rol bij het toezicht op de risico’s van humane geneesmiddelen in Europa en komt maandelijks bijeen bij het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA). De PRAC geeft aanbevelingen en advies aan de CHMP (Committee on Medicinal Products for Human Use), het geneesmiddelenbeoordelingscomité en de CMDh (Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures), omtrent de risico’s van geneesmiddelen toegelaten in de Europese Unie.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de CHMP, PRAC en de CMDh.
Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG.
Van 13 – 16 mei vond de bijeenkomst van het Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) plaats. In dit comité is ook het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) vertegenwoordigd.
Aanbevelingen PRAC
- Almitrine-bevattende geneesmiddelen – De PRAC heeft alle data van almitrine bevattende producten beoordeeld en geconcludeerd dat de baten – risico balans negatief is en geeft aan de CMDh de aanbeveling om de handelsvergunningen van deze geneesmiddelen in te trekken. Almitrine-bevattende geneesmiddelen zijn niet in Nederland geregistreerd.
- Diane-35 - zie apart bericht: Diane-35 en generieken beschikbaar houden voor specifieke patiëntengroepen, aanscherping van waarschuwingen op het gebied van trombo-embolieën. Het geneesmiddel Diane-35 en generieke varianten (cyproteronacetaat/ethinylestradiol) heeft een plaats bij de behandeling van matige tot ernstige acne gerelateerd aan androgene gevoeligheid (al dan niet in combinatie met een vette huid) en/of hirsutisme (overbeharing) voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Diane-35 mag alleen worden voorgeschreven voor acne als andere behandelmogelijkheden (topicale therapie of systemische antibiotica) hebben gefaald. Omdat Diane-35 ook als een hormonaal contraceptivum werkt, mag het geneesmiddel in geen geval gecombineerd worden met hormonale anticonceptiemiddelen. Daardoor zou het risico op trombose en longembolie verder verhoogd worden. Dit concludeert het Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) naar aanleiding van de uitkomsten van een Europese herbeoordeling. Hierbij zijn alle beschikbare data over deze middelen op een rij gezet, inclusief de meldingen die in de afgelopen periode bij het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb zijn gedaan. In de PRAC is ook het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) vertegenwoordigd. Het risico op trombose en longembolie bij het gebruik van Diane-35 is bekend en zeldzaam. De waarschuwingen voor dit risico staan in de huidige productinformatie (SmPC en bijsluiter) vermeld. De PRAC heeft een aantal maatregelen aanbevolen om de kennis over risicofactoren voor het optreden van trombo-embolieën verder te vergroten en de symptomen snel te herkennen, zodat deze tijdig en juist behandeld kunnen worden. Naast een brief voor artsen en apothekers (een zogenaamde DHPC) beveelt de PRAC aan om extra voorlichtingsmateriaal voor voorschrijvers en patiënten te ontwikkelen. Het CBG vindt de aanbevelingen om de risico’s bij het gebruik van Diane-35 te verminderen van groot belang. Mocht een arts vooruitlopend op de besluitvorming en de te verwachten DHPC overwegen om Diane-35 voor te schrijven, dan adviseert het CBG om de PRAC-aanbevelingen – met daarin een verscherpte aanpassing van de indicatie – goed te volgen. Diane-35 is een nationaal geregistreerd geneesmiddel. De aanbeveling van de PRAC zal daarom eind deze maand besproken worden door de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – human (CMDh), waarin ook het CBG is vertegenwoordigd. Indien de CMDh unaniem tot een beslissing komt, is de herbeoordelingsprocedure afgerond. Mocht er verschil van mening zijn tussen de lidstaten, dan wordt het meerderheidsstandpunt van de CMDh als advies voorgelegd aan de Europese Commissie, die dan een finaal besluit dient te nemen. De aanbeveling van de PRAC zal in de CMDh-vergadering van eind mei besproken worden.
Start herbeoordelingen
- Protelos/Osseor (strontium ranelate) – De PRAC start een volledige herbeoordeling van Protelos/Osseor. Dit naar aanleiding van eerder aanbevelingen tot beperkingen in het gebruik welke door de CHMP werd overgenomen. Alle beschikbare data van deze geneesmiddelen zullen opnieuw worden beoordeeld en de PRAC zal een aanbeveling doen of verdere maatregelen nodig zijn.
- Gecombineerd gebruik van op het renine-angiotensine systeem (RAS)-aangrijpende geneesmiddelen – De PRAC start een herbeoordeling van het combineren van geneesmiddelen die aangrijpen op het RAS en die worden gebruikt voor de behandeling van hoge bloeddruk en hartfalen. Het RAS is een hormoonsysteem dat de bloeddruk en het bloedvolume in het lichaam reguleert. De herbeoordeling start vanwege zorgen over een verhoogde kans op een verhoogd kalium gehalte in het bloed, te lage bloeddruk en nierfalen bij het gebruik van meerdere geneesmiddelen ten opzichte van wanneer slechts een van deze middelen wordt gebruikt.
Overig nieuws PRAC
Derde/vierde generatie anticonceptiemiddelen - de herbeoordeling van derde- en vierde generatie gecombineerde anticonceptiemiddelen ligt op schema. Een update vanuit de PRAC wordt in juli 2013 verwacht.
Van 3 – 6 maart vond de maandelijkse bijeenkomst van de PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) plaats. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de PRAC.
De PRAC is onder meer tot aanbevelingen gekomen voor domperidon-bevattende geneesmiddelen en voor zolpidem. Daarnaast is de aanbeveling ten aanzien van diacereïne (niet in Nederland geregistreerd), welke de PRAC in november 2013 heeft gedaan, herzien.
Aanbevelingen PRAC:
- Domperidon – De PRAC beveelt op basis van een herbeoordeling een aantal beperkingen en voorzorgsmaatregelen aan om de risico’s bij het gebruik van domperidon te verminderen. Zie voor meer informatie het aparte CBG website bericht.
- Zolpidem – De PRAC beveelt op basis van een herbeoordeling aan om de productinformatie van zolpidem-bevattende geneesmiddelen aan te passen. Deze aanpassingen dienen het risico op verminderde rijvaardigheid en een vertraagd reactievermogen op de dag na gebruik van zolpidem te verminderen. Zolpidem wordt kortdurend gebruikt bij het behandelen van ernstige slapeloosheid.
- Diacereïne – een geneesmiddel voor de behandeling van symptomen van artrose is in Nederland niet geregistreerd. De PRAC beveelt aan dat diacereïne beschikbaar blijft in Europese landen waar het op de markt is, mits een aantal beperkingen en voorzorgsmaatregelen genomen worden om de risico’s bij het gebruik van dit geneesmiddel te verminderen. De aanbeveling van de PRAC volgt uit een herziening van de aanbeveling van november 2013 om het geneesmiddel te schorsen.
Over de PRAC
De PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) speelt een belangrijke rol bij het toezicht op de risico’s van humane geneesmiddelen in Europa en komt maandelijks bijeen bij het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA). De PRAC bestaat uit vertegenwoordigers van de registratieautoriteiten van geneesmiddelen uit alle EU-lidstaten (waaronder het CBG), IJsland en Noorwegen, onafhankelijke wetenschappelijke experts, beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en patiëntenorganisaties. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG.
Van 2–5 september vond de maandelijkse PRAC bijeenkomst plaats. De PRAC is onder meer tot 2 aanbevelingen gekomen voor de toepassing van ‘kortwerkende bèta-agonisten’ bij verloskundige indicaties en numeta emulsie voor infusie. Daarnaast is er een herbeoordeling gestart voor bromocriptine bevattende geneesmiddelen.
Aanbevelingen PRAC
- Kortwerkende bèta-agonisten – De PRAC beveelt, na herbeoordeling, aan dat kortwerkende bèta-agonisten (short-acting bèta-agonists) niet langer gebruikt mogen worden in orale of zetpil vormen bij verloskundige indicaties (om vroegtijdige- of overmatige weeën te voorkomen). Intraveneuze vorm van kortwerkende bèta-agonisten mogen nog wel gebruikt worden voor kortdurende toepassing (48 uur) als weeënremmer. In Nederland is alleen fenoterol iv voor deze indicatie geregistreerd.
- Numeta - De PRAC beveelt, na herbeoordeling, aan dat de handelsvergunning van Numeta G13%E emulsie voor infusie wordt geschorst. Numeta G13%E wordt gebruikt als parenterale voeding (toediening voedingsstoffen via een ader) bij prematuren, die niet op een andere manier gevoed kunnen worden. De registratiehouder heeft het product reeds vrijwillig terug geroepen. Voor Numeta G16% E, intraveneus voedingspreparaat geïndiceerd bij op tijd geboren baby’s en kinderen tot twee jaar oud, concludeert de PRAC dat de baten-risico balans positief is, mits een aantal risico-beperkende maatregelen wordt uitgevoerd, zoals het aanpassen van de productinformatie voor arts en apotheker (SmPC) met betrekking tot aanbevelingen voor het testen van het magnesiumgehalte.
Start herbeoordelingen
- Bromocriptine bevattende geneesmiddelen – een herbeoordeling is gestart van bromocriptine bevattende geneesmiddelen, voor de indicatie het voorkomen of onderdrukken van lactatie (melkproductie) bij vrouwen na de bevalling. De PRAC zal beoordelen of de balans tussen werkzaamheid en risico’s positief is, in verband met mogelijke ernstige cardiovasculaire, neurologische en psychiatrische bijwerkingen.
De CHMP heeft positief advies uitgebracht over Dificlir, een geneesmiddel voor de behandeling en preventie van infecties met Clostridium difficile en de daarmee gepaard gaande diaree bij volwassenen.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagenschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Dificlir (fidaxomicine) voor de behandeling van volwassenen met een Clostridium difficile-infectie (CDI), die ook wel C. difficile-geassocieerde diarree (CDAD) wordt genoemd.
- Edarbi en Ipreziv (azilsartan-medoxomil ) voor de behandeling van essentiële hypertensie bij volwassenen. Er bestaan onzekerheden met betrekking tot de dosering en veiligheid bij gecompliceerde patiënten, zoals patiënten > 75 jaar, patiënten met een geactiveerd renine-angiotensine-aldosteronsysteem (bijv. patiënten met hartfalen) en patiënten met nier- en leverinsufficiëntie.
- Komboglyze (saxagliptine / metformine) voor de behandeling van type 2 diabetes mellitus. Het kan de bloedsuikerspiegel verlagen bij patiënten die met metformine alleen niet goed kunnen worden ingesteld. Daarnaast is het een alternatieve behandeloptie voor patiënten die al met deze twee geneesmiddelen als aparte tabletten worden behandeld.
- Onduarp (Telmisartan / amlodipine) voor de behandeling van essentiële hypertensie bij volwassenen. In dit middel zijn twee antihypertensiva met complementaire mechanismen gecombineerd om de bloeddruk bij patiënten met essentiële hypertensie te reguleren: een angiotensine II-receptorantagonist, telmisartan, en een calciumkanaalblokker van het dihydropyridine-type, amlodipine. De combinatie van deze stoffen heeft een cumulatief effect, waardoor de bloeddruk sterker wordt verlaagd dan met elke component alleen.
- Rasitrio (aliskiren / amlodipine / hydrochloorthiazide) voor de behandeling van essentiële hypertensie als vervangende behandeling voor volwassen patiënten bij wie de bloeddruk goed is gereguleerd op de combinatie van aliskiren, amlodipine en hydrochloorthiazide, gelijktijdig toegediend in dezelfde dosis als in de combinatie. Het kan de bloeddruk doeltreffend verlagen, doordat het bestaat uit een combinatie van drie antihypertensiva die elk op een andere route inwerken.
- Edurant (Rilpivirine-hydrochloride) voor de behandeling in combinatie met andere HIV middelen van infectie met het immunodeficiëntievirus-1 (hiv-1). Dit middel kan bij patiënten die niet eerder behandeld zijn, maar alleen als de viral load < 100.000 copies/ml.
- Eviplera (emtricitabine / rilpivirine / tenofovir-disoproxil). Dit is een vaste combinatie met rilpivirine, bedoeld voor dezelfde patiënten als Endurant.
Uitbreiding indicaties
- Alimta (pemetrexed) Veralgemenisering van eerder gebruikte specifieke therapie naar platinabevattende schema’s bij patiënten met gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom anders dan overwegende plaveiselcelhistologie.
- Avastin (bevacizumab) voor uitbreiding met de eerstelijns behandeling, in combinatie met carboplatine en paclitaxel, van patiënten die zich in een vergevorderd stadium bevinden (FIGO-stadia III B, III C en IV) van epitheliale ovarium-, eileider- of primaire peritoneale kanker.
- Levemir (insulin detemir) Het gaat om twee veranderingen: de leeftijdsgrens voor het gebruik bij kinderen met diabetes is verlaagd naar 2 jaar. Verder kan het in combinatie gebruikt worden met orale antidiabetica of als toevoeging aan een behandeling met liraglutide.
- Prevenar 13 pneumokokkenpolysaccharide-conjugaatvaccin (13-valent, geadsorbeerd) voor uitbreiding naar volwassenen >50 jaar ter preventie van invasieve infectie veroorzaakt doorStreptococcus pneumoniae bij volwassenen van 50 jaar en ouder.
- Soliris (eculizumab) voor uitbreiding van de indicatie met Atypisch hemolytisch-uremisch syndroom (aHUS).
- Xarelto (rivaroxaban) voor twee nieuwe indicaties:
- Voor de behandeling van diepe veneuze trombose (DVT) en preventie van recidiverende DVT en pulmonale embolie (PE) na acute DVT bij volwassenen.
- Ter preventie van beroerte en systemische embolie bij volwassen patiënten met niet-valvulaire atriumfibrillatie met een of meer risicofactoren, zoals congestief hartfalen, hypertensie, leeftijd ≥ 75 jaar, diabetes mellitus, voorafgaande beroerte of ‘transient ischaemic attack’.
Update Victoza
- Victoza (liraglutide) De CHMP meende, dat de uitbreiding van de indicatie in combinatie met Victoza en insuline onvoldoende was onderbouwd. De beschikbare gegevens zijn wel opgenomen in de productinformatie in sectie 5.1, omdat de informatie van belang werd geacht voor de voorschrijver.
Herbeoordeling Multaq afgerond
In navolging van eerdere besluitvorming is vastgesteld dat de baten-risicobalans van Multaq (dronedaron) positief blijft voor een beperkte patiëntenpopulatie met paroxysmal of persistent atriumfibrilleren (AF). Lees voor meer informatie het bericht op onze website.
Update Revlimid (lenalidomide)
In studies naar onderhoudsbehandeling bij Multiple Myeloom werd een toename van tweede tumoren gezien. Dit leidde tot een nieuwe discussie over de baten en risico’s van Revlimid (lenalidomide). De conclusie is dat deze nog steeds positief binnen de goedgekeurde patiëntengroep. Artsen worden wel gewezen op het risico van nieuwe kankers als gevolg van behandeling met het geneesmiddel. Ook wordt de productinformatie geactualiseerd met een waarschuwing en advies voor artsen over het risico op nieuwe kankers.
Handelsvergunning Vimpat (lacosamide) 15 mg/ml siroop doorgehaald
Vimpat 15 mg/ml siroop is niet meer verkrijgbaar vanwege een kwaliteitsdefect; andere Vimpat-presentaties blijven beschikbaar voor patiënten met epilepsie. Zie voor meer informatie eerdere berichtgeving op onze website.
Onderzoek dialyseoplossingen van Baxter afgerond
Op basis van afgerond onderzoek naar de problemen bij de productie van peritoneaaldialysevloeistoffen van Baxter, is vastgesteld dat de kwaliteit van de dialysevloeistoffen weer gegarandeerd kan worden. Lees voor meer informatie het webbericht.
Update Zetpillen die terpeenderivaten bevatten
Zetpillen met op terpeen gebaseerde hoestmiddelen worden niet langer aanbevolen voor gebruik bij kinderen onder de 30 maanden, kinderen met een voorgeschiedenis van koortsconvulsies of epilepsie, en kinderen met een recente geschiedenis van anorectale laesies. Deze producten zijn niet op de Nederlandse mark verkrijgbaar.
Tekort Apidra (insuline glulisine) patronen
Er is een tekort aan Apidra, een geneesmiddel voor de behandeling van diabetes. Het tekort heeft in een aantal EU-lidstaten invloed heeft op de beschikbaarheid van Apidra 3 ml patronen en Apidra voorgevulde wegwerppennen (OptiSet en SoloStar). Lees voor meer informatie het webbericht en de DHPC.
Productinformatie Revatio uitgebreid
In onderzoek van Revatio, (sildenafil citrate) voor de behandeling van Pulmonale Arteriële Hypertensie (PAH) bij kinderen met doseringen variërend van 10-80 mg driemaal daags werd een hoger risico op overlijden waargenomen bij patiënten die een hogere dosering gebruiken vergeleken met de lagere dosering. Naar aanleiding hiervan is de productinformatie van Revatio uitgebreid.
De CHMP heeft positief advies uitgebracht over Vyndaqel als eerste weesgeneesmiddel voor de behandeling van transthyretine amyloïdose bij volwassen patiënten met symptomatische polyneuropathie.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Dexdor (dexmedetomidine) voor sedatie van volwassen intensive care unit (ICU) patiënten, bij wie diepere sedatie niet nodig is.
- Incivo (telaprevir) voor de behandeling van chronische hepatitis C met genotype 1 bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte. Dit is het tweede geneesmiddel in een nieuwe klasse van geneesmiddelen voor de behandeling van chronische hepatitis. De CHMP heeft Teleprevir versneld beoordeeld gezien het belang voor de Europese populatie.
- Plenadren (hydrocortison), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van bijnierinsufficiëntie bij volwassenen. Het gaat om een product met verlengde afgifte, dat eenmaal per dag gegeven kan worden.
- Vyndaqel (tafamidis), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van transthyretine amyloïdose bij volwassen patiënten met symptomatische polyneuropathie, een ernstige en progressieve aandoening. Vyndaqel is de eerste orale farmacologische behandeling die voor deze zeldzame ziekte wordt aanbevolen. De CHMP heeft de handelsvergunning verleend onder uitzonderlijke omstandigheden.
- Zytiga (abirateronacetaat) bedoeld in combinatie met prednison of prednisolon voor de behandeling van gemetastaseerd, castratieresistente prostaatkanker bij volwassen mannen met een progressieve vorm van deze ziekte tijdens of na een chemotherapeutisch regime op basis van docetaxel. De CHMP heeft deze aanvraag versneld beoordeeld vanwege de medische noodzaak.
Tweede positief advies pediatrisch gebruik Mercaptopurine
De CHMP heeft het tweede positieve advies uitgebracht voor de verlening van een handelsvergunning voor pediatrisch gebruik voor het weesgeneesmiddel Mercaptopurine (mercaptopurine-monohydraat), bedoeld voor de behandeling van acute lymfoblastische leukemie bij volwassenen, adolescenten en kleine kinderen. Het gaat om een suspensie, waardoor een betere nauwgezetheid en groter toedieningsgemak wordt geboden, vooral bij gebruik bij kinderen. De ontwikkeling van een leeftijdsgeschikte formulering ter behandeling van deze ziekte is door het Pediatrisch Comité van de Autoriteit als onderzoeksgebied met prioriteit aangewezen.
Negatieve adviezen voor nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft negatieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor Sumatriptan Galpharm (sumatriptan). Sumatriptan Galpharm was bedoeld als receptvrij geneesmiddel voor de behandeling van migraineaanvallen. Sumatriptan is een generieke vorm van Imigran.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Afinitor (everolimus) voor de behandeling van patiënten met inoperabele of gemetastaseerd, goed of matig gedifferentieerde neuro-endocriene tumoren met pancreatische oorsprong bij volwassenen met een progressieve vorm van deze aandoening.
- Enbrel (etanercept) om de onderste leeftijdsgrens bij polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (JIA) te verlagen van vier naar twee jaar; en om de onderste leeftijdsgrens bij pediatrische psoriasis en plaque te verlagen van acht naar zes jaar.
- Tarceva (erlotinib) voor uitbreiding met de eerstelijnsbehandeling van patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom met EGFR activerende mutaties.
De CHMP adviseerde negatief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Duloxetine bevattende geneesmiddelen over uitbreiding van de huidige therapeutische indicaties met de behandeling van matige tot ernstige chronische somatische pijn bij patiënten die niet regelmatig NSAIDs (non-steroidal anti-inflammatory drugs) gebruiken.
Herbeoordeling van pioglitazon-bevattende geneesmiddelen afgerond
Na afronding van een beoordeling van de baten-risico balans heeft de CHMP bevestigd dat deze geneesmiddelen een valide behandeloptie blijven voor bepaalde patiënten met diabetes type 2, maar dat er een klein verhoogd risico bestaat op blaaskanker. Conclusie is dat pioglitazon alleen gebruikt zou moeten worden na uitgebreide patiëntenselectie. en –exclusie, waaronder een noodzaak voor periodieke herbeoordeling van de werkzaamheid en veiligheid van de behandeling van de individuele patiënt.
Voorschrijvers wordt geadviseerd om deze geneesmiddelen niet te gebruiken bij patiënten met huidige of een anamnese van blaaskanker en bij patiënten met niet-onderzochte macroscopische hematurie. Voor aanvang met pioglitazon moeten risicofactoren voor blaaskanker worden beoordeeld.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Pioglitazon bevattende geneesmiddelen
Herbeoordeling van Pandemrix afgerond
De CHMP heeft aanbevolen dat het vaccin Pandemrix bij personen jonger dan 20 jaar uitsluitend kan worden gebruikt als het aanbevolen trivalente influenzavaccin niet beschikbaar is en als immunisatie tegen H1N1 nog noodzakelijk is (bijv. bij personen met risico voor de complicaties van infectie). Het Comité heeft bevestigd dat de algehele balans werkzaamheid-bijwerkingen van Pandemrix positief blijft.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Pandemrix
Advies over Vimpat overeengekomen
De CHMP heeft geadviseerd Vimpat 15mg/ml siroop terug te roepen vanwege een kwaliteitsdefect in sommige batches. Artsen ontvangen binnenkort een brief waarin wordt geadviseerd om contact op te nemen met hun patiënten en hen indien mogelijk te laten overstappen op Vimpat filmgecoate tabletten.
Update herbeoordeling baten- risico balans Multaq
De CHMP heeft de herbeoordeling voortgezet van de baten-risico balans van Multaq in afwachting van definitieve gegevens uit een klinisch onderzoek (PALLAS). Uit de voorlopige resultaten bleek een verhoogd risico op cardiovasculaire bijwerkingen zoals cardiovasculaire sterfte, CVA en cardiovasculaire ziekenhuisopname bij patiënten met permanent atriumfibrilleren. In afwachting van het resultaat van de huidige herbeoordeling worden voorschrijvers in de EU eraan herinnerd de aanbevelingen in de productinformatie te volgen voor wat betreft de indicaties, gedefinieerde contra-indicaties en waarschuwingen. Advies is om patiënten regelmatig te controleren om er zeker van te zijn dat zij binnen de toegestane indicatie blijven en geen permanent atriumfibrilleren ontwikkelen. Nader advies wordt gegeven bij de afronding van de beoordeling in september.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Multaq
Update over Champix
De CHMP heeft bevestigd dat de baten-risico balans voor Champix(varenicline) positief blijft, ondanks de resultaten van een recente meta-analyse. Conclusie is dat het licht verhoogde risico van cardiovasculaire incidenten niet opweegt tegen de voordelen van Champix bij het stoppen met roken.
Aanvoertekort Thyrogen duurt voort
Naar verwachting duurt het aanvoertekort van Thyrogen (thyrotropine alfa) nog tot 2012. Artsen worden ingelicht over herziene tijdelijke behandelaanbevelingen:
- Aan nieuwe patiënten mag geen Thyrogen worden voorgeschreven.
- In landen waar Thyrogen nog verkrijgbaar is, moet de voorraad worden gereserveerd voor patiënten die het geneesmiddel al gebruiken en die staking van schildklierhormoon niet verdragen of bij wie staking van schildklierhormoon niet werkzaam zou zijn.
Thyrogen is geregistreerd voor de diagnose en behandeling van schildklierweefselresten na thyroïdectomie bij patiënten met schildklierkanker.
Arbitrageprocedure Dexamethason afgerond
De CHMP heeft een arbitrageprocedure voor Dexamethasone Alapis(dexamethason) afgerond. Deze procedure werd in gang gezet vanwege een meningsverschil onder EU-lidstaten over de registratie van dit generieke geneesmiddel. Dit geneesmiddel is een ontstekingsremmend, immuunonderdrukkend agens.
Conclusie was dat de ingediende gegevens voldoende waren om aan te tonen dat Dexamethasone Alapis veilig en effectief kon worden gebruikt, op basis van het lang bekende gebruik van dexamethason.
Harmonisatie afgerond
De CHMP heeft de harmonisatie afgerond van de productinformatie vanNorvasc (amlodipine besilaat) en verwante namen. Dit geneesmiddel is een calciumkanaalblokkeerder die wordt gebruikt voor de behandeling van hypertensie, chronische stabiele angina en vasospastische of Prinzmetal’s angina.
VWS-beleid gaat er vanuit dat mensen eerder doorgeleid kunnen worden naar (lichte) zorg als gezondheidsrisico's vroegtijdig worden opgespoord. Ziekte en daarvoor benodigde intensievere zorg kunnen dan worden uitgesteld of voorkomen. In dit verband heeft het RIVM in opdracht van het ministerie van VWS verkend welke elementen bijdragen aan het succes van lokale initiatieven om gezondheidsrisico's vroegtijdig op te sporen. Hiervoor zijn mensen uit het veld (onderzoek, beleid, praktijk) geïnterviewd en is op kleine schaal literatuuronderzoek gedaan. Gezien het verkennende karakter dienen de resultaten met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Een vaak genoemd element dat bij kan dragen aan het succes van initiatieven is integrale samenwerking. Daaronder wordt verstaan dat partijen, zowel binnen de zorg (zoals wijkverpleegkundigen en huisartsen) als daarbuiten (bijvoorbeeld buurtcoaches en medewerkers in het onderwijs), samenwerken bij het vroegtijdig opsporen van de doelgroep en de geboden zorg. Daarvoor is het onder andere van belang dat er voldoende draagvlak is bij alle betrokken partijen, net als één partij die de regie op zich neemt. Een ander bepalend element is dat het initiatief goed aansluit bij de doelgroep. Ook structurele financiering is genoemd als randvoorwaarde voor succes. In de verkenning stonden de volgende initiatieven centraal: het opsporen van gezondheidsrisico's in de wijk, van gezondheidsproblemen bij kwetsbare ouderen, van problematisch alcoholgebruik onder jongeren, van seksueel overdraagbare aandoeningen en ten slotte van (hoog risico op) hart- en vaatziekten en diabetes. Het onderzoek maakt ook duidelijk dat er onderzoek nodig is om te bewijzen dat lokale initiatieven om gezondheidsrisico's vroegtijdig op te sporen daadwerkelijk de gezondheid van mensen verbeteren. Het is daarom van belang om ingezette interventies te monitoren en te evalueren. Daarnaast is meer inzicht nodig in de behoeften die zorgverleners hebben om de initiatieven te kunnen uitvoeren, bijvoorbeeld ICT om gemakkelijk en snel informatie uit te wisselen.
Vetzuren zijn de standaard bouwstenen van elk levend organisme. De celmembraan bestaat voor een groot deel uit vetzuren. In de natuur bestaan talloze verschillende vetzuren, elk met unieke eigenschappen, die organismen helpen om onder allerlei omstandigheden te overleven. De eigenschappen van vetzuren zijn belang voor bijvoorbeeld het bestrijden van schadelijke micro-organismen, of het maken van kunstmatige blaasjes om medicijnen af te leveren. De synthese van zowel natuurlijke als nieuwe, niet in de natuur voorkomende vetzuren is essentieel voor het onderzoek naar deze moleculen. In haar proefschrift beschrijft Maria Bastian synthetische routes om natuurlijke en nieuwe vetzuren te maken. Het eerste gedeelte van dit proefschrift bevat verschillende synthese-strategieën om onnatuurlijke en natuurlijke vetzuren te verkrijgen die cycloalkaan-groepen bevatten, zoals ladderaan-eenheden of een trans-cyclopropaan ring. De ladderaan eenheden helpen bacteriën te overleven bij hoge temperatuur en wisselende zuurgraad. Het vetzuur majusculoic acid (met een trans-cyclopropaan ring) is afkomstig van cyanobacteriën, en is in staat bepaalde schadelijke micro-organismen (zoals de schimmel Candida) te doden. Maar deze verbinding is nu in zeer beperkte mate beschikbaar. Bastian ontwikkelde een methode om dit vetzuur in grotere hoeveelheden te produceren, wat verder onderzoek mogelijk maakt. In het tweede gedeelte van dit proefschrift wordt de synthese van een nieuwe klasse van vetzuren, de N-fosfo aminozuren, beschreven. Deze vetzuren zijn te gebruiken om kunstmatige membranen te maken die mogelijk bruikbaar zijn voor gerichte aflevering van geneesmiddelen. Het werk van Bastian laat zien dat deze vetzuren niet giftig zijn en dat blaasjes van dit type vetzuur onder zure omstandigheden hun inhoud vrij geven. Maria Bastian verrichtte haar onderzoek binnen de afdeling Synthetische Organische Chemie van het Stratingh Institute. Haar onderzoek is gefinancierd door NWO. Bastian werkt inmiddels als postdoc onderzoeker aan de University of Notre Dame (VS).
De behandeling van hoofd-halskanker door middel van radiotherapie kan leiden tot verschillende klachten, waaronder slikproblemen. UMCG-onderzoeker Miranda Christianen ontwikkelde een methode om de bestralingsbehandeling te optimaliseren, die ook met protonentherapie toegepast kan worden. Slikproblemen kunnen daarmee worden verminderd of voorkomen. Bij hoofd-halskanker is het te behandelen gebied groot en complex van vorm. Bovendien wordt het omringd door vitale structuren en organen, zoals ruggenmerg, stembanden, speekselklieren en structuren betrokken bij het slikken. Bestraling in dit gebied levert daarom een groot risico van bijwerkingen op. De radiotherapietechnieken zijn de afgelopen jaren sterk verbeterd, waardoor bijvoorbeeld de speekselklieren ontzien kunnen worden. Minder patiënten krijgen hierdoor te maken met een droge mond. Welke organen er betrokken zijn bij het slikken, was echter nog grotendeels onbekend. In een stapsgewijze aanpak ontwikkelde Christianen een nieuwe bestralingstechniek. Ten eerste bracht zij de risico-organen voor slikproblemen in kaart. Vervolgens werd een nieuwe, sliksparende radiotherapie ontwikkeld en daarna toegepast bij een groep hoofd-halskankerpatiënten. Hierbij werd de dosis op de risico-organen verlaagd. Na zes maanden bleken slikproblemen bij deze groep patiënten minder voor te komen dan bij de bestaande behandelingsmethoden. Met de huidige bestralingstechniek met fotonen kon slechts bij de helft van de patiënten de dosis op de risico-organen worden verlaagd zonder de dosis op de tumor te verlagen of de dosis op andere omliggende structuren te verhogen. Christianen verwacht dat het aantal patiënten dat baat heeft bij de nieuwe behandelmethode kan worden vergroot wanneer er gebruik wordt gemaakt van protonenbestraling. Miranda Christianen (1980) studeerde Geneeskunde aan de Universiteit Maastricht. Haar promotieonderzoek vond plaats bij de afdeling Radiotherapie van het UMCG en werd gedeeltelijk gefinancierd door KWF Kankerbestrijding. Christianen is radiotherapeut in opleiding bij Maastro Clinic te Maastricht.
In The Lancet Neurology zijn positieve resultaten gepubliceerd van een subgroepanalyse van de baanbrekende "Randomized Evaluation of Long-Term Anticoagulant Therapy" (RE-LY)-studie - de grootste eindpuntenstudie bij atriumfibrilleren (AF) die ooit is voltooid (18.113 patiënten in 44 landen wereldwijd). De nieuwe bevindingen ondersteunen de overtuigende resultaten van de RE-LY-trial volledig en laten zien dat AF-patiënten die eerder een beroerte of "transient ischemic attack" (TIA) hebben gehad, substantieel profijt kunnen hebben van behandeling met dabigatran etexilaat. In de nieuwe subgroepanalyse van RE-LY werden 3.623 AF-patiënten geïncludeerd die vóór de inclusie in de studie een beroerte of TIA hadden gehad. De resultaten van de subgroepanalyse waren consistent met de algehele resultaten voor de belangrijkste effectiviteits- en veiligheidsuitkomsten. Dit werd bevestigd door een interactieanalyse, waarin werd aangetoond dat de resultaten bij patiënten die eerder een beroerte of TIA hadden gehad, consistent waren met de resultaten die over het geheel genomen in de RE-LY-studie werden gevonden. In vergelijking met goed gecontroleerde warfarine leidde dabigatran etexilaat in een dosis van 150 mg tot een substantiële reductie van 25% van het relatieve risico op het gecombineerde eindpunt van beroerte en systemische embolie bij de subgroep van patiënten die eerder een beroerte of TIA hadden gehad, in lijn met de resultaten van de hoofd-RE-LY-studie. Omdat de monstergrootte van deze subgroep vijf keer kleiner is dan die van de RE-LY, bereikte dit verschil echter geen statistische significantie. Wat vooral opvalt is dat beide doses (110 mg tweemaal daags en 150 mg tweemaal daags) tevens een significante afname van intracraniële bloedingen lieten zien ten opzichte van goed gecontroleerde warfarine.1 Deze bevindingen ondersteunen de algehele resultaten van RE-LY wat de preventie van beroerte en systemische embolie door dabigatran etexilaat betreft2,3 binnen een subgroep van patiënten met een 2,5 keer zo hoog risico als standaard AF-patiënten die niet eerder een beroerte of TIA hebben gehad en die op zichzelf al een 5 keer hoger risico hebben. Op basis van de overtuigende resultaten van RE-LY werd dabigatran etexilaat in de VS toegelaten voor de verlaging van het risico op beroerte bij patiënten met non-valvulair AF en in Canada voor de preventie van beroerte en systemische embolie bij patiënten met AF die voor anticoagulatie in aanmerking komen. Dit jaar zullen tijdens wetenschappelijke sessies bij de American Heart Association in Chicago, VS, op 13-17 november nieuwe gegevens over de RE-LY-studie en dabigatran etexilaat worden gepresenteerd.
Vanaf eind 2013 staat op de bijsluiters van een aantal geneesmiddelen een omgekeerde zwarte driehoek afgebeeld. Het symbool attendeert patiënten, dokters en apothekers op het belang om bijwerkingen te melden. Hoe meer mensen bijwerkingen melden, hoe beter de veiligheid bewaakt kan worden. Het symbool is ontwikkeld op initiatief van de Europese Unie (EU). Het Lareb, waar jaarlijks al zo'n 14.000 bijwerkingen worden gemeld, is blij met het initiatief. "Vooral bij nieuwe medicijnen is het van groot belang dat gebruikers en voorschrijvers de bijwerkingen melden," zegt Lareb-directeur Agnes Kant. "Dat komt de veiligheid enorm ten goede, en helpt medicijnen beter en veiliger te maken. Elke melding telt." Voordat medicijnen op de Nederlandse markt komen, moeten ze voldoen aan strenge eisen voor de werkzaamheid, de kwaliteit en de veiligheid. Toch komen er soms nieuwe bijwerkingen aan het licht als het middel op de markt is. Minder vaak voorkomende bijwerkingen, worden soms ontdekt als veel patiënten het geneesmiddel gebruiken. Ook treden sommigen bijwerkingen pas op na langduriger gebruik, in wisselwerking met andere medicijnen of bij specifieke bevolkingsgroepen. Als Lareb constateert dat er mogelijk sprake is van een nieuwe bijwerking, stuurt zij een bericht aan het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Het CBG beoordeelt of er maatregelen voor het geneesmiddel getroffen moeten worden. Bert Leufkens, voorzitter van het CBG, juicht het melden van bijwerkingen toe. "Hoe meer mensen alert zijn bij geneesmiddelen die onder aanvullende monitoring vallen en actief mogelijke bijwerkingen melden, hoe beter Lareb en wij ons werk kunnen doen om de risico’s van geneesmiddelen te bewaken.” Patiëntenfederatie NPCF ondersteunt het initiatief van harte. "Er is niet altijd sprake van optimale veiligheid als het gaat om medicijngebruik," zegt NPCF-directeur Wilna Wind. "Het is belangrijk dat initiatieven als deze daar verbetering in brengen. Het is ook goed dat de ervaring van patiënten wordt benut. Zij ervaren dagelijks hoe een medicijn werkt en wat er niet goed gaat. Het is ontzettend belangrijk dat patiënten dit melden, en dat die informatie vervolgens wordt gebruikt om de veiligheid verder te verbeteren." De zwarte driehoek wordt gefaseerd ingevoerd en zal bij de productie van nieuwe series medicijnen worden toegepast. Vanaf begin 2014 zal het aantal medicijnen met dit symbool sterk toenemen.
Rajkumar Thummer onderzocht de rol van Undifferentiated embryonic cell Transcription Factor 1 (UTF1) bij de regulatie van specifieke eigenschappen van embryonale stamcellen (ES) en embryonale carcinoma (EC) cellen. ES- en EC-cellen kunnen differentiëren tot bijna (in geval van EC-cellen) alle celtypen die aanwezig zijn in het volwassen organisme, ook wel pluripotentie genoemd. Daarnaast kunnen ES-cellen zich oneindig vermeerderen in een proces van zelfvernieuwing. Na celdeling zijn beide dochtercellen gelijk aan de moedercel. ES-cellen kunnen worden geïsoleerd uit blastocyst embryo's, een ontwikkelingsstadium dat in muizen in drie tot vier dagen na de bevruchting bereikt wordt. EC-cellen werden geïsoleerd uit verschillende kiemceltumoren. Het UTF1-gen komt sterk tot expressie in ES- en EC-cellen en is onmisbaar voor differentiatie van deze cellen. Thummer toont aan dat het menselijke eiwit UTF1-genexpressie onderdrukt en biochemische eigenschappen bezit die vergelijkbaar zijn met die van histonen; essentiële structurele chromatine-eiwitten. In de menselijke populatie, komen varianten van het UTF1-gen voor. Een van deze UTF1-varianten codeert voor een eiwit met verminderde histon-achtige eigenschappen. ES- of EC-cellen met verhoogde UTF1 hoeveelheden blijken beperkt in hun vermogen om correct te differentiëren, een bevinding ook waargenomen in ES- en EC-cellen met verminderde UTF1-hoeveelheden. Samengevat, uit Thummers bevindingen blijkt dat UTF1 een belangrijke chromatine component is in ES- en EC-cellen. Zijn gegevens suggereren dat UTF1 noodzakelijk is voor een chromatinestructuur die ongewenste genexpressie voorkomt en een juiste, weefselspecifieke differentiatie van ES- en EC-cellen mogelijk maakt. Rajkumar Thummer deed zijn promotieonderzoek bij de afdeling Developmental Genetics van het Groningen Biomolecular Sciences and Biotechnology Institute (GBB) en bij de afdeling Neuroscience van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Proefschrift: dhr. R.P. Thummer, Characterization and role of UTF1 in embryonic stem and carcinoma cells. Implications for regulation of gene expression, chromatin structure and differentiation.
Voor revalidatie van patiënten met bewegingsstoornissen is het precies meten van beweging erg belangrijk. Een bewegingslaboratorium is echter niet altijd in de buurt. Onderzoek van Josien van den Noort naar ambulante systemen maakt de metingen voor iedere zorgverlener bereikbaar. Om patiënten met bewegingsstoornissen goed te kunnen behandelen is het belangrijk om hun bewegingen precies te kunnen meten. Tot nu toe werd een bewegingsmeting alleen in een speciaal bewegingslaboratorium uitgevoerd. Vaak is zo'n duur en complex bewegingslaboratorium, met camera's en in de grond gebouwde krachtmeters, echter niet voorhanden. Op 27 oktober promoveert Josien van den Noort van VUmc op onderzoek naar ambulante systemen voor bewegingsmeting. Met deze systemen kunnen de metingen door elke zorgverlener in ieder ziekenhuis, revalidatiecentrum of fysiotherapiepraktijk worden gedaan. Van den Noort heeft haar onderzoek uitgevoerd bij kinderen met cerebrale parese (spasticiteit) en volwassenen met knieartrose (gewrichtsslijtage). Bij ambulante bewegingsmetingen wordt gebruik gemaakt van kleine sensoren en speciale schoenen, zoals inertiaal-sensoren en krachtschoenen. Inertiaal-sensoren zijn kleine lichtgewicht doosjes (ter grootte van lucifersdoosjes) die op het lichaam worden aangebracht en de beweging (gewrichtshoeken) registreren. Krachtschoenen zijn orthopedische schoenen met aan de onderkant twee krachtsensoren die tijdens het lopen de kracht onder de voet opmeten. In haar proefschrift laat Van den Noort zien dat inertiaal-sensoren het meten van gewrichtshoeken tijdens spasticiteittesten bij kinderen met cerebrale parese verbeteren. De sensoren meten daarnaast nauwkeurig de gewrichtshoeken tijdens looptaken bij deze kinderen. Bovendien zijn inertiaal-sensoren en krachtschoenen nauwkeurige meetinstrumenten voor het meten van de kniebelasting bij patiënten met knieartrose. Een bewegingsmeting van patiënten is via deze ambulante systemen bereikbaar voor iedere zorgverlener, waardoor betere besluiten rondom revalidatie van patiënten kunnen worden genomen.
Het UMC Utrecht, de Universiteit Utrecht (UU), de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) en Philips bundelen hun kennis, kunde en innovatiekracht om samen te werken aan onderzoek en ontwikkeling van nieuwe diagnose- en behandelmethoden waarbij medische beeldvorming wordt ingezet. Dit hebben zij vandaag bekend gemaakt. Binnen het nieuw op te richten Institute for Diagnostic and Interventional Imaging gaan zij zich richten op het effectiever behandelen van kanker, hersenaandoeningen en hart- en vaatziekten. De publiek-private samenwerking is essentieel om sneller nieuwe medische oplossingen te ontwikkelen die gerichter en sneller kunnen worden ingezet om de patiëntenzorg te verbeteren en efficiënter te maken. Het consortium richt zich op de ontwikkeling van nieuwe beeldgestuurde minimaal ingrijpende behandelingen op basis van hoge precisie MRI- en röntgenbeeldvorming. Daarnaast dragen de 2, 3 en 4D-beelden die met deze technologieën kunnen worden gemaakt steeds meer waardevolle informatie over de patiënt in zich. De partijen willen die medische informatie verder ontsluiten en inzetten bij nieuwe behandelmethoden. Ook de ontwikkeling van navigatietechnologieën om dit soort behandelingen nauwkeuriger en minder complex te maken is onderdeel van de samenwerking. Door medische en technische ontwikkelingen zijn behandelingen met een katheter of naald, of zelfs door zonder het lichaam in te gaan door beeldgestuurde straling van buitenaf met röntgen of ultrageluid, steeds vaker een alternatief voor open chirurgie. Deze behandeling kan nauwkeuriger zijn en is minder belastend voor de patiënt. Dat kan ervoor zorgen dat de patient eerder het ziekenhuis kan verlaten. Daarom speelt medische beeldvorming een toenemende rol van belang bij het vinden van antwoorden op de stijgende zorgvraag, het steeds nijpender tekort aan personeel en de stijgende kosten van de gezondheidszorg. Door de kennis en kostbare, complexe innovatiefaciliteiten van de consortiumpartners te delen, zoals klinische laboratoria in het UMC Utrecht en de onderzoeksfaciliteiten voor scannertechnologieën op de High Tech Campus Eindhoven, wordt samenwerken eenvoudiger en wordt innovatie versneld. De opgebouwde kennis, methodologie, software en technologie van academische wetenschap en industriële R&D zullen worden vertaald naar industriële productie van nieuwe systemen die kunnen worden ingezet in de klinische praktijk. De ontwikkel en productielocatie van Philips in Best zal een belangrijke rol spelen in het naar de markt brengen en bij de patiënt krijgen van de nieuwe oplossingen die het initiatief voortbrengt. De samenwerking zal in de toekomst worden uitgebreid met andere innovatieve private bedrijven. Het IDII maakt deel uit van het Innovative Medical Devices Initiative NL (IMDI.nl). Dit is opgericht na een oproep van de WHO in 2007 om meer technologische innovatie in de gezondheidszorg. Dit heeft als doel de Nederlandse kennisinfrastructuur op het gebied van de medical devices te versterken. Hiermee beoogt het IDMI.nl om bii te dragen aan een veilige, betaalbare en bemensbare gezondheidszorg in Nederland. Ook hoopt het IMDI.nl hiermee een belangrijke bijdrage te leveren aan de economie en de wetenschap in Nederland. Met het initiatief bevestigt Nederland zijn voortrekkersrol op het gebied van innovatie in de gezondheidszorg. De vooraanstaande internationale economische en wetenschappelijke concurrentiepositie van Nederland op het gebied van medische beeldvorming wordt met het initiatief verder versterkt.
Vanaf eind 2013 staat op de bijsluiters van een aantal geneesmiddelen een omgekeerde zwarte driehoek afgebeeld. Het symbool attendeert patiënten, dokters en apothekers op het belang om bijwerkingen te melden. Hoe meer mensen bijwerkingen melden, hoe beter de veiligheid bewaakt kan worden. Het symbool is ontwikkeld op initiatief van de Europese Unie (EU). Het Lareb, waar jaarlijks al zo'n 14.000 bijwerkingen worden gemeld, is blij met het initiatief. "Vooral bij nieuwe medicijnen is het van groot belang dat gebruikers en voorschrijvers de bijwerkingen melden," zegt Lareb-directeur Agnes Kant. "Dat komt de veiligheid enorm ten goede, en helpt medicijnen beter en veiliger te maken. Elke melding telt." Voordat medicijnen op de Nederlandse markt komen, moeten ze voldoen aan strenge eisen voor de werkzaamheid, de kwaliteit en de veiligheid. Toch komen er soms nieuwe bijwerkingen aan het licht als het middel op de markt is. Minder vaak voorkomende bijwerkingen, worden soms ontdekt als veel patiënten het geneesmiddel gebruiken. Ook treden sommigen bijwerkingen pas op na langduriger gebruik, in wisselwerking met andere medicijnen of bij specifieke bevolkingsgroepen. Als Lareb constateert dat er mogelijk sprake is van een nieuwe bijwerking, stuurt zij een bericht aan het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Het CBG beoordeelt of er maatregelen voor het geneesmiddel getroffen moeten worden. Bert Leufkens, voorzitter van het CBG, juicht het melden van bijwerkingen toe. "Hoe meer mensen alert zijn bij geneesmiddelen die onder aanvullende monitoring vallen en actief mogelijke bijwerkingen melden, hoe beter Lareb en wij ons werk kunnen doen om de risico’s van geneesmiddelen te bewaken.” Patiëntenfederatie NPCF ondersteunt het initiatief van harte. "Er is niet altijd sprake van optimale veiligheid als het gaat om medicijngebruik," zegt NPCF-directeur Wilna Wind. "Het is belangrijk dat initiatieven als deze daar verbetering in brengen. Het is ook goed dat de ervaring van patiënten wordt benut. Zij ervaren dagelijks hoe een medicijn werkt en wat er niet goed gaat. Het is ontzettend belangrijk dat patiënten dit melden, en dat die informatie vervolgens wordt gebruikt om de veiligheid verder te verbeteren." De zwarte driehoek wordt gefaseerd ingevoerd en zal bij de productie van nieuwe series medicijnen worden toegepast. Vanaf begin 2014 zal het aantal medicijnen met dit symbool sterk toenemen.
Om patiënten met bewegingsstoornissen goed te kunnen behandelen is het belangrijk om hun bewegingen precies te kunnen meten. Josien van den Noort onderzocht systemen die bewegingsmeting in ieder ziekenhuis, revalidatiecentrum of fysiotherapiepraktijk mogelijk maken. Van den Noort promoveert op 27 oktober bij VUmc. Tot nu toe konden bewegingsmetingen alleen in een speciaal bewegingslaboratorium worden uitgevoerd. Vaak is zo’n duur en complex bewegingslaboratorium, met camera’s en in de grond gebouwde krachtmeters, echter niet voorhanden. Met ambulante systemen kunnen de metingen door elke zorgverlener op iedere gewenste plek worden gedaan. Van den Noort heeft haar onderzoek uitgevoerd bij kinderen met cerebrale parese (spasticiteit) en volwassenen met knieartrose (gewrichtsslijtage). Bij ambulante bewegingsmetingen wordt gebruik gemaakt van kleine sensoren en speciale schoenen, zoals inertiaal-sensoren en krachtschoenen. Inertiaal-sensoren zijn kleine lichtgewicht doosjes (ter grootte van lucifersdoosjes) die op het lichaam worden aangebracht en de beweging (gewrichtshoeken) registreren. Krachtschoenen zijn orthopedische schoenen met aan de onderkant twee krachtsensoren die tijdens het lopen de kracht onder de voet opmeten. In haar proefschrift laat Van den Noort zien dat inertiaal-sensoren het meten van gewrichtshoeken tijdens spasticiteittesten bij kinderen met cerebrale parese verbeteren. De sensoren meten daarnaast nauwkeurig de gewrichtshoeken tijdens looptaken bij deze kinderen. Bovendien zijn inertiaal-sensoren en krachtschoenen nauwkeurige meetinstrumenten voor het meten van de kniebelasting bij patiënten met knieartrose. Een bewegingsmeting van patiënten is via deze ambulante systemen bereikbaar voor iedere zorgverlener, waardoor betere besluiten rondom revalidatie van patiënten kunnen worden genomen.
Niertransplantatie is een van de meest opvallende medische prestaties van de 20e eeuw. Helaas wordt het klinisch succes ervan nog altijd beperkt door ischemie/reperfusie (I/R) schade. I/R-schade veroorzaakt acute en chronische transplantaatdisfunctie en kan leiden tot fibrose en het falen van de getransplanteerde nier. Door het toenemende tekort aan donoren worden steeds vaker organen van marginale donoren gebruikt voor transplantatie, waarbij in de regel meer schade optreedt en de overleving van het transplantaat slechter is. Dit creëert een behoefte aan interventies gericht op het verminderen van I/R-schade in de getransplanteerde nier. In hoofdstuk 1 wordt de pathofysiologie van I/R-schade van de nier besproken. De exacte volgorde van processen die leiden tot schade aan de getransplanteerde nier is complex en niet volledig bekend. Inflammatie wordt als cruciaal beschouwd in de ontwikkeling van weefselbeschadiging en transplantaatdisfunctie door nier I/R-schade. Van vele individuele factoren, zoals cytokines, complement en bloedplaatjes wordt gesuggereerd dat zij betrokken zijn bij de inflammatoire reactie. Helaas zijn de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken bij mensen over het algemeen teleurstellend, hoewel sommige interventiestudies bij dieren veelbelovende resultaten hebben laten zien. Hoewel verschillen in de pharmacokinetiek of verschillen in timing van de interventie dit contrast tussen uitkomsten bij mens en proefdier zouden kunnen veroorzaken, impliceert de beperkte interspecies translatie tussen soorten dat er fundamentele verschillen zijn tussen proefdieren en mensen in de pathofysiologie van I/R-schade. De studies beschreven in dit proefschrift zijn gericht op het ontrafelen van de processen en factoren die betrokken zijn bij I/R-schade bij klinische niertransplantaties, zodat er nieuwe inzichten kunnen ontstaan om doelgerichte therapieën te ontwikkelen. Om lokale processen te bestuderen tijdens reperfusie van de nier, werden arterio-veneus gepaarde bloedmonsters afgenomen tijdens de reperfusiefase. In hoofdstuk 2 worden de eerste resultaten van de metingen in deze arterio-veneuze monsters beschreven. Bij levende donor niertransplantatie kwam interleukine (IL)-6 in grote hoeveelheden vrij uit het transplantaat. Dit suggereert dat het een rol speelt in de pathofysiologie van I/R-schade. Uit de daarop volgende interventiestudie van bilaterale renale ischemie en reperfusie in muizen, bleek echter dat de anti-IL-6 behandeling niet tegen nier I/R-schade beschermt. De schade aan de nier was zelfs toegenomen in de interventiegroep. Een ander cytokine van belang was IL-9, dat uitsluitend vrijkwam uit overleden donor nieren na reperfusie. Hoofdstuk 3 beschrijft dat, net als bij IL-6, remming van IL-9 in nier I/R-schade bij muizen niet resulteerde in verbetering van nierfunctie, maar juist in een toename van de schade aan de nier. Deze studies geven aan dat nier I/R-schade bij niertransplantatie blijkbaar niet gemakkelijk te beïnvloeden is door het remmen van een enkele factor alleen. De complexe wisselwerking tussen cytokines onderling maakt het waarschijnlijk mogelijk dat andere cytokines de effecten van de geremde factor overnemen. De suggestie dat cytokines of andere inflammatoire mediatoren betrokken zijn, wordt bevestigd in een volgende studie waarbij de arterioveneuze afgifte van verschillende cytokines systematisch vergeleken is tussen levende, hersendode en hartdode donorniertransplantaties. Door het vergelijken van de afgifte van meerdere cytokines, is getracht inzicht te krijgen in de manier waarop het cytokinenetwerk verandert na reperfusie in deze verschillende groepen. In hoofdstuk 4 wordt aangetoond dat nieren van hersendode donoren een massale inflammatoire reactie doormaken, waarbij meerdere cytokines vrijkomen na reperfusie. Getransplanteerde nieren van levende en hartdode donoren toonden een meer bescheiden cytokinerespons met afgifte van IL-6 en kleine hoeveelheden monocyte chemoattractant protein-1 (MCP-1). Deze vrijgekomen cytokines kunnen afkomstig zijn van de geïnfiltreerde T-lymfocyten en macrofagen die al vóór de transplantatie in nieren van hersendode donoren in veel grotere aantallen aanwezig waren dan in nieren van levende en hartdode donoren. De bevindingen in dit hoofdstuk suggereren dat nieren van hersendode donoren een pro-inflammatoire tendens hebben, geïnduceerd door het vrijkomen van de vele cytokines na reperfusie. Daarom vereisen hersendode donoren mogelijk een aparte aanpak bij de preventie van I/R-schade, specifiek gericht op het remmen van deze inflammatoire reactie. Cytokines zijn signaleringsmoleculen, het complementsysteem heeft echter zowel signalerings- als lytische functies binnen het aangeboren immuunsysteem. Activering van de klassieke, alternatieve of mannan-bindende lectineroute leidt uiteindelijk tot de vorming van het functionele complex C5b-9. Dierexperimenten laten over het algemeen zien dat complementremming de post-reperfusie nierschade vermindert. Mogelijk zijn deze resultaten te transleren van de muis naar de mens. Derhalve hebben we in hoofdstuk 5A eerst onderzocht of de complementcascade wordt geactiveerd tijdens klinische nier I/R-schade. In de arterioveneuze metingen kwam sC5b-9 niet vrij uit nieren van levende donoren, maar bij de hersendode en hartdode donor niertransplantaties kwam sC5b-9 wel kortdurend vrij uit het gereperfundeerde orgaan. Deze activering van de terminale complementcascade leidde niet tot de afzetting van C5b-9 in nierbiopsieën 45 minuten na reperfusie. Deze resultaten wijzen op acute, intravasculaire terminale complementactivatie na reperfusie, die mogelijk geïnduceerd wordt door intravasculaire celresten, of contact met hypoxisch of beschadigd endotheel. Naast de metingen in bloed en weefsel, zou sC5b-9 in urine ook een aantrekkelijke biomarker kunnen zijn. Helaas blijkt dit niet mogelijk, omdat sC5b-9 ook extrarenaal kan worden gevormd in het geval van (operatie-gerelateerde) hematurie en proteïnurie. In hoofdstuk 5B concluderen we dat de meting van sC5b-9 in urine niet betrouwbaar is als marker van complementactivatie na niertransplantatie. Bloedplaatjes maken tevens onderdeel uit van het aangeboren afweersysteem. Naast hun primaire functie in hemostase, kunnen bloedplaatjes dienen als mediatoren van het aangeboren immuunsysteem. Hoewel in preklinische studies aangetoond is dat geactiveerde bloedplaatjes betrokken zijn bij de inflammatie na reperfusie, is hun rol bij humane klinische I/R-schade onbekend. In hoofdstuk 6 hebben we opnieuw gebruik gemaakt van arterioveneuze metingen over de gereperfundeerde nier, nu om het vrijkomen van markers van bloedplaatjesactivatie en -degranulatie te bepalen. Resultaten toonden geen bloedplaatjesactivatie of -degranulatie in de nier na reperfusie. Daarom werd vervolgens onderzocht of er meer subtiele veranderingen zijn in de activeerbaarheid van bloedplaatjes. In de nieuwe bloedplaatjesactiveerbaarheidsassay werden bloedplaatjes gestimuleerd in toenemende mate en hun reactie daarop gemeten. Het is opmerkelijk dat bloedplaatjes in het veneuze bloed uit de nier minder makkelijk en minder intens geactiveerd raakten dan bloedplaatjes in het arteriële bloed. Omdat de bloedplaatjes niet achterbleven in de nier, lijkt dit te berusten op een remming van de activeerbaarheid van de bloedplaatjes bij het passeren van de gereperfundeerde nier. Al met al suggereren de bevindingen dat bloedplaatjes waarschijnlijk niet de initiator zijn van de inflammatoire reactie bij I/R-schade van de nier. Endotheelschade wordt gezien als de belangrijkste stap voorafgaand aan activering van bloedplaatjes. Erg belangrijk bij het voorkómen van deze schade zijn de interacties tussen endotheelcellen en pericyten, de belangrijkste ondersteunende cellen van het endotheel. Deze interacties worden gefaciliteerd door signaalmoleculen, de angiopoietines. Uit dierexperimenten blijkt dat verhoging van angiopoietine (Ang)-1 signalering beschermend werkt bij nier I/R-schade. Er is echter weinig bekend over de rol van angiopoietines bij humane nier I/R-schade. In hoofdstuk 7 werden endotheelactivatie en de veranderingen in angiopoietines onderzocht en vergeleken bij niertransplantaties met levende en overleden donor. Het lokaal vrijkomen van angiopoietines werd bepaald in arterioveneuze metingen over de gereperfundeerd nier. De resultaten toonden acute activatie van het endotheel, blijkend uit het fors vrijkomen van Ang-2 uit de nieren van zowel levende als overleden donoren. De tegenhanger van Ang-2, Ang-1, kwam niet vrij uit de nier. Histologische analyse van nierbiopten toonde verlies van endotheelcellen na reperfusie. De eiwit- en mRNA-expressie van Ang-1 was significant minder in biopten van nieren van overleden donoren vergeleken met levende donoren. De Ang-1 expressie daalde verder na reperfusie. Samen tonen deze resultaten aan dat bij nier I/R-schade in de mens endotheelcellen beschadigd raken, volgend uit de Ang-2 afgifte uit de nier na reperfusie. Interventies gericht op behoud van vasculaire integriteit door het beïnvloeden van de angiopoietinesignalering zijn veelbelovend voor humane klinische niertransplantatie. Een andere manier waarop endotheelcellen betrokken kunnen zijn bij de pathofysiologie van nier I/R-schade, is door hun expressie van de adenosinegenererende enzymen CD39 en CD73. Recente dierexperimenten suggereren dat extracellulaire adenosine een belangrijke rol speelt in de bescherming tegen I/R-schade. Er is echter nog weinig bekend over de rol van extracellulair adenosine bij niertransplantaties in de mens. In hoofdstuk 8 werd de eiwit- en mRNA-expressie van adenosinegenererende enzymen CD39 en CD73 bepaald in getransplanteerde menselijke nieren. De resultaten toonden aan dat vóór transplantatie het CD39-eiwit meer aanwezig was in nieren van levende dan overleden donoren. De mRNA-expressie van CD39 was niet verschillend tussen de groepen en veranderde ook niet na reperfusie. De mRNA-expressie van CD73 was significant minder na reperfusie, terwijl de eiwitexpressie niet veranderde. De resultaten suggereren dat nieren van levende donoren worden beschermd door hogere pre-transplantatie CD39-expressie, hoewel dit effect kan worden tegengegaan door de afname van CD73-expressie na reperfusie. Verdere studies zullen zich moeten richten op de gevolgen van deze enzymveranderingen op de adenosinegeneratie in de nier en het uiteindelijke letsel aan de nier. Samenvattend tonen de resultaten van hoofdstuk 6, 7 en 8 aan dat er endotheelschade is na reperfusie van de nier, hoewel dit niet leidt tot bloedplaatjesactivatie. Ten slotte wordt oxidatieve schade al tientallen jaren beschouwd als een belangrijke factor in de initiatie van I/R-schade. Hoewel de bevindingen uit preklinische studies aantonen dat het verminderen van reactieve zuurstof- en stikstofradicalen I/R-schade kan verminderen, zijn de resultaten van klinische interventiestudies niet eenduidig. In hoofdstuk 9 hebben we het vrijkomen van biomarkers van oxidatieve en nitrosatieve schade tijdens reperfusie van de getransplanteerde nier systematisch onderzocht. Geen van de gemeten biomarkers van oxidatieve schade en nitrosative (bijvoorbeeld malondialdehyde, 15(S)-8-iso-prostaglandine F2α, nitriet, nitraat en nitrotyrosine) kwamen vrij na reperfusie. Cumulatieve metingen in urine bevestigden de bevindingen van de metingen in het bloed. De vorming van vrij-radicalen tijdens I/R wordt nadrukkelijk niet in twijfel getrokken door deze bevindingen. Dit werd juist bevestigd door de verhoogde concentraties van PGE2 in urine en activering van Nrf2, de hoofdregulator van de oxidatieve stress-signalering. Samen tonen deze een toename in oxidatieve stress aan kort na reperfusie. Desondanks leidt de oxidatieve stress blijkbaar niet tot oxidatieve weefselschade bij nier I/R in de mens. Deze belangrijke bevinding suggereert dat mensen een zeer efficiënt anti-oxidantsysteem hebben. Dat is direct ook de verklaring voor de beperkte effectiviteit van antioxidant therapie bij I/R-schade in de mens. Over het geheel genomen gaan de resultaten van deze studie in tegen het heersende paradigma van prominente betrokkenheid van oxidatieve schade in de initiatie van I/R-schade in de mens. Concluderend suggereren de studies in dit proefschrift dat inflammatie een belangrijk proces is in de reperfusieperiode van humane niertransplantatie. Echter, het blijft moeilijk in te schatten welke processen belangrijk zijn bij het veroorzaken van I/R-schade en wat de verschillen tussen nieren van levende en overleden donoren veroorzaakt. In tegenstelling tot de aanpak in de voorgaande hoofdstukken, is in hoofdstuk 10 gepoogd nieuwe aanknopingspunten te vinden door de expressiepatronen van het totale genoom te bepalen in nierbiopten, genomen voor en 45 minuten na reperfusie. De vergelijking van genexpressiepatronen tussen nieren van levende en overleden donoren toonde een expliciet verschil in metabolisme-gerelateerde genen. Terwijl bij nieren van levende donoren de expressie van genen geassocieerd met metabolisme kort na reperfusie herstelde, bleven deze genen in nieren van overleden donoren alle ge-downreguleerd na reperfusie. Deze fundamentele verschillen impliceren een totaal nieuwe hypothese, namelijk dat het onvermogen om het metabolisme te herstarten na reperfusie kan leiden tot toegenomen I/R-schade bij niertransplantaties met nieren van overleden donoren. Deze hypothese wordt versterkt door de resultaten van lactaatmetingen, waarbij lactaat na reperfusie in vele malen hogere concentraties vrijkwam uit nieren van overleden donoren dan van levende donoren. Deze bevindingen zullen echter moeten worden bevestigd in uitgebreidere studies naar het mechanisme en de implicaties van het falen van het herstarten van het celmetabolisme. Tenslotte worden de therapeutische mogelijkheden en de huidige vooruitgang in de preventie van I/R-schade besproken in hoofdstuk 11. Het eerste moment waarop een therapie kan aangrijpen is al voor de transplantatie. Voor de eigenlijke implantatie wordt het transplantaat al blootgesteld aan verschillende schadelijke gebeurtenissen, waaronder bijvoorbeeld hersendood van de donor en de koude preservatie van het transplantaat. Deze niet-HLA-afhankelijke factoren zoals de gezondheid van de donor en de duur van de ischemie hebben een aanzienlijk effect op de korte- en langetermijn transplantaatfunctie. Dientengevolge kunnen interventies in de donor, gericht op het minimaliseren van de transplantaatschade voor transplantatie, mogelijk al grote gevolgen hebben in het voorkomen van acute en lange termijn transplantaatdisfunctie. In hoofdstuk 11.1 worden de verschillende therapeutische donorinterventies opgesomd en besproken. Zoals reeds geïmpliceerd door de resultaten in hoofdstuk 4, kan anti-inflammatoire behandeling van de donor de daaruit voortvloeiende I/R-schade na transplantatie mogelijk verminderen. Donorvoorbehandeling met verschillende andere methoden, waaronder ischemische preconditionering, HO-1-inductie, anti-complementinterventies, erytropoëtine en catecholamines is reeds succesvol gebleken bij dierproeven. Alhoewel menig van deze veelbelovende resultaten bij dieren nog moeten worden bevestigd bij de mens, hebben de eerste klinische studies bij niertransplantatie al bemoedigende resultaten laten zien. Ten tweede kan tijdens transplantatie de I/R-schade beperkt worden door modulatie van de inflammatoire reactie. Vanuit dit perspectief zijn mesenchymale stromale cellen (MSC's) uitgebreid onderzocht, omdat MSC's in staat zijn om het immuunsysteem te beïnvloeden en herstellende effecten uit te oefenen. Van deze veelzijdige cellen is aangetoond dat ze migreren naar plaatsen van schade en daar herstel stimuleren door hun paracriene effecten en niet door differentiatie en vervanging van de beschadigde cellen. In hoofdstuk 11.2 worden verschillende preklinische studies besproken die de gunstige effecten van MSC's in het verminderen van schade aan de nieren en het versnellen van het weefselherstel tonen. Bovendien zijn de eerste fase 1-studies van MSC’s ter vermindering van I/R-schade bij klinische niertransplantatie gestart. De definitieve resultaten worden binnenkort verwacht, echter de voorlopige resultaten van klinische studies en recente ontwikkelingen in het onderzoek naar stamcellen geven reden te geloven dat behandelingen met MSC’s toegepast zullen gaan worden in de nabije toekomst. De studies in dit proefschrift beschrijven de systematische zoektocht naar factoren die betrokken zijn bij de pathofysiologie van I/R-schade van de menselijke nier. Veel processen die op basis van dierstudies verondersteld waren betrokken te zijn bij deze I/R-schade konden niet worden bevestigd in onze klinische studies van niertransplantatie. We vonden echter nieuw bewijs voor de betrokkenheid van complement- en endotheelcelactivatie bij nier I/R-schade in de mens. Bovendien waren er grote verschillen tussen transplantaties met nieren van levende en overleden donoren. Hierbij bleek dat nieren van hersendode donoren een unieke combinatie van pro-inflammatoire cytokines afgeven na reperfusie. Een andere belangrijke bevinding is dat nieren van zowel hersendode als hartdode donoren nieren niet in staat lijken te zijn de metabole motor opnieuw op te starten na reperfusie. Al deze bevindingen dragen bij aan een beter begrip van I/R-schade van de nier en stimuleren de verdere zoektocht naar therapeutische modaliteiten om de effecten van I/R-schade te beperken.
Voorafgaand aan de 41ste Union World Conference kondigt de Global Alliance for TB Drug Development (TB Alliance) vandaag de start aan van de eerste klinische studie naar een nieuwe tuberculose combinatietherapie. Eén van de punten is dat de nieuwe middelen sneller voor patiënten beschikbaar komen. De nieuwe combinatie van drie middelen is veel belovend voor de behandeling van gewone tuberculose, maar ook van multiresistente tuberculose. Hiermee wordt de behandeling verkort en vereenvoudigt, om zo de TBC pandemie een halt toe te roepen. Deze fase 2 studie, met de codenaam NC001 (New Combination 1), test het nieuwe TBC middel PA-824 tezamen met moxifloxacine en pyrazinamide, een bestaand antibioticum die standaard gebruikt wordt bij TBC-behandelingen. Uit preklinische onderzoek blijkt dat de combinatie van deze drie nieuwe middelen de behandelduur verkort bij vrijwel alle gewone en multiresistente tuberculose patiënten. Dit is vooral een belangrijke verbetering voor multiresistente tuberculose (MR-TB). Deze patiënten moeten verschillende geneesmiddelen, waarvan sommige als injectie, dagelijks gedurende maximaal twee jaar toedienen. De verspreiding van multiresistente TBC is wereldwijd een bedreiging. Als het onderzoek succesvol is, zal de experimentele behandeling een kortere, eenvoudigere, veiligere en beter betaalbare behandeling bieden. Beide nieuwe middelen worden ontwikkeld door de non-profit organisatie TB Alliance, waarvan één (moxifloxacine) in samenwerking met Bayer HealthCare AG. "We hebben meer dan alleen een nieuw geneesmiddel nodig om TBC uit te roeien - We hebben volledige nieuwe behandelcombinaties van TBC-geneesmiddelen nodig," aldus Mel Spigelman, M.D., President en Chief Executive Officer, TB Alliance. "De potentie om een enkele behandeling te bieden om zowel gewone als multiresistente TBC te behandelen is een enorme vooruitgang in de behandeling van patiënten wereldwijd en een geweldige stap in de richting van een eenvoudige behandeling." De behandeling van actieve tuberculose vereist een combinatie van medicijnen om resistentie tegen geneesmiddelen te voorkomen. Traditioneel testen onderzoekers slechts één nieuw medicijn per keer in een reeks van lange en dure klinische studies. Hierdoor kan het tientallen jaren duren om een geheel nieuwe combinatie van medicijnen te ontwikkelen. Een nieuwe benadering maakt het mogelijk om combinaties van eerdere niet-geregistreerde TBC-medicijnen samen te testen, met het doel om echt innovatieve behandelingen te introduceren in slechts een fractie van die tijd. Deze onderzoeksaanpak wordt gesteund door de Critical Path to TB Drug Regimens (www.CPTRInitiative.com), een initiatief dat is opgezet om de regelgeving en andere uitdagingen op het gebied van TBC geneesmiddelen aan te pakken. CPTR is opgericht in maart 2010 door de Bill & Melinda Gates Foundation, de Critical Path Institute en TB Alliance. Ongeveer tien farmaceutische bedrijven, maatschappelijke organisaties, European and Developing Countries Clinical Trials Partnership (EDCTP) en anderen staan achter dit initiatief. Daarnaast hebben de US Food and Drug Administration, andere regelgevende instanties en de World Health Organization hun steun betuigd voor dit initiatief. De studie omvat 68 patiënten in twee centra in Zuid-Afrika. Iedere patiënt ondergaat gedurende twee weken een behandeling gevolgd door een follow-up van drie maanden om de effectiviteit, veiligheid en verdraagbaarheid te evalueren. Deze studie NC001 is een vroege bactericide studie en wordt financieel ondersteund door de United States Agency for International Development, de Bill & Melinda Gates Foundation en de United Kingdom"s Department for International Development. Er is een dringende behoefte naar betere TBC behandelingen om de pandemie tegen te gaan. Ieder jaar sterven er bijna twee miljoen mensen aan deze pandemie. In bijna 50 jaar zijn er geen nieuwe TBC medicijnen ontwikkeld en tot tien jaar geleden zijn er geen ontwikkelingstrajecten geweest voor nieuwe TBC middelen. Door nieuwe financiële investeringen in TBC onderzoek zitten er negen veelbelovende samenstellingen in de pijplijn van zes antibiotica klassen die combinatietesten voor nieuwe TBC medicijnen mogelijk maakt. Nieuwe en krachtige geneesmiddelen ter bestrijding van tuberculose en MR-TB zijn essentieel om de wereldwijde verspreiding van TBC zoals genoemd in het Global Plan to Stop TB 2011-2015, mogelijk te maken," aldus Mario Raviglione, M.D., directeur van de World Health Organization"s Stop TB Department. "Het is zeer bemoedigend om een groeiend ontwikkeltraject van TBC middelen te zien, die mogelijk een revolutie teweeg brengen in de TBC-zorg en om toegewijde sponsors te zien die efficiënt en snel richting nieuwe combinatietherapie mogelijk maken."
In Nederland zijn verschillende initiatieven gestart om zorg en ondersteuning op regionaal niveau anders vorm te geven. Deze regionale populatiegerichte aanpak wordt ook wel populatiemanagement genoemd. Doel van de initiatieven is de gezondheid van de populatie en de kwaliteit van de zorg te verbeteren en de kosten van de zorg te beheersen. Het ministerie van VWS heeft op voordracht van de zorgverzekeraars negen van deze regionale initiatieven geselecteerd als 'proeftuinen'. Het RIVM volgt deze proeftuinen om beter zicht te krijgen op het implementatieproces, op de succes- en faalfactoren en op het effect van de initiatieven op de gezondheid van de populatie en de kwaliteit en kosten van de zorg. Op dit moment zijn de proeftuinen sterk in ontwikkeling. Begin 2014 vormen de proeftuinen netwerken, vastgelegd in convenanten of samenwerkingsovereenkomsten. In de proeftuinen nemen veelal eerstelijnszorgorganisaties, ziekenhuizen en zorgverzekeraars deel, in variërende mate aangevuld met andere actoren zoals de gemeente. De populaties van de proeftuinen zijn op verschillende manieren afgebakend: geografisch (alle inwoners van een of meerdere gemeenten), op basis van het verzorgingsgebied van de betrokken huisartsen of zorggroepen, en ten slotte wordt nog onderscheid gemaakt tussen wel of niet verzekerd zijn bij de betrokken zorgverzekeraar. Iedere proeftuin heeft verschillende programma's (thema's) en een bijbehorende set interventies opgesteld. De scope van de programma's is breed en varieert tussen de proeftuinen. De interventies richten zich vaak op thema's als substitutie van zorg (verschuiving van zorg van tweede lijn naar eerste lijn), integratie van zorg (eventueel met welzijn) en preventie. In eerste instantie worden de interventies vooral toegepast op chronische zorg, medicatiegebruik en zorg rondom ontslag. De proeftuinen richten zich grotendeels nog op de eerste- en tweedelijnszorg. Wel is er de ambitie om dit gaandeweg uit te breiden met interventies in andere domeinen, zoals GGZ en jeugdzorg. De projectplannen van de proeftuinen zijn de afgelopen maanden verder uitgewerkt en de eerste interventies worden vanaf 2014 getest en/of geïmplementeerd. Nog niet voor alle geplande interventies is (structurele) financiering verworven. Vooralsnog zijn er tussen de deelnemende zorgaanbieder(s) en zorgverzekeraars in de proeftuinen geen definitieve afspraken gemaakt over uitkomstbekostiging en shared savings. Er zijn op dit gebied wel (voorzichtige) ontwikkelingen gaande, maar het is nog onduidelijk welke vorm dit gaat krijgen.
Het lopen van de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela heeft een gunstig effect op het cholesterolgehalte. Onderzoekers van het UMC Utrecht schrijven dat in het tijdschrift Atherosclerosis. Het artikel is deze week online verschenen. Onderzoekers van het UMC Utrecht volgden 29 gezonde vrijwilligers tussen de 40 en de 70 jaar die vorig jaar een stuk van 280 kilometer van de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela in Spanje liepen. De deelnemers legden twaalf dagen lang ruim 23 kilometer per dag af. Om de dag bepaalden de onderzoekers gewicht, bloeddruk, polsfrequentie, middelomtrek en de bloedwaarden van de deelnemers. Ze vergeleken de waarden met een controlegroep van gezonde thuisblijvers.
Tijdens de meerdaagse wandeling daalde het gewicht van de deelnemers gemiddeld met 1,4 kilo, nam hun buikomvang af met 1,8 centimeter, daalde het "slechte" LDL-cholesterol met ongeveer 30 procent en steeg het "goede" HDL-cholesterol juist. Na enkele weken waren al deze waarden echter weer op het niveau van vóór de pelgrimstocht. De Santiago-lopers waren na twee maanden gemiddeld nog wel steeds twee kilo meer afgevallen dan de thuisblijvers. De sterke cholesterolverlaging kwam voor de onderzoekers als een verrassing. Het lopen van de tocht blijkt net zo effectief als het gebruik van cholesterolverlagende medicijnen. "De resultaten laten weer eens zien dat de mens gemaakt is om te bewegen", stelt prof. dr. Frank Visseren, hoogleraar interne geneeskunde aan het UMC Utrecht. Hij begeleidde het onderzoek. "Maar het gunstige effect van bewegen is dus ook weer snel verdwenen, we hadden niet gedacht dat het zo snel zou gaan. Het wil zeggen dat een uurtje per week in de sportschool niet genoeg is. Je moet bewegen integreren in je dagelijkse bezigheden. Kom met de fiets naar het werk, neem de trap, loop als dat kan."
Overgewicht, hoge bloeddruk en een hoog cholesterolgehalte zijn risicofactoren voor diabetes type II en vergroten de kans op hart- en vaatziekten. In 2009 was 47 procent van de volwassen Nederlanders boven de twintig jaar te zwaar: 53 procent van de mannen en 42 procent van de vrouwen had overgewicht (een BMI van meer dan 25, bron: RIVM).
De populariteit van pelgrimstochten neemt de laatste jaren sterk toe. In 1984 liepen bijna 2500 geregistreerde mensen meer dan 100 kilometer naar Santiago de Compostela, in 2009 waren dat er 150.000.
De CHMP heeft positief advies uitgebracht voor Buccolam als eerste geneesmiddel met een specifieke kinderformulering binnen de stimuleringsregeling (PUMA).
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Buccolam (midazolam), voor de behandeling van acute epileptische aanvallen die lang aanhouden bij kinderen van 3 maanden tot 18 jaar.
- Eurartesim (dihydroartemisinine/piperaquinefosfaat), voor de behandeling van ongecompliceerde malaria tropica.
- Trajenta (linagliptine), ter behandeling van diabetes mellitus type 2.
- Votubia (everolimus), ter behandeling van patiënten van 3 jaar en ouder met subependymaal reuscelastrocytoom (SEGA) gepaard gaande met het tubereuze sclerosecomplex. Het CHMP heeft het verlenen van een handelsvergunning onder voorwaardelijke goedkeuring geadviseerd. Dit houdt in dat verder bewijs met betrekking tot het geneesmiddel wordt afgewacht. In het geval van Votubia heeft dit betrekking op het indienen van de definitieve resultaten van essentieel fase-III-onderzoek en de langetermijnfollow-up over de werkzaamheid en veiligheid bij SEGA-patiënten.
Negatieve adviezen voor nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft negatieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende weesgeneesmiddelen:
- Bronchitol (mannitol), bedoeld voor de behandeling van volwassen patiënten met cystische fibrose.
- Luveniq (voclosporine), bedoeld voor de behandeling van chronische non-infectieuze uveïtis.
Negatief advies voor geneesmiddel voor ‘advanced therapies’
De CHMP heeft een negatief advies uitgebracht voor het weesgeneesmiddel Glybera (alipogene tiparvovec). Op basis van het advies van het Comité voor geavanceerde therapieën (CAT) heeft het CHMP geadviseerd geen handelsvergunning te verlenen voor dit product.
Glybera is een gentherapieproduct met een ‘adeno-associated’ virale vector bedoeld voor de behandeling van volwassen patiënten die zijn gediagnosticeerd met lipoproteïne-lipasedeficiëntie en die hyperchylomicronemie vertonen of een geschiedenis van acute pancreatitis hebben.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de uitbreiding van de therapeutische indicaties voor:
- Kiovig (humaan normaal immunoglobuline), waaraan de behandeling van multifocale motorische neuropathie wordt toegevoegd.
- Retacrit (epoëtine zeta), waaraan de vermindering van allogene bloedtransfusies wordt toegevoegd bij volwassen niet-ijzerdeficiënte patiënten voorafgaand aan een grote electieve orthopedische operatie.
- Synflorix (polysaccharide pneumokokkenconjugaatvaccin (geabsorbeerd)), om de bovenste leeftijdsgrens voor kinderen te verhogen van 2 tot 5 jaar.
Heroverweging voor Vectibix afgerond
Na heroverweging van het eerdere negatieve advies heeft de CHMP een definitief positief advies uitgebracht voor de uitbreiding van de indicatie voor Vectibix (panitumumab), met het gebruik van panitumumab in combinatie met specifieke chemotherapie bij patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom met wildtype K-RAS.
Meer informatie over Vectibix vindt u in het nieuwsbericht van 25 mei 2011.
Herbeoordeling van pioglitazon-bevattende geneesmiddelen
De CHMP beoordeelt momenteel resultaten van farmaco-epidemiologische onderzoeken, niet-klinische en klinische gegevens en postmarketingrapporten over pioglitazon-bevattende geneesmiddelen en het optreden van blaaskanker. Zo wil de CHMP de impact beoordelen op de baten-risico balans van deze geneesmiddelen. Het CHMP zal de herbeoordeling in juli 2011 afronden en aanbevelingen doen over het toekomstige gebruik van deze geneesmiddelen.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht van 10 en 24 juni 2011.
Herbeoordeling van systemische nimesulide-bevattende geneesmiddelen afgerond
De CHMP heeft geconcludeerd dat de voordelen van Nimesulide, een NSAID, blijven opwegen tegen de risico’s ervan bij de behandeling van patiënten met acute pijn en primaire dysmenorroe. Deze geneesmiddelen dienen echter niet meer te worden gebruikt voor de symptomatische behandeling van osteoartritis. Nimesulide is in Nederland niet op de markt.
Herbeoordeling van dexrazoxane-bevattende geneesmiddelen afgerond
De CHMP heeft aanbevolen het gebruik van dexrazoxane-bevattende geneesmiddelen te beperken tot volwassen patiënten met geavanceerde of gemetastaseerde borstkanker die al een zekere hoeveelheid van de anthracyclines doxorubicine en epirubicine hebben ontvangen ter behandeling van de kanker. Het Comité heeft ook aanbevolen dit geneesmiddel niet meer bij kinderen te gebruiken vanwege het risico op secundaire maligniteiten.
Harmonisatie afgerond
De CHMP heeft harmonisatie afgerond van de productinformatie voor het antischimmelgeneesmiddel Diflucan (fluconazol). Dit geneesmiddel wordt gebruikt om diverse schimmelinfecties te behandelen, waaronder mucosale en invasieve candidiasis, genitale candidiasis, crypotokokkenmeningitis, dermatomycose, coccidiodomycose en onychomycose.
Herbeoordeling van Novosis Goserelin, Goserelin Cell Pharm, Novimp en aanverwante namen afgerond
De CHMP heeft een herbeoordeling afgerond van de klinische onderzoeken voor de geneesmiddelen Novosis Goserelin, Goserelin Cell Pharm, Novimp en aanverwante namen (gosereline, 3,6 mg implantaat). Allen generics van Zolades. De CHMP heeft geconcludeerd dat de bioanalytische onderzoeken niet konden worden vertrouwd, omdat ze niet in overeenstemming met de vereisten van goede klinische praktijk (GCP) zijn uitgevoerd. Derhalve is de therapeutische equivalentie van deze geneesmiddelen met het referentiegeneesmiddel, Zoladex, niet aangetoond. Als zodanig werd de baten-risico balans voor deze geneesmiddelen als negatief beschouwd. De handelsvergunningen dienen daarom te worden opgeschort in alle EU-lidstaten totdat de bedrijven nieuwe onderzoeken aanleveren die in overeenstemming zijn met GCP en therapeutische equivalentie aantonen.
Gosereline wordt gebruikt om patiënten met geavanceerde prostaatkanker te behandelen bij wie een endocriene behandeling geïndiceerd is. De genoemde generics zijn in Nederland niet op de markt.
Herbeoordelingsprocedure voor antituberculosegeneesmiddelen bij kinderen gestart
De CHMP is begonnen met het onderzoeken van doseringsadviezen van de antituberculosegeneesmiddelen isoniazide, rifampicine, pyrazinamide, ethambutol en rifabutine bij kinderen. Deze herbeoordeling werd in gang gezet door Frankrijk na de publicatie van farmacokinetische gegevens over deze geneesmiddelen bij kinderen, waaruit bleek dat de huidige behandeladviezen in de EU niet meer accuraat zijn. Deze kwestie was al erkend door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) die veranderingen had geadviseerd voor het huidige doseringsregime van primaire antituberculosegeneesmiddelen en een verhoging adviseerde van de dosering van de deze geneesmiddelen bij kinderen.
Het Comité zal nu alle beschikbare literatuur herbeoordelen en een advies uitbrengen over het optimale doseringsregime voor pediatrische patiënten in de EU, waarbij rekening wordt gehouden met het huidige WHO-advies.
De dubbelzintuiglijke beperking die kenmerkend is voor doofblindheid, stelt communicatiepartners van personen met doofblindheid voor aanzienlijke uitdagingen als het gaat om interactie en communicatie. Voor interactie en communicatie in de dagelijkse praktijk zijn communicatiepartners en personen met doofblindheid aangewezen op het gebruik van een relatief onbekende communicatieve modaliteit: de tactiel-lichamelijke modaliteit, gebaseerd op wederzijds aanraken. Communicatiepartners beheersen de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor een adequaat gebruik van de tactiel-lichamelijke modaliteit in de dagelijkse praktijk niet van nature. Expliciete training van communicatiepartners in het gebruik van de tactiel-lichamelijke modaliteit is daarom noodzakelijk. Het Interventie Model voor Tactiele Communicatie, dat in dit proefschrift centraal staat, beschrijft een dergelijke expliciete training. Het Interventie Model voor Tactiele Communicatie is opgebouwd uit drie interventiefases: 1) tactiele Gebarentaal; 2) tactiele Interactie (initiatieven), en; 3) tactiele communicatie (verhalend communiceren). De effectiviteit van het Interventie Model voor Tactiele Communicatie wordt in dit proefschrift getoetst met behulp van een pilotstudie en een tweetal effectstudies. Het Interventie Model voor Tactiele Communicatie is effectief gebleken voor een meerderheid van de geselecteerde observatiecategorieën: auditieve initiatieven, tactiel-lichamelijke initiatieven en tactiele gebaren en/of natuurlijke hand- en of lichaamsbewegingen. Om het Interventie Model voor Tactiele Communicatie en haar effectiviteit te kunnen optimaliseren en verder te kunnen ontwikkelen, is vervolgonderzoek naar het gebruik van dit interventiemodel essentieel. Hermelinde Huiskens deed haar promotieonderzoek, gefinancierd door Royal Dutch Kentalis, bij de afdeling Orthopedagogiek, sectie Opvoeding & Ondersteuning van Personen met Beperking. Zij is docent bij Avans Hogeschool.
Het RIVM heeft geïnventariseerd welke interventies vanuit bijvoorbeeld de GGD en zorginstellingen bevorderen dat ouderen goed eten. Daaruit blijkt dat het aanbod beperkt is. De inventarisatie laat verder zien dat het aanbod niet goed aansluit bij de praktische problemen die ouderen kunnen ervaren, bijvoorbeeld bij het boodschappen doen of bereiden van de maaltijd. De interventies zijn er vooral op gericht om ziekten bij zelfstandig wonende ouderen te voorkomen, bijvoorbeeld door voorlichting over gezonde voeding. Twee derde van alle 65- plussers heeft echter al één of meer chronische ziekten. Naast de genoemde interventies bestaan er ook maatschappelijke initiatieven die praktische ondersteuning bieden, zoals de boodschappenbus die ouderen naar een supermarkt rijdt. Deze initiatieven zijn niet in dit onderzoek meegenomen. Wel zijn er aanwijzingen dat deze voorzieningen niet goed bekend zijn, bij de ouderen zelf maar ook bij zorgverleners, mantelzorgers en gemeentes. Aanbevolen wordt om de interventies en maatschappelijke initiatieven die in de praktijk succesvol lijken, te onderzoeken op effectiviteit, zichtbaar te maken en te promoten. Het ministerie van VWS kan dit faciliteren. Gemeenten, zorgverleners en ouderen zelf kunnen de resultaten van dit onderzoek onder andere aangrijpen om inzicht te krijgen in het aanbod. Het is van belang dat ouderen goed eten, omdat dit kan bijdragen aan hun gezondheid en functioneren, en daarmee aan hun kwaliteit van leven. Door te weinig of ongezond te eten kunnen ouderen ondervoed raken. Hierdoor kunnen ze minder fit of mobiel zijn, en vatbaarder voor ziekten. Van de thuiswonende ouderen is 12 procent ondervoed. Van de ouderen die van de thuiszorg gebruikmaken is 35 procent dat. Vanwege het overheidsbeleid om ouderen langer thuis te laten wonen is het extra van belang dat ouderen zelfredzaam blijven.
Atriumfibrilleren is een hartritmestoornis waarbij de hartslag volledig onregelmatig en meestal versneld is. Bij atriumfibrilleren langer dan 48 uur of van onbekende duur en bij paroxismaal atriumfibrilleren (aanvallen van atriumfibrilleren die niet langer dan zeven dagen bestaan) wordt antitrombotische medicatie voorgeschreven. Daarnaast wordt medicatie voorgeschreven om de ventrikelfrequentie te verlagen. Frequentieverlaging leidt tot een betere vulling van de kamers. Bij een te hoge ventrikelfrequentie heeft een bètablokker de voorkeur. Bij een contra-indicatie voor een bètablokker gaat de voorkeur uit naar een calciumantagonist. Herstel van het sinusritme kan ook worden bereikt door medicamenteuze of elektrische cardioversie. Voor medicamenteuze cardioversie staan enkele antiarrhytmica ter beschikking. Dronedarone (Multaq) is een antiarrhythmicum dat wordt toegepast bij niet-permanent atriumfibrilleren om het optreden van dit verschijnsel te voorkomen of om de ventrikelfrequentie te verlagen. Dronedarone is een multikanaalblokker die de kaliumstromen remt en daarmee de cardiale actiepotentiaal en de refractaire perioden (klasse III) verlengt. Het remt ook de natriumstromen (klasse Ib) en de calciumstromen (klasse IV). Het antagoneert op niet competitieve wijze de adrenerge activiteiten (klasse II). Uit diverse studies blijkt dat dronedarone effectiever is dan placebo in zowel het verlagen van de ventrikelfrequentie als het verlengen van de duur tot een nieuwe episode van atriumfibrilleren. Het sterftecijfer voor dronedarone bleek niet significant lager dan placebo. Een directe vergelijking met amiodaron is niet gepubliceerd. Uit een meta-analyse blijkt dat amiodaron effectiever is dan dronedarone in het voorkomen van nieuwe episodes van atriumfibrilleren. Uit dezelfde analyse komt naar voren dat het bijwerkingenprofiel van dronedarone gunstiger is dan dat van amiodaron. De fabrikant adviseert zeven dagen na start met dronedarone de plasmakreatinineconcentratie te meten en dit als nieuwe uitgangswaarde te beschouwen. Tijdens de behandeling moet regelmatig een ECG worden gemaakt, dit is belastend voor de patiënt. Zonder een gepubliceerde directe vergelijking met amiodaron en/of sotalol is het toepassingsgebied van dronedarone vooralsnog zeer beperkt. Zeer vaak voorkomende bijwerkingen (> 10%) van dronedarone zijn verlenging van het QT-c-interval en verhoging van de kreatininespiegel. Bradycardie, diarree, dyspepsie, misselijkheid, braken, buikpijn, huiduitslag, pruritus, vermoeidheid en zwakte worden vaak gemeld. Dronedarone is substraat voor CYP3A4; de combinatie met sterke CYP3A4-remmers (zoals ketoconazol, itraconazol en claritromycin) is gecontraïndiceerd. Ook mag dronedarone niet worden gecombineerd met inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine). Verder zijn er interacties met calciumantagonisten, simvastatine, digoxine, metoprolol, propranolol, tacrolimus, sirolimus en grapefruitsap. De fabrikant ontraadt combinatie met middelen die het QT-c-interval verlengen. De contraïndicaties van dronaderone liggen, naast overgevoeligheden voor het actieve bestanddeel of een hulpstof en ernstige leverfunctiestoornissen of ernstige nierfunctiestoornissen, op cardiologisch gebied (zoals sick sinus syndroom, bradycardie). Bron: PS 2010;26(17):91-4 + FUS
Gezien de kosteneffectiviteit van de preventie van baarmoederhalskanker in Nederland, levert de studie van Didik Setiawan het bewijs voor verschillende strategieën, in het bijzonder vaccinatie en screening, voor de preventie van baarmoederhalskanker in Indonesië. Het Humaan Papillomavirus (HPV) is een belangrijke oorzaak van kanker, waaronder baarmoederhalskanker. Ondanks preventieve maatregelen brengt baarmoederhalskanker grote klinische en economische lasten met zich mee. Wanneer screeningsprogramma op baarmoederhalskanker niet optimaal wordt uitgevoerd biedt HPV-vaccinatie een gangbaar alternatief. Dit is het geval in Indonesië. De invoering van HPV-vaccinatie gaat in Indonesië echter gepaard met veel uitdagingen, zoals het gebrek aan personeel, de staat van de infrastructuur en bovenal de nationale begroting. Door gebruik te maken van verschillende gezondheids-economische evaluatietechnieken, toont Setiawan aan dat vanuit een maatschappelijk en overheidsperspectief de toevoeging van HPV-vaccinatie bovenop de screening op baarmoederhalskanker aanzienlijke voordelen zullen opleveren. De identificatie van potentiële uitdagingen voor lage-inkomenslanden in het algemeen, Indonesië in het bijzonder, moet echter wel leiden tot verschillende implementatie strategieën in Indonesië om een aanzienlijke vermindering teweeg te brengen van de lasten gerelateerd aan baarmoederhalskanker. Didik Setiawan voerde zijn onderzoek uit bij de afdeling Farmaco-epidemiologie en Farmaco-economie van onderzoekschool GRIP. Het werd gefinancierd door het Ministerie van Onderzoek en Hoger Onderwijs van Indonesië. Hij is assistant professor aan de Universitas Muhammadiyah Purwokerto.
Bron: RUG
De transcriptiefactor ZEB1 speelt een cruciale rol bij het invasieve gedrag van de agressieve hersentumor glioblastoom. Dat concludeert Justin Joseph, die op moleculair niveau onderzocht hoe deze hersentumorcellen door hun directe omgeving worden aangespoord tot dit agressieve gedrag. Glioblastoma (GBM) is de meest voorkomende vorm van hersenkanker bij volwassenen. Deze hersentumor groeit snel en diffuus, waardoor de chirurg de tumor vrijwel nooit helemaal kan weghalen. De achtergebleven cellen zorgen ervoor dat de tumor opnieuw kan uitgroeien. Deze cellen kunnen met radio- en chemotherapie alleen niet worden opgeruimd. Daarom proberen wetenschappers beter te begrijpen hoe deze cellen zich verspreiden en overleven – om zo een betere behandeling te ontwikkelen. Joseph onderzocht of het invasieve gedrag van GBM cellen verband houdt met een proces op microniveau dat ‘mesenchymale transdifferentiatie’ heet. Hij ontdekte onder andere dat twee belangrijke micromilieufactoren, ‘TGF- β’ en hypoxie (zuurstofgebrek), ervoor zorgen dat de tumorcellen mesenchymaal worden waardoor ze makkelijker in het omringende normale weefsel kunnen doordringen. De transcriptiefactor (een eiwit dat DNA-transcriptie reguleert) ZEB1 blijkt in dit proces een essentiële rol te spelen. Joseph ontdekte ook dat differentiatie van specialistische GBM-(stam)cellen leidt tot verhoogd invasief gedrag. Remming van ZEB1 en specifieke differentiatieprocessen in GBM-cellen kunnen misschien helpen om nieuwe therapieën te ontwikkelen om deze agressieve hersentumoren beter te behandelen. Justin V. Joseph (1980) studeerde Biotechnologie aan de Bharathiar Universiteit (India) en Moleculaire Biologie (MSc) aan de universiteit van Skövde (Zweden). Hij verrichtte zijn promotieonderzoek binnen de afdeling Medische Oncologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd onder andere gefinancierd door het UMCG. Joseph is momenteel als onderzoeker verbonden aan Haukeland University Hospital in Bergen (Noorwegen).
Driedimensionale echografie van het hart is een zeer betrouwbare en nauwkeurige techniek voor het verschaffen van informatie over de hartspierfunctie. Daarnaast kan driedimensionale echografie met speciale metingen van het hart zeer goed voorspellen of een patiënt met chronisch hartfalen baat zal hebben bij een speciaal soort pacemaker. Hierdoor kan een patiënt niet alleen langer leven maar ook met een betere kwaliteit van leven. Op woensdag 4 juli promoveert cardioloog-in-opleiding Sebastiaan Kleijn bij VU medisch centrum met de eerste 3D-promotie in Nederland. De driedimensionale echografie voor het hart is in de laatste decennia sterk ontwikkeld. Sebastiaan Kleijn onderzocht de nieuwste beeldvormende technieken en keek naar de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van deze beelden. De technieken dragen in belangrijke mate bij aan het bepalen van de grootte en functie van het hart. Onderzoek van Kleijn laat zien dat driedimensionale echografie van het hart betrouwbaar en nauwkeurig is. Daarnaast geeft driedimensionale echografische bepaling van hartspierverkorting ons meer betrouwbare informatie over de globale én regionale hartspierfunctie. Kleijn toont ook aan dat driedimensionale echografie met speciale metingen van het hart goed kan voorspellen of een patiënt met chronisch hartfalen baat zal hebben bij een speciaal soort pacemaker. Met deze pacemaker zou de patiënt niet alleen langer kunnen leven maar ook een betere kwaliteit van leven hebben. Het toevoegen van de derde dimensie binnen de echografische beeldvorming kan op deze wijze van meerwaarde zijn voor de diagnostiek en behandeling van hartpatiënten ten opzichte van de huidige tweedimensionale technieken. Kleijns onderzoek bevestigt hiermee de positie van echografie als klinisch meest toepasbare beeldvormende techniek voor het hart. Tijdens de promotie op 4 juli zal Sebastiaan Kleijn afbeeldingen van het hart laten zien, die de aanwezigen door een 3D-bril kunnen aanschouwen. Zo krijgt het publiek de unieke gelegenheid om te zien hoe de techniek van driedimensionale echografie nauwkeurige informatie verschaft.
Nu we gemiddeld steeds ouder worden, krijgen steeds meer mensen leeftijdsgerelateerde oogklachten, zoals de oogziekte epiretinaal membraan – een aandoening waarbij er een halfdoorzichtig vliesje op de binnenkant van het netvlies groeit. De oorzaak van deze oogziekte is nog onbegrepen. Volgens oogarts Shaochong Bu kan een beter begrip van de onderliggende moleculaire mechanismen en mechanische signalen helpen om het ontstaan van de ziekte te verklaren. Idiopathisch epiretinaal membraan is een soort littekenvorming in het oog. Als het vliesje op het netvlies dikker wordt, kan het gaan plooien en rimpelen, waardoor patiënten vertekend kunnen gaan zien of zelfs het zicht in het oog verliezen. Het woord idiopathisch betekent dat wetenschappers nog niet precies weten wat de oorzaak van de ziekte is. Bu bestudeerde de lokalisatie van bepaalde typen collagenen (namelijk collageen type II, IV en VI) op de overgang van glasvocht naar netvlies in donorogen. Hij ontdekte dat de epiretinale membranen vooral collageen type I, III en V bevatten. Hij vermoedt dat een bepaald soort oogcellen (Müller-cellen) betrokken is bij de vorming van het ongewenste vliesje door op de verkeerde plek te groeien en vermeerderen. Dit is volgens de promovendus waarschijnlijk toe te schrijven aan de stuggere extracellulaire matrix (weefselstructuren buiten de cellen, zoals collageen) waarmee deze Müller-cellen in contact komen. Shaochong Bu (1978) studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Tianjin in China, en werd opgeleid tot oogarts in het Tianjin Medical University Eye Center en in het Singapore National Eye Center. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek binnen het W.J. Kolff instituut van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door de Rijksuniversiteit Groningen en Stichting Blindenhulp. Bu werkt als oogarts in het Tianjin Medical University Eye Hospital.
Het RIVM heeft in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) onderzocht hoe de gegevens over de fysieke leefomgeving beter beschikbaar en bruikbaar kunnen worden gemaakt voor het nemen van besluiten over de leefomgeving. Het RIVM concludeert dat er al veel gegevens over de fysieke leefomgeving aanwezig zijn maar dat deze voor gebruikers vaak niet overzichtelijk, eenvoudig bereikbaar en bruikbaar zijn. Via diverse online registers, afstemmingsplatformen en andere initiatieven is al getracht hier verbetering in aan te brengen. In termen van beschikbaarheid, bruikbaarheid en bestendigheid van gegevens zijn er desondanks nog grote verschillen per domein (zoals lucht, erfgoed, natuur, water, bodem, externe veiligheid, afval/gevaarlijke stoffen en geluid). Voor diverse domeinen leidt dit momenteel nog steeds tot hiaten in kennis en vertragingen in besluit- en beleidsvorming. Voor de lange termijn wordt geadviseerd om toe te werken naar één ingang voor het bereiken van de gegevens die voor de Omgevingswet worden gebruikt. Dus voor zowel visies, verordeningen en programma's als vergunningen, projectbesluiten, toezicht en handhaving. Zo'n ingang zou toegang moeten geven naar gegevens uit bestaande dataregisters en databanken zoals de Nationale Databank Flora en Fauna. Verbeterde beschikbaarheid, bruikbaarheid en betrouwbaarheid van gegevens moet bijdragen aan snellere besluitvorming en meer samenhangende en eenvoudigere regelgeving; twee belangrijke doelen van de nieuwe Omgevingswet. Vanuit die gedachte adviseert het RIVM om in navolging van en naar het model van de Gegevensautoriteit Natuur de mogelijkheden van een college of platform van Gegevensautoriteiten Leefomgeving nader te verkennen. Via zo'n college zouden bestaande (of nog door de minister(s) en andere bevoegde autoriteiten aan te wijzen) onafhankelijke gegevensbeheerders gezamenlijk afspraken kunnen maken over de kwaliteitsborging en aanbevelingen kunnen doen over beschikbaarheid en bruikbaarheid van gegevens over de fysieke leefomgeving. De samenwerking binnen een dergelijk platform kan de bruikbaarheid en juridische bestendigheid van gegevens versterken. Gelijktijdig kunnen inhoudelijke strijdigheden en overlappingen worden beperkt. Door voort te bouwen op bestaande initiatieven wordt bestaande ervaring en kennis met het borgen van de kwaliteit en het bruikbaar maken van de gegevens effectief benut en continuïteit verkregen. Een college van gegevensautoriteiten kan stapsgewijs ontstaan door samenwerking tussen verschillende instanties die voor de verschillende domeinen van de leefomgeving thans een rol spelen bij de kwaliteitsborging van gegevens. Op korte termijn kan een verkenning gestart worden door een initiatiefgroep van partijen die hebben aangegeven geïnteresseerd te zijn in het nader uitwerken van i) de positionering, ii) de doelstelling, iii) de bevoegdheden, iv) de verantwoordelijkheden en v) de benodigde procedures voor het borgen van de kwaliteit en transparantie van - en inspraak op - omgevingsgegevens, van een mogelijk op termijn op te richten college van gegevensautoriteiten leefomgeving. Andere partijen kunnen in een latere fase op verzoek van de minister aansluiten bij dit groeimodel. In het kader van de Omgevingswet zal hierbij de onafhankelijkheid van de verschillende betrokken gegevensautoriteiten per domein van de leefomgeving geborgd moeten worden.
Tilburg University heeft Jo Caris benoemd tot bijzonder hoogleraar Organisatieontwikkeling in de zorg. De leerstoel is voor vier jaar gevestigd bij de aan Tilburg University gelieerde TiasNimbas Business School door het Amphia Ziekenhuis in Breda en Oosterhout. Het onderzoek van prof. dr. Jo Caris in het kader van de leerstoel is gericht op de toenemende complexiteit van de zorg en daarmee samenhangend de moeilijke beheersbaarheid en bestuurbaarheid. Interne ontwikkelingen zoals specialisatie en functiedifferentiatie, publiek/politieke invloeden en organisatorische en financiële ontwikkelingen maken het steeds moeilijker om tot goede afstemming te komen tussen verschillende onderdelen in de zorg en tussen belangen van cliënten, aanbieders, professionals en de samenleving. Het aantal (sub-)specialisaties is de afgelopen decennia gegroeid, het domein is uitgebreid. Bovendien worden er hogere eisen gesteld aan de kwaliteiten, de transparantie en de kosten. De financiering via de AWBZ, de ZVW, de WMO en private middelen in combinatie met politieke/publieke principes als ‘recht op zorg’, solidariteit en toegankelijkheid maken de zorg ingewikkeld. Het doel van het onderzoek is een bijdrage te leveren aan meer inzicht in de sector en aan de mogelijkheden voor coördinatie en bestuurbaarheid. Prof. dr. G. J. (Jo) Caris is organisatiepsycholoog en gespecialiseerd in organisatieontwikkeling en leiderschap. Hij bekleedde gedurende dertig jaar een eindverantwoordelijke functie bij verschillende zorgorganisaties (jeugdzorg, thuiszorg, verpleeg- en verzorgingshuiszorg, revalidatiezorg etc.), waaronder het vicevoorzitterschap van Actiz en het voorzitterschap van de voorganger van Actiz. Sinds zeven jaar is hij verbonden aan TiasNimbas Business School als Academic Director (samen met Theo Poiesz) van de Executive Master of Health Administration en verzorgt hij in-company opleidingen in de gezondheidszorg. Ook bekleedt hij functies als toezichthouder bij enkele zorgorganisaties. Hij is met ingang van 1 november 2012 voor een dag per week benoemd tot bijzonder hoogleraar Organisatieontwikkeling in de zorg. Het Amphia Ziekenhuis hecht als samenwerkend topklinisch opleidingsziekenhuis (STZ) steeds meer waarde aan wetenschap en onderzoek. “Investeren in een optimaal onderzoek klimaat is voor de zorgsector van wezenlijk belang. Het is een complexe wereld waarbinnen medische, technische, financiële en politieke ontwikkelingen elkaar razendsnel opvolgen. Onderzoek naar organisatieontwikkeling in de zorg, zoals samenwerking en afstemming tussen ketenpartners en binnen zorgorganisaties, is zeer relevant voor een betere bestuurbare en kwalitatief hoogwaardige patiëntenzorg. Wij zijn dan ook zeer vereerd met en trots op deze leerstoel en geloven dat Jo Caris van grote toegevoegde waarde kan zijn”, aldus Hans Meij, lid Directiecomité binnen Amphia.
Hoewel Nederland een prachtig systeem heeft voor infectieziektebestrijding, is de preventieve strijd nog lang niet gestreden en dienen zich voortdurend nieuwe vraagstukken aan. Om deze strijd te winnen pleit prof. dr. Christian Hoebe, bijzonder hoogleraar Infectieziektebestrijding in zijn oratie voor intensievere samenwerking en practice-based evidence in het wetenschappelijk onderzoek. “Als we in staat zijn de multidisciplinaire samenwerking te optimaliseren, over onze schaduw heen te stappen, bruggen te bouwen naar ketenpartners en ook de burger te betrekken bij de infectieziektebestrijding, dan kunnen we de uitdagingen van deze tijd aan. Dan zijn we in staat adequaat te handelen bij nieuwe uitbraken van infectieziekten en op antibioticaresistentie. Dan staan we midden in de maatschappij en bewegen mee met nieuwe media en nieuwe technologieën”, aldus Christian Hoebe. “In de afgelopen eeuw is er veel vooruitgang geboekt in de preventie en bestrijding van infectieziekten, denk aan toegenomen hygiëne, verbeterde huisvesting, sanitair en riolering, schoon drinkwater en het beschikbaar komen van vaccinatie, antibiotica en antivirale middelen. Toch kunnen we niet op onze lauweren rusten”, zegt Hoebe. “Infectieziektebestrijding kent drie grote uitdagingen: Ten eerste kennen infectieziekten een voortdurende dynamiek die onvoorspelbaar, denk bijvoorbeeld aan de EHEC bacterie in kiemgroenten en Salmonella Thompson in zalm. Ten tweede zijn bekende maatregelen niet altijd meer effectief, denk bijvoorbeeld aan antibioticaresistentie. Maar ook vaccins zijn niet meer helemaal opgewassen tegen hun taak zoals we hebben gezien bij bof-uitbraak onder studenten. Ten slotte verandert ook de maatschappij voortdurend. Het vertrouwen van het publiek in aangeboden maatregelen is niet meer vanzelfsprekend. Dat bleek bij de lage opkomst bij de HPV vaccinatie bij 12 jarige meisjes en de influenzavaccinatie in de zorg. Daarmee zijn infectieziekten een van de grote uitdagingen voor de volksgezondheid”, aldus Hoebe. In zijn oratie schetst Hoebe de antwoorden op die uitdagingen, waarbij hij de nadruk legt op meer multidisciplinaire samenwerking. Hoebe: “We moeten veel meer over onze eigen grenzen heen kijken. Letterlijk en figuurlijk. Infectieziekten houden zich ook niet aan grenzen. Ook moet het onderzoek over vakdisciplines heen geen. Behalve met medische microbiologie en veterinaire geneeskunde wil ik samenwerken met vakgebieden als gezondheidsbevordering, psychologie en sociologie.” Hij pleit verder voor een gebruiksgerichte aanpak, waarbij burgers meer betrokken worden bij de maatregelen die worden genomen en rekening wordt gehouden met menselijk gedrag en bijvoorbeeld het gebruik van allerlei nieuwe media. Tot slot stelt hij dat meer aandacht nodig is voor de wetenschappelijke inbreng in de infectieziektebestrijding. “Het is de uitdaging om onderzoek en praktijk samen te laten optrekken waarbij onderzoeksresultaten snel worden vertaald naar praktische toepassingen, ofwel practice-based evidence.” In zijn oratie laat Hoebe zien hoe deze ‘infectieziektebestrijding 2.0’ eruit kan zien aan de hand van een case study over chlamydia bij jongvolwassenen. Prof. dr. Christian Hoebe is bijzonder hoogleraar Infectieziekten bestrijding aan de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences. Zijn leerstoel wordt deels bekostigd door de GGD Zuid Limburg waar hij werkt als afdelingsmanager Seksuele gezondheid, Infectieziekten en Milieu. Hij spreekt zijn oratie getiteld ‘Infectieziekten 2.0: nieuwe wegen, nieuwe kansen’ uit op vrijdag 7 december om 16.30 uur in de Aula van het bestuursgebouw (Minderbroedersberg 4-6).
Afwijkingen aan bot of skelet hebben soms hun oorsprong in een vroege fase van het embryo, wanneer stamcellen veranderen in bot- of kraakbeencellen. Promovenda Darinka Klumpers onderzocht welke factoren invloed hebben op dit proces. Dat is niet alleen van belang bij ziektes, maar ook voor het kunstmatig regenereren van bot of kraakbeen dat beschadigd is door een tumor of een ongeluk. Klumpers promoveert 8 oktober bij VUmc. De functionele patronen van het skelet, zoals het patroon van afwisselend bot en kraakbeen in de wervelkolom, komen tot stand tijdens de vroege embryonale ontwikkeling. Bot en kraakbeen ontwikkelen zich vanuit een gemeenschappelijke bron van stamcellen, via een nauwkeurig gecoördineerd proces van patroonvorming en stamceldifferentiatie. Als er iets misgaat in dit proces kunnen ernstige afwijkingen aan het skelet ontstaan, die bijvoorbeeld kunnen leiden tot scoliose (een zijdelings verkromming van de wervelkolom). Ook kunnen we door het begrijpen van dit embryonale proces iets leren over het regenereren van bot en kraakbeen in het volwassen lichaam na verlies of beschadiging van deze weefsels door bijvoorbeeld een ongeluk of door ouderdom. De ontwikkeling van het skelet vindt plaats in een mechanisch dynamische omgeving. Individuele cellen oefenen kracht uit op hun omgeving en verschillende weefsels groeien met verschillende snelheden. Door dergelijke krachten en verschillen in groeisnelheden kunnen significante vervormingen en spanningen in het weefsel ontstaan. Promovenda Darinka Klumpers heeft het effect van dergelijke mechanische factoren op stamceldifferentiatie en patroonvorming van bot en kraakbeen onderzocht. Daartoe heeft ze nieuwe interdisciplinaire in vitro -modelsystemen ontwikkeld waarin ze methoden uit de ontwikkelingsbiologie en engineering met elkaar combineert. Ze voerde de experimenten grotendeels uit met stamcellen die ter plekke geïsoleerd werden uit kippenembryo's. Klumpers heeft in vitro aangetoond dat mechanische factoren zoals cellulaire krachten, groei-imiterende rek en geometrische beperkingen het patroon van differentiatie richting bot en kraakbeen tijdens de vroege fase van de ontwikkeling kunnen beïnvloeden. De bevindingen in dit proefschrift bieden inzicht in de rol van mechanische factoren in de ontwikkeling van het skelet. Klumpers: "We hopen daarmee op termijn mensen te kunnen helpen bij wie bot of kraakbeen versleten of beschadigd is. Het idee is dat we hun eigen stamcellen gaan inzetten om het bot of kraakbeen weer te laten opbouwen. Maar daarvoor moeten we dus eerst begrijpen welke signalen een stamcel nodig heeft om te veranderen in het gewenste weefsel."
Met een eenvoudige pop en een instructiefilm op dvd moeten alle kinderen uit het laatste jaar lager onderwijs binnenkort leren hoe ze hartmassage moeten toepassen. Urgentiearts Jan Stroobants zal die poppen gaan verdelen op alle Antwerpse scholen. Zijn initiatief kan op bijval rekenen van onder anderen Luc Beaucourt. "We gaan proberen zo veel mogelijk scholen te motiveren om mee te doen", zegt Stroobants. "We zullen hen poppen bezorgen waarmee de leerlingen kunnen oefenen, en ook een eenvoudige instructiefilm. We zijn nu aan het bekijken hoe we de pakketten gaan verdelen. Ofwel geven we een pop per kind, of anders enkele per klas, waarbij de kinderen ze dan om de beurt mee naar huis mogen nemen."Stroobants wil niet alleen alle Antwerpse leerlingen uit het laatste jaar van de lagere scholen, kinderen van een jaar of twaalf dus, leren hoe ze hartmassage moeten geven. Stiekem hoopt hij dat de kinderen hun ouders, broers, neven, nichten, ooms, tantes, ... zullen stimuleren om ook te leren hoe ze de eerste zorg moeten toedienen. "Kinderen van twaalf jaar zijn zelf perfect in staat om hartmassage uit te voeren", vertelt hij. Het idee kan op veel goedkeuring rekenen van die andere spoedarts, Luc Beaucourt. "Een lovenswaardig initiatief. Hoe meer en hoe jonger kinderen hiermee in contact komen, hoe groter de kans is dat er iets van blijft hangen." Ook volgens Beaucourt is een kind van twaalf perfect in staat om correct hartmassage toe te passen. Jan Stroobants begint zijn campagne omdat hartmassage veel te weinig gebruikt wordt. "Bij amper tien procent van de gevallen van hartstilstand doet een getuige hartmassage voor de hulpdiensten arriveren, blijkt uit cijfers van het ZNA. Dat is veel te weinig." "Het is nochtans erg belangrijk om snel te beginnen met hartmassage", zegt Stroobants. "De pompfunctie van het hart moet blijven werken. Als het hart uitzet, zet het uit. En dan wordt echte reanimatie veel moeilijker." Onderwijsschepen Robert Voorhamme is enthousiast over het initiatief", zegt Stroobants. "Hij wil het uitrollen in alle scholen." Directeur Jean-Paul Gillissen van de basisschool Het Kompas in Hoboken vindt het "op zich een goed idee" dat kinderen in het zesde jaar basisonderwijs hartmassage leren. "Jong geleerd is oud gedaan." Maar hij vraagt zich af hoe het praktisch zal gaan. "Dat moeten we nog eens grondig bekijken."
De afdeling sociale geneeskunde VUmc en IQ Healthcare Radboud umc hebben onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om PROMs (Patient-Reported Outcome Measures) in de spreekkamer in te zetten. PROMs meten onder patiënten hoe zij hun gezondheid (oftewel de uitkomst van de ontvangen zorg, zoals kwaliteit van leven) ervaren. Onderzoek is gedaan in opdracht van NFU/Zorginstituut Nederland. Patiënten en zorgverleners zijn beiden positief over het gebruik van PROMs in de spreekkamer. Ze verschillen echter van mening over wat er besproken moet worden en wie het initiatief moet nemen. Patiënten vinden dat de PROMs vooral zouden moeten gaan over het kiezen van behandelingen en dat de zorgverlener het initiatief moest nemen. Zorgverleners zijn juist vooral positief over het laten zien van de eigen scores van de patiënt over de tijd en over het gebruik door patiënten om zorginstellingen te vergelijken. Zorgverleners vinden overwegend dat patiënten zelf het initiatief moeten nemen om dit soort informatie te bespreken in de spreekkamer. Het gebruik van PROM-informatie biedt in theorie mogelijkheden voor verbetering van patiëntparticipatie in de spreekkamer. Onderzoeker Olga Damman: "Zo kan het helpen bij het vergemakkelijken van keuzes over het behandeltraject of een zorginstelling en dus bijdragen aan gedeelde besluitvorming. Patiënten blijken de PROMs informatie in het algemeen goed te begrijpen. Betrokken patiënten geven aan dat ze de uitkomsten willen bespreken met hun zorgverlener."
Bron: VUmc
Omstanders, bhv-ers, politie en brandweer zijn de eersten die bij terreuraanslagen levensreddende handelingen kunnen verrichten bij slachtoffers met grote bloedingen, door deze te stelpen. Nu weten maar weinigen hoe dat moet. Traumachirurg in VUmc en voormalig arts bij het Mobiel Medisch Team, Leo Geeraedts, is initiatiefnemer van 'Stop de bloeding - red een leven'. Het is de eerste Nederlandse gecertificeerde cursus die burgers en niet-medische hulpverleners leert hoe levensbedreigende bloedingen te stelpen bij aanslagen. stop_de_bloeding--schoonHet initiatief omvat een campagne en cursus. Er zijn twee cursussen ontwikkeld: één voor instructeurs (3,5 uur) en één voor burgers (2,5 uur). De basiscursus zorgt ervoor dat bij terreuraanslagen of ongevallen omstanders, politie en brandweer direct levensbedreigende bloedingen kunnen stelpen en daardoor levens gered worden nog voordat de medische hulpverlening op gang is gekomen. Stop de bloeding is een samenwerkingsverband van de Sectie Traumachirurgie van VUmc, het Netwerk Acute Zorg Noordwest en VUmc Academie, die de cursus in haar programma heeft opgenomen. Geeraedts heeft al twintig artsen en verpleegkundigen, onder andere uit VUmc, opgeleid. De eerste basiscursus aan bhv-ers van enkele publieke instellingen in Amsterdam heeft inmiddels plaatsgevonden. De cursus wordt binnenkort ook geaccrediteerd voor zorgprofessionals. Na zijn publicatie 'Omstanders kunnen levens redden na aanslag' in Medisch Contact van juni 2016 bezocht Geeraedts de VS. Daar volgde hij zelf de cursus 'Bleeding Control' bij de grondleggers van omstanderhulp bij aanslagen: dr. Lenworth Jacobs, prof. of Surgery en director Hartford Hospital Trauma Institute en dr. Peter T. Pons, department of Emergency Medicine, Denver en emeritus prof. University of Colorado School of Medicine. The Hartford Consensus en the American College of Surgeons gaven Geeraedts toestemming om het concept en de cursus in Nederland uit te rollen. Daarnaast wordt het initiatief ondersteund door dr. Kees-Jan Ponsen, traumachirurg en voorzitter Nederlandse Vereniging voor Traumachirurgie. Geeraedts: "Het direct stoppen van levensbedreigende bloedingen door omstanders die reeds ter plaatse zijn, is een belangrijke maar nog onderbelichte schakel in de voorbereiding op de hulpverlening bij een aanslag in Nederland. Het stoppen van levensbedreigende bloedingen is niet ingewikkeld. Iedereen kan het verschil maken met een eenvoudige handeling en een leven redden. Dit zagen we bijvoorbeeld na de bomaanslag bij de marathon van Boston."
Bron: VUmc
Iedereen heeft in de laatste fase van zijn of haar leven recht op een 'goed' levenseinde met 'goede' levenseindezorg. Het vroegtijdig plannen van deze zorg bij patiënten met dementie in verpleeg- en verzorgingshuizen moet vooral gericht zijn op comfort, concludeert VUmc-onderzoekster Mirjam van Soest. Nu lijden patiënten soms te veel en de familie krijgt te maken met onnodige stress. Van Soest promoveert op 9 september bij VUmc. De levenseinde kwaliteit van patiënten met dementie in verpleeg- en verzorgingshuizen is nog niet optimaal. Sommige patiënten lijden, en familie kampt soms met onvervulde zorgbehoeftes. Om deze zorg te optimaliseren heeft Mirjam van Soest gekeken naar advance care planning en instrumenten om de kwaliteit van de levenseindezorg, en de kwaliteit van sterven te meten. Advance care planning is het vroegtijdig plannen van zorg in de laatste levensfase van de patiënt. Dit gebeurt in samenspraak met familie en zorgverleners. Dit vroegtijdig plannen is belangrijk omdat patiënten met dementie op een bepaald moment zelf geen beslissingen meer kunnen nemen. De arts blijkt bijna altijd het initiatief voor advance care planning bij dementie te nemen. Het vaststellen van een behandeldoel is een belangrijk onderdeel van advance care planning. De familie blijkt meer tevreden te zijn met de kwaliteit van de levenseindezorg als een behandeldoel gericht op comfort kort na de opname in het verpleeg- of verzorgingshuis is vastgesteld. "Een zo comfortabel mogelijke laatste levensfase moet het uitgangspunt zijn van advance care planning. Het vaststellen van een behandeldoel dat gericht is op comfort is hierin een eerste stap", concludeert Van Soest. De kwaliteit van de levenseindezorg kan het best gemeten worden met de End-of-Life in Dementia Satisfaction With Care (EOLD-SWC). De kwaliteit van sterven het beste met de End-of-Life in Dementia Comfort Assessment in Dying (EOLD-CAD) en de Mini-Suffering State Examination (MSSE). Deze instrumenten geven inzicht in de kwaliteit van de levenseindezorg en de kwaliteit van sterven van patiënten met dementie in verpleeg- en verzorgingshuizen. Aan de hand hiervan kunnen tekortkomingen worden opgespoord en kunnen er acties worden bedacht om de kwaliteit in de toekomst te verbeteren. "Ik hoop dat mijn proefschrift een inspiratiebron is voor zorgverleners om de beste manier te vinden om levenseindezorg vroegtijdig te plannen voor patiënten met dementie. Ook pleit ik voor achteraf evalueren van deze zorg met de beste instrumenten zodat stap voor stap de kwaliteit van levenseinde geoptimaliseerd kan worden", zegt Van Soest.
Wikipedia voor genetici. Dat is de Leiden Open Variation Database (LOVD), een online database waarin iedereen het effect van DNA-veranderingen kan opzoeken. Hij bestaat deze maand 11 jaar en is nu een van de meeste gebruikte ter wereld, aldus initiatiefnemer Johan den Dunnen, hoogleraar medische genoomtechnologie in het LUMC. Het leven van artsen en onderzoekers makkelijker maken. Dat is het doel van de Leiden Open Variation Database (LOVD). Prof. Johan den Dunnen zette de eerste stappen al in 1995. ”We ontdekten bij Duchennepatiënten verschillende DNA-fouten. Het leek ons handig om die op internet te zetten, zodat ook anderen daar wat aan hadden.” In november 2002 werd het serieus: toen werd de eerste versie van de huidige LOVD gelanceerd, ontworpen door Ivo Fokkema. Inmiddels is LOVD toe aan de derde versie, die Fokkema nog steeds beheert. Het principe is in al die jaren hetzelfde gebleven. Wie bij een patiënt op een variant in het DNA stuit, kan in de database opzoeken wat daarover bekend is. Sommige varianten veroorzaken een ziekte, andere zijn onschuldig, van andere is het effect nog niet duidelijk. Het staat er allemaal in. En staat een ontdekte variant er nog niet in, dan kan die worden toegevoegd. Voor alle 22.000 menselijke genen is een aparte database aangemaakt. Voor ongeveer 1.500 genen houdt een actieve beheerder de wetenschappelijke tijdschriften bij om nieuwe vondsten meteen toe te voegen. Den Dunnen: “Niet alle genen zijn even interessant; van 19.000 genen zijn (nog) geen ziekteverwekkende varianten bekend.” Sommige tijdschriften verplichten hun auteurs inmiddels om gevonden varianten publiek te maken in een database als LOVD. Den Dunnen: “Dat is positief, want helaas is niet iedere gebruiker geneigd de database uit zichzelf aan te vullen. Inmiddels wordt LOVD wereldwijd gebruikt. Maandelijkse vragen 10.000 verschillende bezoekers zo’n 350.000 pagina’s op en worden er enkele honderden nieuwe varianten geregistreerd. “Er zijn natuurlijk meerdere van dit soort initiatieven, maar de LOVD is nu zo'n beetje wereldstandaard. Met een EU-subsidie hebben we tussen 2008 en 2012 de software verder kunnen uitbreiden en verbeteren”, vertelt Den Dunnen. Streven nu is om zo veel mogelijk afzonderlijke LOVD-initiatieven die in de loop der tijd zijn ontstaan samen te voegen. “Het is handig als iemand die drie genen wil opzoeken niet drie verschillende databases hoeft te raadplegen, maar ze allemaal via de centrale site www.lovd.nl kan bekijken.”
Een verstoorde verhouding in T-cellen wijst op aanwezigheid van systemische lupus erythematosus (SLE). Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Sebastian Dolff. SLE is een auto-immuunziekte waarbij diverse organen aangedaan kunnen zijn. Symptomen zijn onder meer ontsteking van gewrichten, uitslag in het gezicht, en mond- en/of keelzweren. De ziekte komt vooral voor bij jonge vrouwen, in Nederland bij ongeveer 1 op 2.500 personen. Het beloop van de ziekte verschilt per patiënt. Meestal wisselen actieve periodes zich af met rustige periodes. Sebastian Dolff ging op zoek naar de oorzaak van SLE. Hierbij richtte hij zich onder meer op een verandering in de onderlinge verhouding van verschillende typen T-cellen. Het blijkt dat bij patiënten met SLE relatief veel T-cellen van het subtype Th17 aanwezig zijn. Herstel van de balans in T-cellen is mogelijk een aangrijpingspunt voor nieuwe behandeling van SLE, stelt Dolff. Ook ontdekte de promovendus dat de aanwezigheid van T-cellen in de urine wijst op nierontsteking als gevolg van SLE. Dit biedt mogelijkheden om de ernst van SLE in kaart te brengen. Sebastian Dolff (Duitsland, 1980) studeerde Medische Wetenschappen in Essen. Hij verrichtte zijn onderzoek aan de afdelingen Huisartsgeneeskunde en Interne Geneeskunde van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Promotie: dhr. S.C.J. Dolff, The role of effector T-cells in the pathogenesis of lupus nephritis
Apathie hangt samen met een ander volume en ander activiteitsniveau van bepaalde hersengebieden. Dat laat Claire Kos zien in haar proefschrift over apathie. Haar bevindingen sluiten aan bij de suggestie dat er bij apathie verschillende gedragsmatige componenten een rol spelen, zoals het tonen van initiatief en cognitieve controle, met bijbehorende neurale netwerken. De resultaten van dit proefschrift dragen bij aan beter begrip van apathie en kunnen uiteindelijk gebruikt worden bij de ontwikkeling van effectieve behandelingen. Apathie is een gedragskenmerk waarbij sprake is van verlies van motivatie en initiatief en van lusteloosheid. Het opstarten en volhouden van activiteiten is lastig voor mensen met apathie, waardoor mensen simpelweg minder ondernemen. Het lijkt daarmee op depressie, maar mensen die apathisch zijn, zijn doorgaans minder neerslachtig en verdrietig. Mensen met apathie kunnen ook wel plezier beleven aan activiteiten, maar hebben moeite zich ertoe te zetten. Helaas komt apathie veel voor; naar schatting bij zestig procent bij mensen met ziekte van Alzheimer, vijftig procent bij mensen met schizofrenie maar ook zeker bij mensen in een gezonde populatie. Kos vergeleek diverse onderzoeken met elkaar waarin apathie werd onderzocht bij mensen met apathie en de ziekte van Alzheimer, niet aangeboren hersenletsel en schizofrenie. Ze onderzocht zelf ook gezonde mensen en mensen met schizofrenie. Zo kon ze aantonen dat apathie samenhangt met de mate van activiteit van bepaalde hersendelen. Naast het onderzoek naar de neurale basis van apathie is de onderzoeksgroep waar Kos deel van uitmaakt betrokken bij het ontwikkelen van mogelijke behandelingen voor apathie. Hierbij worden specifieke hersendelen gestimuleerd met de verwachting dat het voor mensen gemakkelijker wordt om activiteiten te ondernemen. Claire Kos (1987) studeerde psychologie aan de Universiteit van Groningen (afstudeerrichting Hersenen & Gedrag) en voltooide haar tweede master cum laude aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoek valt binnen onderzoeksprogramma ICPE (Interdisciplinary Center Psychopathology and Emotion Regulation) van onderzoeksinstituut BCN BRAIN van het UMCG. Het onderzoek werd gefinancierd door NWO en ERC. Kos is nu werkzaam als postdoc in het UMCG. De titel van haar proefschrift luidt On the move. Towards understanding the neural basis of apathy.
Bron: RUG
Onder begeleiding van VUmc-neurochirurg Hans Baaijen en klinisch fysicus Jan de Munck ontwikkelde Martin Visser een algoritme waarmee in een handomdraai de route kan worden berekend voor het plaatsen van diepte-elektroden in de hersenen. Die elektroden zijn nodig voor het opsporen van de onstaansgebieden van epilepsie om deze vervolgens operatief te kunnen verwijderen. Martin Visser, oud VU-student Medische Natuurwetenschappen, heeft de Innovative Medical Devices Initiative (IMDI) Talentprijs van ZonMw gewonnen met dit afstudeeronderzoek. Voor patiënten die regelmatig ernstige epileptische aanvallen krijgen en geen baat hebben bij medicijnen, kan een operatieve ingreep het laatste redmiddel zijn. Nadat de bron van de stoornis in de hersenen is opgespoord, kan de hersenchirurg in veel gevallen deze epileptische haard verwijderen. Bij dat vooronderzoek worden via kleine gaatjes in de schedel tijdelijk diepte-elektroden in verdachte gebieden geplaatst. Het wachten is op een aanval om de werkelijke bron te detecteren. Martin Visser (31), die afgelopen zomer afstudeerde, legt uit dat het plaatsen van die elektroden nauwkeurig moet gebeuren. 'De hersenchirurg moet de bloedvaten omzeilen. Een bloeding in de hersenen is immers funest. De planning om een veilige weg te vinden, kost de hersenchirurg enkele uren denkwerk. Hij maakt daarbij gebruik van MRI- en MRA-beelden, die inzicht geven in de anatomie van en de vaatstructuur in de hersenen. Ik heb een algoritme ontwikkeld, waarmee de computer dat gepuzzel kan reduceren tot enkele minuten.' Het algoritme van Visser is nog niet in de praktijk toegepast. Wel heeft hij via data van patiënten die succesvol zijn geopereerd, achteraf bekeken of het algoritme dezelfde paden voor de elektroden zou kiezen als de hersenchirurg had gedaan. Die veilige trajecten werden netjes teruggevonden. We hopen nu dat het algoritme wordt geïmplementeerd in de software van de bestaande neuroplanner. Dan pas kunnen we zien of het echt veilig is en de enorme tijdwinst oplevert.' Voor zijn afstudeeronderzoek ontving Visser een plaquette en een bedrag van 1.500 euro. De talentprijs wordt jaarlijks uitgereikt aan het aanstormende talent dat de beste masterscriptie schreef op het gebied van onderzoek naar nieuwe medische hulpmiddelen. Het Innovative Medical Devices Initiative (IMDI) , dat is opgericht door ZonMw , brengt wetenschap, zorgsector en bedrijfsleven bij elkaar om gezamenlijk medische apparatuur te ontwikkelen en te implementeren.
Het aantal informatieverzoeken over acute vergiftigingen is in 2011 gestegen met bijna 7% in vergelijking met 2010. Hulpverleners weten vermoedelijk het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum steeds beter te vinden. In 2011 ontving het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) in totaal 45.170 informatieverzoeken over acute vergiftigingen. De vragen hadden betrekking op 55.390 blootstellingen van mensen en dieren aan giftige stoffen. Daarmee is het aantal verzoeken gestegen met 6,7% ten opzichte van 2010. Irma de Vries, internist, toxicoloog en plaatsvervangend hoofd van het NVIC: “Het kan zijn dat hulpverleners vaker met vergiftigingen te maken krijgen. Het kan ook zijn dat ze ons beter weten te vinden als hét centrum voor informatie over intoxicaties.” Het aantal vergiftigingen met quetiapine is sinds 2003 met meer dan 500% toegenomen, van 182 in 2003 naar 1215 in 2011. Quetiapine behoort tot de meest voorgeschreven antipsychotica en het aantal voorschriften per jaar stijgt nog steeds; het aantal overdoseringen volgt deze stijging. De maagzuurremmer omeprazol voert in 2011 de ranglijst van meest voorgeschreven geneesmiddelen aan. Bij het NVIC steeg het aantal meldingen van vergiftigingen bij kinderen met omeprazol met bijna 50% (van 37 in 2010 naar 55 in 2011). Het aantal gemelde blootstellingen aan de spierontspanner baclofen is gestegen van 27 in 2009 naar 73 in 2011. De Vries: “Gezien de vaak ernstige vergiftigingen die hierdoor ontstaan, met het risico op verminderd bewustzijn tot zelfs coma, bloeddrukdaling en ademhalingsproblemen, is deze stijging verontrustend.” Het NVIC werd in 2011 geconsulteerd over 3916 blootstellingen aan drank en genotsmiddelen. Vanuit het hele land komen meldingen binnen, maar de meeste kwamen vanuit Amsterdam en Utrecht. Opvallend is de daling van het aantal meldingen over het geneesmiddel dextromethorfan: van 75 in 2010 naar 33 in 2011. Dextromethorfan is een antihoestmiddel dat soms gebruikt wordt als hallucinogeen en geestverruimend middel. De daling heeft een opvallende verklaring volgens De Vries: “Sinds het middel alleen nog verkocht mag worden bij de apotheek, zien wij dat het aantal meldingen is gedaald.” De populariteit van nootmuskaat als drug lijkt voorbij te zijn. Na een piek in 2010 met 31 blootstellingen, is het aantal gemelde vergiftigingen door nootmuskaat sterk gedaald naar 12 in 2011. Het NVIC werd in 2011 geconsulteerd over 3879 dieren met een acute vergiftiging. Daarbij werden 187 blootstellingen van dieren aan chocola gemeld. Chocola kan bij dieren (met name bij honden) ernstige vergiftigingen veroorzaken door de stof theobromine. Het aantal incidenten waarbij mensen in contact kwamen met giftige dieren is in 2011 met 73% gestegen naar 176. Er werden onder andere 14 beten door de Nederlandse (giftige) adder gemeld. Het NVIC werd ingeschakeld bij meer dan 100 (bedrijfs)ongevallen en calamiteiten waarbij vermoedt werd dat er giftige stoffen waren vrijgekomen. Dit varieerde van een vreemde geur in een jeugdgevangenis tot ernstige koolmonoxidevergiftigingen met dodelijke afloop en de brand bij een chemisch bedrijf in Moerdijk. Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) is sinds 1 juli 2011 onderdeel van het UMC Utrecht. Het NVIC voorziet specialisten, huisartsen, dierenartsen en andere hulpverleners van informatie over de effecten en de behandeling van acute vergiftigingen bij mens en dier. Het NVIC is 24/7 bereikbaar via de telefoon en de website. Het NVIC is niet bedoeld voor burgers, zij kunnen zich bij (verdenking van) vergiftigingen melden bij hun huisarts.
Het afsterven van kwetsbare zenuwcellen en eiwitstapelingen in het hersenweefsel zijn aanwezig nog voor de patiënt last krijgt van de ziekte van Parkinson. Neurowetenschapper Anke Dijkstra toont aan dat er in de substantia nigra (structuur in de hersenen) een verlies van kwetsbare zenuwcellen optreedt dat mogelijk duidt op een voorstadium van de ziekte van Parkinson. Het nieuwe inzicht kan helpen om de ziekte van Parkinson vroeg aan te tonen en ook om nieuwe therapieën te ontwikkelen. Anke Dijkstra promoveert 19 december bij VUmc. De ziekte van Parkinson is een aandoening van de zenuwen waarbij de patiënt beperkt wordt door traagheid, stijfheid, balansproblemen en een bepaalde vorm van beven (tremor). Eerder onderzoek toonde aan dat de ziekte gepaard gaat met abnormale eiwitstapelingen in de hersenen, zogenaamde Lewy lichaampjes. De verdeling van deze Lewy lichaampjes verloopt in een voorspelbaar patroon tijdens het hele ziekteverloop. Dijkstra: 'Er is nog weinig bekend over de vroege fase van de ziekte van Parkinson, dus de fase waarin er nog geen klinische symptomen of Lewy lichaampjes waarneembaar zijn. In mijn proefschrift onderzocht ik de moleculaire processen die het ontstaan van de Lewy lichaampjes en de celdood veroorzaken'. Dijkstra onderzocht neurologisch gezonde donoren, donoren met incidentele Lewy lichaampjes (met nog geen klinische klachten) en patiënten met de ziekte van Parkinson. Dijkstra: 'Opmerkelijk was dat wij in de substantia nigra een verlies zagen van kwetsbare zenuwcellen nog vóór er Lewy lichaampjes zichtbaar waren. Dit geeft aan dat de aanwezigheid van de Lewy lichaampjes niet het verlies in zenuwcellen veroorzaakt'. Voordat de Lewy lichaampjes ontstaan treden er allerlei veranderingen op in moleculaire processen. Zo vond Dijkstra een ontregeling in de zogenaamde mTOR en EIF2 processen tijdens het gehele ziekteverloop. Op het moment van de formatie van Lewy lichaampjes vond ze een sterke rol voor mitochondriale disfunctie en het ubiquitine proteasoom systeem in meerdere kwetsbare structuren. Ze heeft ook andere processen geïdentificeerd die nog niet eerder met de ziekte van Parkinson geassocieerd waren, namelijk de regulatie van vertakte keten aminozuren en regulatie van polyamine. Deze processen werden niet eerder in verband gebracht met de ziekte van Parkinson en kunnen meer inzicht bieden in het ontstaan van de ziekte. Deze processen zullen in meer detail onderzocht moeten worden. Het onderzoek van Anke Dijkstra is medegefinancierd door het Prinses Beatrix spierfonds.
Er is op dit moment aandacht voor de veiligheid van het diabetesgeneesmiddel Onglyza (saxagliptine). Aanleiding is een aanvullende analyse door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) van gegevens van een studie uit 2013, de SAVOR studie. Uit deze SAVOR studie bleek dat er een verhoogd risico is op ziekenhuisopnamen door hartfalen. In Europa is deze informatie al in 2014 beoordeeld en aan de productinformatie voor arts en apotheker (SmPC) en de bijsluiter toegevoegd. In de aanvullende analyse concludeert de FDA nu dat er mogelijk een verhoging van het risico op sterfte is. Bij de eerdere beoordeling van de data van de SAVOR studie werd weliswaar ook een kleine toename gezien, maar deze werd niet als significant beoordeeld; het gaf geen aanleiding om in actie te komen. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) onderzoekt samen met het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA) wat deze aanvullende analyse van de FDA precies betekent en of er consequenties aan verbonden moeten worden. In mei zal op initiatief van het CBG deze zaak ook in het Europese geneesmiddelenbewakingscomité (PRAC) besproken worden. In de SAVOR studie werden werkzaamheid en veiligheid op hart en vaten (cardiovasculaire effecten) van saxagliptine onderzocht onder ruim 16.000 patiënten met type 2-diabetes. Advies gebruikers Onglyza Patiënten wordt afgeraden om op eigen initiatief te stoppen met het gebruik van dit geneesmiddel. Als patiënten desondanks ongerust zijn, dan kunnen zij het gebruik van het geneesmiddel bespreken met hun behandelend arts. Onglyza wordt gebruikt bij volwassenen met type 2-diabetes. Het middel heeft als werkzame stof saxagliptine en regelt de bloedsuikerspiegel. Als combinatie met metformine is het geneesmiddel in Europa te verkrijgen onder de naam Komboglyze. Onglyza is sinds 2009 en Komboglyze sinds 2011 geregistreerd in Nederland. Saxagliptine wordt voorgeschreven samen met andere diabetes medicijnen als deze alleen onvoldoende resultaat geven of als metformine niet gebruikt kan worden. In 2013 werden Onglyza en Komboglyze in Nederland door ongeveer 2.600 patiënten gebruikt (bron: GIP databank).
VUmc-wetenschappers gaan nieuwe technologieën ontwikkelen voor nauwkeurige diagnose en op maat gesneden behandeling van de gevolgen van neurologische aandoeningen – zoals een herseninfarct en MS – en aandoeningen van het zenuwstelsel – zoals gehoorbeperking en chronische pijn. Dit doen zij samen met collega’s van andere umc’s, universiteiten en het bedrijfsleven. Een financiële injectie van 4 miljoen euro door Technologiestichting STW maakt dit mogelijk. Het STW-programma NeuroCIMT, Neuromodulation by Continuous and Integrated Monitoring and Treatment richt zich onder andere op patiënten die een beroerte hebben gehad, mensen met chronische pijn en patiënten met ongewenste bloeddrukdaling bij houdingsverandering (orthostatische hypotensie). In nauwe samenwerking met de TU Delft en TU Twente en diverse bedrijven worden technieken ontwikkeld voor ambulante precisiediagnostiek en geïntegreerde behandeling, zoals bijvoorbeeld neurostimulatie. Onder andere door gebruik van EEG, die elektrische activiteit van de hersenen meet, proberen de onderzoekers meer te weten te komen over functie van het centrale zenuwstelsel als regelaar van processen als beweging, pijngewaarwording en bloeddruk. De onderzoekers zullen gedetailleerde en kwantitatieve modellen ontwikkelen van het zenuwstelsel als regelaar. Daarbij zoeken ze zowel naar overeenkomsten als verschillen tussen aandoeningen in de gehoorschors, pijnregulatie, bloeddrukregeling en bewegingssturing. Door grondige analyse van de onderliggende mechanismen hopen de onderzoekers nieuwe methoden te ontwikkelen om patiënten optimaal te ondersteunen om hun autonomie te herwinnen en kwaliteit van leven te verbeteren, bijvoorbeeld door gerichte biofeedback en neurostimulatie. Een voorbeeld van een al lopend onderzoek op dit gebied is de zogenaamde 'hersenmeetbus' , die door het land trekt om het herstel van patiënten na een beroerte in kaart te brengen. VUmc is nauw betrokken bij de totstandkoming van NeuroCIMT. De afdelingen revalidatiegeneeskunde, anesthesiologie, interne geneeskunde- ouderengeneeskunde werken mee aan dit onderzoek. Overige partners zijn de TU Delft, Universiteit Twente, Radboud Universiteit Nijmegen, Erasmus MC, Radboud UMC, UMC Utrecht, TMS- International, 2M Engineering en MotekForceLink. NeuroCIMT is een initiatief van het IMDI (Innovative Medical Devices Initiative) consortium "Neurocontrol" waarin onderzoekers, artsen en het bedrijfsleven structureel samenwerken om nieuwe revalidatietechnologie te ontwikkelen met als doel de zorg bij chronische aandoeningen beter en goedkoper te maken.
Volgend jaar verandert de screening op baarmoederhalskanker in Nederland. Het is belangrijk dat de nieuwe test voldoet aan internationale richtlijnen en baarmoederhalskanker opspoort in diverse bevolkingsgroepen. Rong Wang onderzocht onder andere de huidige screeningspraktijk in een dichtbevolkt en divers land, China. Op basis van een analyse van onderzoeksgegevens uit 37 Chinese steden reikt ze verbeteringen aan voor de toekomstige screening op baarmoederhalskanker, zowel in Nederland als in China. Baarmoederhalskanker is de derde meest voorkomende kanker bij vrouwen. De ziekte wordt veroorzaakt door infectie met het hoog-risico humaan papillomavirus (hrHPV). De ziekte ontwikkelt zich langzaam waardoor het loont om na te gaan welke vrouwen een hoger risico op de ziekte lopen. Dat risico wordt ingeschat door een uitstrijkje te maken om eventuele afwijkende cellen op te sporen. In Nederland gebeurt dit nu iedere vijf jaar bij vrouwen tussen de dertig en zestig jaar, waardoor het aantal sterfgevallen aanzienlijk is afgenomen. In China is momenteel nog geen bevolkingsonderzoek voor baarmoederhalskanker. De HPV-test zou kunnen worden gebruikt als primaire screeningsmethode. Doordat de meeste HPV-infecties van voorbijgaande aard zijn, is het noodzakelijk om een vervolgtest te doen, om juist die vrouwen op te sporen die (een voorstadium van) baarmoederhalskanker hebben. De vervolgtest zou de analyse van DNA methylatie-merkers kunnen zijn. In haar onderzoek laat Wang zien dat, door deze test toe te voegen, bijna alle uitstrijkjes (80-92%) van vrouwen met (voorstadia van) baarmoederhalskanker positief blijken te zijn, en de normale uitstrijkjes bijna allemaal negatief (1,2-6%). Tot slot formuleert Wang verbeteringen voor de screening op baarmoederhalskanker die nuttig kunnen zijn voor toekomstige screening. Rong Wang (1977) studeerde klinische diagnostiek aan de Tianjin Medical University in China. Zij verrichtte haar promotieonderzoek binnen onderzoeksinstituut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen (afdeling Gynaecologische Oncologie). Het onderzoek werd gefinancierd door de Alliance of Technology Transfer Professionals (ATTP). Wang werkt momenteel als docent aan Tianjin Medical University.
Hoe is ooit leven ontstaan uit levenloze chemische verbindingen? Die vraag blijft een enorme uitdaging en motiveert het experimentele onderzoek naar het nabootsen van biologische systemen. Belangrijk hierbij is zelfreplicatie (moleculen die hun eigen productie stimuleren) en chiraliteit, waarbij van hetzelfde molecuul twee spiegelbeelden bestaan, vergelijkbaar met een linker- en rechterhand. Biologische systemen kenmerken zich door ‘linkshandige’ L-aminozuren. Francesca Caprioli onderzocht hoe in een niet-levend systeem waarin geen voorkeur bestaat voor L- en R- aminozuren toch de L-aminozuren de overhand kunnen krijgen. Zij beschrijft verschillende reacties die tot zo’n voorkeur kunnen leiden. Een beter begrip van de manier waarop slechts één variant ontstaat is ook nuttig voor de geneesmiddelenindustrie. Van verschillende geneesmiddelen bestaat namelijk een L- en een R- variant. En vaak werkt de ene variant wel, terwijl de andere vooral voor ongewenste bijwerkingen zorgt. Geneesmiddelenfabrikanten willen daarom graag weten hoe ze via chemische reacties alleen de werkzame variant in handen kunnen krijgen. Het primaire doel van het onderzoek van Caprioli was het ontwerpen van een systeem voor de asymmetrische autokatalytische synthese van zowel quaternaire als tertiaire amonizuren. Parallel aan dit onderzoek is de katalytische enantioselectieve synthese van tetrahydroisochinoline derivaten ontwikkeld, welke zéér veel voorkomende motieven zijn in biologisch actieve moleculen en moderne geneesmiddelen. Tevens is intensief onderzoek verricht naar de geobserveerde asymmetrische amplificatie in de 1,2-additie van Grignard reagentia aan α,β-onverzadigde ketonen. Francesca Caprioli (Venosa, Italië) verrichtte haar promotieonderzoek aan het Stratingh Institute for Chemistry van de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Zij werkt inmiddels bij Syncom, een Gronings bedrijf voor organisch chemisch contractonderzoek.
Het doel van dit proefschrift is het verbeteren van de selectiviteit en opbrengst van de productie van specifieke metabolieten van geneesmiddelen, met speciale aandacht in deze studie voor N-dealkylatie-metabolieten. Electrochemie wordt gebruikt om geneesmiddelmetabolieten te produceren met nauwkeurige controle van de potentiaal. De selectiviteit en opbrengst van de metabolieten gesynthetiseerd met directe electrochemie zijn echter vaak erg laag, wat de scheidingsprocessen arbeidsintensief en de opschaling van de productie moeilijk maken.Electrodes gemodificeerd met humane enzymen van de Cytochroom P450 (CYP450) familie maken het mogelijk om de selectiviteit te verhogen door het oxidatieve metabolisme van geneesmiddellen na te bootsen op de wijze waarop dat in vivo door CYP450 plaatsvindt. We hebben een gouden schijfelectrode gemodificeerd met het metalloporfyrine hemine, de actieve factor van CYP450, voor een in situ karakterisatie met ‘surface enhanced Raman scattering spectroelectrochemistry’ (SERS SEC).De opbrengst van N-dealkylatie metabolieten is sterk afhankelijk van de grootte van het oppervlak van de werkelectrode. Om deze reden hebben we nanoporeuze goudelectrodes (nanoporous gold, NPG) gemaakt. Het bleek dat NPG de N-dealkylatie-reactie zeer efficient kan katalyseren zonder een potentiaal op de electrode te gebruiken. Bovendien is de selectiviteit van N-dealkylatie op NPG sterk verbeterd ten opzichte van gerapporteerde electrochemische methodes.Voortbouwend op de ‘in-batch’ catalyse op NPG hebben we een continue-doorstroom reactor met een geïntegreerd NPG-oppervlak geconstrueerd voor de katalytische N-dealkylatie van lidocaine, metoprolol, en atropine. Een dergelijk continue-doorstroomsysteem heeft een snelle respons, is eenvoudig te gebruiken en is daarom veelbelovend voor het opschalen van N-dealkylatiereacties voor de synthese van geneesmiddelmetabolieten.
Bron: RUG
Het metabolisme (de stofwisseling) van een cel bestaat uit de chemische omzetting van tal van verbindingen op tal van verschillende plaatsen binnen die cel. Hoe energie stroomt door dit complexe netwerk (de flux) is het onderwerp van het proefschrift van Bastian Niebel. Door zijn werk is het nu beter mogelijk het metabolisme van een cel te voorspellen en te kwantificeren. Dit is belangrijk voor zowel fundamenteel onderzoek als voor de industriële ontwikkeling van speciale stammen van micro-organismen voor de productie van grondstoffen of bijvoorbeeld geneesmiddelen. De principes die de metabolische fluxen in een cel vormgeven, worden slecht begrepen. Omdat verschillende organismen vergelijkbare metabolische flux patronen hebben, veronderstelde Niebel dat fundamentele thermodynamische principes metabolisme zouden kunnen reguleren. Hij ontwikkelde daarom een contstraint-based model voor Saccharomyces cerevisiae (bakkersgist), dat een uitvoerige beschrijving bevatte van de biochemische thermodynamica en Gibbs energie balans. Met behulp van niet-lineaire regressie analyse van kwantitatief metaboloom (de verzameling van alle stofwisselingsproducten) en fysiologische data ontdekte Niebel dat er een maximale snelheid is voor de overdracht van cellulaire entropie. Indien dit limiet werd toegepast in flux balans analyse in combinatie met groei maximalisatie, voorspelde zijn model correct de fysiologie, intracellulaire metabolische fluxen en maximale groeisnelheden bij verschillende glucose opname snelheden en op verschillende koolstofbronnen. Klaarblijkelijk worden metabolische fluxen in gist bepaalt door reactiestoichiometrie, fundamentele thermodynamische beperkingen en groei maximalisatie. Hierna combineerde Niebel zijn model met isotopomeer balanceren om de metabolische fluxen te kwantificeren in S. cerevisiae. Deze statistische methode maakt het mogelijk om een breed scala van verschillende experimentele data, zoals extracellulaire snelheden, metaboliet concentraties, standaard Gibbs energieën van reacties en 13C isotopomeer patronen, te combineren. Hierdoor kan met een minimale hoeveelheid van veronderstellingen de metabolische fluxen en hun betrouwbaarheidsintervallen worden geschat en een precies beeld gegeven worden van de werkelijke flux ruimte. Verder maakte deze methode het ons ook mogelijk om de voor- en achterwaartse fluxen door enzymatische reacties te schatten, wat de deur opent naar het bepalen van kinetische snelheden in vivo. Bastian Niebel verrichtte zijn onderzoek bij de afdeling Molecular Systems Biology van het Groningen Biomolecular Sciences and Biotechnology Institute (GBB), faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen. Bij diezelfde groep werkt hij nu als post doc onderzoeker. Zijn promotie onderzoek is gefinancierd door NWO.
Over een paar jaar is het mogelijk via bloedonderzoek van een zwangere vrouw vast te stellen of haar baby het syndroom van Down heeft. Dat verwacht gynaecoloog Lieve Christiaens. Zij zegt dit in het oktobernummer van Uniek, het magazine van het UMC Utrecht. In het bloed van zwangere vrouwen zit erfelijk materiaal van haar baby. Geavanceerde testen maken het mogelijk om de baby genetisch te onderzoeken na een eenvoudige bloedafname bij de moeder. Zo is bijvoorbeeld het syndroom van Down op te sporen. “Met deze nieuwe methode kunnen we het aantal vlokkentesten en vruchtwaterpuncties drastisch verminderen”, vertelt gynaecoloog Lieve Christiaens van het UMC Utrecht. “In sommige instituten in Amerika en China wordt het al aangeboden. In Nederland werken de UMC’s samen aan het Non Invasieve Trisomie Onderzoek. Dit houdt in dat we deze methode gaan valideren met het doel de test straks ook hier te kunnen aanbieden. Als we de handen ineenslaan, kan het al over twee jaar zover zijn.” De nieuwe test zou miskramen kunnen voorkomen. In drie per duizend gevallen leidt een vruchtwaterpunctie tot een miskraam van een gezond kindje. In Nederland worden zo’n tienduizend vruchtwaterpuncties en vlokkentesten per jaar uitgevoerd. Dat veroorzaakt ongeveer dertig miskramen per jaar. Wetenschappers zijn net mensen. We moeten de romantische mythe over nobele, belangeloze wetenschappers niet langer in stand houden, vindt decaan Frank Miedema. De dodelijke spierziekte ALS is nog steeds niet te genezen. Het UMC Utrecht blijft speuren naar oorzaken van de ziekte, in de hoop dat het leidt tot nieuwe medicijnen.
Kinderen met ADHD en/of taalontwikkelingsstoornissen hebben vaak ook leesproblemen. Barry de Groot deed hier onderzoek naar. Problemen met klankverwerkings- en benoemprocessen blijken hierbij een belangrijke rol te spelen, evenals problemen met het verschuiven van de aandacht in de ruimte (aandachtsoriëntatie). Uit het onderzoek blijkt dat met de ernst van een leesprobleem de betrokkenheid van klankverwerkings- en benoemprocessen groter wordt. Een bovengemiddeld goede technische leesprestatie wordt juist veel minder door deze processen bepaald. Verder blijkt dat het hebben van een bijkomende taalontwikkelingsstoornis aanwezige leesproblemen vaak aanzienlijk verergert, terwijl daar bij ADHD nauwelijks sprake van lijkt te zijn. De vaardigheid om de namen van cijfers en letters snel uit het lange termijngeheugen te kunnen ophalen en te benoemen kan mogelijk differentiaal-diagnostisch ingezet worden bij kinderen met een ernstige lees- en/of taalontwikkelingsstoornis. Een deficiënte klankverwerkingsvaardigheid bleek daarentegen een gemeenschappelijk kenmerk te zijn van deze stoornissen. Klankverwerkings- en benoemprocessen zijn duidelijk sterker gerelateerd aan leesproblemen dan aan ADHD. Echter, gegeven de overeenkomsten tussen kinderen met specifieke leesproblemen en kinderen met leesproblemen en ADHD, zowel wat betreft het lezen zelf en leesgerelateerde cognitieve verwerking, lijkt er in dit geval geen empirische basis te zijn voor een verder differentiaal-diagnostisch onderscheid. Selectieve aandacht – en in het verlengde mogelijk ook het werkgeheugen – blijkt een relevante bijdrage te leveren aan de technische leesvaardigheid naast klankverwerkings- en benoemprocessen. Bovendien blijkt dat selectieve aandacht een relevante controlevariabele vormt bij het vaststellen van klankverwerkings- en benoemvaardigheden. Kinderen met een ernstige leesstoornis hebben specifieke problemen met het verschuiven van de aandacht in de ruimte (aandachtsoriëntatie). Door aan te tonen dat aandachtsoriëntatie een gemeenschappelijk aspect is van lezen en het snel (continu) benoemen van cijfers en letters, draagt dit onderzoek bij aan een verbeterd theoretisch inzicht in de (sterke) relatie tussen deze processen. Barry de Groot voerde zijn promotieonderzoek uit bij de afdeling Orthopedagogiek, onderzoekslijn Leer- en Onderwijsproblemen via de onderzoeksschool Behavioural Cognitive Neurosciences. Hij blijft bij Orthopedagogiek werkzaam als Assistent Professor Special Needs Education/Learning Disorders.
Tegenwoordig denken veel mensen zonder coeliakie dat gluten hen klachten geven. Omdat harde cijfers ontbraken, vroegen arts-onderzoekers van de afdeling maag-, darm-, leverziekten van VUmc bijna 800 Nederlanders: krijgt u klachten na het eten van gluten? Ruim 6 procent van de ondervraagden gaf aan dat gluten bij hen klachten als een opgeblazen gevoel, winderigheid en vermoeidheid veroorzaakten. Maar de publicatie in het wetenschappelijke tijdschrift Nutrients laat zien dat deze klachten wellicht een andere oorzaak hebben. De VUmc-onderzoekers Gerd Bouma en Tom van Gils hielden een enquête onder 785 volwassenen (op markten, tandartspraktijken en universiteit om een zo representatief mogelijke groep te krijgen) in heel Nederland. 6,2% van de deelnemers rapporteerde klachten die zij relateren aan het eten van gluten. Opvallend was dat deze groep mensen ook vaker buikklachten aangaf na het eten van producten zoals kool, peulvruchten en ui. In deze producten zitten geen gluten maar wel veel FODMAPs, dat zijn koolhydraten die kunnen zorgen voor gasvorming en vocht in de darm aantrekken. Ook opvallend: 35% van de glutensensitieve mensen zegt minder klachten te hebben bij het eten van speltbrood, terwijl hierin juist veel gluten zitten. Bouma: "Dit onderzoek ondersteunt de theorie dat gluten niet noodzakelijk de oorzaak hoeven te zijn van de klachten bij deze mensen." Belangrijkste uitkomsten op een rijtje:
6,2% rapporteerde klachten die zij relateren aan het eten van gluten. Dit zijn vaker vrouwen, mensen met een jongere leeftijd en mensen uit stedelijk gebied.
Meest gerapporteerde klachten: opgeblazen gevoel, vage buikklachten, winderigheid en vermoeidheid.
Ondanks klachten starten in Nederland maar weinig mensen op eigen initiatief een glutenvrij dieet. Slechts 4% van alle zelfgerapporteerde glutensensitieve mensen is een glutenvrij dieet gestart en 43% een glutenbeperkt dieet.
Mensen met glutensensitiviteit hebben vaker buikklachten na het eten van hoog FODMAP-bevattende producten (zoals kool, peulvruchten en ui) dan de controles. FODMAPs zijn koolhydraten die kunnen zorgen voor gasvorming en het aantrekken van vocht in de darm. Glutenrijk voedsel bevat ook vaak veel FODMAPs.
35% van de glutensensitieve mensen rapporteert minder klachten bij het eten van speltbrood (hierin zitten echter veel gluten).
Steeds meer mensen geven klachten aan als ze gluten eten. Of deze klachten worden veroorzaakt door gluten of andere stoffen in granen is nog niet duidelijk. Deze groep moet worden onderscheiden van mensen met de ziekte coeliakie . Bijna 1% van de bevolking heeft coeliakie of glutenintolerantie: bij deze mensen raakt het slijmvlies van de dunne darm ontstoken door het eten van gluten, een eiwit dat van nature voorkomt in tarwe, rogge en gerst. Het is belangrijk dat bij klachten samenhangend met gluten, coeliakie op een goede manier wordt uitgesloten voordat mensen op eigen initiatief een glutenvrij dieet starten. Dit kan meestal met een eenvoudige bloedtest bij de huisarts.
Bron: VUmc
De cursus ‘Stop de bloeding – red een leven’ is bedoeld om zoveel mogelijk omstanders te leren hoe ze levensbedreigend bloedverlies kunnen stoppen. In de traumazorg is ernstig acuut bloedverlies de belangrijkste ‘ziekte’ die het leven van ongevalspatiënten kan bedreigen. Iemand met een slagaderlijke bloeding kan in drie tot vijf minuten doodbloeden. De Nederlandse Vereniging voor Traumachirurgie (NVT) heeft daarom besloten om de cursus en campagne te ondersteunen. De traumachirurg is de aangewezen specialist als het gaat om de acute behandeling van letsels die gepaard gaan met ernstig bloedverlies. ‘Stop de bloeding – red een leven’ draagt bij aan de overlevingskansen van traumapatiënten. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de NVT dit initiatief enthousiast ondersteunt en actief wil bijdragen aan de verdere verspreiding van deze cursus door Nederland. In september 2016 is door een projectgroep van VUmc traumachirurgie, VUmc Academie en Netwerk Acute Zorg Noordwest gestart met de opzet van een cursus om mensen te leren hoe ze levensbedreigend bloedverlies moeten stoppen. Naast deze basiscursus is er ook een instructeurscursus opgezet, waarin instructeurs worden opgeleid om deze kennis verder te verbreiden en zelf te doceren aan groepen. Vanaf de start in december 2016 zijn er al ruim 800 mensen opgeleid en de komende cursussen zijn grotendeels volgeboekt. Om het belang van ‘Stop de bloeding’ te ondersteunen, is er campagne gevoerd om ook bij partijen als politie, brandweer, EHBO etc. het initiatief onder de aandacht te brengen. Daarnaast heeft de projectgroep een faciliterende rol gespeeld in het verkrijgbaar maken van de hulpmiddelen voor het stelpen van bloedingen. De samenwerking met de NVT vergroot het bereik richting de traumachirurgen en traumacentra. Tevens zijn zij als landelijke koepel een belangrijke speler richting andere belanghebbende organisaties in binnen- en buitenland. Dit kan de verdere uitrol van ‘Stop de bloeding – red een leven’ in Nederland bespoedigen.
Bron: VUmc
Hartpatiënten bij wie diuretica – medicijnen die helpen om de symptomen van overtollig vocht te verlichten – niet goed werken, hebben over het algemeen minder goede vooruitzichten dan mensen bij wie de medicijnen wél werken; de eerste groep belandt vaker (opnieuw) in het ziekenhuis of komt zelfs te overlijden. Dat ontdekte Mattia Valente. Hij ontwikkelde een manier om de slechte respons op diuretica meetbaar te maken, om zo meer inzicht te krijgen in de samenhang tussen acuut hartfalen en resistentie tegen plaspillen. Een goede nier- en hartfunctie hangen nauw samen. Patiënten met hartfalen krijgen vaak ook nierproblemen. Andersom hangen een slechte nierfunctie en hartfalen ook nauw samen. De nier is daarom een belangrijk doelorgaan in behandelingen voor hartproblemen. Dat wil niet zeggen dat alle medicijnen goed aanslaan. Resistentie tegen diuretica komt veel voor, maar er bestond nog geen manier om de respons op deze medicijnen te meten. Valente ontwikkelde een dergelijke meetmethode, en testte deze met behulp van onderzoeksgegevens van 1.745 patiënten die met acuut hartfalen in het ziekenhuis waren opgenomen. Valente concludeert dat een slechte respons op diuretica vaak samenhangt met een hogere leeftijd van patiënten, lagere bloeddruk, vaatlijden en bloedarmoede. Patiënten die wel goed op de medicijnen reageerden, kwamen minder vaak te overlijden en hadden minder last van kortademigheid na een hartaanval. Vervolgonderzoek naar hoe patiënten reageren op diuretica kan wellicht helpen om een betere individuele risico-inschatting te maken. Mattia Valente (1980) studeerde Geneeskunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek binnen het Groningen Kidney Center van het Universitair Medisch Centrum Groningen, waar hij in juli 2015 begint aan een opleiding tot cardioloog.
Prof. Tom Ottenhoff heeft op 16 oktober de Eijkman Medaille in ontvangst genomen in het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam. Ottenhoff krijgt deze prijs voor zijn werk aan het ontrafelen van de immunologie van lepra en tuberculose. Tom Ottenhoff krijgt de Eijkman MedailleMet zijn jarenlange zowel fundamentele als toegepaste onderzoek heeft Ottenhoff een belangrijke bijdrage geleverd aan de kennis van de afweer tegen lepra en tuberculose, aldus het Eijkman Medaillefonds. Tom Ottenhoff noemt het een grote eer om deze blijk van waardering te ontvangen. Ottenhoff is sinds 2001 hoogleraar Infectieziekten in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en maakt deel uit van vele grote internationale consortia van onderzoekslaboratoria op het gebied van immuniteit en vaccinatie. Hij promoveerde in 1986 op onderzoek naar lepra en was lange tijd lid van de Gezondheidsraad die de regering adviseert over medische onderwerpen. Tegenwoordig concentreert zijn onderzoek zich op tuberculose. Het Eijkman Medaillefonds werd opgericht op 1 oktober 1923 ter huldiging van prof. Christiaan Eijkman. Eijkman ontving in 1929 de Nobelprijs voor de ontdekking dat de ziekte beri beri niet veroorzaakt werd door een infectie of gifstof, maar ontstaat door gebrek aan vitamine B. De Eijkman Medaille wordt ongeveer eens in de twee jaar uitgereikt aan iemand die zich verdienstelijk heeft gemaakt op het gebied van de tropische geneeskunde.
Therapieën voor mensen die lijden aan afasie kunnen op een andere leest geschoeid worden. Dat blijkt uit onderzoek van Laura Bos en Rimke Groenewold, die allebei op 22 januari promoveren op een onderwerp binnen de afasie. Bos en Groenewold promoveren aan de Rijksuniversiteit Groningen, maar krijgen ook een doctorstitel van de Universiteit van Potsdam en Macquarie University (Sydney). Het is voor het eerst dat er aan de RUG dergelijke joint-PhD’s worden uitgereikt. Mensen met afasie (een taalstoornis door niet-aangeboren hersenletsel) hebben moeite met bijvoorbeeld het verwerken van grammaticaal complexe zinnen en woordvinding. In Nederland zijn er circa 30.000 mensen met afasie. Roelien Bastiaanse, de promotor van Bos en Groenewold, is hoogleraar neurolinguïstiek en gespecialiseerd in afasie. Zij onderstreept het belang van beide promoties. ‘Groenewold en Bos hebben allebei geprobeerd te doorgronden hoe taal ligt opgeslagen in de hersenen. Dat is uiterst belangrijk, omdat je alleen therapie kunt geven als je weet hoe taal in ons hoofd zit.’ Rimke Groenewold heeft zich in haar onderzoek gericht op de verwerking van directe-rede-constructies: bijvoorbeeld ‘Jan zei: “ik moet gaan”’, in plaats van ‘Jan zei dat hij moest gaan’. ‘Het blijkt dat mensen met afasie de constructie vaker gebruiken dan mensen zonder afasie. Het is waarschijnlijk een strategie om problemen met grammatica en woordvinding te omzeilen,’ aldus Groenewold. Ze onderzocht ook wat het effect hiervan is op de luisteraar. ‘Er wordt vaak geschreven dat de directe rede een positief effect heeft op levendigheid. Uit mijn onderzoek blijkt dat dat inderdaad zo is, en dat dit ook geldt voor spraak van mensen met afasie. Maar ik heb geen effect gevonden op waargenomen begrijpelijkheid.’ Uit Groenewolds onderzoek blijkt ten slotte dat zowel mensen met als mensen zónder afasie de directe rede beter begrijpen dan de indirecte rede. Groenewold pleit op basis van haar onderzoek voor frequenter gebruik van de directe rede in communicatie met afasiepatiënten. Laura Bos richtte zich in haar onderzoek op werkwoorden die naar de verleden tijd verwijzen. Voor mensen met afasie zijn werkwoorden vaak lastig, terwijl die nou juist zo belangrijk zijn in onze communicatie. Bovendien zijn werkwoorden die naar het verleden verwijzen (zoals ‘hij liep’) weer moeilijker dan werkwoorden die naar het heden of de toekomst verwijzen. Bos heeft vooral de Past Discourse Linking Hypothesis getoetst, opgesteld door Bastiaanse en collega’s. Volgens deze hypothese is verwijzing naar het verleden moeilijker dan verwijzing naar het heden, omdat er dan naar een activiteit vóór het moment van spreken verwezen wordt. Bos denkt dat haar onderzoek kan bijdragen aan de interpretatie van afasietesten en het ontwikkelen van nieuwe therapiematerialen. ‘Voor communicatie is begrijpelijke en informatieve taal belangrijk. Werkwoorden zijn nu een belangrijke focus van afasietherapie. Ik denk dat de diversiteit aan werkwoorden die de juiste betekenis dragen meer aandacht zou moeten krijgen dan de correcte vervoeging van werkwoorden.’ Bos en Groenewold promoveren binnen het IDEALAB-programma, gefinancierd door de Europese Unie. Ze ontvangen een joint-PhD bul. Dat houdt in dat een promovendus niet van één, maar van twee of meer universiteiten een doctorstitel krijgt - in dit geval ook van de Universiteit van Potsdam en Macquarie University. Het onderzoek en onderwijs behorend bij de promotie heeft plaatsgevonden in een gezamenlijk traject aan de betrokken universiteiten. Het is voor het eerst dat een dergelijk diploma aan de RUG wordt uitgereikt.
Deze week is bekendgemaakt dat 35 Europese kennisinstellingen en bedrijven de handen ineenslaan voor onderzoek naar vernieuwende behandelingen ter preventie van de ziekte van Alzheimer. VUmc Alzheimercentrum speelt daarin een belangrijke rol met de opzet van een Europees register van 24.000 mogelijke proefpersonen. Ook zal het VUmc Alzheimercentrum leidend zijn in trials in de Benelux. Het project European Prevention of Alzheimer's dementia (EPAD) heeft tot doel de ziekte van Alzheimer te voorkómen, en wil kennis vergaren over de aspecten van Alzheimer vóórdat iemand dementie krijgt. VUmc Alzheimercentrum zal een Europees register opzetten van 24.000 mogelijke proefpersonen. Zo'n1.500van hen zal gevraagd worden deel te nemen aan een trial om nieuwe behandelingen te testen ter preventie van de ziekte van Alzheimer. Het EPAD-programma heeft een budget van 64 miljoen euro, duurt 5 jaar en wordt uitgevoerd in het kader van het Innovative Medicine Initiative.
Genetische variatie beïnvloedt de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten (HVZ). Deze genetische factoren bepalen samen met meerdere klinische factoren (bijvoorbeeld diabetes mellitus en een verhoogd cholesterol) en omgevingsfactoren (bijvoorbeeld roken) het risico op het ontwikkelen van HVZ van de individu. Doordat al deze factoren in een ingewikkeld samenspel dit risico beïnvloeden worden HVZ onder de complexe ziektebeelden gerekend. Tot op heden zijn er meerdere genetische factoren in verband gebracht met verschillende aspecten van HVZ, maar consistente bevestiging van deze gerapporteerde bevindingen is schaars. Dit is waarschijnlijk voornamelijk te wijten aan het kleine aantal patiënten dat in de studies is onderzocht. Het doel van dit proefschrift was het verder uitzoeken van de genetische achtergrond van coronaire restenose en andere hart- en vaatziekten met behulp van grote, goed omschreven studie populaties. Bovendien onderzochten we de rol van genetische variatie op het verschil in respons op de behandeling met bepaalde medicijnen. Deze drie thema’s worden respectievelijk behandeld in deel I, II en III van dit proefschrift. Percutane coronaire interventie (PCI) is een veel gebruikte behandeling van pa- tiënten met coronair lijden. Een complicatie van PCI is het opnieuw gaan dichtzitten van het behandelde coronair (kransslagvat), ook wel restenose genoemd. Hoewel de incidentie van coronaire restenose na PCI aanzienlijk is afgenomen de laatste jaren, met name na de introductie van drug-eluting stents (DES), kunnen we deze complicatie nog niet geheel voorkomen en blijft het een belangrijke oorzaak van morbiditeit en be- hoefte aan re-interventie. In de eerste 2 hoofdstukken van deel I wordt er een uitgebreid overzicht van alle huidige kennis met betrekking tot coronaire restenose beschreven. hoofdstuk 2 beschrijft de achtergrond en risicofactoren van restenose. Ondanks het vele onderzoek naar restenose weten we nog steeds niet precies welke mechanismen er ten grondslag van deze complexe ziekte liggen. Men denkt dat de ontstekingsreac- tie, veroorzaakt door vasculaire schade die tijdens de PCI kan ontstaan, een grote rol speelt. Deze overactieve inflammatoire staat activeert vervolgens verschillende andere processen zoals, proliferatie en migratie van vasculaire gladde spiercellen en extracel- lulaire matrix (ECM) vorming. Samen kunnen deze processen leiden tot het ontslaan van restenose. Niet iedereen heeft hetzelfde risico om restenose te ontwikkelen. Patiënten met diabetes hebben bijvoorbeeld een verhoogd risico. Verder blijkt uit meerdere studies dat bepaalde genetische factoren dit risico beïnvloeden. In hoofdstuk 3 wordt met name ingegaan op de praktische kant van het probleem, zoals de verschillende ontwikkelingen om restenose te voorkomen en de behandeling van restenose. Veel innovatieve technologieën, waaronder DES en volledig biologisch afbreekbare stents, zijn reeds ontwikkeld en onderzoek naar de beste preventieve anti-restenose therapie, die zowel effectief en veilig is op de lange termijn, is nog steeds in volle gang. Mocht dan toch restenose ontstaan, zijn er verschillende behandelopties. Voorbeelden hiervan zijn re-implantatie van ofwel een bare-metal stent of een DES, een bypass operatie of de recent ontwikkelde drug-eluting ballon. Er is vooralsnog geen eenduidig advies over welke behandeling in welke situatie de voorkeur heeft. De resultaten van lopende onderzoeken zullen hier mogelijk meer houvast in gaan bieden. Zoals werd beschreven in de algemene inleiding, heeft genetisch onderzoek zich ontwikkeld van analyses van losse polymorfismen in kandidaat genen naar hypothese- vrije analyses van het hele genoom met genome wide association studies (GWAS). In hoofdstuk 4 beschrijven we de resultaten van de eerste GWAS die is gepubliceerd over restenose. Deze studie werd uitgevoerd in de GENetic DEterminants of Restenosis (GENDER) studie populatie. Na de analyses in GENDER werden de bevonden resultaten bevestigd in drie onafhankelijk studies, waarbij we uiteindelijk tot de conclusie kwamen dat er een, niet eerder beschreven, regio op chromosoom 12 geassocieerd was met restenose. De twee polymorfismen in deze regio werden behalve met restenose ook in verband gebracht met een verhoogd risico op sterfte in de GENDER studie en ook in de PROspective Study of Pravastatin in the Elderly at Risk study (PROSPER). Mogelijk heeft deze regio dus een bredere rol in HVZ. Omdat deze regio niet op een bepaald gen zit, maar tussen twee genen in ligt, denken wij dat het met name een rol speelt in de regulatie van genen. Verder onderzoek zal nodig zijn om dit uit te zoeken. Na het verkrijgen van de GWAS data wilden wij dit gebruiken om eerdere tegen- strijdige resultaten uit te zoeken over de rol van genetische variatie in twee ECM vor- mende genen, matrix metalloproteinase (MMP) 2 en 3. In hoofdstuk 5 hebben we de genotypische data uit eerdere kandidaat-gen studies in GENDER gecombineerd met de beschikbare GWAS gegevens om zo nog een gedetailleerder overzicht van de geneti- sche variatie binnen deze genen te krijgen. We concludeerden dat er geen duidelijke associatie was tussen de genetische variatie in MMP2 of MMP3 en restenose. Verder onderzoek hiernaar zal dus tot niets zinvols leiden en is dus nu niet langer nodig. In hoofdstuk 6 hebben we een andere statistische methode gebruikt om te kijken naar het gezamenlijke effect van meerdere polymorfismen. Aangezien we naar een complexe ziekte onderzoek doen, is het biologisch gezien plausibeler dat meerdere genen samenwerken in het ontstaan van restenose. Deze methode is dus mogelijk een betere manier om naar de relatie met restenose te kijken. In dit hoofdstuk hebben we meerdere polymorfismen, gelegen in alle eerder beschreven kandidaat-genen van restenose, tezamen geanalyseerd. We kwamen tot de conclusie dat het gecombineerde effect van de genetische variatie van 36 kandidaat-genen inderdaad is geassocieerd met restenose in de GENDER studie populatie, ondanks alle inconsistente resultaten uit eerdere studies. In hoofdstuk 7 hebben we deze techniek vervolgens toegepast om de invloed van hele biologische pathways op het ontstaan van restenose te onderzoeken. In deze studie hebben we aangetoond dat er een mogelijke rol is van de cel-ECM interactie pathway in de ontwikkeling van restenose. Van de verschillende genen in deze pathway bleek het PARVB gen het sterkst geassocieerd met restenose. Verschillende polymorfismen in dit gen werden vervolgens ook gerepliceerd in een onafhankelijke studie populatie. Tot slot presenteren we in het laatste hoofdstuk van deel I, hoofdstuk 8, de 10-jaars follow-up van de GENDER populatie. We laten zien dat ondanks eerdere publicaties, coronaire restenose na PCI niet is geassocieerd met een verhoogd risico op sterfte, niet op de korte termijn en ook niet op de lange termijn. Een aantrekkelijke conclusie zou kunnen zijn dat de huidige behandeling van patiënten met restenose is zo goed dat patiënten niet meer sterven aan deze aandoening en dat we ons daarom dus ook niet meer druk hoeven te maken over deze complicatie. Echter, ook al is dit misschien gedeeltelijk waar, restenose veroorzaakt nog steeds aanzienlijke morbiditeit. Dus is er nog steeds meer onderzoek naar restenose nodig. In deel II van dit proefschrift richten we ons op andere cardiovasculaire en vasculaire aandoeningen. In hoofdstuk 9 hebben we onderzoek gedaan naar de rol van processen die DNA schade herstellen in het ontstaan van een myocardinfarct of een beroerte. DNA schade en DNA herstel processen spelen mogelijk een rol in HVZ, maar slecht enkele studies hebben hier onderzoek naar gedaan. Ook in deze studie hebben we de analyses naar het gezamenlijke effect van meerdere polymorfismen gebruikt om de relatie van vijf DNA herstel pathways te analyseren in de GENDER en de PROSPER studie populaties. We laten zien dat de non-homologous end-joining pathway geassocieerd is met het optreden van een myocardinfarct in beiden populaties en dat deze associatie vooral werd veroorzaakt door de genetische variatie in het MRE11A gen. Dit gen heeft een belangrijke rol bij de herkenning van DNA schade en tevens een rol in de respons op dubbelstrengs breuken van het DNA. Dit is de eerste studie die een relatie laat zien van dit gen met HVZ. Aanvullende studies zullen nodig zijn om dit resultaat te bevestigen en om vervolgens deze mogelijke relatie verder biologisch uit te zoeken. In hoofdstuk 10 maken we een uitstap naar de nierziekten om onderzoek te doen naar het falen van dialyse fistels. Dit probleem lijkt namelijk op veel vlakken op reste- nose en mogelijk spelen dus ook dezelfde mechanismen een rol in het ontstaan van het falen van deze fistels. In dit onderzoek hebben we diverse polymorfismen onderzocht, gelegen in kandidaat genen voor dialyse fistel falen, maar ook in genen eerder geas- socieerd met restenose en aneurysma formatie van de aorta. Voor deze studie hebben we gebruik gemaakt van de Netherlands Cooperative Study on the Adequacy of Dialysis (NECOSAD) populatie. Van alle onderzochte polymorfismen waren alleen rs1466535 in het LRP1 gen en de factor V Leiden mutatie significant geassocieerd met fistel falen. In vergelijking met restenose spelen genetische factoren bij fistel falen mogelijk een kleinere rol. Lokale factoren, zoals de abnormale hemodynamiek en vaatschade, zijn mogelijk meer van invloed op het ontslaan van fistel falen. Deel III van dit proefschrift richt zich op de farmacogenetica van cardiovasculaire medicijnen. Farmacogenetica is het onderzoek naar genetische variatie die de respons beïnvloedt van een individuele patiënt op een bepaald geneesmiddel. De belangrijkste toepassing van deze farmacogenetische kennis is de ontwikkeling van gepersonali- seerde behandeling, doordat op basis van de genetische achtergrond het beste middel geselecteerd zou kunnen worden. In hoofdstuk 11 wordt een uitgebreid overzicht beschreven van de beschikbare farmacogenetische gegevens van de vijf belangrijkste groepen van cardiovasculaire geneesmiddelen. Er wordt in detail ingegaan op de variabiliteit in het effect van statines en hun risico op myopathie, de genetische deter- minanten van resistentie tegen plaatjesaggregatieremmers, de dosering problemen van orale anticoagulantia, de genetische variatie met betrekking tot suboptimale reacties op β-blokkers en de variabele respons van de bloeddruk en klinische uitkomstmaten bij patiënten die angiotensine converting enzyme (ACE)-remmers gebruiken. De algemene conclusie van dit overzicht is dat, ook al nemen we steeds kleine stapjes in de vooruitgang, er genoeg redenen zijn om optimistisch te zijn dat de tijd waarin we farmacogenetica kunnen gebruiken in de klinische praktijk om de behandeling van de individuele patiënt te optimaliseren in zicht komt. Tenslotte hebben we in hoofdstuk 12 de acht best geschreven polymorfismen, die van invloed zijn op de werking van aspirine en clopidogrel, geanalyseerd in een grote ongeselecteerde populatie van patiënten met ST-segment elevatie myocardinfarct. We hebben onderzocht of deze polymorfismen waren geassocieerd met trombotische uitkomsten en we laten zien dat het *2 risico allel van het CYP2C19 gen inderdaad sterk geassocieerd was met nieuwe trombotische complicaties na het myocardinfarct. Daarnaast werd er ook een relatie gezien met het -842A>G polymorfisme in het COX1 gen. Vooral patiënten die twee of meer risico allelen van deze twee polymorfismen dra- gen hadden een hoog risico. Met deze studie laten we zien dat in patiënten die gezien worden in de dagelijkse klinische praktijk het testen op deze polymorfismen waardevol kunnen zijn bij de identificatie van de patiënten met een verhoogd risico op nieuwe cardiovasculaire problemen. Tijdens de laatste decennia is er enorme progressie geboekt in het genetische onder- zoek en onze kennis van de genetische achtergrond van veel ziekten is aanzienlijk toe- genomen. Na de voltooiing van het Human Genome Project in 2003 en de ontwikkeling van GWAS in 2005 zijn er al ruim 1500 van deze studies gepubliceerd over bijna alle denkbare ziektebeelden. Echter, gedurende laatste jaren hebben we een punt bereikt waarop we onze gedachten weer moeten verbreden buiten de traditionele GWAS analyses. Deze analyses hebben geleid tot vele interessante en nieuwe bevindingen, maar gezien het feit dat de meeste veelvoorkomende ziekten door meerdere genen worden beïnvloed, zijn andere meer geavanceerde statistische methoden waarschijnlijk meer geschikt om de GWAS data te analyseren. In dit proefschrift hebben we een aantal van deze nieuwere statistische methoden toegepast om naar het gezamenlijke effect van meerdere polymorfismen te kijken. Ook al zijn we nu een stap verder met deze analyses, we zijn nog verre van de ultieme analyse methode om de grote hoeveelheid informatie, die gegenereerd wordt tijdens een GWAS, volledig mee te analyseren. Toekomstige ont- wikkelingen zullen zeker nog betere en meer geavanceerde methoden opleveren die ons bij de interpretatie van deze gegevens helpen. Tot nu toe blijft echter de variantie die verklaard wordt met de genetische variatie beperkt en ook is de grootte van het effect van de losse polymorfismen laag waardoor grote studie populaties nodig zijn om relaties aan te tonen. De vorming van consortia waarbinnen de gegevens van meerdere studies gecombineerd worden zullen dan ook meer betrouwbare resultaten opleveren dan de individuele studies. Een andere recente ontwikkeling in het genetisch onderzoek is de beschikbaarheid van next-generation sequencing, waarmee in nog meer detail het genoom geanalyseerd kan worden. Voor ons volledige begrip van de biologische achtergrond van HVZ zal het analyseren van alleen genetische data echter niet voldoende zijn. Integratie met andere onderzoeksgebieden, zoals eiwitanalyses en epigenetica, zal nodig zijn om daadwerke- lijk de biologische processen te begrijpen. Een groot probleem van de meeste genetische associaties studies is dan ook om de gevonden genetische associaties te vertalen naar biologische processen. Vooral de top hits van de GWAS studies zijn van polymorfismen met een onbekende functie, die niet in een gen liggen maar tussen genen in of zelfs gen-deserts. Het is heel gemakkelijk om te concluderen dat meer ‘functionele’ studies moeten worden uitgevoerd om deze relaties verder uit te zoeken. Deze studies zijn ech- ter vaak zeer tijdrovend en duur en leiden vaak niet tot het gewenste resultaat. Daarom zal het bewijs van een genetische associatie overtuigend genoeg moeten zijn voordat er met verder onderzoek gestart wordt. Enkele voorbeelden van mogelijke follow-up analyses omvatten het onderzoeken of de polymorfismen de expressie of functie van een gen beïnvloeden, bijvoorbeeld met mRNA expressie analyses of allelische expressie onbalans. Sequentiebepaling van een regio kan leiden tot de identificatie van een func- tionele variant die in linkage disequilibrium is met het geassocieerde polymorfisme. Wanneer een functioneel gen of regio met voldoende bewijs is geïdentificeerd kunnen experimentele modellen in vitro of in vivo, in diermodellen indien beschikbaar, worden toegepast. Echter ook zonder ons volledige begrip van het exacte effect van een polymorfisme, zouden we deze genetische gegevens al wel in de praktijk kunnen toepassen in de vorm van risicovoorspelling. Risicovoorspelling is een belangrijk aspect tijdens de preventie en behandeling van HVZ. Door de jaren heen zijn er meerdere risicoscores ontwikkeld voor verschillende ziektebeelden voor het voorspellen van het risico van de individuele patiënt, allemaal met behulp van klinische parameters. Onze kennis van de molecu- laire achtergrond van HVZ zou kunnen bijdragen aan de verbetering van de huidige risicomodellen. De tot op heden gepubliceerde studies naar de toegevoegde waarde van genetische polymorfismen op klinische risicoscores, rapporteren echter gemengde resultaten. Er zijn dus meer studies nodig. Met name genetische markers met een groot effect, zoals CYP2C19*2 op trombotische uitkomsten tijdens clopidogrel behandeling, aangetoond in hoofdstuk 12, hebben waarschijnlijk de grootste kans om de klinische risicoscores voor de betreffende eindpunten te verbeteren.
Hodgkin-tumorcellen weten het menselijke immuunsysteem om de tuin te leiden door bepaalde eiwitten uit te schakelen. UMCG-onderzoeker Zheng Liang ontdekte dat dat bijvoorbeeld geldt voor de antigeenpresenterende eiwitten HLA-klassen 1 en 2. Het uitschakelen van deze eiwitten verhindert dat het lichaam een passende afweerreactie aanmaakt. Het klassieke Hodgkin lymfoom (HL) is een vorm van kanker waarin een klein aantal tumorcellen verspreid ligt in een reactieve achtergrond. Deze reactieve cellen zorgen voor een micromilieu dat tumorcellen helpt groeien en overleven. Liang onderzocht welke overlevings- en ontsnappingsmechanismen de tumorcellen daarbij moleculair gezien gebruiken. Een van die ontsnappingsmechanismen is dus het onderdrukken van de expressie van bepaalde eiwitten – moleculen die in staat zijn een reactie van het afweersysteem op te wekken. Een overlevingsstrategie van de tumorcellen, zo ontdekte Liang, is het activeren van de insuline-like groeifactor-1 (IGF-1R). Opmerkelijk genoeg blijkt de aanwezigheid van deze groeifactor ook verband te houden met een verbeterde overleving van patiënten. Zheng Liang (1974) studeerde Geneeskunde aan de Tianjin Medical University in China. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij het Cancer Research Center Groningen van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd middels een Abel Tasman Talent fellowship (UMCG). Liang werkt als oncoloog en KNO-arts in de Tianjin Medical University (China).
Drie keer per dag medicatie gebruiken, áltijd vetten en calorieën tellen, op vaste tijden naar de supermarkt en altijd noodmedicatie mee; chronisch zieke patiënten hebben veel leefregels. Artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners weten dit goed te adviseren, maar begrijpen ze ook hoe het is om zo elke dag te moeten leven? Om daar achter te komen gaan vanaf 9 mei meer dan 120 medewerkers van het UMC Utrecht en Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) de ‘serious challenge’ aan en 14 dagen leven volgens de gesimuleerde leefregels van een chronisch zieke jongere. In Nederland heeft 15 procent van de bevolking jonger dan 18 jaar een chronische aandoening. Deze patiënten moeten zich in het dagelijks leven aan veel regels houden. Drie keer per dag medicatie slikken bijvoorbeeld, beweegnormen halen of een streng dieet volgen. Patiënten met een taaislijmziekte (cystic fibrosis) mogen zelfs niet tussen 17.00 en 20.00 uur naar de supermarkt, omdat de kans op infecties dan een stuk groter is door de hoeveelheid mensen in de winkel. Tijdens de challenge volgen medewerkers twee weken lang een aantal vooraf bepaalde leefregels, om beter te kunnen begrijpen waar patiënten tegenaan lopen. “Kors van der Ent, kinderlongarts en één van de initiatiefnemers van de serious challenge: “Natuurlijk kunnen we ons nooit precies hetzelfde voelen als een echt zieke patiënt en reageert iedereen op zijn eigen manier. Door deze actie willen we beter ervaren hoe lastig het soms voor ze is om zich aan deze regels te houden”. Stefan van Geelen, onderzoeker en mede-initiatiefnemer, vult aan: “Juist voor patiënten die wel verminderde lichaamsfuncties hebben, maar geen directe klachten ervaren is het extra lastig om zich aan alle regels te houden. Door de challenge hopen we patiënten nog beter te begrijpen en daardoor de zorg beter af te kunnen stemmen op de individuele patiënt.” De serious challenge is onderdeel van de Child Health week. Tijdens deze week, van 8 – 12 mei 2017, laat het WKZ aan haar medewerkers en bezoekers (ouders en patiënten) zien en ervaren hoe wetenschappelijk onderzoek bijdraagt aan betere zorg in het WKZ. Zij kunnen presentaties volgen over hoe het WKZ samen met patiënten onderzoek doet en over onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat er steeds meer maatwerk behandelingen voor kinderen mogelijk zijn. Er is onder andere een publiekslezing (interessant voor jong én oud) over jeugdreuma en er zijn allerlei activiteiten in de hal van het WKZ.
De ziekte van Huntington (ZvH) is een autosomale dominante neurodegeneratieve aandoening die wordt veroorzaakt door een abnormale expansie van het huntingtine gen, dat zich bevindt op chromosoom 4. Het klinisch beeld wordt getypeerd door een trias van symptomen: bewegingsstoornissen, gedragsveranderingen en cognitieve achteruitgang. De ziekte uit zich doorgaans ongeveer tussen de 30 en 50 jaar. In deze belangrijke periode van het leven heeft de ziekte dan ook een zeer ingrijpend effect op het werk, gezins- en persoonlijke leven van een persoon. Tot op heden is er geen genezing mogelijk en is er geen manier om de progressie van de ziekte te vertragen of veranderen. Het erven van het gen leidt dan ook onherroepelijk tot ziekte en een vroegtijdig overlijden. Met de chromosomale lokalisatie van de ziekte in 1983, en de ontdekking van het gen in 1993, is het mogelijk geworden om op de aanwezigheid van het gen te worden getest. Wanneer iemand het gen heeft, maar nog geen uiterlijke symptomen van de ziekte vertoont, noemen wij iemand een ‘premanifeste gendrager’. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat bij deze premanifeste gendragers subtiele veranderingen op motorisch, gedrags- en cognitief gebied al aanwezig kunnen zijn, en dat deze samengaan met vroege veranderingen in zowel structuur en functie van het brein. Hoewel bijna alle cognitieve testen enige vorm van motorische respons vergen, vaak door verbaal of schriftelijk antwoord te moeten geven, is er weinig aandacht voor de invloed van motoriek op cognitieve testscores bij de ZvH. Bovendien is het bekend dat subtiele motorische afwijkingen al in de premanifeste fase van de ziekte aanwezig kunnen zijn. Dit maakt dat het onderzoeken en daarmee begrijpen van de mogelijk negatieve invloed van motoriek op cognitief functioneren noodzakelijk is wanneer we de progressie van cognitieve achteruitgang in alle stadia van de ZvH in kaart willen brengen. Dit proefschrift beschrijft het onderzoek dat wij hebben uitgevoerd naar cognitief functioneren in zowel de premanifeste als de manifeste fase van de ZvH, waarbij we gebruik hebben gemaakt van diverse meettechnieken. Bovendien hebben wij de invloed van de (subtiele) stoornissen in de motoriek op cognitieve scores onderzocht door verschillende maten van motoriek in ogenschouw te nemen in onze analyses. De P300 is een ‘event related potential’, dat wil zeggen een potentiaal dat is gerelateerd aan een gebeurtenis, en kan worden afgeleid uit het EEG. Het is een positieve piek die ongeveer 300 milliseconden na de presentatie van een stimulus kan worden gezien op het EEG. Er wordt verondersteld dat het een neurofysiologische maat is voor diverse aandachtsprocessen. De latentie waarmee de piek zijn hoogste punt bereikt wordt gekoppeld aan de snelheid waarmee een stimulus wordt geëvalueerd, of anders gezegd, aan de snelheid van aandachtsverwerking. De P300 amplitude wordt daarentegen gekoppeld aan de hoeveelheid aandacht die aan een stimulus wordt besteed. Een belangrijke eigenschap van de P300 is dat het een maat voor aandachtsprocessen is die onafhankelijk is van de invloed van motoriek. Wij hebben de P300 geregistreerd tijdens een aandachtstest, de Sustained Attention to Response test (SART), waarbij zeventien patiënten, 12 premanifeste gendragers en 15 controle personen werden onderzocht (hoofdstuk 2). Wij vonden dat de aandachtscontrole was aangedaan bij de patiënten, hetgeen bleek uit het hoge aantal fouten dat deze groep maakte. Uit verder onderzoek bleek dat er sprake was van een vertraging in reactietijd direct na het maken van een specifiek type fout. Dit kan het gevolg zijn van een bepaalde cognitieve compensatiestrategie genaamd ‘speed-accurracy trade-off’. Bovendien ging dit gebrek aan aandachtscontrole gepaard met een verlaagde P300 amplitude en een vertraagde latentie, wat verder bewijs is voor verlaagde aandachtscapaciteiten. In een longitudinale pilot-studie hebben wij de cross-sectionele resultaten van de SART met gelijktijdige P300 registratie verder onderzocht (hoofdstuk 3). Een deel van de deelnemers aan de cross-sectionele studie (vijf patiënten, negen premanifeste gendragers en 12 controles) werden na drie jaar nogmaals getest om de progressie van aandachtscontrole bij ZvH te onderzoeken. Nu maakten de patiënten wederom meer fouten en waren zij langzamer vergeleken met de andere twee groepen. Aanwijzingen voor compensatie strategieën in de vorm van speed-accurracy trade-off, zoals verondersteld in onze eerdere studie, werden nu echter niet gevonden. De vertraagde snelheid waarmee de patiënten reageerden voorkwam niet dat er fouten werden gemaakt. Een verklaring hiervoor kan zijn dat het gebruik van de strategie maximaal profijt heeft bereikt en geen voordelen meer oplevert vanwege de progressie van de ziekte in de groep patiënten. Aan de andere kant vonden we bij de premanifeste gendragers ook vertraging, en wel specifiek vlak voordat het maken van een fout werd vermeden. Omdat er verder geen vertraging in reactietijd werd gevonden, en omdat de geobserveerde vertraging niet samenging met het maken van meer fouten, concludeerden wij dat hier wel sprake kan zijn van een compensatiemechanisme. De progressie van cognitief functioneren in de premanifeste fase van de ZvH hebben we onderzocht in een longitudinale studie (hoofdstuk 4). De analyses betreffen de 29 premanifeste gendragers en 43 controle deelnemers die de zeven jaar follow-up afmaakten. Zij werden vier keer getest met een uitgebreide batterij van cognitieve testen die bijna alle gebieden van het cognitief functioneren, zoals bijvoorbeeld geheugen en executief functioneren, omvatten. Wij vonden dat de premanifeste gendragers op de domeinen van geheugen en concentratie verslechterden over tijd. Deze verslechtering werd echter vooral veroorzaakt door de deelnemers die gedurende de studie manifest werden. Wanneer de analyses werden herhaald zonder deze zogenaamde ‘converters’ bleek dat de premanifeste gendragers over tijd alleen verslechterden op de concentratie sub-test van de Wechsler Memory Scale. Hieruit concludeerden wij dat de meeste cognitieve verandering waarschijnlijk vlak voor het begin van de ziekte plaatsvindt. Verdere studie van dit cohort resulteerde in een tienjarige follow-up van patiënten en premanifeste gendragers (hoofdstuk 5). De testen die werden gebruikt in deze studie werden door middel van factor analyse samengebracht in vier factoren: drie cognitieve (globale cognitie, executief functioneren en geheugen) en een motor factor (motor snelheid). De progressie van de premanifeste gendragers (n=26), patiënten (n=19) en controle personen (n=87) op deze vier factoren over tien jaar werd onderzocht met behulp van multilevel regressie analyse. De patiënten lieten lagere baseline scores zien op alle cognitieve factoren. Toen de converters apart werden geanalyseerd van de deelnemers die premanifest bleven gedurende de studieperiode, bleek dat alleen de converters verslechterden over tijd op de executief functioneren factor, vergeleken met controles. Bovendien, toen de premanifeste groep werd verdeeld in deelnemers dichtbij en veraf van hun verwachte leeftijd waarop de ziekte zal beginnen, bleek dat er alleen een verslechtering op het gebied van executief functioneren werd gevonden voor de deelnemers dicht bij verwacht ziektebegin. Wij concludeerden dat executief functioneren het cognitieve domein is dat het meest sensitief is voor cognitieve veranderingen in de premanifeste fase, vooral rondom het begin van de ziekte. Een andere belangrijke bevinding van deze studie was dat er een substantiële invloed van motoriek op cognitieve test scores is en dat er rekening gehouden dient te worden met deze negatieve invloed bij het doen van cognitief onderzoek bij de ZvH. Ook onderzochten wij de verschillen in de profielen met betrekking tot globaal en cognitief functioneren tussen twee motorische subgroepen in de ZvH: predominant choreatisch en predominant hypokinetisch-rigide (hoofdstuk 6). Wij verdeelden de deelnemers van de Europese REGISTRY studie in deze twee typen: dit resulteerde in 528 choreatische en 432 hypokinetisch-rigide deelnemers. Met behulp van regressie analyse vonden wij dat de hypokinetisch-rigide groep slechtere scores had op de maten voor globaal functioneren en op alle testen voor het cognitief functioneren. In de analyses werd gecontroleerd voor onder andere leeftijd en ziekteduur, en omdat het gebruik van neuroleptica in beide groepen gelijk was, concludeerden wij dat de twee motorische subtypen verschillen laten zien in cognitief en globaal functioneren. Predominant choreatische patiënten zijn functioneel en cognitief beter dan de patiënten met het predominante hypokinetisch-rigide type. Dit verschil in klinisch profiel kan gevolgen hebben voor zowel de zorg als het wetenschappelijk onderzoek bij de ZvH. Om de invloed van motoriek op cognitief functioneren te onderzoeken hebben wij voor twee testen van het executief functioneren (Symbol Digit Modalities test [SDMT] en Figure Fluency test [FFT]) een extra conditie ontwikkeld die hoofdzakelijk motoriek meet (hoofdstuk 7). Vervolgens hebben wij deze motorische conditie afgetrokken van de test score van de originele test, om een meer ‘pure’ cognitieve score te meten. De scores van veertig patiënten en 21 premanifeste gendragers werden vergeleken met de scores van 28 controle deelnemers. Wij vonden een flinke negatieve invloed van motoriek op cognitie, vooral bij de patiënten. Maar ook in de premanifeste groep waren motorische stoornissen meetbaar. Isolatie van de cognitieve score resulteerde in een verslechtering voor alleen de SDMT, welke werd veroorzaakt door slechtere scores van de personen die dicht bij de leeftijd waren waarop voorspeld was dat de ziekte klinisch zou beginnen. Tot slot worden de algemene discussie en toekomstperspectieven besproken (hoofdstuk 8). Samengevat pleiten wij ervoor dat toekomstig medicijn onderzoek zich het beste kan richten op executief functioneren, omdat dit het meest gevoelige domein is voor premanifeste cognitieve veranderingen. De SDMT wordt aangeraden als meest geschikte uitkomstmaat voor executief functioneren. Omdat de meest snelle premanifeste achteruitgang wordt gemeten in personen die dicht bij klinisch begin van de ziekte zitten, lijkt deze groep het best geschikt als onderzoeksgroep in medicatie onderzoek. Naar aanleiding van onze bevindingen dat er een substantiële negatieve invloed van motoriek op cognitie is, adviseren wij om altijd te controleren voor motorisch functioneren bij cognitief onderzoek, om beter in staat te zijn om de ‘echte’ cognitieve effecten te scheiden van andere invloedrijke factoren. Tot slot brengt het bestaan van twee verschillende motor fenotypen, namelijk predominant choreatisch en predominant hypokinetisch-rigide HD, met verschillende klinische profielen consequenties voor zowel zorg als wetenschappelijk onderzoek met zich mee.
Bij de uitreiking van de jaarlijkse Anna Reynvaanprijzen voor verpleegkundigen is de Praktijkprijs toegekend aan een programma voor de begeleiding van familieleden van Intensive Care-patiënten. De Wetenschapsprijs ging naar een model voor vroegtijdige herkenning van delirium bij patiënten op de Intensive Care. De Anna Reynvaanprijzen, elk bestaande uit 5000 euro en een kunstwerk, werden donderdag 28 mei uitgereikt. Dat gebeurde door Gerdi Verbeet voorafgaand aan de jaarlijkse Anna Reynvaanlezing in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Opname op de Intensive Care heeft grote impact, ook op de naasten. De patiënt zelf is niet altijd in staat een weloverwogen keuze te maken. De naasten zijn vaak overweldigd door angst, verdriet of verwarring. De Stichting Family and patiënt-Centered Intensive Care heeft tal van initiatieven ontwikkeld om de begeleiding van de naasten vorm te geven: dagboeken, informatiefolders, overlegvormen. Namens de Stichting FCIC nam Margo van Mol (IC-verpleegkundige van het Erasmus MC) de Anna Reynvaan Praktijkprijs in ontvangst, de prijs voor het beste verpleegkundige initiatief om de patiëntenzorg te verbeteren. De prijs werd donderdag 28 mei, voorafgaand aan de Anna Reynvaanlezing van professor Martha Curley, uitgereikt door Gerdi Verbeet, voorzitter van de Nederlandse Patiënten- en Consumentenfederatie NPCF. Zij maakte ook de winnaars bekend van de Anna Reynvaan Wetenschapsprijs (voor het beste wetenschappelijke artikel van een verpleegkundige) en de Anna Reynvaan Studentenprijs. De Wetenschapsprijs ging naar Mark van den Boogaard (Radboud Universiteit). Van den Boogaard onderzocht een model voor vroegtijdige herkenning van delirium bij patiënten op de Intensive Care. Delier - een staat van verwarring en bewustzijnsstoornis - is een ernstige bedreiging van de gezondheid van IC-patiënten. In een internationaal onderzoek onder acht IC-units in zes landen valideerde hij een eerder ontwikkeld voorspellend model. Het model levert een belangrijke bijdrage om delier te voorkomen en behandelen. Ook de winnaar van de Anna Reynvaan Studentenprijs keek naar de IC-patiënten. Verpleegkundestudent Simone van Driel (Hogeschool Utrecht) schreef een prijswinnend artikel over familieparticipatie op de IC. De Anna Reynvaanlezing is de jaarlijkse landelijke verpleegkundige lezing, georganiseerd door AMC en VUmc, in samenwerking met HvA, Bijzijn en V&VN. Dit jaar werd de lezing gehouden door Professor Martha Curley, hoogleraar Verpleegwetenschappen aan de University of Pennsylvania School of Nursing in Philadelphia. Zij hield een pleidooi voor een gezondheidszorgsysteem waar familieleden en naasten een vooraanstaande plek in hebben. “We zouden familieleden en AMC Voorlichting (020) 5662421 is buiten kantooruren en in het weekend per sematoon oproepbaar via de telefooncentrale (020) 5669111 zorgprofessionals als gelijken moeten beschouwen”, zei ze. Volgens Martha Curley heeft de verpleegkundige een grote rol in het realiseren van zo’n situatie.
Nederlandse ziekenhuizen bereiden zich voor op een uniek onderzoek. Het gaat om een zogenoemd ‘flashmob onderzoek’, waarbij alle volwassen patiënten die op 29 oktober in een Nederlands ziekenhuis zijn opgenomen of zich op de spoedeisende hulp presenteren, een onderzoek krijgen naar de bloeddoorstroming van hun huid. Door een onderzoek niet in één, maar in zo veel mogelijk ziekenhuizen te laten doen, is het mogelijk om in zeer korte tijd een zeer grote hoeveelheid gegevens te verzamelen. Het onderzoek is een initiatief van het Erasmus MC en wordt gesteund door de Nederlandse Vereniging voor Acute Geneeskunde. Met de flashmob willen ziekenhuizen te weten komen wat de beste manier is om de bloeddoorstroming (“capillary refill time”) te testen. Aangenomen wordt dat de bloeddoorstroming in de huid iets zegt over de doorbloeding van het hele lichaam en daarmee iets over de algehele conditie van een patiënt. Artsen drukken hiervoor korte tijd op de huid van een patiënt en kijken hoe lang het duurt voordat de normale kleur terugkomt. Op welke plek (bv borstbeen of vinger) ze het beste kunnen drukken en voor hoe lang, is echter onduidelijk. Daarom wordt bij patiënten die aan het flashmob onderzoek meedoen de bloeddoorstroming op verschillende manieren onderzocht. Een onderzoek dat op deze manier en op zo’n grote schaal wordt gedaan is uniek voor Nederland. ‘We krijgen snel een goed beeld van wat de beste manier is om het te meten. Normaal zou je zo’n onderzoek doen in één ziekenhuis. Dan duurt het veel langer voordat je een grote groep patiënten hebt getest’ zegt Jelmer Alsma, internist - acute geneeskunde bij het Erasmus MC en een van de initiatiefnemers. Het is de bedoeling dat zo veel mogelijk ziekenhuizen in Nederland meedoen aan het onderzoek. ‘We zijn nu bezig om hen enthousiast te maken’. Alsma: ‘in ieder geval werken alle UMC’s mee en ook hebben meerdere perifere ziekenhuizen zich al aangemeld. Ziekenhuizen die meedoen krijgen 29 oktober hulp van ‘ambassadors’ die meelopen tijdens de metingen. Aanmelden kan via de site http://www.flashmobresearch.nl
Saskia Ellenbroek: ‘The function of Tiam1/Rac signaling in polarity and cancer’. Metastasering (uitzaaiing) van tumorcellen is vaak de doodsoorzaak van kankerpatiënten. Weinig is bekend over de cellulaire signaleringsroutes die ten grondslag liggen aan het metastaseren van tumorcellen. Saskia Ellenbroek toont in haar studies aan dat Rho GTPases en hun regulatoren op meerdere manieren kunnen bijdragen aan het ontstaan en de progressie van verschillende soorten kanker. Daarnaast werd duidelijk dat Rac1 en Rac3 een verrassend andere functie vervullen, ondanks hun grote gelijkenis. Verder blijkt Tiam1/Rac signalering betrokken bij de polarisatie van verschillende celtypes. De resultaten van dit onderzoek vergroten het inzicht in de complexe mechanismen die ten grondslag liggen aan strikt gereguleerde processen, zoals polarisatie, en het belang van de cellulaire context voor de uitkomst van deze signaleringsroutes.
In de behandeling van kleine tumoren, uitgaande van de slijmvliezen van het hoofd-halsgebied, heeft fotodynamische therapie een vergelijkbare effectiviteit als chirurgische behandeling. Bij uitbehandelde patiënten met grote tumoren kan palliatieve fotodynamische therapie bovendien bijdragen aan de kwaliteit van leven. Dat stelt Sebastiaan de Visscher in zijn promotieonderzoek naar de fotosensitizer (een lichtgevoelige stof) mTHPC. Bij fotodynamische therapie worden fotosensitizers in de aderen toegediend, waarna het aangedane tumorweefsel belicht wordt om tumorcelschade te veroorzaken. Er was nog niet eerder een diepgaande literatuurstudie over fotodynamische therapie met mTHPC verricht. Ook werden nog niet eerder de eigenschappen van verschillende liposomale mTHPC “dragers” vergeleken zoals in het onderzoek van De Visscher. De Visscher ontdekte dat fotodynamische therapie bij uitbehandelde patiënten een goede tumorrespons liet zien. Wel was de respons lager bij tumoren met een dikte van meer dan 10mm. Voor goed behandelbare tumoren tot 2 centimeter concludeert De Visscher dat fotodynamische therapie resulteert in dezelfde kans op terugkeer als na chirurgische behandeling. In preklinisch onderzoek toonde de promovendus aan dat de beschikbaarheid van mTHPC in tumorweefsel wordt vervroegd en vergroot wanneer deze in liposomen wordt verpakt. Voor toekomstig klinisch gebruik kan dit leiden tot fotosensitizers die minder bijwerkingen veroorzaken. Sebastiaan de Visscher (Nijmegen, 1981) studeerde zowel Geneeskunde als Tandheelkunde aan de universiteit van Groningen Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Universitair Medisch Centrum Groningen en het Centre of Optical Diagnostics and Therapy, Erasmus University Medical Centre. Het onderzoek werd gefinancierd door het UMCG. De Visscher werkt als arts-assistent in opleiding bij de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie in het UMCG.
Op het Utrecht Science Park wordt het binnenkort mogelijk om met behulp van speciale 3D-printers levende weefsels te fabriceren. Hiervoor wordt € 775.000 geïnvesteerd in de zogenaamde ‘Utrecht Biofabrication Facility’, een hightech faciliteit waarin zogenaamde bioprinters zullen worden geïnstalleerd die laagje-voor-laagje vooraf gedefinieerde weefselstructuren kunnen printen. Deze structuren kunnen worden gebruikt door artsen voor reparatie van weefselschade bij patiënten of voor wetenschappelijk onderzoek. Een van de belangrijkste klinische ontwikkelingen op dit moment binnen de regeneratieve geneeskunde is het printen van driedimensionale implantaten met levende cellen die de structuur van een echt weefsel, zoals kraakbeen of bot, nabootsen. Het voordeel hiervan voor patiënten zou zijn dat met 3D-implantaten kraakbeenschade beter kan herstellen dan met bestaande behandelingen. 3D-implantaten voor orthopedische toepassingen Prof. Dr. Wouter Dhert, voorzitter van het onderzoeksprogramma Regeneratieve Geneeskunde en Stamcellen en Dr. ir. Jos Malda, beiden werkzaam bij het UMC Utrecht en de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht zijn de initiatiefnemers van deze faciliteit. Dhert: “Utrecht zet hiermee een duidelijke stap voorwaarts in de snel veranderende wereld van het 3D-printen. Hiermee ontstaat een unieke faciliteit in de wereld waar we veel kennis en infrastructuur bij elkaar brengen”. Malda vult aan: “De experimentele weefselfabriek hier in Utrecht zal zich onder meer gaan richten op orthopedische toepassingen zoals herstel van kraakbeen en bot. In plaats van af te wachten tot een gewricht nauwelijks meer te gebruiken is, kijken we hoe het natuurlijke herstelvermogen van het lichaam kan worden gestimuleerd of gesimuleerd met een stukje bot of kraakbeen dat laagje-voor-laagje is gemaakt met behulp van een bioprinter”. Malda vervolgt: “Het 3D-printen van levende cellen is nog uitdagend, omdat veel van de condities waaronder metalen of plastics geprint worden niet goed zijn voor de cellen. Door aanpassingen van de printtemperatuur en het gebruik van de in Utrecht ontwikkelde ‘bio-inkt’, is het mogelijk om 3D-structuren te printen met levende cellen. Het feit dat het bij weefselstructuren niet alleen gaat om een driedimensionale vorm, maar ook om een functie die het nieuwe onderdeel moet kunnen uitoefenen, maakt het complex.” Samenwerking binnen Utrecht Life Sciences De Utrechtse weefselfabriek, die zal bestaan uit een tweetal clean rooms waar bioprinters en celkweekfaciliteiten worden geïnstalleerd, is een investering van de Universiteit Utrecht in het onderzoeksprogramma Regeneratieve Geneeskunde en Stamcellen. In dit Europees vooraanstaand onderzoeksprogramma werken het UMC Utrecht, de Faculteit Diergeneeskunde en de Faculteit Bètawetenschappen nauw samen aan innovaties in de zorg voor mens en dier. De partners zijn verbonden via Utrecht Life Sciences (ULS), een open innovatienetwerk waarin academische partners, kennisinstellingen, overheid én bedrijven intensief samenwerken op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie. Als in 2014 de weefselfabriek gereed is, zal deze ook beschikbaar komen voor andere universiteiten, kennisinstellingen en bedrijven die er wetenschappelijk onderzoek willen uitvoeren. Voor meer informatie, bezoek het domein van de Utrecht Biofabrication Facility op de ULS website. Internationale masteropleiding Biofabrication Gezien de verwachte toename van de behoefte aan hooggeschoolde biomedische engineers op het terrein van Biofabrication, heeft Utrecht – samen met een drietal andere internationale kennisinstellingen – het initiatief genomen tot het ontwikkelen van de unieke opleiding BIOFAB (Biofabrication Training for Future Manufacturing) die in 2014 zal starten en samengaan met het huidige masterprogramma Regenerative Medicine & Technology. Voor de ontwikkeling hiervan heeft een consortium bestaande uit UMC Utrecht, Universität Würzburg (Duitsland) , Queensland University of Technology en University of Wollongong (beiden uit Australië) subsidies ontvangen van in totaal € 650.000 van Europese en Australische overheden. Binnenkort gaat Utrecht dus – samen met internationale partners – als eerste in de wereld een specifiek onderwijsprogramma aanbieden voor dit nieuwe vakgebied.
De celwand van Mycobacterium tuberculosis, de bacterie die bij de mens tuberculose veroorzaakt, is een voorbeeld van een bijzondere celwand met een zeer lage doordringbaarheid. Bestaande behandelingen zijn daardoor minder effectief. Voor verder onderzoek aan dit probleem is het belangrijk om te kunnen beschikken over verschillende verbindingen uit de celwand in zeer zuivere vorm. De chemische synthese van deze verbindingen is een goede manier om ze in handen te krijgen. Het eerste gedeelte van het proefschrift van Miriam Hanstein gaat over de synthese van dergelijke chemische verbindingen (lipiden en vetzuren), die zijn geisoleerd uit de celwand van bacterien. In het tweede deel van haar proefschrift beschrijft ze de verdere ontwikkeling van een nieuwe methodologie om in een stap secundaire en tertiaire alcoholen enanioselectief te synthetiseren. Deze methodologie werd eerder ontwikkeld in het instituut waar zij werkte en is gebaseerd op de koper(I)-gekatalyseerde additie van Grignard reagentia aan aldehyden en ketonen. De ontwikkeling van nieuwe methodologieen is een belangrijk deel van scheikundig onderzoek. Hierdoor worden bestaande processen geoptimaliseerd en nieuwe synthese routes ontwikkeld voor bijvoorbeeld natuurstoffen. Bij het ontwikkelen van een nieuwe methodologie is tegenwoordig niet alleen de regio- en stereoselectiviteit van belang, maar speelt ook de atoomeconomie een rol om de methodologie duurzaam te maken. Het onderzoek van Miriam Hanstein werd uitgevoerd bij het Stratingh Institute for Chemistry van de RUG en gefinancierd door NWO.
Wetenschappers van het UMC Utrecht, de Universiteit Utrecht en Wageningen UR hebben het initiatief genomen om expertise op het gebied van antibioticaresistentie te concentreren. Hiervoor is een virtueel onderzoekscentrum van Nederlandse kennisinstellingen opgericht met de naam Netherlands Center for One Health – AntiMicrobialResistance (NCOH-AMR). Het NCOH-AMR vormt de basis voor een kwalitatief hoogwaardig consortium met topexpertise op het gebied van antibioticaresistentie. Nederlandse kennisinstellingen willen hiermee een wezenlijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van oplossingen voor het wereldwijd groeiende probleem van antibioticaresistentie. Het onderzoekscentrum ambieert multidisciplinair, translationeel onderzoek te doen naar alle aspecten van antibioticaresistentie, variërend van fundamenteel en epidemiologisch onderzoek tot en met klinische studies. De strategische onderzoeksagenda kent zes concrete oplossingsrichtingen: ontwikkeling van nieuwe antibiotica, alternatieve behandelmethodes, verbeterde diagnostiek, infectiepreventie, beter antibioticumgebruik en vaccinatie. Hoogleraar Moleculaire Epidemiologie van Infectieziekten prof. dr. Marc Bonten van het UMC Utrecht en onderzoeksleider van het NCOH-AMR zegt: "In het NCOH-AMR bundelen we de expertise van Nederlandse kennisinstellingen om gezamenlijk oplossingen te creëren voor het urgente probleem van antibioticaresistentie. Op individuele onderdelen behoren Nederlandse onderzoekers wereldwijd al tot de top in hun vakgebied. Door nóg intensiever samen te werken en onderzoekslijnen te integreren verwachten we doorbraken te forceren voor het oplossen van dit complexe probleem.” NCOH-AMR beantwoordt aan de behoefte aan een gezamenlijke aanpak om sneller tot betere resultaten te komen met betrekking tot het probleem van antibioticaresistentie. Naast internationale initiatieven is er ook een intensieve samenwerking op nationaal niveau nodig tussen academische partners binnen de domeinen biowetenschappen, geneeskunde, diergeneeskunde, dierwetenschappen en milieuwetenschappen. De noodzaak van zo’n integrale, vanuit de volksgezondheid aangevlogen aanpak werd vorige maand nog onderstreept door o.a. minister Schippers in een Kamerbrief over de aanpak van de antibioticaresistentie. Naast de samenwerking tussen UMC Utrecht, Universiteit Utrecht en Wageningen UR worden er op deelgebieden ook met andere Nederlandse kennisinstellingen formele samenwerkingsverbanden gerealiseerd.
De gezondheid van mensen uit risicogroepen verbeteren: dat willen de medische studenten en professionals die deelnamen aan de winter course Population Health Management. De LUMC-Campus Den Haag organiseerde deze cursus, waarin groepen studenten en professionals samen oplossingen bedachten voor bestaande problemen in de Haagse regio. De focus lag op aansturing en samenwerking. De onderwerpen waarmee de deelnemers zich bezighielden waren uiteenlopend. Zo richtte één groep zich op het opsporen en behandelen van patiënten met een erfelijk verhoogd cholesterol. In Den Haag is naar schatting slechts 20% van deze patiënten gediagnosticeerd, terwijl dat percentage landelijk op 40 ligt. Andere groepen bedachten een aanpak voor Haagse Hindostanen, die een verhoogd risico hebben op diabetes en hart- en vaatziekten, en manieren om te voorkomen dat kinderen met gedragsproblemen in de criminaliteit belanden. Weer andere groepen bedachten hoe te voorkomen is dat kwetsbare ouderen te lang of onnodig in het ziekenhuis worden opgenomen en hoe het gebruik van harddrugs onder opgenomen psychiatrische patiënten kan worden teruggedrongen. Ook waren er ideeën over wat de beste nazorg na een ziekenhuisopname is voor ouderen met lichamelijke én psychiatrische problemen. Op de laatste dag van de cursus presenteerden de deelnemers hun uitgedachte voorstellen aan elkaar, waarna erover gediscussieerd kon worden. Dat leverde interessante nieuwe gezichtspunten op, mede dankzij de diversiteit aan professionals die aanwezig waren. Prof. Mattijs Numans, hoogleraar Huisartsgeneeskunde en directeur van de LUMC-Campus Den Haag, deelde na afloop van de cursus certificaten uit. “Ik vind het geweldig dat iedereen zo betrokken en enthousiast is. Vanuit het LUMC richten we ons inmiddels sterk op ouderen en op patiënten met hart- en vaatziekten in Den Haag, en daar komt nu een focus op psychiatrie bij.” Hij attendeerde de cursisten ook meteen op een nieuwe cursus. “Deze wintercursus concentreerde zich op aansturing; over een paar maanden volgt er een nieuwe cursus die zal ingaan op analyse en evaluatie.” De deelnemers waren erg te spreken over de cursus. “Ik heb veel geleerd, qua theorie maar ook door het contact met mensen die de praktijk goed kennen”, vertelde een Leidse studente Geneeskunde. Ook professionals waren enthousiast, en vonden naast de opgedane kennis ook het nauwer samenwerken met andere professionals een verrijking. “Bij verschillende organisaties kijken we vaak anders tegen de problematiek aan”, aldus een van de cursisten. “Door op deze cursus samen te werken, leren we elkaar beter begrijpen.” LUMC-Campus Den Haag is een gezamenlijk initiatief van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), de Haagse STZ-ziekenhuizen, MCH-Bronovo en het HagaZiekenhuis, de Universiteit Leiden en de GGD Haaglanden/Gemeente Den Haag. De initiatiefnemers beogen met kennis en netwerken bij te dragen aan het aanpakken van complexe gezondheidsproblematiek van kwetsbare bevolkingsgroepen in een grootstedelijke, multi-etnische omgeving.
Bron: VUmc
Het is mogelijk om baarmoederhalskanker- en borstkankercellen in het laboratorium minder hard te laten groeien door epigenetische foutjes op genen te repareren. Dat concludeert Christian Huisman, die onderzoek deed naar dit ‘reprogrammeren’ op het niveau van één enkel gen. Deze methode kan in de toekomst breed ingezet worden om de expressie van elk gen van interesse in het menselijk genoom te wijzigen en ziektes te bestrijden. ‘Epigenetische Editing’ – het gericht herprogrammeren van bepaalde genen – staat momenteel erg in de belangstelling. De epigenetica onderzoekt de extra laag erfelijke informatie bovenop ons DNA. De genetische informatie in ons DNA bevat de blauwdruk voor de eiwitten die ervoor zorgen dat cellen hun functie kunnen uitoefenen; de epigenetische laag reguleert de mate van genexpressie. Door in te grijpen in de epigenetica is het mogelijk om afwijkende genexpressie-patronen te repareren, bijvoorbeeld in kanker, waar bepaalde genen niet of te veel tot expressie komen en hierdoor zorgen voor ongeremde celgroei. Huisman onderzocht hoe dit proces vorm kan krijgen aan de hand van DNA-bindende eiwitten, zinkvingers. Deze zinkvingers kunnen gericht binden aan een locatie in het DNA om daar vervolgens enzymen die aan de zinkvingers zijn gebonden hun werk te laten doen. De promovendus ontwikkelde dergelijke zinkvingerconstructen en testte deze in baarmoederhals- en borstkankercellen. Deze zinkvingerconstructen blijken in beide typen kanker in staat om tumor-onderdrukkende genen ‘aan’ te zetten en zo de celgroei te verminderen. Christian Huisman (1981) studeerde Moleculaire Neurobiologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek in het laboratorium Medische Biologie en Pathologie binnen het Cancer Research Center Groningen (CRCG) van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd bekostigd door NWO. Huisman is momenteel als onderzoeker verbonden aan de Oregon Health and Science University (VS).
Familiebegeleiding IC-patiënten Model voor vroegtijdige herkenning delier Bij de uitreiking van de jaarlijkse Anna Reynvaanprijzen voor verpleegkundigen is de Praktijkprijs toegekend aan een programma voor de begeleiding van familieleden van Intensive Care-patiënten. De Wetenschapsprijs ging naar een model voor vroegtijdige herkenning van delirium bij patiënten op de Intensive Care. De Anna Reynvaanprijzen, elk bestaande uit 5000 euro en een kunstwerk, werden donderdag 28 mei uitgereikt. Dat gebeurde door Gerdi Verbeet voorafgaand aan de jaarlijkse Anna Reynvaanlezing in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Opname op de Intensive Care heeft grote impact, ook op de naasten. De patiënt zelf is niet altijd in staat een weloverwogen keuze te maken. De naasten zijn vaak overweldigd door angst, verdriet of verwarring. De Stichting Family and patiënt-Centered Intensive Care heeft tal van initiatieven ontwikkeld om de begeleiding van de naasten vorm te geven: dagboeken, informatiefolders, overlegvormen. Namens de Stichting FCIC nam Margo van Mol (IC-verpleegkundige van het Erasmus MC) de Anna Reynvaan Praktijkprijs in ontvangst, de prijs voor het beste verpleegkundige initiatief om de patiëntenzorg te verbeteren. De prijs werd donderdag 28 mei, voorafgaand aan de Anna Reynvaanlezing van professor Martha Curley, uitgereikt door Gerdi Verbeet, voorzitter van de Nederlandse Patiënten- en Consumentenfederatie NPCF. Zij maakte ook de winnaars bekend van de Anna Reynvaan Wetenschapsprijs (voor het beste wetenschappelijke artikel van een verpleegkundige) en de Anna Reynvaan Studentenprijs. De Wetenschapsprijs ging naar Mark van den Boogaard (Radboud Universiteit). Van den Boogaard onderzocht een model voor vroegtijdige herkenning van delirium bij patiënten op de Intensive Care. Delier - een staat van verwarring en bewustzijnsstoornis - is een ernstige bedreiging van de gezondheid van IC-patiënten. In een internationaal onderzoek onder acht IC-units in zes landen valideerde hij een eerder ontwikkeld voorspellend model. Het model levert een belangrijke bijdrage om delier te voorkomen en behandelen. Ook de winnaar van de Anna Reynvaan Studentenprijs keek naar de IC-patiënten. Verpleegkundestudent Simone van Driel (Hogeschool Utrecht) schreef een prijswinnend artikel over familieparticipatie op de IC. De Anna Reynvaanlezing is de jaarlijkse landelijke verpleegkundige lezing, georganiseerd door AMC en VUmc, in samenwerking met HvA, Bijzijn en V&VN. Dit jaar werd de lezing gehouden door Professor Martha Curley, hoogleraar Verpleegwetenschappen aan de University of Pennsylvania School of Nursing in Philadelphia. Zij hield een pleidooi voor een gezondheidszorgsysteem waar familieleden en naasten een vooraanstaande plek in hebben. “We zouden familieleden en AMC Voorlichting (020) 5662421 is buiten kantooruren en in het weekend per sematoon oproepbaar via de telefooncentrale (020) 5669111 zorgprofessionals als gelijken moeten beschouwen”, zei ze. Volgens Martha Curley heeft de verpleegkundige een grote rol in het realiseren van zo’n situatie.
Om afvalstoffen via de gal te kunnen uitscheiden en afvoeren, beschikt de lever over een ingenieus systeem van buizen en kleinere kanaaltjes. Christiaan Slim onderzocht in zijn promotieonderzoek hoe het unieke kanaalnetwerk tot stand komt en functioneert. Voor een goede leverfunctie en een gezond lichaam zijn de buisvormende cellen van de lever erg belangrijk. Duidelijk is dat deze cellen, hepatocyten, verschillen van andere buisvormende cellen in het lichaam. Onderzoekers begrijpen nog niet precies hoe hepatocyten een netwerk van kanaaltjes kunnen aanleggen, en hoe dat netwerk intact blijft. Slim concludeert dat levercellen op drie belangrijke punten van andere buisvormende cellen verschillen: de manier van celdeling, het milieu waarin de cellen zich bevinden en de wijze waarop deze cellen hun eiwitten binnen de cel vervoeren. Door deze unieke eigenschappen maken hepatocyten geen grote buis, maar kunnen ze meerdere kleine kanaaltjes maken. De inzichten uit het onderzoek helpen om de ontwikkelingsbiologie van de lever beter te begrijpen. Ook kan het onderzoek meer inzicht verschaffen in het ontstaan van leverproblemen zoals levercysten (blaasjes met vocht in de lever), fibrose (overmatig bindweefsel in de lever en verlies van het kanaaltjesnetwerk) en hepatocellulair carcinoom (kanker vanuit de levercellen). Christiaan Slim (1986) studeerde Medische Biologie en Medical Pharmaceutical Drug Innovation aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de afdeling Celbiologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door de Graduate School for Medical Sciences.
Christiaan Mulder: "Tuberculosis control among immigrants’. Een belangrijke manier om tuberculose bij immigranten te bestrijden is het testen van het sociale netwerk van een patiënt die is besmet met de longziekte. Op deze manier kunnen nieuwe patiënten snel worden opgespoord en behandeld, blijkt uit het onderzoek van Christiaan Mulder. Tuberculose is wereldwijd een belangrijke oorzaak van ziekte en sterfte. In Nederland komt tuberculose overwegend voor onder eerste generatie immigranten. De bestrijding van tuberculose onder immigranten heeft daarom hoge prioriteit. Mulder beschrijft studies die de bestrijding van tuberculose in Nederland onder deze doelgroep evalueren en verbeteren. Specifiek onderzocht hij een nieuwe manier om immigranten te screenen op tuberculose tijdens de eerste maanden dat zij in Nederland zijn. Hij toont aan dat het zinvol en economisch voordelig is om tuberculose in zo’n vroegtijdig stadium op te sporen, zodat de daadwerkelijke ziekte en de verspreiding daarvan kunnen worden voorkomen. Ook het testen van het sociale netwerk van patiënten is zinvol. Volgens Mulder blijkt het echter lastig om deze strategie bij immigranten volgens de richtlijnen uit te voeren.
Bastiaan Warnaar: "Modeling and Clinical Diagnosis of Dead Regions in the Cochlea’. Door technieken te combineren is het mogelijk meer inzicht te krijgen in de gehoorschade bij slechthorenden. Het lukt echter niet om met zekerheid de zogenoemde dode zone’s in het slakkenhuis (cochlea) van het oor te bepalen, concludeert Bastiaan Warnaar in zijn proefschrift naar gehoorschade. Het gehoororgaan is een gespecialiseerd zintuig dat een groot bereik aan toonhoogten en geluidsniveaus waar kan nemen. Dit gebeurt via de haarcellen in het slakkenhuis. Elke haarcel is het met name gevoelig voor een bepaalde toonhoogte. De haarcellen zijn op toonhoogte geordend en zijn zeer gevoelig voor beschadiging die kunnen leiden tot gehoorproblemen. Een ernstige vorm van gehoorschade is een dode zone (dead region) in de cochlea: een breed frequentiegebied waarbinnen de haarcellen niet meer functioneren of ontbreken. Voor een goede diagnose van gehoorproblemen is het bepalen van de dode zone van belang. Soms kan een gehoortoestel verlichting brengen, soms is operatief ingrijpen nodig. Met de resultaten van het onderzoek van Warnaar kunnen resultaten die eerder als onbetrouwbaar (want onbegrijpelijk) werden bestempeld nu in verband gebracht worden met gangbare, veel voorkomende, beschadigingen in de cochlea. Dit kan leiden tot een betere instelling van hoortoestellen of aanpassing van het operatief inbrengen van implantaten.
Tweedejaars geneeskundestudent Bastiaan van Dijk (20) deed dit jaar mee aan het Honours College Geneeskunde, een programma voor bovengemiddeld getalenteerde en gemotiveerde geneeskundestudenten in het LUMC. Bastiaan van Dijk interviewde hartstamcelonderzoeker dr. Anke Smits en schreef het winnende verslag dat hieronder te lezen is. Wetenschap is de motor van de geneeskunde. Vooruitgang wordt mede mogelijk gemaakt door het werk van vele onderzoekende geesten, onder wie de wetenschappers van het LUMC. Eén van hen is Anke Smits. Zij doet aan de afdeling Moleculaire Celbiologie onderzoek naar hartstamcellen. Het ultieme doel: patiënten beter maken. In kader van het Honours College Geneeskunde van het LUMC kreeg ik de gelegenheid mevrouw Smits te interviewen over haar carrière en de vorderingen in haar zeer interessante vakgebied. Toen Smits in 2004 aan haar onderzoek naar hartstamcellen begon, was het vakgebied nog helemaal nieuw. “We wisten eigenlijk nog niet eens wat een stamcel in het hart precies deed.” Sindsdien is er een enorme lading aan kennis bijgekomen. “Ik vond het leuk dat je het kon zien groeien”, vertelt Smits. Voor het onderzoek werden hartstamcellen geïsoleerd uit mensenharten. Op een gegeven moment was het onderzoek zo ver gevorderd dat het lukte om kloppende cellen te kweken, in een bakje. Vervolgens werd geprobeerd de stamcellen te injecteren in het beschadigde hart van muizen die een hartinfarct hadden gehad. Er trad meetbaar herstel op. Dit alles ging uiteraard niet vanzelf. De nodige hindernissen moesten eerst genomen worden. Volgens Smits moet een onderzoeker om deze reden niet alleen nieuwsgierig en creatief zijn, maar ook goed tegen teleurstellingen kunnen. “Bijna niks gaat in één keer goed. Vooral als je iets heel erg graag wilt weten kan dat ontzettend veel energie kosten.” Ook het verkrijgen van financiering voor wetenschappelijk onderzoek is een uitdaging. “Voor mijn Rubiconbeurs1 moest ik heel goed duidelijk maken waarom ik nou juist dát onderzoek in dát lab wilde gaan doen en wat ik er zou kunnen leren.” Ook is het belangrijk om een cv te hebben dat goed op orde is. “Het is goed om al tijdens je promotie goed te publiceren.” Volgens Smits heeft deze prikkeling om veel te publiceren zeker een aantal voordelen. “Je leert beter hoe je een artikel schrijft, hoe je commentaar van reviewers moet verwerken en hoe je je eigen werk op waarde kunt schatten. Publiceren is een belangrijk onderdeel van wat je moet leren als promovendus.” Er zijn echter ook nadelen aan verbonden. “Verplicht publiceren voor promoties kan ook leiden tot heel veel kleine, makkelijke onderzoeken. De afweging die sommigen maken om het onderzoek simpel te houden kan ten koste gaan van misschien wel grotere, belangrijkere ontdekkingen.” Bij mevrouw Smits zelf duurde het wat langer dan gewenst voordat ze kon publiceren. “Het ging aanvankelijk erg langzaam.” Maar toen ze eenmaal begon te publiceren, kwam het onderzoek in een stroomversnelling. Toen in 2009 haar promotie een feit was, wilde ze het onderzoek naar hartstamcellen niet achter zich laten: “Ik wilde dit niet uit mijn handen laten vallen. Onderzoek is nooit klaar, er waren nog zo veel vragen.” Daarom besloot Smits verder te gaan op het gebied van hartstamcellen. Ze koos ervoor om, met haar Rubiconbeurs1, twee jaar in Engeland te gaan werken. Een beperking waar ze tijdens haar eigen onderzoek tegenaan liep, was dat het niet lukte om het type hartstamcel dat haar onderzoeksgroep gebruikte terug te vinden in de muis. “We konden dus niet kijken welke rol zo’n cel normaal gesproken bij het herstel speelt.” De onderzoekers in Engeland met wie Smits ging samenwerken konden dat wel. Zij gebruikten namelijk een bepaald type muizenhartstamcel dat wel in het muizenhart te identificeren was. Sinds kort is ze, nu met een Venibeurs2, weer terug bij het LUMC. Ze wil de twee typen hartstamcellen die ze onderzocht heeft met elkaar vergelijken. Ook wil ze op zoek gaan naar de mogelijkheden om herstel van het hartspierweefsel lokaal te stimuleren, dus in het hart zelf. “Dan hoeven we de cellen niet eerst uit het hart te halen en te kweken, wat nogal bewerkelijk is. Voor patiënten zou dat in de toekomst ook een betere optie zijn.” Overigens werkt Smits nog steeds samen met de groep uit Engeland. Internationale samenwerking wordt erg belangrijk gevonden in de medische wetenschap en dat is niet voor niets zo. “In het buitenland kan gewoon bepaalde expertise zitten die je zelf niet hebt.” Voorlopig wil mevrouw Smits zich dus richten op herstel vanuit het hart zelf. “Het ultieme doel is natuurlijk: patiënten beter kunnen maken.” Ook dit is een voorbeeld van een situatie in de wetenschap waarbij veel geduld vereist is. Onderzoek verloopt namelijk in stapjes. “Het eerste doel is een manier te vinden om de stamcellen die aan de buitenkant van het hart zitten ertoe aan te zetten naar het infarctgebied te migreren en daar voor herstel te zorgen.” De volgende stap die Smits wil maken is het bedenken van een middel dat gebruikt kan worden om bijvoorbeeld bij hartoperaties voor sneller herstel te zorgen. “Ik denk niet dat het realistisch is om te denken dat je het littekenweefsel dat ontstaat bij een hartinfarct volledig kunt vervangen door kloppende cellen. Realistisch gezien wil je gewoon iets vinden dat in ieder geval bijdraagt aan herstel en waardoor patiënten zich beter gaan voelen.” De eerste klinische toepassingen van dit onderzoek zullen echter nog even op zich moeten laten wachten. “Je wilt niet zomaar van muizen overstappen naar patiënten. Er moeten wel hele harde bewijzen zijn om zo’n overstap te maken.” Voordat het zover is, moeten er overigens nóg een aantal tussenstappen gemaakt worden. “Het moet dan bijvoorbeeld eerst nog in grotere proefdieren gedaan worden en de mogelijke bijwerkingen moeten eerst bekeken worden.” Toch is bij het onderzoek van mevrouw Smits de mogelijkheid van een klinische toepassing redelijk zichtbaar in vergelijking met ander onderzoek op de afdeling moleculaire celbiologie. En dat is ook één van de dingen die dit onderzoek zo interessant maken. “Wat mij altijd zo heeft getrokken, is dat je ziet dat het onderzoek richting de patiënt gaat.”
Met een afscheidsrede gewijd aan het Nederlandse zorgstelsel neemt prof. dr. Arie Nieuwenhuijzen Kruseman op vrijdag 14 december afscheid van de Universiteit Maastricht. Hij was sinds 1987 verbonden aan deze universiteit als hoogleraar Interne Geneeskunde. Daarnaast heeft hij zich binnen verschillende functies ingezet voor het bestuur van de UM: van 1995 tot 1997 was hij decaan van de faculteit Geneeskunde en tussen 1998-2003 rector magnificus. Kruseman is sinds 2009 tevens voorzitter van de KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst), een functie die hij tot eind van dit jaar vervult. In die hoedanigheid heeft hij de afgelopen jaren, naar eigen zeggen, ruimschoots de gelegenheid gehad de Nederlandse gezondheidszorg tot in detail te bestuderen. In zijn afscheidscollege ‘Zonder zon groeit er niets’ stelt hij dat een aanpassing van het Nederlandse zorgstelsel noodzakelijk is. “Er bestaat momenteel een aantal problemen binnen de Nederlandse zorg. De zorgvraag neemt toe, terwijl personeel en middelen afnemen. De zorgorganisatie en –bekostiging zijn versnipperd en vooral de ouderenzorg is duur en op termijn onbetaalbaar. Er is geen samenhang tussen publieke zorg en eerste- en tweedelijns zorg. Daarnaast is er een toenemende discrepantie tussen het zorgaanbod en de zorgvraag, deels door toenemende specialisatie. Er is onvoldoende tijd voor aandacht voor de patiënt, omdat de financiering van de zorg meer gericht is op productie dan op zorguitkomsten. Een aanpassing in ons zorgmodel is dus dringend noodzakelijk”, aldus Kruseman. De zorg moet, meer dan nu het geval is, rond de patiënt georganiseerd worden, stelt Kruseman. Er moet een invoering komen van integrale bekostiging, zodat de schotten tussen de eerste- en tweedelijn verdwijnen. Kruseman pleit ook voor betere aansluiting van artsopleidingen (die nu aan de hand van een disciplinaire ordening worden ingericht) op specifieke zorgvragen. “Er moet een betere balans komen tussen generalistische en specialistische zorg.” Afgelopen zomer is een ‘Agenda voer de zorg’ opgesteld, waarin door vertegenwoordigers van consumenten, patiënten, zorgaanbieders, zorgverleners en zorgverzekeraars een aanbod aan het nieuwe kabinet werd gedaan om de zorg te verbeteren en zorgkosten te beheersen. De KNMG speelde hierin een belangrijke rol. “In de agenda wordt terecht gesteld dat het huidige stelsel een hervorming van langdurige zorg belemmert. De initiatiefnemers willen daarom de behandeling, verpleging en verzorging van ouderen en chronisch zieken overhevelen van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet, zodat de zorg aan deze doelgroep integraal kan worden georganiseerd. De AWBZ kan dan weer teruggaan naar waar deze ooit voor bedoeld was: een publieke verzekering voor langdurige onverzekerbare zorg, zoals de gehandicaptenzorg.” In het regeerakkoord van het recent aangetreden kabinet is een aantal voorstellen uit de Agenda overgenomen, maar een aantal ook niet. Zo wil het kabinet dat de AWBZ wordt omgevormd tot een landelijke voorziening voor intramurale zorg voor ouderen en gehandicapten. De verantwoordelijkheid voor AWBZ-zorg, die nu thuis wordt geleverd, wil het kabinet bij de gemeenten leggen. Hierdoor blijft de zorg voor ouderen gefragmenteerd. In het regeerakkoord is ook nauwelijks aandacht voor een patiëntgerichte zorgverlening en ontschotting van de zorg. Kruseman: “In mijn ogen is integrale bekostiging met regionale budgettering, waarin zorgpartijen gezamenlijk afspraken maken over wie wat gaat doen, essentieel. De organisatie en bekostiging van de zorg dienen integrale zorg te bevorderen, en niet in de weg te staan zoals nu het geval is.” Kruseman ontving bij zijn afscheid als rector in 2004 de dr. J.G.H. Tanspenning, de hoogste onderscheiding van de UM, vernoemd naar de grondlegger van de universiteit, Sjeng Tans. Hij werd hiermee onderscheiden voor zijn grote verdiensten voor de Universiteit Maastricht, in het bijzonder voor zijn rol als visionair bestuurder die zich actief inzette voor onderwijsvernieuwing en verhoging van de kwaliteit van de wetenschapsbeoefening. Zo was Kruseman de initiator van het University College Maastricht, dat dit jaar haar tienjarig bestaan vierde. Het afscheidscollege van Arie Nieuwenhuijzen Kruseman is openbaar toegankelijk en vindt plaats op vrijdag 14 december 2012 om 15.30 uur in de Aula van de Universiteit Maastricht (Minderbroedersberg 4-6).
In de zorg neemt het gebruik van complexe medische technologie, zoals een operatierobot, toe. Veilig gebruik hiervan vereist speciale vaardigheden van zorgverleners. Daarom heeft het Ministeris van VWS het RIVM gevraagd aanbevelingen voor vaardigheidseisen op te stellen, die aansluiten bij de activiteiten van ziekenhuizen en beroepsgroepen. Uit deze verkenning is het beeld ontstaan dat ziekenhuizen en beroepsgroepen zich bewust zijn dat de vaardigheden voor de veilige toepassing van complexe medische technologie geborgd moeten zijn. Er zijn ook diverse initiatieven op dit gebied. Echter de mate waarin dit gebeurt verschilt per ziekenhuis en beroepsgroep. Er lijkt nog geen uniforme werkwijze te zijn. Er lijkt verder sprake te zijn van gedeelde verantwoordelijkheid ten aanzien van vaardigheidseisen. Er zijn verscheidene initiatieven gesignaleerd, zogenoemde best practices, waarbij vaardigheidseisen zijn opgesteld. Een voorbeeld is het verplicht trainen en certificeren van alle gebruikers van medische apparatuur. Een veilige toepassing van medische technologie moet een prominente rol krijgen in het veiligheidsmanagementsysteem van ziekenhuizen. Aanbevolen wordt dat de raden van bestuur de multidisciplinaire samenwerking van verschillende zorgprofessionals binnen de instelling faciliteren. Ook de wetenschappelijke verenigingen kunnen een bijdrage leveren, bijvoorbeeld door bij visitaties specifiek te letten op vaardigheden ten aanzien van medische technologie en de resultaten van de visitaties minder vrijblijvend te maken. Verder zou de bij- en nascholing specifieker gericht moeten zijn op de uitgevoerde handelingen. Van de best practices kan worden nagegaan of ze breder in te zetten zijn. Deze verkenning levert algemene aanbevelingen en een aanzet voor discussie over vaardigheidseisen die nodig zijn voor de veilige toepassing van medische technologie.
Patiënten die worden behandeld met cobimetinib (Cotellic) hebben een grotere kans op ernstige bloedingen in de hersenen en het maagdarmstelsel. Ook bestaat bij deze patiënten het risico op snelle afbraak van spiercellen en verhoogde creatininefosfokinase (CPK).
Het is bekend dat cobimetinib bloedingen kan veroorzaken. Uit onderzoek en uit de praktijk blijkt nu dat er een grotere kans is op ernstige bloedingen bij patiënten die cobimetinib gebruiken.
Cobimetinib wordt gebruikt in combinatie met het medicijn vemurafenib voor de behandeling van volwassenen met niet operabele of uitgezaaide huidkanker met een BRAF V600-mutatie. De behandeling vindt plaats in een beperkt aantal gespecialiseerde ziekenhuizen.
Advies aan patiënten
- Bespreek met uw arts hoe u signalen van ernstige bloedingen of snelle afbraak van spieren kunt herkennen.
- Neem direct contact op met uw arts als u ongewone bloedingen heeft of één van de volgende klachten: hoofdpijn, duizeligheid, zwakheid, bloed in de ontlasting of het speeksel.
- Neem direct contact op met uw arts bij één van de volgende klachten: spierpijn, spierspasmen, spierzwakte, donkere of roodgekleurde urine.
Advies aan artsen
- Bespreek de mogelijke risico’s bij gebruik van cobimetinib met uw patiënten en hun verzorgers, en informeer hen over de symptomen van mogelijk ernstige bijwerkingen.
- Wees voorzichtig met het gebruik van cobimetinib bij patiënten met een verhoogd risico op bloedingen, zoals bij hersenmetastasen. Wees ook alert bij gelijktijdig gebruik van middelen die het risico op bloedingen verhogen, zoals anti-aggregantia of anticoagulantia.
- Onderbreek de behandeling met cobimetinib bij ernstige bloedingen. De behandeling mag niet worden hervat bij zeer ernstige bloedingen of cerebrale bloedingen die toegeschreven kunnen worden aan cobimetinib.
- Bepaal voor de start van de behandeling met cobimetinib, en daarna maandelijks of indien geïndiceerd, de serum CPK en creatininewaarden.
- Staak de behandeling bij ernstig of symptomatisch verhoogde CPK en tevens rabdomyolyse, voor ten minste 4 weken.
- Alleen bij verbetering van de symptomen mag na die 4 weken de behandeling met cobimetinib, onder strikte voorwaarden, worden hervat.
- U kunt de behandeling met vemurafenib zo nodig voortzetten als de behandeling met cobimetinib wordt onderbroken of aangepast.
De firma Roche heeft over dit onderwerp een brief verstuurd, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar internisten met subspecialisatie oncologie (+ in opleiding) en ziekenhuisapothekers (+ in opleiding), allen werkzaam in de 14 ziekenhuizen waar gemetastaseerde melanoomzorg plaatsvindt.
Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt geneesmiddelenbewaking of farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een DHPC op de hoogte gebracht.
Bron: CBG
Alcoholverslaving kent een erfelijke basis, maar om welke genen gaat het precies? Hoogleraar Genetische psychiatrie Prof. Dr. Eske Derks hoopt een antwoord te vinden op deze en verwante vragen. Een studie onder alcoholverslaafde patiënten en hun broers, zussen, kinderen, ouders en grootouders, moet meer inzicht geven in ‘alcoholisme-genen’ die de kans op verslaving vergroten. Daarvoor wordt DNA verzameld van circa 250 personen uit families waarin ten minste twee mensen verslaafd zijn aan alcohol. Met behulp van moderne analysetechnieken wordt dit DNA nauwkeurig getypeerd. ‘We willen veelvoorkomende én zeldzame genetische bouwstenen identificeren’, stelt Derks in haar oratie, die ze op 25 januari uitspreekt. Doel is uiteindelijk betere preventie en behandeling. ‘Genetische studies tonen een verband tussen alcoholverslaving en het gen OPRM1, noemt Derks als voorbeeld. ‘Bij patiënten met bepaalde varianten van het gen blijken sommige medicijnen beter te werken. Mijn doel is meer van dit soort genen te identificeren, zodat de therapeutische mogelijkheden verbeteren.‘ Genen beïnvloeden eveneens andere psychiatrische aandoeningen. Het onderzoek van Derks concentreert zich op het identificeren van dergelijke ‘verborgen bouwstenen in de psychiatrie’. De nadruk ligt daarbij op angst- en dwangstoornissen en verslaving. Op vrijdag 25 januari om 16.00 uur houdt prof. dr. Eske Derks haar oratie in de Aula van de Universiteit van Amsterdam (de Lutherse kerk aan het Spui). Deze bijeenkomst is voor iedereen toegankelijk. De leerstoel is een initiatief van en wordt gedeeltelijk betaald door de Stichting Volksbond Rotterdam (SVR). Ter gelegenheid van de oratie organiseert de SVR een symposium over ‘De invloed van genetisch onderzoek bij verslaving’. Daarin is aandacht voor onder andere ‘Bio-prediction of “bad” behaviour: social and ethical implication’ en ‘Biomarkers for psychiatric disorders’. Het programma is bijgevoegd. Aanmelden graag bij Barbara de Jong, symposium@svr-verslavingsgenetica.nl. De SVR werd meer dan een eeuw geleden opgericht en initieerde en financierde talloze onderzoeksprojecten en een tweejaarlijkse masterclass over verslaving. Tevens werd op initiatief van de SVR een leerstoel gevestigd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Samen met deze universiteit richtte de stichting in 1988 het Instituut voor verslavingsonderzoek op (zie ook www.ivo.nl ).
Internationale medische studentenvereniging organiseert voor de 14e keer berenziekenhuis Beren met buikpijn, konijnen met kapotte knieën, apen met een gebroken arm, olifantjes met een loopneus. Bijna vijfhonderd kleuters uit Nijmegen en omgeving brengen hun gewonde of zieke knuffelbeer op maandag 6 en dinsdag 7 maart naar het beregezellige Teddy Bear Hospital in het Radboudumc Amalia kinderziekenhuis. Daar zorgen speciale knuffelbeerdokters er samen met de kleuters voor dat alle knuffels weer gezond het ziekenhuis verlaten. In het Teddy Bear Hospital worden de kinderen en hun ‘zieke’ knuffelberen ontvangen door 140 (para)medische studenten, die de rol van berendokter op zich zullen nemen. Zij achterhalen in een vraaggesprek eerst wat er aan de hand is met de knuffel en gaan vervolgens met kleuter en knuffel naar verschillende afdelingen in het Teddy Bear Hospital. Er zijn onder meer een knuffelOK, gipskamer, röntgenafdeling, verbandkamer en knuffelapotheek. De kleuters ervaren zo stap voor stap wat de dokters kunnen doen om hun zieke knuffel beter te maken. Initiatief studenten Biomedische wetenschappen en Geneeskunde Het ziekenhuis is voor veel kinderen een angstige en vaak onbekende plek. Kinderen voelen zich vaak niet op hun gemak en weten niet wat hen te wachten staat. Eén van de doelstellingen van het Teddy Bear Hospital is om kleuters kennis te laten maken met de gezondheidszorg en zo hun angst voor het ziekenhuis en ziek zijn weg te nemen of te verminderen. Voordat de kleuters het Teddy Bear Hospital bezoeken krijgen ze op school een korte introductie over het ziekenhuis, dankzij een ‘dokter in de klas’ bezoek. De kleuters bedenken zelf waarvoor hun knuffelbeest behandeld moet worden.Het Teddy Bear Hospital is een initiatief van de International Federation of Medical Students’ Associations (IFMSA) en vindt jaarlijks in meerdere universitair medisch centra in Nederland plaats.
Bron: Radboudumc
In de westerse wereld voltrekt zich een demografische revolutie. Door het afnemende geboortecijfer en de toename van het aantal ouderen moet de smaller wordende basis van de bevolkingspiramide een steeds grotere top van ouderen dragen. Dit vormt een uitdaging voor de hedendaagse maatschappij: het wordt steeds belangrijker dat oude mensen zo lang mogelijk gezond en zelfstandig blijven. Mattia Roppolo’s promotieonderzoek draagt bij aan de kennis die nodig is voor het aanpakken van deze uitdaging. Het centrale begrip in zijn onderzoek is Health Related Quality of Life (HRQOL). Dit omvat de fysieke, sociale en mentale aspecten van de persoon en wordt beschouwd als een belangrijk begrip in het bestuderen van de ontwikkeling van ouderen. Doel van zijn onderzoek is om de veranderingen in HRQOL te bestuderen vanuit een dynamisch systeemperspectief, om zo inzicht te krijgen in de individuele ontwikkelingsprocessen van ouderen. Hiertoe ontwikkelde hij een conceptueel dynamisch systeemmodel van HRQOL, en vertaalde dit in een mathematisch dynamisch systeemmodel. Dit model beschrijft de veranderingen in HRQOL als een iteratief (herhalend) proces. Het model bevat parameters die individueel verschillende kenmerken en situaties weergeven. Doordat de individuele verschillen de ontwikkeling op een non-lineaire en complexe wijze beïnvloeden kan een mathematisch model – indien gevalideerd - uniek inzicht geven in de ontwikkeling van verschillende individuen in verschillende situaties. De eerste validiteitstests die Roppolo deed lijken gunstig, maar er is nog veel meer onderzoek nodig voor een volledige validatie van het model. Mattia Roppolo deed zijn promotieonderzoek bij de afdeling Ontwikkelingspsychologie van de RUG. Inmiddels is hij research fellow aan de universiteit van Turijn, Italië.
Patiënten die worden behandeld met cobimetinib (Cotellic) hebben een grotere kans op ernstige bloedingen in de hersenen en het maagdarmstelsel. Ook bestaat bij deze patiënten het risico op snelle afbraak van spiercellen en verhoogde creatininefosfokinase (CPK).
Het is bekend dat cobimetinib bloedingen kan veroorzaken. Uit onderzoek en uit de praktijk blijkt nu dat er een grotere kans is op ernstige bloedingen bij patiënten die cobimetinib gebruiken.
Cobimetinib wordt gebruikt in combinatie met het medicijn vemurafenib voor de behandeling van volwassenen met niet operabele of uitgezaaide huidkanker met een BRAF V600-mutatie. De behandeling vindt plaats in een beperkt aantal gespecialiseerde ziekenhuizen.
Advies aan patiënten
- Bespreek met uw arts hoe u signalen van ernstige bloedingen of snelle afbraak van spieren kunt herkennen.
- Neem direct contact op met uw arts als u ongewone bloedingen heeft of één van de volgende klachten: hoofdpijn, duizeligheid, zwakheid, bloed in de ontlasting of het speeksel.
- Neem direct contact op met uw arts bij één van de volgende klachten: spierpijn, spierspasmen, spierzwakte, donkere of roodgekleurde urine.
Advies aan artsen
- Bespreek de mogelijke risico’s bij gebruik van cobimetinib met uw patiënten en hun verzorgers, en informeer hen over de symptomen van mogelijk ernstige bijwerkingen.
- Wees voorzichtig met het gebruik van cobimetinib bij patiënten met een verhoogd risico op bloedingen, zoals bij hersenmetastasen. Wees ook alert bij gelijktijdig gebruik van middelen die het risico op bloedingen verhogen, zoals anti-aggregantia of anticoagulantia.
- Onderbreek de behandeling met cobimetinib bij ernstige bloedingen. De behandeling mag niet worden hervat bij zeer ernstige bloedingen of cerebrale bloedingen die toegeschreven kunnen worden aan cobimetinib.
- Bepaal voor de start van de behandeling met cobimetinib, en daarna maandelijks of indien geïndiceerd, de serum CPK en creatininewaarden.
- Staak de behandeling bij ernstig of symptomatisch verhoogde CPK en tevens rabdomyolyse, voor ten minste 4 weken.
- Alleen bij verbetering van de symptomen mag na die 4 weken de behandeling met cobimetinib, onder strikte voorwaarden, worden hervat.
- U kunt de behandeling met vemurafenib zo nodig voortzetten als de behandeling met cobimetinib wordt onderbroken of aangepast.
De firma Roche heeft over dit onderwerp een brief verstuurd, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar internisten met subspecialisatie oncologie (+ in opleiding) en ziekenhuisapothekers (+ in opleiding), allen werkzaam in de 14 ziekenhuizen waar gemetastaseerde melanoomzorg plaatsvindt.
Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt geneesmiddelenbewaking of farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een DHPC op de hoogte gebracht.
Vooral in de witte stof van de hersenen zijn grote verschillen te meten tussen de hersenen van mensen die de ziekte van Alzheimer hebben en mensen met de gedragsvariant frontotemporale dementie. Neuropsychologe Christiane Möller paste geavanceerde beeldanalysetechnieken toe op MRI-hersenscans van dementiepatiënten in een vroeg stadium van de ziekte. Möller promoveert op 1 mei bij VUmc. De ziekte van Alzheimer en de gedragsvariant van frontotemporale dementie (FTD) zijn de twee meest voorkomende vormen van dementie op jonge leeftijd. Medisch specialisten kunnen in een vroeg stadium van de ziekte nog moeilijk onderscheid maken tussen de twee vormen. Met de reeds bestaande beeldvormingstechnieken is het onderscheid op het blote oog vaak ook niet te zien op hersenscans. Möller paste geavanceerde analysemethodes toe die hersenschade kunnen meten die op het blote oog niet zichtbaar zijn. “Op groepsniveau bleken zelfs in het beginstadium van de ziektes vooral in de witte stof van de hersenen grote verschillen te zijn. Bij frontotemporale dementie is er veel schade aan de witte stof in de voorste delen van de hersenen, terwijl er in de hersenen van mensen met de ziekte van Alzheimer - vergeleken met FTD - geen schade te meten was. Een combinatie van verschillende analysemethodes maakte het onderscheid nog duidelijker.” Het doel van het onderzoek was om veranderingen in de hersenen zo vroeg mogelijk op te sporen én om erachter te komen of er verschillen in de hersenen tussen de twee vormen van dementie zijn. “Vooral voor medicijnontwikkeling is een goede diagnose een eerste vereiste”, stelt Möller. VUmc heeft deze studie samen met LUMC en Erasmus MC uitgevoerd. Het onderzoek is gefinancierd door het Nationaal Initiatief Hersenen & Cognitie van NWO. In Nederland zijn er nu al 250.000 mensen met dementie en naar verwachting zal dit in 2040 opgelopen zijn tot een half miljoen. Kennis over de oorzaak maakt het mogelijk om zeer gericht therapie te ontwikkelen zodat de ziekte genezen kan worden.
Vandaag start VUmc met een speciale Tattoopoli voor mensen met klachten en afwijkingen van hun getatoeëerde huid. Initiatiefnemer dermatoloog-in-opleiding Sebastiaan van der Bent is enthousiast: "Eindelijk is er een mogelijkheid om mensen met een allergische reactie op hun tatoeage op één centrale plek te zien en te behandelen. Belangrijk voor ons is dat Nederlands meest bekende tattoeëerder Henk Schiffmacher de poli ondersteunt." Op de afdeling dermatologie van VUmc komen geregeld patiënten met huidafwijkingen bij tatoeages. Het aantal Nederlanders met een tatoeage ligt rond de anderhalf miljoen. Daarbij gaat het niet alleen om lichaamsversiering, maar ook om medische tatoeages zoals het tatoeëren van tepels bij borstreconstructies. Meestal gaat het goed, maar soms kunnen er - zelfs jaren na het zetten van de tatoeage - klachten ontstaan. Complicaties Van der Bent: "Eén gespecialiseerd centrum waar patiënten met klachten naar verwezen kunnen worden is zinvol, en daarom hebben prof.dr. Thomas Rustemeyer en ik een spreekuur opgericht speciaal voor dermatologische complicaties bij tatoeages: De Tattoopoli. We werken nauw samen met de afdeling pathologie van VUmc. Ook dr. Wolkerstorfer, AMC-dermatoloog gespecialiseerd in lasertherapie, is betrokken bij het team." Patiënten met klachten bij een tatoeage kunnen hier deskundig en efficiënt worden geholpen. Behandeling met hormoonzalf of -injecties zijn mogelijk, en soms is een CO2-laserbehandeling een optie. Helaas helpen de behandelingen soms maar tijdelijk. Daarom loopt er ook wetenschappelijk onderzoek op de Tattoopoli. Om zoveel mogelijk mensen te bereiken, zocht Van der Bent contact met de bekende tatoeëerder Henk Schiffmacher. Schiffmacher ondersteunt de Tattoopoli. Hij stimuleert mensen met medische problemen bij tatoeages een afspraak te maken, of mee te doen aan onderzoek naar de oorzaak, risicofactoren en behandeling van de allergische reacties bij tatoeage. Van der Bent: "We weten inmiddels dat de boosdoener in de meeste gevallen de rode inkt is." In het laboratorium loopt nu een studie met behulp van speciale 'gekweekte huid' naar de invloed van tatoeage-inkt op het afweersysteem in de huid. Van der Bent: "De professionele tatoeëerders en wij hebben hetzelfde doel, namelijk zo veilig mogelijke lichaamsversiering." De Tattoopoli is nadrukkelijk niet bedoeld voor mensen die spijt hebben van hun tatoeage en ze om cosmetische redenen willen laten verwijderen. Patiënten met huidafwijkingen in een tatoeage kunnen na verwijzing door hun huisarts of specialist een afspraak maken.
Bron: VUmc
Spermatogoniale stamcellen staan aan de basis van de productie van mannelijke zaadcellen. Het is essentieel dat deze stamcellen een goede balans vinden tussen zelfvernieuwing en differentiatie; een verstoring hierin kan leiden tot onvruchtbaarheid of testiskanker. Carlomagno onderzocht welke groei- en omgevingsfactoren die balans beïnvloeden en ontdekte dat de groeifactoren BMP4 en Activine A spermatogoniale stamcellen tot differentiatie aanzetten, net als verhoging van de kweektemperatuur. Promotie Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam: Gianfranco Carlomagno: "Factors driving spermatogonial stem cell fate".
Slecht functionerende haarvaten veroorzaken in de hersenen nauwelijks waarneembare schade aan de zenuwbanen. Neurologen in het UMC St Radboud tonen in een artikel in Brain aan dat deze microschade een duidelijke rol speelt bij de loopproblemen van ouderen met dergelijke vaatproblemen. Veel oudere mensen met licht beschadigde haarvaten in de hersenen hebben een TIA of beroerte gehad. De licht beschadigde haarvaten tasten vaak ook de witte stof aan in de hersenen. Hersenen bestaan uit grijze stof - de hersencellen - en witte stof - de zenuwbanen die in een vettige substantie zijn verpakt. Vandaar de witte kleur. Karlijn de Laat en Frank-Erik de Leeuw, neurologen in het UMC St Radboud, toonden vorig jaar in het wetenschapsblad Stroke al aan, dat zichtbare beschadiging van die witte stof vaak leidt tot loopproblemen. Nu publiceren ze in Brain een vervolgonderzoek dat nog een stapje verder gaat. Wat blijkt? Ook microbeschadigingen van de witte stof, die op de gebruikelijke scans niet zichtbaar zijn, veroorzaken loopproblemen. Voor het nu gepubliceerde onderzoek werden ruim 400 mensen tussen de 50 en 85 jaar met licht beschadigde haarvaten onderzocht, vastgesteld na een TIA of beroerte. Niemand van hen had dementie of de ziekte van Parkinson. De Laat: "Bij deze mensen hebben we scans van hun hersenen gemaakt en hun looppatronen in kaart gebracht. Opnieuw zagen we een verband tussen de zichtbare beschadigingen in de witte stof - dus beschadigde zenuwbanen - en loopproblemen. Deze mensen lopen langzamer, zetten kleinere stappen en hebben ook een wat bredere loopgang." Ditmaal wilden de onderzoekers ook weten of nauwelijks zichtbare microafwijkingen in de witte stof, die je alleen met bepaalde technieken in beeld kunt brengen, óók meespelen bij de loopproblemen. De Leeuw: "Na combinatie van die technieken - diffusie gewogen MRI en voxel-based morphometry analyse - zagen we dat bij deze patiënten de ogenschijnlijk normale witte stof op veel meer plaatsen dan gedacht toch heel licht is aangetast. Die wijd verspreide aantasting is geen gevolg van normale verouderingsprocessen, maar echt een effect van die slecht functionerende haarvaten in de hersenen." Vervolgens konden de Nijmeegse onderzoekers ook een duidelijk verband aantonen tussen deze microbeschadigingen en de loopproblemen. De Leeuw: "Diverse gebieden in de hersenen spelen daarbij een duidelijke rol. Maar in de hersenbalk, die de beide hersenhelften met elkaar verbindt, is het effect het grootst. Dat klinkt ook logisch, want juist daar lopen ook veel zenuwbanen die bij het lopen geactiveerd moeten worden." Sinds een jaar of vijf is bekend dat slecht functionerende haarvaten in de hersenen te behandelen zijn. De Leeuw: "Dat leidt tot de interessante vraag of beter functionerende haarvaten misschien ook kunnen leiden tot een herstel van die minimaal beschadigde zenuwbanen. Dat is nu nog pure speculatie, maar het geeft wel de richting aan voor verder onderzoek."
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) heeft samen met ruim dertig organisaties een Code ondertekend ter voorkoming van mogelijke belangenverstrengeling. De belangen van deskundigen die bijvoorbeeld deel uitmaken van wetenschappelijke en adviescommissies worden via de Code openbaar gemaakt om belangenverstrengeling en daarmee oneigenlijke beïnvloeding te voorkomen. Bert Leufkens, voorzitter van het CBG en tevens hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht, juicht dit initiatief toe. “Collegeleden van het CBG zijn vaak ook wetenschapper of onderzoeker bij een instituut of ziekenhuis dat samenwerking heeft met het bedrijfsleven. Ze staan met één been in de praktijk en zijn daarmee erg waardevol voor hun werk voor het CBG. Transparantie over deze verschillende belangen en duidelijke spelregels zoals deze code en het eigen CBG integriteitsbeleid, zijn daarbij absoluut noodzakelijk.” De Code is op dinsdag 31 januari aangeboden aan minister Schippers van VWS, die het document binnenkort naar de Tweede Kamer stuurt. De Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling is opgesteld op initiatief van Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), Gezondheidsraad, Centraal BegeleidingsOrgaan (CBO), Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en de Orde van Medisch Specialisten (OMS).
Ruim 150 middelbare scholieren en 100 basisschoolleerlingen gaan leeftijdsgenoten leren hoe ze zich kunnen wapenen tegen de gevaren van infectieziekten. Ze mogen zelf beslissen hoe ze dat precies doen, bijvoorbeeld via folders, filmpjes, social media of op een totaal nieuwe manier. De leerlingen doen mee aan het project Viruskenner, een initiatief vanuit het Erasmus MC. Vrijdag 17 februari komen de leerlingen om 14.00 uur naar museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam voor de start van het project. Wereldwijd sterven dagelijks duizenden mensen aan infectieziekten, zoals malaria, aids en knokkelkoorts. Ook in Nederland komen infectieziekten voor zoals griep en Q-koorts. De beste manier om deze ziekten tegen te gaan is om de kennis erover te verspreiden. ‘Scholing is van onschatbare waarde’, zegt Eric van Gorp, initiatiefnemer van Viruskenner en internist-infectioloog van het Erasmus MC. ‘Het is daarom logisch om scholieren veel te leren over infectieziekten en ervoor te zorgen dat zij de kennis zelf verder verspreiden. Daarnaast is het een mooie kans om jongeren te interesseren voor wetenschap.’ De deelnemende middelbare scholieren zijn tussen de 14 en 16 jaar en zitten op vijf technasia (bètageoriënteerde VWO’s) in Noord-Holland. Ze gaan in groepjes informatie verzamelen over infectieziekten. Daarbij kunnen ze via mail en telefoon de hulp inroepen van deskundigen, jonge onderzoekers van het Erasmus MC. De basisschoolleerlingen zitten in groep acht. Het de bedoeling dat de scholieren de verzamelde informatie zo goed en breed mogelijk verder verspreiden onder hun leeftijdgenoten. Ze mogen zelf bedenken wat daarvoor de beste manier is. ’De groepjes worden volledig vrij gelaten in het maken van nieuwe informatiematerialen over infectieziekten zodat het goed aansluit bij de kennis en interesses van hun leeftijdsgenoten. Viruskenner hoopt dat hun enthousiasme voor het project aanstekelijk werkt en zoveel mogelijk leeftijdsgenoten betrokken raken en beter geïnformeerd raken over de gevaren van infectieziekten’, zegt projectcoördinator Esther de Winter. In april presenteren de leerlingen hun resultaat op hun eigen school. Tijdens de einddag van Viruskenner Op 10 mei 2012 krijgen de leerlingen die de beste, mooiste en origineelste informatiematerialen hebben gemaakt een prijs uitgereikt. De dag wordt gehouden in Science Center Nemo en wordt gepresenteerd door Armito Haarhuis (Prof Amito in Willem Wever). Daarnaast wordt de Viruskenner-quiz gehouden om de kennis van de scholieren te testen.
Op initiatief van TNO Kwaliteit van Leven en het Expertisecentrum Kind en Ontwikkeling is eind 2007 begonnen met de herziening van de standaard 'Opsporing visuele stoornissen 0-19 jaar', welke in 2002 werd uitgegeven. Dit initiatief werd ondersteund door de Richtlijnadviescommissie (RAC) van het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid. De herziene richtlijn, die is gebaseerd op recente wetenschappelijke inzichten en de deskundigheid van JGZ-professionals, is goedgekeurd door de RAC. Download rapport.
Centrum (LUMC) en het Zweedse Karolinska Institutet starten samen een groot Europees project met als doel nieuwe therapieën tegen reuma te ontwikkelen. Het project, BTCure, brengt reumaonderzoek van universiteiten en farmaceutische bedrijven samen. BTCure krijgt een subsidie van 38 miljoen euro voor vijf jaar van het Innovative Medicines Initiative (IMI). "In BTCure zoeken we naar het moleculaire mechanisme achter het voortbestaan van de ziekteprocessen bij reuma. We verwachten verschillen te vinden tussen de verschillende vormen van reuma", vertelt Tom Huizinga, hoogleraar Reumatologie in het LUMC. "Daarnaast willen we behandelingen ontwikkelen die de ziekte echt genezen. Tot nu toe bestrijden we vooral de symptomen." Huizinga is een van de twee universitaire coördinatoren van dit IMI-project waaraan 34 Europese partners deelnemen. Het IMI is een nieuw Europees initiatief dat zich richt op het combineren van universitair en farmaceutisch onderzoek, om zowel ziekteprocessen te leren begrijpen, als medicijnen te ontwikkelen. De focus van IMI ligt op personalised medicine, medicatie afgestemd op het individu.
De Nederlandse CVA-vereniging en Bioness maken zich sterk voor vergoeding voor neurostimulatie, de zogenaamde neuroprothese. Een neuroprothese is een apparaat dat door middel van elektrostimulatie (FES) een patiënt helpt om een voet of een hand meer te gebruiken, als deze door een beroerte of MS verlamd is geraakt. Op dit moment worden neuroprotheses niet vergoed. Vanwege het ontbreken van vergoeding kunnen veel mensen geen gebruik maken van deze apparaten en hebben daardoor niet de mogelijkheid de kwaliteit van hun leven te verbeteren. Men kan dit initiatief steunen door een petitie: "Vergoed de neurostimulatie apparaten" te tekenen op www.cva-vereniging.nl. In Nederland heeft een groot aantal mensen last van aandoeningen van het zenuwstelsel die hen beperken in het functioneren. Jaarlijks worden 41.000 mensen getroffen door een eerste hersenbloeding en krijgen nog eens 7.000 mensen een tweede hersenbloeding. Er zijn momenteel 190.000 patiënten die leven met de gevolgen van een beroerte. Daarnaast zijn er 16.000 patiënten met multiple sclerose en 10.000 mensen met een dwarslaesie. Het gevolg van deze aandoeningen is dat mensen worstelen met lichamelijke handicaps en functieverlies van handen, armen en/of benen. Niet alleen kunnen patiënten niet meer de dingen doen waar ze van houden - zoals sporten en reizen - maar soms zijn ze niet eens in staat de dagelijkse activiteiten uit te voeren, zoals aankleden, tanden poetsen, boodschappen doen en koken. Deze beperkingen geven frustraties omdat men niet meer onafhankelijk kan leven. In de laatste tien jaar is er meer inzicht gekomen in het functioneren van het zenuwstelsel. Dit heeft geleid tot het therapeutisch en functioneel toepassen van elektrische stimulatie van de zenuwen. Deze zogenaamde neurostimulatie is een methode waarbij zenuwen en spieren worden gestimuleerd door middel van elektrische pulsjes, waardoor ze geactiveerd raken. Er zijn nu apparaten ontwikkeld die op de aangedane ledematen worden ge