Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- U heeft de behoefte om meer dan tien sigaretten per dag te roken
- U heeft vrijwel onmiddellijk na het opstaan behoefte aan roken
- Bij het stoppen met roken (ook tijdelijk) treden onthoudingsverschijnselen op (bijvoorbeeld: rusteloosheid, humeurigheid, hoofdpijn en minder concentratievermogen)
- In algemene zin: een minder goede en afnemende lichamelijke gezondheid
Hoe werkt het?
In tabak zitten verschillende stoffen. De stof die voor de verslaving zorgt is nicotine. Door het roken van een sigaret komt de nicotine in uw longen. Vanuit de longen wordt het via uw bloed in slechts enkele seconden naar uw hersenen getransporteerd. Dat veroorzaakt een speciaal gevoel dat eigenlijk niet precies is te omschrijven. Voor veel mensen is dat een plezierig gevoel. Van verslaving is sprake wanneer u na iedere sigaret weer trek heeft in een nieuwe. Bij sommige mensen (kettingrokers) treedt die behoefte direct op. Bij andere mensen is het gekoppeld aan bepaalde onderdelen van het dagritme (opstaan, koffiedrinken, na de maaltijd, gezelligheid, enzovoort). Een belangrijk kenmerk van verslaving is dat stoppen niet mogelijk is zonder ontwenningsverschijnselen zoals rusteloosheid, humeurigheid, hoofdpijn en minder concentratievermogen. Roken kan vele klachten veroorzaken zoals ontstekingen in de mond-, keel- en neusholten, hoesten en kortademigheid, een slechte conditie, maagaandoeningen, een verminderde vruchtbaarheid en seksuele impotentie. Door roken gaan uw kleren en haren stinken, uw adem ruikt onfris en uw huid veroudert. Door te roken in de nabijheid van anderen kunt u veel overlast veroorzaken. Veel niet-rokers vinden rooklucht vies en niet te verdragen. Bij astmapatiënten kunt uw een astma-aanval uitlokken en bij kinderen de gevoeligheid voor luchtweginfecties verhogen. Daarnaast dwingt u anderen mee te roken. Roken door vrouwen in verwachting kan allerlei nadelige gevolgen voor de baby hebben. Uiteindelijk kan roken leiden tot een aantal ernstige en/of levensbedreigende ziekten. De bekendste hiervan is longkanker. Ook het risico op het krijgen van keel-, slokdarm-, alvleesklier-, blaas-, nier- en baarmoederhalskanker is verhoogd. Roken is een belangrijke risicofactor voor het ontstaan van aderverkalking en daarmee ook voor hart- en vaatziekten zoals angina pectoris, een hartinfarct of etalagebenen. Roken is de belangrijkste veroorzaker van COPD. Rokers leven gemiddeld 13 jaar korter. In Nederland sterven gemiddeld per jaar bijna 30.000 mensen aan de gevolgen van roken.Hoe ontstaat het?
- De meeste mensen beginnen op vroege leeftijd (onder de 20 jaar) met roken. Roken wordt door jongeren nog steeds als stoer gezien en als je rookt is het makkelijker om bij bepaalde groepen te kunnen horen. In het begin is het vies en voel je er niets bij. Dat verandert snel en het roken van een sigaret geeft, naast het hierboven beschreven plezierige gevoel, ook een gevoel van stoerheid en verbondenheid. Al snel echter treden de verslavende effecten op en zal het grote moeite kosten om er weer mee te stoppen. Andere oorzaken van het beginnen met roken zijn:
- langdurig lichamelijk ongemak (bijvoorbeeld pijn, een handicap of een ander ernstig ongemak) dat het dagelijkse leven ernstig bemoeilijkt;
- ernstige psychisch problemen op het persoonlijke vlak (bijvoorbeeld psychische problemen), het relationele vlak (bijvoorbeeld met de partner) en/of maatschappelijke vlak (bijvoorbeeld werk), die onoplosbaar lijken en het dagelijkse functioneren ernstig verstoren.
Hoe ga ik er zelf mee om?
- Voor iemand die rookt is er waarschijnlijk geen betere gezondheidsbevorderende maatregel te bedenken dan stoppen met roken. Stoppen met roken heeft zeer veel voordelen, zoals:
- je fitter en gezonder voelen
- minder hoesten, minder luchtweginfecties, ook bij uw kinderen
- beter ruiken en proeven
- betere lichamelijke - en sportprestaties
- een gezondere huidskleur
Hoe gaat de arts er mee om?
Op allerlei manieren is hulp mogelijk bij een stoppen met roken poging. Thuiszorginstanties verzorgen regionale cursussen, er bestaat ondersteuning via folders, boeken, acupunctuur, gedrags- en hypnotherapie. Ook uw huisarts kan u helpen bij een stoppen met roken poging. Soms wordt daarbij gebruik gemaakt van de MIS, de minimale interventie strategie: tijdens een klein aantal spreekuurcontacten worden stopafspraken gemaakt en wordt u begeleid. De huisarts kan de stoppoging ondersteunen met een medicijn dat u helpt de ontwenningsverschijnselen te verminderen en uw behoefte om te roken te verkleinen. U moet dit medicijn wel zelf betalen. De kosten wegen echter niet op tegen de kosten die het roken met zich meebrengt.Wetenschappelijk nieuws
Deelnemers gezocht voor gratis stoppen met roken programma Dat roken niet gezond is, weten we allemaal. Toch is het voor rokers vaak moeilijk om te stoppen. De Universiteit Maastricht biedt 1500 rokers de kans om kosteloos deel te nemen aan een online stoppen met roken programma. Het ondersteuningsprogramma maakt deel uit van een onderzoek van de UM. Sinds ondersteuning bij stoppen met roken door de basisverzekering vergoed wordt, zijn er veel mensen die van dergelijke programma"s gebruik willen maken. Echter niet iedereen die wil stoppen, vindt passende ondersteuning. Veel programma"s hebben verplichte bijeenkomsten die niet voor iedereen in te passen zijn in hun drukke bestaan. Speciaal voor die groep mensen heeft Universiteit Maastricht een online stoppen met roken programma ontwikkeld, SteunbijStoppen.nl. Tijdens het programma krijgen mensen persoonlijke adviezen en tips om zich voor te bereiden op het stoppen met roken en het stoppen vol te houden. Mensen kunnen zichzelf via internet aanmelden en kunnen het programma op tijdstippen volgen waarop het hen uitkomt. De UM gaat onderzoeken of dit online programma kan helpen mensen voorgoed van het roken af te helpen. Onderzoekster Nicola Stanczyk en haar team zoeken 1500 rokers die online op maat gemaakte adviezen gaan krijgen als ondersteuning bij het stoppen met roken. Niet alleen mensen die op korte termijn willen stoppen zijn welkom, ook rokers die binnen een half jaar willen stoppen kunnen zich aanmelden. "Vooral dat laatste maakt ons programma interessant. Je hoeft niet meteen te willen stoppen, we geven ook ondersteuning aan die mensen die er pas over een paar maanden klaar voor zijn", aldus Nicola. "Een ander voordeel van ons programma is dat het helemaal gratis is. Bestaande programma"s vallen vaak onder het eigen risico van de zorgverzekeraar. Dus mensen die alleen ondersteuning zoeken en geen medicatie willen voor het stoppen met roken, (of die voor eigen rekening aanschaffen), hoeven bij ons niet het eigen risico aan te spreken." Alle rokers die nu of binnen 6 maanden willen stoppen met roken kunnen zich aanmelden via www.SteunbijStoppen.nl. Als extra stimulans maakt iedereen die het programma doorloopt ook nog kans op 1 van de 100 prijzen van 100 euro, die onder de deelnemers worden verloot.
De begeleiding binnen de huisartsenpraktijk bij het stoppen met roken kan beter. Dat stelt gezondheidspsycholoog Marjolein Verbiest die op dinsdag 2 december promoveerde op haar onderzoek aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). De huisarts krijgt een belangrijke rol toebedeeld bij het ontmoedigen van tabaksverslaving. Zo zouden zij minstens eens per jaar moeten informerennaar het rookgedrag van hun patiënt en dat moeten registreren. Toch blijken huisartsen het lastig te vinden om zich routinematig bezig te houden met de begeleiding van patiënten bij het stoppen met roken. Zo vrezen ze dat het ongevraagde advies om te stoppen met roken op weerstand stuit bij de patiënt, en zo tot een slechtere relatie leidt tussen arts en patiënt. Verbiest, verbonden aan de afdeling Public Health en Eerstelijns Geneeskunde van het LUMC, onderzocht of het zinvol was om huisartsen te trainen in hun kennis en vaardigheden gericht op het stoppen met roken. De training, die één uur duurde en waarin huisartsen onder meer een actieplan opstelden, bleek inderdaad effectief. Getrainde huisartsen vroegen hun patiënten vaker naar hun rookgedrag en adviseerden vaker om te stoppen met roken. De onderzoekster bestudeerde ook video-opnames van gesprekken tussen huisartsen en patiënten waarin het rookgedrag werd aangeroerd. “Patiënten blijken het prima te vinden als hun huisarts hun rookgedrag ter sprake brengt en ongevraagd advies geeft”, vertelt Verbiest. “Pas als de professional dieper ingaat op het onderwerp, uit de roker vaker barrières bij het stoppen. Ik raad huisartsen daarom aan om patiënten die openstaan voor stoppen met roken structureel door te verwijzen. Bijvoorbeeld naar de praktijkondersteuner, die meer tijd heeft om patiënten te begeleiden en er bovendien vaak beter voor geschoold is.” Daarnaast zijn er ook andere stoppen-met-rokenprogramma’s waar de huisarts naar kan verwijzen, zoals wijkcursussen of telefonische counseling. Op dit moment krijgen patiënten één stoppoging per jaar vergoed vanuit de basiszorgverzekering, mits ze zich hiervoor bij de huisarts hebben gemeld. Hulpmiddelen bij het stoppen met roken, zoals nicotinepleisters of -kauwgom, vallen in combinatie met gedragsmatige begeleiding bij het stoppen met roken onder het eigen risico. Verbiest toonde eerder al aan dat vergoeding van hulp bij het stoppen leidt tot meer voorschriften van hulpmiddelen door de huisarts bij het stoppen, en ook tot een daling van het aantal rokers.
Wil je succesvol stoppen met roken? Dan is het vooral belangrijk of je jezelf kunt zien als niet-roker. Onderzoeker Eline Meijer van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) heeft ook ontdekt dat gestopte rokers die daarin niet slagen een grotere kans op terugval hebben. Dat komt vaker voor bij rokers met een lagere sociaaleconomische achtergrond. Meijer promoveert op 14 november. “Mensen gedragen zich het liefst op een manier die past bij hun identiteit”, licht Meijer toe in een persbericht van de Universiteit Leiden. Meijer werkt ook als psycholoog bij de Faculteit der Sociale Wetenschappen. “Voor sommige rokers is het roken een belangrijk deel van wie ze zijn. Roken past echt bij hoe ze zichzelf zien. Anderen zien zichzelf juist als niet-roker. Rokers die zichzelf kunnen zien als niet-roker zullen meer geneigd zijn om te stoppen. Die nieuwe identiteit als niet-roker is eigenlijk een ‘toekomstig zelf’. We weten dat een duidelijk beeld van het ‘toekomstig zelf’ heel motiverend kan werken voor gedragsverandering.” Al decennia is bekend dat roken tot veel gezondheidsschade leidt. Waarom blijven mensen dan toch roken, of slagen ze er niet in om blijvend te stoppen met roken? Onderzoek naar de identiteit als roker is eerder gedaan; een identiteit als niet-roker onderzoeken is nieuw. Hoe komt het dat je jezelf op een bepaalde manier ziet? Wat voor invloed heeft dat op je gedrag? Hoe verandert ‘wie je bent’ als je gedrag verandert? Meijer: “Uit mijn onderzoek blijkt dat de identiteit als roker of niet-roker in de loop van de tijd kan veranderen. Gemiddeld zien rokers zichzelf steeds meer als roker, terwijl ex-rokers zichzelf steeds minder als roker zien." Maar stoppen met roken hoeft niet per se te leiden tot een verandering in identiteit, constateert Meijer. Ex-rokers hebben een grotere kans op terugval als ze zichzelf als roker blijven zien. Terwijl het ex-rokers wel lukt om gestopt te blijven als ze zichzelf steeds meer zien als niet-roker. "Dan is het bijvoorbeeld belangrijk dat ze het gevoel hebben dat ze nog steeds zichzelf zijn in de verandering van hun rookgedrag en hun identiteit. Of misschien zelfs méér zichzelf." In haar promotieonderzoek heeft Meijer verschillende methoden gecombineerd. In een kleinschalige studie werden gedurende drie maanden tien mensen geïnterviewd die wilden stoppen met roken. Uit een bestaande grootschalige studie van zes jaar haalden de onderzoekers gegevens over de identiteit van rokers en stoppers. Meijer: “Het grote voordeel van de grote dataset was vooral dat we mensen over een lange tijd konden volgen. Zo konden we goed onderzoeken óf en hoe identiteit verandert. En ook of daarin verschillen voorkomen op basis van sociaaleconomische status.” De onderzoekers maakten ook gebruik van vragenlijsten, met een jaar later de vraag of de rokers gestopt waren of niet. De resultaten wijzen in dezelfde richting. Lager opgeleiden hebben meer moeite met een niet-rokersidentiteit. Ze zien zichzelf sterker als roker, maar minder makkelijk als niet- roker. Volgens Meijer zou de gezondheidspsychologie dan ook meer aandacht moeten krijgen voor identiteit, omdat het een belangrijke voorspeller kan zijn van gedrag. “Ik hoop dat door dit onderzoek uiteindelijk meer rokers kunnen stoppen. Met de resultaten van dit onderzoek kunnen we behandelingen of interventies ontwikkelen. Die helpen rokers om zichzelf meer als niet-roker te gaan zien, en daarmee hopelijk om succesvol te stoppen met roken.” Als experiment binnen het promotieonderzoek hebben rokers door middel van een schrijfopdracht zichzelf verplaatst in hun ‘toekomstige zelf’ als iemand die gestopt is met roken. In vervolgonderzoek wil Meijer ook beeldopdrachten geven. Voor dat onderzoek zoekt ze dagelijkse rokers die willen stoppen met roken. Meedoen? Mail Eline Meijer: e.meijer@lumc.nl.
Bron: LUMC
De gevonden genetische variant blijkt bepalend voor de slagingskans of iemand kan stoppen met roken. Een andere variant die de onderzoekers vonden blijkt bepalend te zijn of iemand begint met roken. Daarnaast vonden de onderzoekers drie genetische varianten die te maken hebben met de afhankelijkheid van nicotine, dus die bepalen hoeveel sigaretten iemand per dag rookt. De onderzoekers hopen dat deze bevindingen bijdragen aan de ontwikkeling van therapieën en medicamenten die het stoppen met roken kunnen bevorderen. Er is echter nader onderzoek nodig voordat deze uitkomsten gebruikt kunnen worden voor het behandelen van mensen die willen stoppen met roken. Henning Tiemeier, onderzoeker van het Erasmus MC: "Je kunt wel kijken of iemand deze genetische variaties heeft, maar dat zegt nog erg weinig over bijvoorbeeld de kans dat die persoon daadwerkelijk kan stoppen met roken, dan wel zal beginnen met roken of hoeveel sigaretten die persoon zal roken. Buiten kijf staat daarom dat alle rokers aangemoedigd moeten blijven worden om te stoppen met roken." De opmerkelijke resultaten komen voort uit een omvangrijk genetisch onderzoek, TAG genaamd (Tobacco and Genetics Consortium) waarin wetenschappers van zestien grote genetische onderzoeken uit de hele wereld samenwerken. Ze hebben hiervoor van meer dan 80.000 mensen het dna vergeleken, waarbij zij onderscheid maakten tussen rokers en niet-rokers, rokers onderling en ex-rokers. Vanuit het Erasmus MC droegen de onderzoekers bij aan de grote studie met behulp van gegevens uit het grootschalige bevolkingsonderzoek ERGO.
Rokers die stoppen hebben zes weken na hun laatste sigaret duidelijk minder last van depressie of angststoornissen dan mensen die doorgaan met roken. Dat blijkt uit een overzicht van een groot aantal wetenschappelijke studies, dat onlangs in het British Medical Journal werd gepubliceerd. “Dit is een belangrijke bevinding. Veel rokers die depressief zijn of angststoornissen hebben, zijn juist bezorgd dat hun klachten toenemen als ze stoppen met roken”, aldus Professor Onno van Schayck, hoogleraar preventieve geneeskunde aan de Universiteit Maastricht. “Die angst is dus onterecht.” Voor het onderzoek werden 26 grote studies geanalyseerd die angststoornissen, depressie of stress hadden gemeten bij mensen die tenminste zes weken waren gestopt met roken. Vergeleken met mensen die gewoon doorrookten waren de scores voor al deze aandoeningen duidelijk afgenomen bij de ‘stoppers’. De scores voor ‘opgewekte stemming’ en ‘kwaliteit van leven’ namen juist meetbaar toe onder de stoppers. De gevonden effecten waren minstens zo groot en in een aantal gevallen zelfs groter dan de effecten die worden beschreven voor antidepressiva, aldus de onderzoekers. Dit onderzoek is niet alleen een eye-opener voor veel rokers, zegt hoogleraar Van Schayk. “Ook veel zorgverleners die patiënten met depressie of angstklachten behandelen zijn terughoudend in het adviseren te stoppen met roken. Ook zij veronderstellen vaak dat stoppen de angst en depressie juist zal verergeren. Uit deze meta-analyse blijkt die angst nu onterecht te zijn.” De onderzoekers laten zien dat het stoppen met roken gepaard gaat met positieve effecten op de mentale gezondheid. Ook de mogelijke reserves die zorgverleners hebben ten aanzien van het stoppen bij rokers met psychische problemen is ongegrond. Er wordt zelfs wel gedacht dat nicotine in feite werkt als een antidepressivum. Daardoor zou het extra moeilijk of zelfs gevaarlijk zijn voor mensen met psychische klachten om te stoppen met roken. “Dat is niet zo”, benadrukt Van Schayk, “en dat is heel goed nieuws!”
Rokers met een hart- of vaatziekte die stoppen met roken leven gemiddeld vijf jaar langer. En de kans op een volgende hart- of vaatziekte wordt met gemiddeld 10 jaar uitgesteld. Dat blijkt uit onderzoek onder bijna 5.000 patiënten met hart- en vaatziekten, waarvan een derde van de patiënten rookte. UMC Utrecht-onderzoekster Johanneke van den Berg promoveert donderdag op dit onderzoek. Van de 4673 onderzochte patiënten rookte 33 procent tijdens het ontstaan van de hart- of vaatziekte. De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 61 jaar, en rokers waren gemiddeld vijf jaar jonger dan de niet-rokers wanneer ze voor het eerst symptomen van hart- of vaatziekten kregen. Twee derde van de rokers bleef na deze eerste, levensbedreigende gebeurtenis doorroken. Wat verder opvalt in de studie is dat ook patiënten van 70 jaar of ouder die stopten met roken na de eerste symptomen van een hart- of vaatziekte, gemiddeld langer leefden dan patiënten die door bleven roken. “Ook op hoge leeftijd heeft stoppen met roken dus nog altijd zin, zelfs als je de 70 al gepasseerd bent.” zegt Van den Berg. “Uit het onderzoek bleek dat ‘doorrokers’ meer last van hun vaten kregen en ook hun kans op een tweede hart- of vaatziekte is significant groter. Natuurlijk niet enorm verrassend, maar zolang patiënten roken, blijft het belangrijk om de voordelen van stoppen te benoemen. Zeker omdat het effect van stoppen met roken groter is dan andere preventieve behandelingen zoals het slikken van bloeddruk- of cholesterol verlagende medicatie.” Van den Berg onderzocht ook het gewicht van de patiënten. “We weten dat mensen gemiddeld steeds zwaarder worden en dit vergroot ook de kans op hart- en vaatziekten. Wat ons vooral opviel was dat de grootste stijging van gewicht, uitgedrukt in BMI (Body Mass Index), te zien was bij de ‘jongere’ patiënten met vaatziekten van 50 jaar of jonger. Het geven van voorlichting over gevaren van overgewicht en streven naar gezond gewicht is erg belangrijk, zeker bij relatief jonge patiënten met hart- of vaatziekten.”
Bron: UMC
Mensen steunen bij het stoppen met roken, levert grote besparingen op in de gezondheidszorg. De opbrengst is meer dan twee keer zo groot als de kosten van de ondersteuning. Dat stelt prof. Maureen Rutten-van Mölken, hoogleraar bij het instituut iBMG in Rotterdam. Zij is gespecialiseerd in innovaties voor chronische zieken kosten en de opbrengsten daarvan. Rutten-van Mölken wijst erop dat in Friesland is gebleken dat meer mensen stoppen met roken, als ze gesteund worden met therapie en middelen als nicotinevervangers. Stoppen met ondersteuning blijkt bijna drie keer succesvoller dan stoppen zonder. Een half jaar steun helpt al. Per 1 januari 2012 is ondersteuning bij stoppen met roken echter uit het basispakket van de zorgverzekering geschrapt.
Recent onderzoek van de UZA wees uit dat ondanks alle hulpmiddelen die er bestaan om te stoppen met roken, een derde van de bevolking nog altijd regelmatig een sigaret opsteekt. Op de Werelddag zonder tabak willen artsen en specialisten extra beklemtonen dat roken ongezond is en dat er hulp genoeg is voor mensen die willen roken. "We merken dat er iets meer mensen willen stoppen met roken sinds de behandeling om te stoppen met roken terugbetaalbaar is, maar er zijn erook nog altijd veel die starten met roken, dus er is nog veel werk", zegt dokter Bjorn Dieriks. "Op deze dag willen we de rokers tonen welk effect tabak heeft op hun gezondheid." Bezoekers konden gisteren twee soorten tests afleggen. "De CO-test toont aan hoeveel koolstofmonoxide in de longen aanwezig is, de longinhoudstest plakt een leeftijd op je longen", zegt dokter Dieriks. "Die testen kunnen aan het licht brengen dat het slecht gaat met de roker, bijvoorbeeld dat er symptomen zijn van een chronische bronchitis." En dat kan sommige rokers wakker schudden. Ange Demeutter (40) rookt al sinds ze twaalf is. De testen die ze heeft laten afnemen zijn ietwat zorgwekkend. "Mijn longen zijn volgens de test 63jaar", zegt Ange. "Dat ik niet zo gezond bezig was, wist ik wel, maar het is toch even schrikken." Yilmaz Ibrahim (35) rookt al twintig jaar en heeft al pogingen gedaan om te stoppen, zonder succes. "Ik heb eens geprobeerd met van die staafjes die lijken op een sigaret, maar na een week kreeg ik last van maagzuur, dus ben ik gestopt met die formule", zegt Ibrahim. Hilde Tillens (50) rookt sinds haar 18de en heeft nog nooit geprobeerd om te stoppen, maar wil dat nu wel proberen. Opvallend is dat de testen van Ibrahim en Hilde uitwezen dat hun longen jonger zijn dan hun eigen leeftijd, maar dat wil niet zeggen dat ze gezond bezig zijn. De dame die de test afnam, heeft me doen inzien dat ik eigenlijk een lichaam heb in prima conditie, maar dat ik mijn lichaam aan het afbreken ben door de nicotine", zegt Ibrahim. "Een extra motivatie om ermee te stoppen."
De begeleiding binnen de huisartsenpraktijk bij het stoppen met roken kan beter, stelt gezondheidspsycholoog M. Verbiest van het LUMC. Huisartsen zouden minstens eens per jaar moeten informeren naar het rookgedrag van patiënten en dat moeten registreren. Toch vinden huisartsen dat lastig. Zo vrezen ze dat het ongevraagde advies op weerstand stuit en zo tot een slechtere relatie met de patiënt leidt. Verbiest stelde vast dat een speciale gesprekstraining van huisartsen helpt. Veel patiënten blijken open te staan voor advies om te stoppen met roken. Pas als de huisarts dieper er op in gaat, komen de barrières aan het licht. Als een patiënt wil stoppen, kan de huisarts hem of haar het beste doorverwijzen naar de praktijkondersteuner of andere vormen van gerichte ondersteuning.
De mediacampagne over de vergoeding van hulp bij stoppen met roken, heeft ervoor gezorgd dat bijna twee keer zoveel mensen in 2011 stopten met roken als in 2010. Dit blijkt uit onderzoek van de Universiteit Maastricht dat vandaag is gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Tobacco Control. Vooral rokers die 10 of meer sigaretten per dag rookten, waren gebaat bij de vergoeding van stopondersteuning en de campagne. Rokers die de mediacampagne hadden gezien, stopten significant vaker met roken. In januari 2011 is in Nederland ingevoerd dat rokers die willen stoppen vanuit de zorgverzekering een vergoeding kunnen krijgen voor stophulp (bestaande uit gedragsmatige begeleiding en medicatie en/of nicotinevervangers). De invoering van dit beleid werd destijds ondersteund door een mediacampagne. Vanwege overheidsbezuinigingen werd farmacologische stophulp in 2012 niet meer vergoed, maar sinds 2013 is het weer volledig terug in het basispakket. Daarna is er echter niet meer campagnematig over gecommuniceerd. Dr. Gera Nagelhout, eerste auteur van het onderzoek: “We zien heel duidelijk dat mensen in 2011 goed op de hoogte waren van de vergoeding, maar dat dat nu weer afneemt. Een campagne is belangrijk om rokers te laten weten dat er effectieve stophulp beschikbaar is en dat deze wordt vergoed, zodat rokers gestimuleerd worden om een stoppoging te doen.” De informatieve mediacampagne die eind 2010 en begin 2011 is gevoerd, had de slogan: ’Echt stoppen met roken kan met de juiste hulp’. De campagne is gevoerd op televisie, radio, posters, flyers en internet, werd uitgevoerd door STIVORO en gefinancierd door ZonMw en KWF Kankerbestrijding. De boodschap was dat de combinatie van nicotinevervangers of medicatie met gedragsmatige ondersteuning wordt vergoed door zorgverzekeraars, omdat dit aantoonbaar de meest effectieve vorm van stophulp is. Aan het onderzoek namen 2.763 volwassen rokers deel die tussen september 2010 en juni 2011 vier keer werden ondervraagd. Elke drie maanden vulden zij een vragenlijst in. In totaal namen 1.216 rokers deel aan alle metingen. Het onderzoek werd uitgevoerd door dr. Gera Nagelhout van de Universiteit Maastricht (CAPHRI) en de Alliantie Nederland Rookvrij! in samenwerking met onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam (ASCoR), het Trimbos-instituut en de Open Universiteit. Het veldwerk werd uitgevoerd door MarketResponse en het onderzoek werd gefinancierd door ZonMw.
Stoppen met roken levert grote verlaging van mortaliteit en morbiditeit op en is bijzonder kosteneffectief. Naast voorlichting van patiënten en gedragstherapie zijn er ook farmacologische behandelingsmogelijkheden.
De kans op "niet roken" ten minste zes maanden na aanvang van therapie wordt verdubbeld door behandeling met nicotinepreparaten of bupropion. Varenicline verdrievoudigt de kans op "niet roken" twaalf maanden na aanvang van behandeling. Het is in 2006 door EMEA goedgekeurd. Bron: MFM 2010;48(2):25-6.
Stoppen met roken heeft ook zin als je al wat ouder bent, blijkt uit onderzoek door de universiteit van Oxford onder 1,3 miljoen vrouwen. 20 procent van deze vrouwen rookte, 28 procent had ooit gerookt, terwijl 52 procent had nooit gerookt had. Degenen die voor hun 40ste waren gestopt met roken, leefden gemiddeld negen jaar langer dan vrouwen die door waren gegaan met roken. Als vrouwen waren gestopt met roken voor hun 30ste, betekende dat dat ze 97 procent minder risico liepen op vroegtijdig overlijden. Ook de hoeveelheid sigaretten die ze rookten maakte veel uit. Als rokende vrouwen of vroegere rokers overleden, was dat in twee derde van de gevallen aan het roken te wijten, zeggen de onderzoekers. Het ging om ziekten als langkanker, hartkwalen, beroertes en COPD.
Ook voor mensen die al veertig jaar roken heeft het zin om te stoppen. Hun longfunctie gaat daardoor minder hard achteruit. Dat concludeert arts-onderzoeker Firdaus Mohamed Hoesein van het UMC Utrecht in zijn proefschrift. Mohamed Hoesein analyseerde de gezondheid van deelnemers aan de NELSON-studie. Daarin worden ruim 2200 huidige en voormalige zware rokers via een CT-scan onderzocht op longkanker. De deelnemers krijgen tweemaal een longfunctietest, zowel bij het begin van het onderzoek als drie jaar later. Bij patiënten met longziekte COPD gaat de longfunctie snel achteruit. Gemiddeld zijn de deelnemers 60 jaar en hebben ze 40 jaar lang een pakje sigaretten per dag gerookt. De helft van de mensen stopte met roken voor het begin van het onderzoek, ze hadden geen COPD. Van deze zogenaamde ‘gezonde rokers’ vergeleek Mohamed Hoesein de longfunctie in de loop van de tijd. Van deze zware rokers blijkt de longfunctie in de loop van drie jaar aanzienlijk te verslechteren. Die daling gaat echter een stuk langzamer bij de mensen die meer dan een jaar gestopt waren met roken. De daling nam niet nog verder af bij de mensen die meer dan 4 jaar gestopt waren. “Het betekent dat stoppen met roken ook nog zin heeft bij hele zware rokers”, legt Mohamed Hoesein uit. “Ook mensen met veertig pakjaren zouden moeten stoppen. Daardoor verkleinen ze de kans dat ze COPD krijgen. Deze chronische longziekte is soms dodelijk, niet te genezen en leidt vaakt tot ernstige invalideit.” Uit het onderzoek blijkt ook dat zware rokers met een normale longfunctie soms ook al emfyseem hebben dat alleen op een CT-scan zichtbaar is. Emfyseem ontstaat als longblaasjes stuk gaan en is een van de oorzaken van COPD. Bij deze patiënten verslechteren de longen gedurende drie jaar sneller dan gemiddeld. COPD (‘chronic obstructive pulmonary disease’) is een chronische longziekte. Patiënten hoesten veel, geven slijm op en kampen met kortademigheid bij inspanning. Ongeveer eenvijfde van alle rokers ontwikkelt COPD terwijl ongeveer één procent longkanker krijgt. COPD komt in Nederland en wereldwijd steeds vaker voor. In tegenstelling tot andere chronische ziekten sterven ook steeds meer mensen aan de aandoening. In Nederland lijden ruim 300.000 mensen aan COPD [in 2003]. Een goede behandeling bestaat niet, behalve luchtwegverwijdende medicijnen en ontstekingsremmers. Bij een longfunctietest wordt de hoeveelheid lucht gemeten die iemand in een seconde maximaal kan uitblazen.
"Comparing tailored video- and text-based messages about smoking cessation in different socioeconomic groups: Reach, adherence and (cost-) effectiveness" Het percentage hogeropgeleide rokers daalt sneller dan het percentage laag- en middelbaar opgeleide rokers. Campagnes om mensen te stimuleren te stoppen met roken, hebben mogelijk meer effect als ze op maat gemaakt worden voor verschillende doelgroepen. Dit proefschrift onderzoekt of video-boodschappen een geschikter medium zijn voor mensen met een ‘lage sociaal economische status’ (LSES) dan tekstboodschappen. Er werden twee stoppen-met-roken-programma’s ontwikkeld: één met persoonlijke videofeedback en één met feedback in tekst. Er bleek geen verschil te zijn voor de LSES-doelgroep voor het verwerken van de informatie, maar ze besteedden wel meer aandacht aan de videoboodschappen en hadden een sterker voornemen om de interventie opnieuw te bezoeken dan hogeropgeleiden. Aangezien de kosten lager zijn dan voor de tekstinterventie, wordt implementatie van videogebaseerde boodschappen aanbevolen boven tekstgebaseerde boodschappen.
De Universiteit Maastricht onderzoekt als eerste in Nederland of financiële beloningen rokers extra kunnen motiveren om te stoppen. Dat doen de onderzoekers door te kijken of het geven van cadeaubonnen aan werknemers die succesvol stoppen met roken een positief effect heeft. Bovendien kijken de onderzoekers naar het economisch effect van werknemers die succesvol stoppen met roken. De Universiteit Maastricht is nog op zoek naar bedrijven die mee willen doen met de studie en hun medewerkers een stoppen-met-rokentraining willen aanbieden. Werknemers kunnen tijdens deze studie door te stoppen met roken een totaalbedrag van €350,- verdienen. De eerste cadeaubon (€50,-) krijgen de deelnemers meteen na afronding van de groepstraining. Als ze drie maanden en zes maanden gestopt zijn, krijgen ze iedere keer €50,-. Na 12 maanden krijgen ze nog eens €200,- aan cadeaubonnen. Deelnemende organisaties betalen alleen voor de groepstraining, verzorgd door het gespecialiseerde bedrijf SineFuma uit Breda. Voorbeelden van de ruim 30 organisaties die zich al hebben aangemeld zijn Bosch Security Systems, het Radboudumc, Deen Supermarkten, de Provincie Limburg en ABN AMRO. In totaal zullen 600 werknemers van meer dan 40 bedrijven en instellingen een stoppen-met-rokentraining volgen. Werkgevers zien een gezonde leefstijl als gedeelde verantwoordelijkheid en willen door concrete projecten, zoals een stoppen-met-rokentraining, graag de duurzame inzetbaarheid van hun medewerkers verhogen. Loes Kessels, HR-manager van de agrarische coöperatie Vitelia: “Vitelia heeft van het stoppen met roken een gemeenschappelijke uitdaging gemaakt van werkgever en werknemer. Werknemers gaven aan graag te willen stoppen, maar dat niet zonder hulp te kunnen. Daarom hebben we de stoppen-met-rokencursus aangeboden. Met succes: de deelnemers ervaren het als grote toegevoegde waarde om met een groep collega’s samen deze stap te zetten.” Longverpleegkundige Carien Indemans van het deelnemende Laurentiusziekenhuis in Roermond benadrukt dat professionele begeleiding bij het stoppen met roken belangrijk is: “De meeste rokers willen best stoppen maar blijven dit besluit voor zich uit schuiven. Stoppen met roken is niet alleen de sigaret weglaten, het omvat veel meer omdat het verweven is met je hele systeem. Goede voorbereiding en begeleiding zijn dan ook essentieel om dit plan te laten slagen. Het Laurentiusziekenhuis wil haar medewerkers graag deze kans bieden op weg naar een gezonde en rookvrije toekomst.” Bedrijven die interesse hebben om deel te nemen, kunnen meer informatie aanvragen via catch@maastrichtuniversity.nl. Het onderzoek van de Universiteit Maastricht wordt gefinancierd door KWF Kankerbestrijding. Niet roken verkleint de kans op kanker en daarom financiert KWF onderzoek naar manieren om stoppen met roken te stimuleren. Niet-rokers leven gemiddeld 10 jaar langer en hebben meer gezonde levensjaren. In economisch opzicht zijn rokende werknemers een kostenpost. Rokers verzuimen 1,5 keer meer dan niet-rokende collega’s. Daarnaast leidt roken tot productieverlies vanwege rookpauzes en vervroegde werkuitval door ziekte of overlijden.
Bron: UM
Angstaanjagende plaatjes op sigarettenpakjes zijn niet bij alle rokers effectief, concludeert hoogleraar Arie Dijkstra op basis van zijn onderzoek dat onlangs is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Psychology of Addictive Behaviors van de American Psychological Association. Als de plaatjes worden ingevoerd vindt hij dat rokers gemakkelijk, laagdrempelig en goedkoop ondersteuning moeten kunnen krijgen bij stoppen met roken. Prof. dr. Arie Dijkstra, hoogleraar Gezondheidspsychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, deed onderzoek naar de effecten van de angstaanjagende plaatjes op de voornemens van rokers om te stoppen met roken en op hun rookgedrag. Hij vroeg de helft van 118 rokers om drie weken lang stickers met de angstaanjagende plaatjes op hun sigarettenpakjes te plakken. De andere helft van de rokers bleef gedurende die drie weken hun gewone sigarettenpakjes gebruiken met de huidige tekstwaarschuwingen. De resultaten laten zien dat de angstaanjagende plaatjes werkten bij mensen die gewoonlijk weinig smoezen gebruiken om te blijven roken. Ze kregen significant sterkere voornemens om te stoppen en waren ook al significant vaker minder gaan roken in die drie weken. Zwaardere rokers reageerden eveneens positief op de plaatjes. Ook zij ontwikkelden significant sterkere voornemens om te stoppen. Eerder onderzoek laat zien dat die voornemens een robuuste voorspeller zijn om daadwerkelijk een stoppoging te doen. Bij rokers die veel smoezen gebruiken en bij lichtere rokers hadden de plaatjes geen meetbaar effect. Volgens Dijkstra is er vooral bij de rokers met veel smoezen het gevaar dat ze zich afkeren van het stoppen met roken. Om die mogelijk negatieve effecten op stoppen aan te kunnen tonen, zullen meer rokers voor een langere tijd moeten worden gevolgd. Dijkstra concludeert dat de lelijke plaatjes effectief kunnen zijn maar niet bij iedereen en dat nog niet duidelijk is of sommigen er zelfs slechter van worden. ‘Het beste advies dat ik op basis van mijn onderzoek kan geven is dat als de angstaanjagende plaatjes worden ingevoerd, het van belang is dat er ook voor een oplossing wordt gezorgd: rokers moeten dan gemakkelijk, laagdrempelig en goedkoop ondersteuning kunnen krijgen bij stoppen met roken.’ Prof.dr. Arie Dijkstra is hoogleraar Sociale Psychologie van Gezondheid en Ziekte aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is gespecialiseerd in de psychologie van gezondheidsgedrag en verslavingen. Dijkstra, A., & Bos, C. (2015, January 26). The Effects of Repeated Exposure to Graphic Fear Appeals on Cigarette Packages: A Field Experiment. Psychology of Addictive Behaviors. Online publicatie: http://dx.doi.org/10.1037/adb0000049
Vrouwen hebben meer moeite om te stoppen met roken dan mannen, omdat hun hersenen anders functioneren. Dat meldt het AD op basis van onderzoek door de universiteit van Yale (VS). Wetenschappers bestudeerden de hersenen van 52 mannen en 58 vrouwen, van wie de helft rokers waren. De rokende proefpersonen moesten een week lang stoppen met roken. De wetenschappers onderzochten intussen hun brein met MRI-scans. Vrouwen blijken vooral gevoelig voor andere factoren die met het roken samen hangen, zoals de geur of het vasthouden van een sigaret. Behandelmethoden voor mensen die willen stoppen met roken zijn echter gericht op vervanging van de verslavende nicotine. Vrouwen zouden eerder baat hebben bij gedragstherapie of ontspanningstechnieken.
Jizzo Bosdriesz: ‘Tobacco control policies and socio-economic inequalities in smoking cessation: Evaluating natural experiments’. Belangrijke beleidsmaatregelen hebben de afgelopen dertig jaar tot effect gehad dat meer mensen in Europa zijn gestopt met roken. Volgens Bosdriesz zijn de meeste maatregelen minder effectief bij laagopgeleiden dan bij hoogopgeleiden. Daarnaast ziet hij grote verschillen tussen Europese landen zowel in het rookgedrag van de inwoners als in de mate waarin tabaksontmoedigingsbeleid is ingevoerd en gehandhaafd wordt. Met zijn onderzoek wilde Bosdriesz meer inzicht te krijgen in hoe tabaksontmoedigingsbeleid de verschillen in rookgedrag tussen hoog- en laagopgeleiden in Europa kan verkleinen. Dit heeft hij gedaan met onderzoek naar recente veranderingen in tabaksbeleid en recente verschillen tussen hoog en laagopgeleiden in stoppen met roken. Daarnaast heeft hij de effecten van tabaksbeleidsmaatregelen bestudeerd op stappen die voorafgaan aan stoppen met roken. Ook wilde hij weten of het duurder maken van sigaretten kan leiden tot stoppen met roken. De onderzochte tabaksbeleidsmaatregelen hebben de verschillen in roken tussen hoog- en laagopgeleiden niet kunnen verkleinen en mogelijk zelfs vergoot. Daarmee blijft roken een groot maatschappelijk probleem, vooral voor laagopgeleiden. Het is volgens Bosdriesz belangrijk om het verkleinen van de verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden duidelijk te benoemen. Daarnaast zullen bestaande maatregelen, zoals hulp bij stoppen en informatie in de media, effectiever gemaakt kunnen en moeten worden door ze specifiek te richten op laagopgeleiden.
Bron: AMC
Dat het 13% van alle Nederlandse vrouwen tijdens de zwangerschap niet lukt om te stoppen met roken, kan waarschijnlijk niet verklaard worden door stressvolle gebeurtenissen in deze periode. Dat geldt wel voor het niet kunnen stoppen met alcohol tijdens de zwangerschap, en het opnieuw beginnen met roken ná de zwangerschap. Tot die conclusies komt Chantal Beijers in haar promotieonderzoek. Stoppen met roken en alcohol tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend, maar het lukt niet alle vrouwen om daadwerkelijk te stoppen. Uit eerder onderzoek blijkt dat naar schatting 13% van alle Nederlandse vrouwen blijft roken, en dat 50% alcohol gebruikt tijdens de zwangerschap. Bovendien begint 60% van de vrouwen, die het wel lukte om te stoppen met roken, na de bevalling opnieuw. Er is tot nu toe beperkt bewijs beschikbaar voor eventuele psychologische verschillen tussen vrouwen die doorgaan met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap en de vrouwen die stoppen. Beijers maakte voor haar onderzoek gebruik van de gegevens uit een grote cohortstudie. De promovenda trof geen relatie aan tussen doorgaan met roken en stressvolle gebeurtenissen tijdens de zwangerschap. Die relatie trof ze wel aan voor alcoholgebruik, dat lijkt in het bijzonder samen te gaan met conflicten met geliefden, betrokkenheid bij een misdrijf of zwangerschapsspecifieke gebeurtenissen. In overeenstemming met wat de promovenda en haar collega’s al verwachtten, blijkt een terugval in rookgedrag na de bevalling een relatie te vertonen met een gecompliceerde bevalling. Het identificeren van vrouwen met meer kans op risicovol gezondheidsgedrag tijdens de zwangerschap kan volgens Beijers een belangrijke rol spelen in het ontwikkelen van gezonde leefstijlstrategieën voor deze groep. Chantal Beijers (1987) studeerde Public Health and Society aan de Universiteit van Wageningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij het Interdisciplinary Center Psychopathology and Emotion regulation (ICPE) van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door ZonMw. Beijers werkt als adviseur/epidemioloog bij het CBO.
Als een stoppen-met-roken-behandeling vergoed wordt, schrijven huisartsen zo’n behandeling vaker voor. Er blijken dan ook minder mensen daadwerkelijk te roken. Dat is de uitkomst van een onderzoek door gezondheidspsycholoog Marjolein Verbiest (Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde). Ze beschrijft het onderzoek in het tijdschrift Addiction. Verbiest koppelde drie databases aan elkaar uit de periode 2001-2012: gegevens over het aantal stoppers (Stivoro), gegevens over voorgeschreven hulpmiddelen om te stoppen met roken (Nivel) en gegevens over de uitgifte van stopmedicatie door apotheken (Stichting Farmaceutische Kengetallen). Stoppen met roken lukt beter met medicatieIn 2007 bracht het NHG een richtlijn uit over stoppen met roken. Die hield in dat huisartsen van hun patiënten gingen bijhouden of ze rookten en actief gingen adviseren over stoppen. Verbiest zocht uit of er sinds die richtlijn meer rokers waren gestopt. Dat bleek niet het geval. Of huisartsen wel actiever waren geworden op dit terrein kon ze niet opmaken uit de gebruikte databases. Wat wél zichtbaar effect had, was de vergoeding door de zorgverzekeraars van stoppen-met- roken-medicatie. Die werd in 2011 ingevoerd. Verbiest benadrukt dat een pilletje alleen niet genoeg is. “Het gaat om een totaalbehandeling. De huisarts bespreekt het rookgedrag, schrijft voor en begeleidt de patiënt bij het stoppen. Zodra de medicatie vergoed werd, schreven huisartsen in ieder geval vaker stoppen-met-rokenmedicatie voor.” Ook constateerde Verbiest dat er meer mensen waren gestopt – “nee, niet alleen op 1 januari!”. Het resultaat was dat er in 2011 2,9 procent minder mensen rookten dan in het jaar daarvoor. De vergoeding voor medicatie werd een jaar later door een nieuw kabinet afgeschaft. Dat had een zichtbaar effect op het totaal aantal rokers: dat steeg met 1,2 procent. Inmiddels is de vergoeding weer ingevoerd. “Het is fijn om te zien dat dat effect heeft”, zegt Verbiest. Ze hoopt dan ook dat politici en organisaties als Stivoro haar resultaten kunnen gebruiken. Voor alle duidelijkheid: “Er zijn geen belangen in het spel, ik word niet betaald door Stivoro of door de makers van de medicatie.”
Volgens onderzoekers van de universiteit van Pennsylvania werken nicotinepleisters niet voor alle rokers die willen stoppen. Zij ontdekten dat driekwart van de rokers nicotine sneller afbreken dan gemiddeld. Deze mensen zouden daarom beter andere hulpmiddelen bij het stoppen met roken gebruiken. Ook bleek dat mensen die nicotine minder snel afbreken betere resultaten boeken bij het stoppen met roken wanneer ze de nicotinepleisters zes maanden lang gebruiken, in plaats van slechts twee maanden. Langduriger therapie helpt mensen beter bij het stoppen en herstel van een terugval. Maar alle vormen van therapie bij stoppen met roken werken alleen maar als mensen echt willen stoppen, zeggen de onderzoekers.
Rokende jongeren vinden het erg moeilijk om te stoppen. Nicotineafhankelijkheid is de voornaamste oorzaak en een van de sterkste voorspellers voor het mislukken van een stoppoging. Dat zegt onderzoekster C. Scherphof van de UU op basis van onderzoek onder 265 jongeren van 13 tot 18 jaar die wilden stoppen met roken. Zij kregen nicotinepleisters of placebopleisters. Er waren enkele positieve effecten op de korte termijn, maar die verdwenen doorgaans binnen een jaar. Geringe therapietrouw, de beperkte vermindering van de drang om te roken en de onvoorspelbaarheid van terugval naar roken, benadrukken volgens Scherphof de problemen die jongeren ondervinden bij het stoppen met roken. Nicotinepleisters in combinatie met gedragstherapie zou mogelijk effectiever zijn.
Roken is wereldwijd de belangrijkste vermijdbare oorzaak van ziekte en vroegtijdige sterfte. Roken veroorzaakt hart- en vaatziekten, ziekten van het luchtwegstelsel en verschillende soorten kanker. Stoppen met roken is belangrijk, maar niet altijd even gemakkelijk. Eline Smit onderzocht of een volledig geautomatiseerd online advies-op-maat voor stoppen met roken effectief kan zijn in het vergroten van het aantal succesvolle stoppers wanneer dit wordt aangeboden via de huisartsenpraktijk. Haar proefschrift laat zien dat zo’n persoonlijk stopadvies via de huisarts (kosten)effectief is. Bovendien worden laag opgeleide rokers, normaal gesproken een lastig bereikbare groep, op deze manier goed bereikt. Eline Smit verdedigt het proefschrift op woensdag 3 oktober aan de Universiteit Maastricht. Het onderzoek werd gefinancierd door KWF Kankerbestrijding. Een stopadvies van de huisarts kan rokers van het roken afhelpen. Tijdgebrek van huisartsen noopt echter tot andere maatregelen. Een andere effectieve methode om rokers te helpen bij het stoppen is een online advies-op-maat. Op basis van een online vragenlijst wordt hierbij een individueel en persoonlijk stop-advies gegenereerd. Omdat dit volledig automatisch verloopt, kan het integreren van een dergelijk programma in de huisartsenpraktijk een mogelijke oplossing zijn. Uit het onderzoek blijkt dat online advies-op-maat effectief kan zijn als ook kosteneffectief. Smit onderzocht ook hoe praktijkondersteuners werkzaam in de Nederlandse huisartsenpraktijken het online advies-op-maat beoordelen. Voor hen blijkt dit programma een goede aanvulling op bestaande stoppen-met-roken hulpmiddelen. Bovendien bleek het aanbieden van dit programma via de huisartsenpraktijk succesvol in het bereiken van laag opgeleide rokers, iets dat via massamedia minder goed lukt. Omdat het onderzoek vooral inzicht geeft in de korte termijneffecten van online advies-op-maat voor bepaalde typen rokers, doet het proefschrift ook aanbevelingen voor verbeteringen van het programma, zodat het in de toekomst kan worden ingezet via alle huisartsenpraktijken in Nederland.
Stoppen met roken is de beste optie voor de gezondheid, maar toch roken er nog steeds veel mensen. Fabrikanten brengen daarom producten op de markt met een directe of indirecte claim dat ze minder schadelijk zijn voor de gezondheid dan conventionele tabaksproducten. De meningen over deze zogeheten harm reduction-middelen zijn verdeeld, omdat de effecten op de gezondheid van de gebruiker nog niet duidelijk zijn. Om die te kunnen beoordelen is kennis nodig over de samenstelling van het product, het rookgedrag (hoeveel wordt ervan gerookt en hoe diep wordt geïnhaleerd) en de gezondheidseffecten van het product. Het RIVM heeft daarom een eerste inventarisatie gemaakt van harm reduction-producten en wat er over het gebruik en de gezondheidseffecten bekend is. Voorbeelden van harm reduction-producten zijn tabak die in de mond wordt gestopt zoals de 'snus', de e-sigaret en een product waarin tabak wordt verhit maar niet verbrand (heat not burn). Bij deze vormen staan gebruikers niet aan schadelijke verbrandingsproducten bloot. De e-sigaret bijvoorbeeld verdampt een vloeistof die meestal nicotine bevat. De gebruiker krijgt hiermee minder schadelijke stoffen binnen dan bij het roken van een tabakssigaret. De effecten op de langere termijn en de effecten op de gehele bevolking zijn echter nog onduidelijk. Ook tabak-verhittingsproducten lijken minder schadelijk te zijn voor de gezondheid dan conventionele sigaretten. Meer kennis is nodig, zoals over het rookgedrag van de gebruiker, om een afgewogen oordeel over de schadelijkheid te kunnen geven. Voorstanders van harm reduction-middelen vinden dat verstokte rokers ze beter kunnen gebruiken dan gewone tabak. Tegenstanders vrezen dat niet-rokers ze zullen gaan gebruiken vanwege het imago dat ze minder schadelijk zijn. Daarnaast bestaat de zorg dat ze een opstapje kunnen zijn naar het gebruik van conventionele tabaksproducten. Ook zouden ze mensen ervan kunnen weerhouden om te stoppen met roken, of het negatieve imago rond roken als 'stom en ongezond' wegnemen (renormaliseren).
Schokkend: effect van roken op huid
Vrouwelijke rokers blijken geschokt wanneer de gevolgen voor hun huid als ze niet stoppen met roken zichtbaar kunnen worden gemaakt. Dat blijkt uit onderzoek door het Engelse Staffordshire University. Met behulp van computersimulaties werd zichtbaar wat de gevolgen zijn voor je huid wanneer je blijft roken. Aan de hand van deze simulaties konden vrouwelijke rokers zien, hoe hun gezicht eruit zou gaan zien als ze doorgingen met roken. Twee derde van de vrouwen uit het onderzoek zei nadien gelijk te willen stoppen met roken. Volgens professor S. Grogan zijn vrouwen zeer bezorgd over de impact van veroudering op hun huid in het algemeen en over de bijkomende effecten van roken op hun huid. De rooksters waren geschokt en soms zelfs misselijk door de beelden.
Saleh Hamieh heeft met behulp van dynamische combinatoriële chemie nieuwe, synthetische receptoren ontwikkeld. Een van de resultaten van zijn onderzoek is een receptor die nicotine bindt, en mogelijk toepasbaar is als hulpmiddel bij het stoppen met roken. Het algemene onderwerp van dit proefschrift is het ontwikkelen van synthetische receptoren voor organische ammonium ionen in bijna-fysiologische omstandigheden gebruik makend van disulfide dynamische combinatoriële chemie (DCC). Dit is een relatief nieuwe chemisch hulpmiddel die het mogelijk maakt om eenvoudigere moleculaire bouwstenen onderling en reversibel te laten reageren tot complexe moleculen. Hamieh presenteert een voorbeeld van het succesvol gebruik van deze methode voor het ontwikkelen van een receptor voor nicotine. De receptor heeft een vergelijkbare affiniteit als de synthetische receptoren die tot nu toe beschreven zijn en wordt verkregen in hogere opbrengst. Deze nieuwe receptor bindt nicotine beter dan β-cyclodextrine, een verbinding die nu gebruikt wordt in nicotine-houdende middelen die geslikt worden door mensen die willen stoppen met roken. Omdat de nieuwe receptor de nicotine ook goed kan loslaten in het lichaam, zou deze een alternatief kunnen zijn voor β-cyclodextrine. Het onderzoek van Saleh Hamieh (Taraya, Libanon) is verricht binnen het Stratingh Institute for Chemistry van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen, met financiering van het Europese Marie Curie Actions programma en de Rijksuniversiteit Groningen.
Volgens Amerikaanse wetenschappers valt aan de hersenactiviteit te zien of iemand die wil stoppen met roken daar in zal slagen. Dat meldde de NRC Handelsblad onlangs. Rokers kregen persoonlijke boodschappen, die te maken hadden met hun rookgedrag. Deze waren opgesteld na interviews over hun rookgewoonten en stopwensen. De deelnemers kregen deze persoonlijke boodschappen te horen terwijl ze in een MRI-scanner lagen, waarmee kan worden gemeten of de stofwisseling in de hersenen verhoogd is. Na afloop van die sessie moesten de deelnemers stoppen met roken. Vier maanden later werd nagegaan welke mensen met succes waren gestopt. De sterkte van de activiteit in twee hersengebieden voorspelde vrij nauwkeurig of ze van de sigaret zouden afblijven, zo bleek.
De vooruitzichten en levenskwaliteit van hartpatiënten hangen samen met hun gevoel van samenhang in het leven (sense of coherence, SOC). Dat stelt psycholoog Barbora Šilarová in haar promotieonderzoek. Zij gebruikte voor haar onderzoek gegevens van het East Slovakian Institute of Cardiac and Vascular Disease in Kosice, Slowakije. Šilarová onderzocht de rol die SOC speelt bij mensen met een coronaire hartziekte, de belangrijkste doodsoorzaak in Europa. Vooral in Centraal-Europese landen sterven veel mensen aan hartziekten. De vooruitzichten van hartpatiënten worden voor een belangrijk deel bepaald door de vraag of zij bereid zijn hun leven aan te passen door bijvoorbeeld te stoppen met roken en/of alcohol, hun eetpatroon te veranderen en meer te bewegen. SOC bleek inderdaad een voorspeller te zijn van niet-roken of stoppen met roken na een behandeling voor coronair lijden. Dat verband was er ook tussen SOC en alcoholgebruik, maar verrassend genoeg niet voor SOC en fysieke activiteit. Een lage SOC, en een hogere mate van vijandigheid, bleken andersom ook een goede voorspeller van slechte vooruitzichten en een lage kwaliteit van leven. Een lage SOC trof de promovenda onder andere aan bij Roma patiënten. Zij concludeert dat SOC meer aandacht verdient, zowel in de behandeling van hartpatiënten, als in het opzetten van interventies ter verbetering van gezondheidsgerelateerd gedrag. Barbora Šilarová (Slowakije, 1985) studeerde Psychologie aan de universiteit van Trnava, Slowakije en volgde de research master Clinical and Health Psychology in Leiden. Zij verrichtte haar onderzoek binnen het Kosice Institute of Public Health, een samenwerkingsverband van de Safarik Universiteit, Košice, Slowakije, en het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd onder andere gefinancierd door de Slovak Research and Development Support Agency.
Artsen, tandartsen, psychologen en praktijkondersteuners spelen een belangrijke rol bij het motiveren van rokers om te stoppen. Als zij een korte training krijgen, lukt het hen beter om patiënten te motiveren om te stoppen met roken. Dat blijkt uit onderzoek door het LUMC en de universiteit en het Queen Elisabeth Hospital van Adelaide. Trainingsprogramma’s voor zorgprofessionals zijn gericht op het aanleren van de beste strategieën om rokers te begeleiden bij een stoppoging. Na zo’n training lukte het deze mensen om ongeveer 35 procent meer patiënten te laten stoppen met roken, in vergelijking met ongetrainde professionals. Verder bleek een eenmalige sessie van maximaal twee uur effectiever dan meerdere lange en intensieve sessies.
Kleine aangeboren varianten in zogenaamde rokengerelateerde genen beïnvloeden de effectiviteit van het stoppen met roken behandelingen. In dit promotieonderzoek werden verschillende varianten gevonden die de mate van verslaving en stopkansen na behandeling met antidepressiva beïnvloeden. Deze kennis zal in de nabije toekomst kunnen leiden tot een genetische test om vooraf de meest effectieve behandeling voor het stoppen met roken bij individuele rokers te bepalen. Uit verder onderzoek blijkt dat rokers het belang zien van een dergelijke test, vooral als deze wordt aangeboden door hun huisarts. Huisartsen zijn ook geïnteresseerd in het aanbieden hiervan, maar vinden dat ze hiervoor onvoldoende tijd en kennis hebben. Proefschrift: mw. Marieke Quaak, MPh, “Assessment of genetic variation as a predictor of smoking cessation success”
Stoppen met roken heeft zelfs nog zin voor mensen die al jaren zwaar roken. Dat zegt M. Hosein van het UMC Utrecht op basis van zijn onderzoek naar de chronische longaandoening COPD. Ongeveer 20 procent van de rokers ontwikkelt COPD. Roken is de belangrijkste riscofactor voor de aandoening, die gekenmerkt wordt door kortademigheid longemfyseem en longfunctiedaling. Stoppen met roken bleek zelfs een gunstig effect te hebben bij mensen die al 40 jaar zwaar hadden gerookt. Mensen die vier jaar of langer gestopt waren, hadden een lagere longfunctiedaling en emfyseemprogressie vergeleken met deelnemers die nog wel rookten bij aanvang van de studie. Hoe langer men gestopt was, hoe lager de longfunctiedaling en emfyseemprogressie waren.
Het aantal meldingen over patiënten die onwel zijn geworden na het gebruik van zogenaamde ‘nieuwe psychoactieve stoffen’ is in 2014 meer dan verdubbeld ten opzichte van een jaar eerder. Dit staat in het jaaroverzicht van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC), onderdeel van het UMC Utrecht. In 2014 ontving het NVIC opvallend meer meldingen over incidenten met ‘nieuwe psychoactieve stoffen’ (NPS): een toename van 36 meldingen in 2013 naar 77 in 2014. De term 'nieuwe psychoactieve stoffen' is een verzamelnaam voor stoffen die pas sinds korte tijd als drugs worden gesynthetiseerd, aangeboden of gebruikt. Doordat hun chemische structuur enigszins verschilt van bekende ‘klassieke’ drugs, vallen NPS meestal (nog) buiten de drugswetgeving en kunnen ze vrij eenvoudig op de drugsmarkt gebracht worden. Daarom worden ze ook wel 'legal highs' genoemd. “De stijging van het aantal incidenten met NPS is een wereldwijde trend, waarbij de makkelijke verkrijgbaarheid via internet zeker een rol speelt”, aldus Irma de Vries, internist-toxicoloog bij het NVIC. Sommige NPS werken stimulerend, andere hebben vooral hallucinogene effecten. De meeste meldingen aan het NVIC over NPS gingen over 4-fluoramfetamine (4-FA, 24 keer). Dit kan een oppeppend gevoel geven, zoals bij amfetamine. Ook ervaren gebruikers een gevoel van verbondenheid en openheid, net als bij MDMA (xtc). Het gebruik van NPS is echter niet zonder risico’s. Het kan leiden tot vergiftigingsverschijnselen, waarvoor medische hulp moet worden gezocht. Daarbij gaat het meestal om ernstige hoofdpijn, misselijkheid en braken, hartkloppingen, verhoogde bloeddruk en angst. Volgens het NVIC-Jaaroverzicht 2014 veroorzaken medicijnen de meeste vergiftigingen. Het gaat daarbij vaak om pijnstillers en rustgevende middelen. Opvallend is ook de stijging van het aantal blootstellingen aan het antidepressivum en ontwenningsmiddel bupropion met 60 procent, naar 80 keer in 2014. Overdoseringen van bupropion kunnen ernstig verlopen. Patiënten worden in eerste instantie onrustig en verward. Bij een grote overdosering kunnen epileptische aanvallen en ernstige hartritmestoornissen volgen. De Vries: “Het aantal gebruikers van bupropion is de afgelopen vijf jaar meer dan verdubbeld, mogelijk omdat het de laatste jaren ook wordt gebruikt als hulpmiddel bij het stoppen met roken. We zien vaker dat als een geneesmiddel door meer mensen wordt gebruikt, ook het aantal overdoseringen hiermee toeneemt.” Het NVIC is de nationale vraagbaak voor huisartsen, medisch specialisten en andere hulpverleners bij acute vergiftigingen. Het NVIC geeft 24/7 informatie over de effecten en behandeling van vergiftigingen bij mensen en dieren. In Nederland bestaat geen meldingsplicht voor acute vergiftigingen. Het NVIC registreert alleen vergiftigingen waarbij artsen en andere hulpverleners advies nodig hebben. In 2014 werd het NVIC 43.076 keer telefonisch geraadpleegd over in totaal 38.679 mensen en dieren die waren blootgesteld aan giftige stoffen. Door het grote aantal informatieverzoeken per jaar, heeft het NVIC goed inzicht in trends in het aantal vergiftigingen met bepaalde producten. Voor meer informatie, ga naar de website van het NVIC.
Vrouwen en mannen zonder vruchtbaarheidsproblemen hoeven niet helemaal te stoppen met roken of drinken om eerder zwanger te raken, zo blijkt uit onderzoek van Meike Mutsaerts onder 1.924 Drentse ouderparen. Maar, stelt Mutsaerts, uit veel onderzoek blijkt dat roken en alcoholgebruik schadelijk zijn voor de jonge zwangerschap. Dus alle vrouwen die er een ongezonde leefstijl op nahouden, zouden voor de zwangerschap leefstijladvies moeten krijgen. Omdat vrouwen minder geneigd zijn om hun ongezonde leefstijl aan te passen als hun partner dit niet doet, is het volgens Mutsaerts van belang beide partners te betrekken in preconceptionele voorlichting. Mutsaerts bestudeerde de invloed van leefstijl en overgewicht op vruchtbaarheid, zowel bij vrouwen en mannen. Zij concludeert dat gematigd alcohol- en nicotinegebruik geen nadelig effect heeft op de vruchtbaarheid. Mutsaerts bevestigde dat een toename in body mass index (BMI) voor de zwangerschap samenhang vertoont met een hogere kans op hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap, zwangerschapsvergiftiging, zwangerschapssuikerziekte en spina bifida (‘open ruggetje’). In het tweede deel van haar onderzoek ging de promovenda na of en hoe een leefstijlinterventieprogramma de kansen van obese vrouwen op zwangerschap beïnvloedt. Eén van haar conclusies is dat het belangrijk is dat obese vrouwen die participeren in zo’n programma het ook daadwerkelijk afmaken. Vrouwen die afhaakten, hadden aanzienlijk minder kans op een spontane zwangerschap dan vrouwen die het programma voltooiden. Vrouwen die het programma wel afmaakten, hadden vervolgens minder vruchtbaarheidsbehandelingen nodig. Meike Mutsaerts (1982) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek binnen onderzoeksinstituut SHARE, onderzoeksprogramma Reproductive Origins of Adult Health and Disease, van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door ZonMW. Mutsaerts is in opleiding tot huisarts.
Kanker is een complexe ziekte met veel verschillende oorzaken. Naar schatting 90-95% van alle vormen van kanker kan worden toegeschreven aan omgevingsomstandigheden en leefstijl. Promovenda Niloofar Taghizadeh beschrijft de mogelijke risicofactoren voor sterfte aan de vier meest voorkomende vormen van kanker, te weten long-, dikkedarm-, prostaat- en borstkanker. Taghizadeh beschrijft diverse genetische en omgevingsfactoren die kunnen bijdragen aan een verhoogd risico op kanker. In haar onderzoek behoorden roken en overgewicht tot de meest significante risicofactoren. Taghizadeh toonde aan dat stoppen met roken het risico van algemene sterfte en sterfte aan alle vormen van kanker reduceert. Verder bleek dat het overschakelen van sigaretten op pijp of sigaren geen verlaging van het sterfterisico door kanker oplevert. Een andere omstandigheid die vaak met kanker in verband wordt gebracht is overgewicht. Taghizadeh bestudeerde welk effect gewichtswijzigingen op de korte en lange termijn hebben op het risico op sterfte door kanker. Opmerkelijk is dat zowel een tijdelijke afname, als een tijdelijke toename van het gewicht, een gunstige invloed op het sterfterisico lijken te hebben. In het laatste deel van haar proefschrift beschrijft Taghizadeh de relatie tussen serumurinezuur en sterfte als gevolg van kanker bij mannen. Ze vond dat hogere niveaus van urinezuur geassocieerd zijn met een lager sterfterisico voor alle vormen van kanker. Taghizadeh stelt dat er naast de bekende risicofactoren die voortkomen uit omgeving, leefstijl en genen waarschijnlijk nog verschillende andere, grotendeels onbekende risicofactoren zijn. Deze verdienen nader onderzoek. Niloofar Taghizadeh (1984) studeerde Veterinaire Geneeskunde (DVM) aan de Shahrekord-universiteit in Iran. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij onderzoeksinstituut GUIDE in het programma Groningen Research Institute for Asthma and COPD en de afdeling Epidemiologie van het UMCG. Taghizadeh werkt inmiddels als postdoctoraal onderzoeker aan de universiteit van Calgary.
COPD-medicijnen werken bij patiënten in de huisartspraktijk mogelijk minder goed dan op grond van wetenschappelijk onderzoek wordt verwacht. De oorzaak daarvan is dat deze patiënten veel verschillen van patiënten die deelnamen aan grote COPD-studies. Dat blijkt uit onderzoek van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), gepubliceerd in PLOS ONE. Medicijnen tegen COPD vaak niet getest op patiënt uit huisartsenpraktijkPatiënten die deelnemen aan grote onderzoeken voor nieuwe geneesmiddelen zijn over het algemeen ziekenhuispatiënten. Ze hebben onder meer een slechtere longfunctie en meer klachten dan de COPD-patiënt in de huisartspraktijk. Door deze discrepantie blijft het onduidelijk of de COPD-medicijnen even goed werken bij ‘gewone’ COPD-patiënten. Huisarts in opleiding Annemarije Kruis en huisarts-onderzoeker dr. Niels Chavannes van de afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde (PHEG) vergeleken groepen COPD-patiënten die deelnamen aan wetenschappelijk onderzoek naar medicijnen met de gemiddelde COPD-patiënt in de huisartspraktijk. Voor een representatief beeld voegden zij gegevens van huisartspraktijken uit verschillende landen samen. Aan de studies naar COPD-medicijnen bleken voornamelijk mannen mee te werken met een slechte longfunctie, veel klachten en een beperkte kwaliteit van leven. COPD-patiënten in de huisartspraktijk hebben vaak een milder stadium van COPD. Ook zijn ze in de helft van de gevallen van het vrouwelijk geslacht en gemiddeld ouder. “In het algemeen kun je met medicijnen meer bereiken bij patiënten met ernstiger klachten, bij wie meer winst te behalen is”, zegt Niels Chavannes. “Ook reageren jongere patiënten vaak beter op medicijnen dan oudere patiënten. Het effect van COPD-medicijnen wordt op basis van klinisch wetenschappelijk onderzoek dus mogelijk overschat.” De huidige richtlijnen voor het voorschrijven van COPD-medicijnen zijn gebaseerd op de grote wetenschappelijke studies. “Dat is kwalijk, aangezien wij als huisartsen het grootste deel van de medicatie voorschrijven aan COPD-patiënten”, merkt Annemarije Kruis op. “Wij pleiten dan ook voor minder selectief onderzoek, en voor meer onderzoek met patiënten met mildere stadia van COPD.” Patiënten met COPD (chronisch obstructieve longziekte) lijden aan longemfyseem of chronische bronchitis, of aan een combinatie van beide ziekten. In 90 procent van de gevallen is roken de oorzaak van COPD. De symptomen zijn onder andere kortademigheid, hoesten en overmatige productie van slijm in de longen. De ziekte is niet te genezen, maar stoppen met roken voorkomt verergering. Patiënten kunnen hun klachten verlichten door gebruik van luchtwegverwijders en inhalatiesteroïden. Die laatste kunnen ook bijwerkingen hebben, zoals schimmelinfecties in de mond en keel.
De vooruitzichten en levenskwaliteit van hartpatiënten hangen samen met hun gevoel van samenhang in het leven (sense of coherence, SOC). Dat stelt psycholoog B. Šilarová van de RUG op basis van gegevens van het East Slovakian Institute of Cardiac and Vascular Disease. Šilarová onderzocht de rol die SOC speelt bij mensen met een coronaire hartziekte, de belangrijkste doodsoorzaak in Europa. De vooruitzichten van hartpatiënten worden voor een belangrijk deel bepaald door de vraag of zij bereid zijn hun leven aan te passen. Dat kan bijvoorbeeld door te stoppen met roken en alcoholgebruik, anders te gaan eten en meer te bewegen. Een lage SOC en een hogere mate van vijandigheid bleken andersom ook een goede voorspeller van slechte vooruitzichten en een lagere kwaliteit van leven.
COPD-medicijnen werken bij patiënten in de huisartspraktijk mogelijk minder goed dan op grond van wetenschappelijk onderzoek wordt verwacht. De oorzaak daarvan is dat deze patiënten veel verschillen van patiënten die deelnamen aan grote COPD-studies. Dat blijkt uit onderzoek van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), gepubliceerd in PLOS ONE. Patiënten die deelnemen aan grote onderzoeken voor nieuwe geneesmiddelen zijn over het algemeen ziekenhuispatiënten. Ze hebben onder meer een slechtere longfunctie en meer klachten dan de COPD-patiënt in de huisartspraktijk. Door deze discrepantie blijft het onduidelijk of de COPD-medicijnen even goed werken bij ‘gewone’ COPD-patiënten. Effect mogelijk overschat Huisarts in opleiding Annemarije Kruis en huisarts-onderzoeker dr. Niels Chavannes van de afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde (PHEG) vergeleken groepen COPD-patiënten die deelnamen aan wetenschappelijk onderzoek naar medicijnen met de gemiddelde COPD-patiënt in de huisartspraktijk. Voor een representatief beeld voegden zij gegevens van huisartspraktijken uit verschillende landen samen. Aan de studies naar COPD-medicijnen bleken voornamelijk mannen mee te werken met een slechte longfunctie, veel klachten en een beperkte kwaliteit van leven. COPD-patiënten in de huisartspraktijk hebben vaak een milder stadium van COPD. Ook zijn ze in de helft van de gevallen van het vrouwelijk geslacht en gemiddeld ouder. “In het algemeen kun je met medicijnen meer bereiken bij patiënten met ernstiger klachten, bij wie meer winst te behalen is”, zegt Niels Chavannes. “Ook reageren jongere patiënten vaak beter op medicijnen dan oudere patiënten. Het effect van COPD-medicijnen wordt op basis van klinisch wetenschappelijk onderzoek dus mogelijk overschat.” Onderzoek naar mildere stadia De huidige richtlijnen voor het voorschrijven van COPD-medicijnen zijn gebaseerd op de grote wetenschappelijke studies. “Dat is kwalijk, aangezien wij als huisartsen het grootste deel van de medicatie voorschrijven aan COPD-patiënten”, merkt Annemarije Kruis op. “Wij pleiten dan ook voor minder selectief onderzoek, en voor meer onderzoek met patiënten met mildere stadia van COPD.” Patiënten met COPD (chronisch obstructieve longziekte) lijden aan longemfyseem of chronische bronchitis, of aan een combinatie van beide ziekten. In 90 procent van de gevallen is roken de oorzaak van COPD. De symptomen zijn onder andere kortademigheid, hoesten en overmatige productie van slijm in de longen. De ziekte is niet te genezen, maar stoppen met roken voorkomt verergering. Patiënten kunnen hun klachten verlichten door gebruik van luchtwegverwijders en inhalatiesteroïden. Die laatste kunnen ook bijwerkingen hebben, zoals schimmelinfecties in de mond en keel. Het artikel is gepubliceerd in PLOS ONE.
Proefschrift: mw. Daniela Schulz, MSc, “Using the internet to promote a healthy lifestyle; Testing a multiple behaviour change intervention regarding reach, use, appreciation, effectiveness and cost-effectiveness” Voor dit proefschrift werd een leefstijlinterventie ontwikkeld - aangeboden via het internet en gericht op volwassenen uit de algemene Nederlandse populatie - met als doel deelnemers te stimuleren om gezonder te gaan leven: meer bewegen, meer groente en fruit eten, minder alcohol consumeren en stoppen met roken. Deelnemers aan het programma ontvingen persoonlijke adviezen, afgestemd op hun antwoorden. Dit zogenoemde advies-op-maat heeft zich bewezen als een (kosten)effectieve methode voor leefstijlverandering. De resultaten tonen echter ook aan dat veel deelnemers het programma vroegtijdig verlaten; de keerzijde van internetinterventies. Effectieve strategieën om gebruik te optimaliseren zijn nodig om het gewenste effect te vergroten.
Kun je bij mensen met de longziekte COPD de kapotte longblaasjes herstellen met cellen uit het eigen beenmerg? Dat onderzocht promovendus en longarts in opleiding Winifred Broekman. Ze promoveerde op 7 september. “De resultaten zijn bescheiden, maar bemoedigend.” Tijdens haar promotie verdiepte Broekman zich in cellen uit het beenmerg: zogenoemde mesenchymale stromale cellen (MSCs). De hoop is dat deze cellen het herstel van longweefsel kunnen stimuleren bij COPD-patiënten. “Momenteel is er geen remedie voor deze patiënten die heel benauwd zijn doordat hun longblaasjes kapot zijn. We kunnen de klachten wel verminderen, maar wat kapot is kunnen we niet repareren.” Broekman bouwde voort op eerdere hoopgevende resultaten van wetenschappers in andere laboratoria met de behandeling bij muizen. Nadat de promovendus in het laboratorium aantoonde dat de MSCs inderdaad herstel van beschadigde longcellen stimuleren, maakte ze de stap naar patiënten. Door haar onderzoek slim op te zetten, kon Broekman goed zien wat het effect is van de behandeling op het weefsel. “Bij sommige COPD-patiënten met ernstige benauwdheidsklachten kan het weghalen van het meest beschadigde deel van de longen ervoor zorgen dat mensen meer lucht krijgen. We doen dit in twee keer: eerst de ene long en dan de andere long. In onze studie gaven we mensen tussen de eerste en de tweede operatie de behandeling met MSCs.” Uit de vergelijking van het verwijderde longweefsel van de eerste en de tweede operatie kan Broekman nog geen harde conclusies te trekken. “Het lijkt erop dat de cellen uit beenmerg effect hebben op de wand van de bloedvaatjes in de long. Maar we hebben slechts naar tien patiënten gekeken en we weten niet zeker of het effect door de MSCs komt of door de operatie zelf.” Voor de komende jaren liggen er dus nog een hoop vragen open, maar de eerste resultaten zijn dusdanig bemoedigend dat een vervolgstudie met meer patiënten en een controlegroep is gepland. Broekman zal slechts indirect betrokken zijn bij deze vervolgstudie, maar ze kijkt reikhalzend uit naar de resultaten. “In mijn spreekkamer zie ik dagelijks patiënten met COPD en het zou fantastisch zijn als we straks meer weten over hoe en of deze behandeling ze kan helpen een betere kwaliteit van leven te hebben.” Als eerste stap van de behandeling blijft ze patiënten echter altijd adviseren om te stoppen met roken. “Dat is en blijft vooralsnog de beste behandeling.”
Bron: LUMC
Onderzoek, mede gefinancierd door de Hartstichting, wijst uit dat het van de grootte en de vorm van een uitstulping in een hersenslagader (aneurysma) afhangt of hij zal groeien. Grote uitstulpingen barsten gemakkelijker open en leiden zo vaker tot een hersenbloeding. Deze onderzoeksresultaten publiceerde dr. Stijntje Bor (Hersencentrum, UMC Utrecht) op 13 november in het tijdschrift Stroke. Een uitstulping aan een hersenslagader, een aneurysma, kan zich bevinden in de ruimte tussen de schedel en de hersenen (de subarachnoïdale ruimte). Zo’n aneurysma kan in de loop van het leven ontstaan. Lang niet alle aneurysma’s barsten. Hoe groter het aneurysma, hoe groter de kans dat het uiteindelijk openbarst en er een subarachnoïdale hersenbloeding (SAB) optreedt. Deze treedt plotseling op en treft vaak jonge mensen. Van de mensen die deze ernstige hersenbloeding krijgen, sterft zeker de helft. Van de mensen die in leven blijven is bijna de helft hulpbehoevend. Het onderzoek van Stijntje Bor richtte zich op dit type hersenbloedingen. Dr. Stijntje Bor ontdekte welke factoren passen bij groei van een aneurysma. Zo blijken brede aneurysma’s minder vaak te groeien dan ballonvormige aneurysma’s. Ronde aneurysma’s groeien ook minder vaak dan bijvoorbeeld hartvormige aneurysma’s of aneurysma’s met bultjes. Uit het onderzoek van Stijntje Bor blijkt dat aneurysma’s vaker groeien bij mensen die roken. Stijntje Bor: “Groei kan ervoor zorgen dat een klein, relatief ongevaarlijk, aneurysma uitgroeit tot een groot aneurysma, dat sneller kan openknappen. Het is dus belangrijk dat mensen met aneurysma’s stoppen met roken.” De onderzoeksresultaten zijn niet alleen van belang voor mensen die al weten dat ze een aneurysma hebben. Ook voor mensen die twee of meer eerstegraadsfamilieleden met een SAB hebben, zijn ze belangrijk. Stijntje Bor: “Uit eerder onderzoek weten we dat mensen met een familiaire belasting een sterk verhoogd risico hebben om ook een aneurysma of SAB te krijgen. Het is dus verstandig dat zij zich op aneurysma’s laten screenen. Wij raden deze mensen dan ook aan hun huisarts daarover te raadplegen. Door een hersenscan bij deze mensen te maken, kunnen artsen een aneurysma opsporen en behandelen vóórdat het barst.” Stijntje Bor hoopt dat artsen met deze onderzoeksresultaten beter kunnen voorspellen welke aneurysma’s zullen groeien en mogelijk barsten, en welke stabiel zullen blijven.
Het eiwit fstl1, een bekend ontstekingseiwit bij reuma, is ook bij COPD-patiënten verhoogd in de longen aanwezig. De productie van dit eiwit in de longen wordt aangezet door roken en speelt een rol bij ontsteking en slecht weefselherstel bij COPD. Dat concludeert Navessa Padma Tania in haar proefschrift over de rol van fstl1 bij COPD. Zij laat zien dat niet alleen patiënten met COPD, maar ook gezonde rokers en ex-rokers hoge concentraties van dit eiwit in hun longweefsel hebben. Tania promoveert 6 oktober 2017 aan de Rijksuniversiteit Groningen. Haar onderzoek werd gefinancierd door het Longfonds. ‘Dit onderzoek geeft meer inzicht in het mechanisme dat zorgt voor longproblemen bij COPD,’ verklaart Reinoud Gosens, promotor van Navessa Tania en adjunct-hoogleraar bij de RUG. ‘We kunnen met deze kennis niet direct een geneesmiddel maken, maar het ontstekingseiwit fstl1 is mogelijk wel één van de aangrijpingspunten voor een toekomstig medicijn.’ Het onderzoek past goed binnen Gosens onderzoekslijn naar de verbetering van longweefselherstel. ‘Een groot probleem bij COPD is dat het longweefsel zo slecht herstelt,’ legt Gosens uit. ‘Fstl1 lijkt daarin een rol te spelen, omdat het de groeifactor BMP remt. BMP is juist belangrijk voor weefselherstel. Fstl1 remt daardoor dus het herstel.’ Een ander probleem bij COPD is de altijd aanwezige ontstekingen in de longen. Ook daarin is fstl1 een boosdoener. Het bevordert namelijk een ontstekingsreactie. ‘Dat effect van fstl1 kenden we al van onderzoek naar reuma, maar blijkt in de longen inderdaad ook aanwezig te zijn.’ Tot slot speelt fstl1 een rol bij de ontwikkeling van bloedvaten in de longen. ‘Verhoogde aanwezigheid van fstl1 in de longen kan een effectieve ontwikkeling van bloedvaten in de longen verstoren. Ook dit draagt mogelijk bij aan de klachten van COPD. Omdat fstl1 ook aanwezig is in longen van gezonde mensen, kun je niet zeggen dat het de oorzaak is van COPD. ‘Wel zien we duidelijk een verschil tussen longen van mensen die roken of gerookt hebben en longen van niet-rokers. Niet-rokers hebben dit eiwit in veel mindere mate. Het zou daarom wel kunnen dat aanwezigheid van het eiwit een persoon vatbaarder maakt voor COPD, waarschijnlijk in combinatie met andere factoren,’ denkt Gosens. Het onderzoek bevestigt wel wat we al wisten: roken veroorzaakt onomkeerbare veranderingen in de longen. Die effecten blijven, ook als je stopt met roken. ‘Dat wil niet zeggen dat stoppen met roken geen zin heeft; het is altijd veel beter dan doorgaan met roken.’ Reinoud Gosens (1977) is adjunct professor in Translational Pharmacology bij de afdeling Moleculaire Farmacologie van de Faculteit Science en Engineering van de RUG. Hij promoveerde aan de RUG in 2004 en was vervolgens postdoc aan de universiteit van Manitoba in Canada tot 2007. Gosens onderzoek richt zich op mechanismen van longweefselherstel bij longaandoeningen.
Bron: RUG
E-sigaretten, oftewel elektronische sigaretten, verdampen een vloeistof die meestal nicotine en een smaakstof bevat. De e-sigaret is weliswaar minder ongezond dan tabakssigaretten, maar de damp van e-sigaretten bevat een aantal ingrediënten en chemische onzuiverheden in hoeveelheden die schadelijk zijn voor de gezondheid. Het gaat onder andere om nicotine, propyleenglycol en glycerol en aldehydes, nitrosamines en metalen. Inhalatie hiervan kan leiden tot irritatie en schade aan de luchtwegen, hartkloppingen en een verhoogde kans op kanker. Deze gezondheidseffecten zijn wel veel minder ernstig dan die van tabak roken: longkanker, hartinfarct en beroerte, longemfyseem en COPD, en mond-, tong-, slokdarm-, maag- en blaaskanker. Dat blijkt uit onderzoek van het RIVM, waarvoor metingen zijn verricht, risicobeoordelingen zijn gedaan en gebruikers zijn geraadpleegd. Het onderzoek is in opdracht van VWS uitgevoerd vanwege de forse groei van het aantal e-sigaretgebruikers en de onduidelijke gezondheidseffecten van het gebruik. Voor dit onderzoek is het risico voor gebruikers beoordeeld op basis van de stoffen in de damp. In 2015 gaat het RIVM de effecten van stoffen in uitgeademde damp op omstanders onderzoeken. Uit het onderzoek blijkt dat mensen vooral e-sigaretten roken in de veronderstelling dat het minder schadelijk is voor de gezondheid dan een gewone sigaret en helpt om te stoppen met roken. Van de vele merken en modellen zijn navulbare e-sigaretten het meest populair. Vrijwel alle gebruikers rookten tabak voordat ze met de e-sigaret begonnen en de meesten gebruiken tabak naast hun e-sigaret. De 'dampers' verschillen sterk in hun dampgedrag, bijvoorbeeld in het aantal trekjes dat zij per dag gebruiken. De samenstelling van de vele soorten e-vloeistof op de Nederlandse markt en die van de resulterende damp blijken onderling sterk te verschillen. Soms komen de gevonden hoeveelheden nicotine in de vloeistof niet overeen met de gehalten die op de verpakking staan. Van sommige stoffen blijken de concentraties in de damp hoger te zijn dan in de vloeistof. Aldehydes ontstaan bij de opwarming van de vloeistoffen en metalen komen vrij uit de verdamper. Propyleenglycol en glycerol zijn 'dragervloeistoffen' voor nicotine en de smaakstoffen.
Een nieuw gezondheidsprogramma gaat patiënten met (een verhoogd risico op) hart- en vaatziekten belonen voor het volhouden van een gezonde leefstijl. Patiënten kunnen punten sparen door bijvoorbeeld te stoppen met roken, op hun gewicht te letten, lessen te volgen bij de sportschool of gezonde voeding te kopen. Daarmee verdienen ze korting op producten bij grote winkelketens en op leuke uitjes. Met 2,5 miljoen euro van de Hartstichting en ZonMw zal het BENEFIT-consortium, waarbinnen veel organisaties en bedrijven samenwerken, dit programma gaan ontwikkelen en landelijk uitrollen. De afdeling Gezondheids-, Medische en Neuropsychologie van de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Leiden, de afdeling Hartziekten van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het eHealth bedrijf Vital10 leiden dit project. Een gezonde leefstijl is belangrijk voor iedereen. Na een hartinfarct zijn patiënten vaak heel gemotiveerd om gezonder te gaan leven. Toch blijkt het na een periode van revalidatie en begeleiding vaak moeilijk om een gezonde leefstijl vast te houden. “Met name bij de overgang van revalidatiecentrum naar de eigen omgeving vallen patiënten vaak terug in hun oude leefwijze”, weet gezondheidspsycholoog prof. Andrea Evers (faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Leiden). Het programma BENEFIT is bedoeld als extra stimulans om gezond te blijven leven, ter aanvulling op revalidatie en begeleiding door de huisarts. BENEFIT combineert individuele coaching - digitaal of face-to-face - met een loyaliteitssysteem. Deelnemers krijgen via de computer toegang tot een persoonlijk gezondheidsportaal, dat laat zien hoe hun leefstijl en gezondheid er voorstaan. Het gezondheidsportaal toont onder andere gegevens van hun activiteitenmeter, bloeddrukmeter, weegschaal en apps op de mobiele telefoon. Deelnemers kunnen punten verdienen door bijvoorbeeld voldoende stappen te zetten, niet te roken, gezonde voeding in huis te halen en, indien nodig, hun gewicht, bloeddruk, bloedsuiker en/of cholesterol op gezette tijden te controleren. “We willen duurzaam gezond gedrag belonen en zo aantrekkelijk mogelijk maken”, licht medisch psycholoog dr. Veronica Janssen (afdeling Hartziekten, LUMC) toe. “Zo kunnen deelnemers in een gezondheidsgame extra punten verdienen met challenges, denk aan de avondvierdaagse of een maand lang lessen bij de sportschool. Er zijn ook punten te verdienen door vrienden en familie te betrekken bij een gezonde leefstijl.” De punten kunnen deelnemers inwisselen voor leuke uitjes en korting op producten bij grote winkelketens. Een onafhankelijke gebruikerscommissie gaat beoordelen of de producten waarop de deelnemers korting kunnen verdienen passen bij een gezonde leefstijl. “Ook zouden we bijvoorbeeld korting willen bieden op de eigen bijdrage van de zorgverzekering”, aldus Evers. De verzamelde gegevens van de deelnemers zullen uiteraard goed beschermd blijven, zodat er geen oneigenlijk gebruik van gemaakt kan worden. Zorgverleners zullen BENEFIT in eerste instantie aanbieden aan patiënten met (een verhoogd risico op) hart- en vaatziekten. Uiteindelijk moet het programma landelijk uitgerold worden zodat álle geïnteresseerde Nederlanders kunnen deelnemen. “Het BENEFIT-consortium is bewust een publiek-privaat consortium om zo op een verantwoorde en stimulerende wijze de brug te slaan tussen zorg en commercie”, aldus cardioloog dr. Roderik Kraaijenhagen (directeur van Vital10). “Door goede samenwerking kunnen we een nieuw ecosysteem en financieringsmodel neerzetten dat gezond leven stimuleert en waar zowel de zorg, het bedrijfsleven en individuen de vruchten van plukken.” Na vijf jaar moet BENEFIT zonder subsidie kunnen blijven draaien.
Bron: LUMC
Het eiwit fstl1, een bekend ontstekingseiwit bij reuma, is ook bij COPD-patiënten verhoogd in de longen aanwezig. De productie van dit eiwit in de longen wordt aangezet door roken en speelt een rol bij ontsteking en slecht weefselherstel bij COPD. Dat concludeert Navessa Padma Tania in haar proefschrift over de rol van fstl1 bij COPD. Zij laat zien dat niet alleen patiënten met COPD, maar ook gezonde rokers en ex-rokers hoge concentraties van dit eiwit in hun longweefsel hebben. Tania promoveert 6 oktober 2017 aan de Rijksuniversiteit Groningen. Haar onderzoek werd gefinancierd door het Longfonds. ‘Dit onderzoek geeft meer inzicht in het mechanisme dat zorgt voor longproblemen bij COPD,’ verklaart Reinoud Gosens, promotor van Navessa Tania en adjunct-hoogleraar bij de RUG. ‘We kunnen met deze kennis niet direct een geneesmiddel maken, maar het ontstekingseiwit fstl1 is mogelijk wel één van de aangrijpingspunten voor een toekomstig medicijn.’ Het onderzoek past goed binnen Gosens onderzoekslijn naar de verbetering van longweefselherstel. ‘Een groot probleem bij COPD is dat het longweefsel zo slecht herstelt,’ legt Gosens uit. ‘Fstl1 lijkt daarin een rol te spelen, omdat het de groeifactor BMP remt. BMP is juist belangrijk voor weefselherstel. Fstl1 remt daardoor dus het herstel.’ Een ander probleem bij COPD is de altijd aanwezige ontstekingen in de longen. Ook daarin is fstl1 een boosdoener. Het bevordert namelijk een ontstekingsreactie. ‘Dat effect van fstl1 kenden we al van onderzoek naar reuma, maar blijkt in de longen inderdaad ook aanwezig te zijn.’ Tot slot speelt fstl1 een rol bij de ontwikkeling van bloedvaten in de longen. ‘Verhoogde aanwezigheid van fstl1 in de longen kan een effectieve ontwikkeling van bloedvaten in de longen verstoren. Ook dit draagt mogelijk bij aan de klachten van COPD. Omdat fstl1 ook aanwezig is in longen van gezonde mensen, kun je niet zeggen dat het de oorzaak is van COPD. ‘Wel zien we duidelijk een verschil tussen longen van mensen die roken of gerookt hebben en longen van niet-rokers. Niet-rokers hebben dit eiwit in veel mindere mate. Het zou daarom wel kunnen dat aanwezigheid van het eiwit een persoon vatbaarder maakt voor COPD, waarschijnlijk in combinatie met andere factoren,’ denkt Gosens. Het onderzoek bevestigt wel wat we al wisten: roken veroorzaakt onomkeerbare veranderingen in de longen. Die effecten blijven, ook als je stopt met roken. ‘Dat wil niet zeggen dat stoppen met roken geen zin heeft; het is altijd veel beter dan doorgaan met roken.’ Reinoud Gosens (1977) is adjunct professor in Translational Pharmacology bij de afdeling Moleculaire Farmacologie van de Faculteit Science and Engineering van de RUG. Hij promoveerde aan de RUG in 2004 en werkte vervolgens als postdoc aan de universiteit van Manitoba in Canada tot 2007. Gosens onderzoek richt zich op mechanismen van longweefselherstel bij longaandoeningen.
Bron: RUG
Op 8 november gaf professor Leonard Hofstra van VUmc een gastcollege aan tweedejaars studenten van VUmc School of Medical Sciences. Dit college ging over het thema van zijn leerstoel: risicofactoren voor hartziekten. In zijn cardiologiepraktijk heeft hij deze zomer het 'staande consult' geïntroduceerd: een actieve houding is immers beter voor zowel de arts als de patiënt en activeert het brein. Dit in het kader van het idee dat zitten ongezond is en lichaamsbeweging essentieel voor een gezonde leefstijl met minder risico op (hart)ziekten. Hij verzocht de studenten te gaan staan tijdens de les, en ze hielden dat het hele uur vol en namen actief deel aan het college door vragen te stellen en reacties te geven. "Het lijkt erop alsof staand college de interactie met studenten bevordert"'. In zijn college overtuigde hij met veel aantrekkelijk beeldmateriaal de studenten ervan dat hartinfarcten voor 90% zijn gerelateerd aan levensstijl. De door hem mede opgerichte Happy Globally Foundation organiseert wereldwijd evenementen, van India tot Nepal en Nederland (Maastricht), om mensen aan het bewegen te krijgen en te stimuleren na te denken over een gezonde leefstijl. De cijfers zijn dan ook schokkend: elke 3 seconden krijgt iemand ter wereld een hartinfarct en in de toekomst zal dat elke 2 seconden zijn. Grote boosdoeners zijn een ongezond dieet, roken, obesitas, diabetes, stress en te weinig beweging. Hij gaf twee individuele voorbeelden: Jim Fix, de grote auteur van de Complete Guide to Running, die met een relatief gezonde leefstijl toch onverwachts een hartinfarct kreeg en Churchill die 94 werd ondanks overgewicht, roken en drinken. Maar over de gehele populatie zijn de cijfers duidelijk: aderverkalking (atherosclerose) start al op jonge leeftijd. Een ongezonde leefstijl kan niet alleen hartinfarcten veroorzaken maar ook de ziekte van Alzheimer, kanker en diabetes hangen voor een groot deel samen met ongezonde leefstijl factoren. Doordat mensen veel ouder worden, ontstaan so wie so meer ziekten. Ziektes als obesitas brengen verder enorm hoge kosten met zich mee voor de gezondheidszorg. Toch is het proces niet onomkeerbaar: door te stoppen met roken, meer te bewegen, een Mediterraan dieet, meer slaap en af te vallen wordt de kans op een hartaanval veel kleiner. Naast een gezondere leefstijl kunnen allerlei middelen hierbij helpen, zoals bètablokkers, cholestorolverlagers, aspirine en bloedverdunners. Maar gedragsverandering is lastig. Veel gedrag is onbewust. Wat kan werken is een 'personalized' benadering. Verder is educatie belangrijk en 'the internet of things' kan met allerlei electronische (wearables) helpen om ons gedrag te monitoren. Het college van Leonard Hofstra was één groot pleidooi voor preventie (van ziekten). Met een gezondere leefstijl kan iedereen vandaag beginnen. Bijvoorbeeld door vaker te staan en te bewegen dan te zitten.
Bron: VUmc
Volgens schattingen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stijgt het aantal mensen in Nederland met astma en COPD de komende 25 jaar sterk, met respectievelijk 28% en 70%. Dit komt vooral door de bevolkingsgroei en de vergrijzing. Het aantal patiënten met respiratoire allergie (zoals hooikoorts) blijft in deze periode ongeveer gelijk. Deze aandoening komt namelijk bij ouderen minder voor. De verwachting is dat de totale medische kosten voor alle drie de aandoeningen over 25 jaar (fors) zijn gestegen. Voor respiratoire allergie zal dat met 73% zijn; voor astma stijgen de kosten met 150%, voor COPD met 220%. Deze percentages zijn inclusief de jaarlijkse stijging van zorguitgaven door onder andere technologische veranderingen (zoals nieuwe medicijnen) en prijsstijgingen, volgens de trendanalyse van het Centraal Planbureau. Het RIVM heeft deze schattingen gemaakt op verzoek van het Longfonds. De cijfers zijn gebaseerd op nieuwe analyses van de kosten in 2007. Voor astma bedroegen de medische kosten in totaal 287 miljoen euro, gemiddeld 530 euro per patiënt. Dit bedrag bestaat voor bijna driekwart uit kosten voor medicijnen. Bij werknemers komt daar nog gemiddeld 1200 euro per persoon per jaar bovenop vanwege extra ziekteverzuim door astma. Van hen verzuimen werknemers die ouder zijn dan 55 jaar het meest. De medische kosten voor COPD in Nederland in 2007 waren 415 miljoen euro, gemiddeld 1400 euro per patiënt. Hierbij waren geneesmiddelen, ziekenhuisopnames en langdurige zorg (zoals thuiszorg en in verzorgingshuizen) de belangrijke kostenposten. Kosten van arbeidsongeschiktheid waren voor werkenden met COPD gemiddeld 1200 euro per persoon. Voor ziekteverzuim waren deze gemiddeld 1900 euro per werkende met COPD. Deze kosten overtreffen veruit de kosten van het zorggebruik voor COPD. De medische kosten voor respiratoire allergie waren 102 miljoen euro, gemiddeld 170 euro per patiënt. Medicatiekosten vormden hierin het grootste deel, 90%. Er waren te weinig data om de ziekteverzuimkosten betrouwbaar te schatten. De gepresenteerde cijfers over de verwachte stijging van het aantal mensen met deze drie aandoeningen en de kosten die hiermee gemoeid zijn, leveren belangrijke informatie op voor het beleid. Preventie en behandeling zijn daarbij onverminderd belangrijk, zoals stoppen met roken en doelmatiger gebruik van geneesmiddelen. Aangezien er steeds meer oudere patiënten met astma en COPD komen, is specifieke ondersteuning ook voor hen van belang.
COPD-patiënten hebben veel baat bij chronische zorgprogramma’s. Optimale samenwerking tussen hulpverleners leidt tot een betere kwaliteit van leven, een betere conditie, een afname van het aantal ziekenhuisopnames en een kortere opnameduur. Vooral training onder leiding van een fysiotherapeut heeft positieve effecten. Dat blijkt uit onderzoek van de afdeling Public Health en Eerstelijns Geneeskunde van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), in samenwerking met het Radboudumc, UMC Groningen en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze publiceerden erover in The Cochrane Library. COPD-patiënten hebben veel baat bij chronische zorgprogramma'sVolgens een streng protocol combineerde onderzoeker en huisarts in opleiding Annemarije Kruis gegevens van 26 internationale wetenschappelijke studies naar COPD-zorgprogramma’s. Van een geïntegreerd zorgprogramma was volgens Kruis’ definitie sprake als er minstens twee hulpverleners bij een patiënt betrokken waren, en als minstens twee onderdelen van COPD-zorg werden aangeboden. Daarbij ging het bijvoorbeeld om een stoppen-met-rokenprogramma, zelfmanagement of trainingsfysiotherapie. Deze zorgonderdelen moesten minstens drie maanden worden aangeboden. Door de gegevens uit de verschillende studies te combineren, ontdekte Kruis dat de kwaliteit van leven en de conditie van COPD-patiënten door een geïntegreerd zorgprogramma significant stijgen. De ligduur bij een ziekenhuisopname daalde met gemiddeld vier dagen en het aantal opnames per jaar daalde van 27 per 100 naar 20 per 100. “Dat betekent dat je met elke veertien patiënten die je zo’n programma aanbiedt, gemiddeld één ziekenhuisopname voorkomt.” Kruis maakte daarnaast een vergelijking tussen zorgprogramma’s die focussen op fysieke training en programma’s die gericht zijn op zelfmanagement, zoals het zelf vroegtijdig herkennen van acute verslechteringen. Trainen bleek de beste resultaten te geven. “Net als bij andere chronische ziekten, zoals diabetes, stijgt de conditie en daarmee de kwaliteit van leven sterk”, zegt Kruis. Voor COPD-patiënten is het het prettigst om te trainen onder begeleiding van een fysiotherapeut, samen met patiënten met dezelfde ziekte. In de sportschool vallen ze vanwege hun lichamelijke toestand vaak buiten de groep. Fysiotherapeuten die speciaal voor COPD-patiënten zijn bijgeschoold, bieden speciale trainingen aan in samenwerking met de huisarts. Tijdens zo’n training houdt de fysiotherapeut de zuurstofspanning in het bloed goed in de gaten. Patiënten met COPD (chronisch obstructieve longziekte) lijden aan longemfyseem of chronische bronchitis, of een combinatie van beide ziekten. In 90 procent van de gevallen is roken de oorzaak van COPD. De symptomen zijn onder andere kortademigheid, hoesten en overmatige productie van slijm in de longen. De ziekte is niet te genezen, maar stoppen met roken voorkomt verergering. Patiënten kunnen hun klachten verlichten door gebruik van luchtwegverwijders. Bij acuut optredende verslechteringen van de ziekte, exacerbaties genaamd, komen COPD-patiënten regelmatig in het ziekenhuis terecht. Zo’n exacerbatie volgt meestal op een infectie met een virus of bacterie en is te behandelen met prednisolon (ontstekingsremmer) of antibiotica. Als patiënten deze exacerbaties vroegtijdig weten te herkennen, zijn ze effectiever te behandelen, waardoor de ziekenhuisopname voorkomen of verkort kan worden.
De CHMP heeft positief advies uitgebracht over Vyndaqel als eerste weesgeneesmiddel voor de behandeling van transthyretine amyloïdose bij volwassen patiënten met symptomatische polyneuropathie.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Dexdor (dexmedetomidine) voor sedatie van volwassen intensive care unit (ICU) patiënten, bij wie diepere sedatie niet nodig is.
- Incivo (telaprevir) voor de behandeling van chronische hepatitis C met genotype 1 bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte. Dit is het tweede geneesmiddel in een nieuwe klasse van geneesmiddelen voor de behandeling van chronische hepatitis. De CHMP heeft Teleprevir versneld beoordeeld gezien het belang voor de Europese populatie.
- Plenadren (hydrocortison), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van bijnierinsufficiëntie bij volwassenen. Het gaat om een product met verlengde afgifte, dat eenmaal per dag gegeven kan worden.
- Vyndaqel (tafamidis), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van transthyretine amyloïdose bij volwassen patiënten met symptomatische polyneuropathie, een ernstige en progressieve aandoening. Vyndaqel is de eerste orale farmacologische behandeling die voor deze zeldzame ziekte wordt aanbevolen. De CHMP heeft de handelsvergunning verleend onder uitzonderlijke omstandigheden.
- Zytiga (abirateronacetaat) bedoeld in combinatie met prednison of prednisolon voor de behandeling van gemetastaseerd, castratieresistente prostaatkanker bij volwassen mannen met een progressieve vorm van deze ziekte tijdens of na een chemotherapeutisch regime op basis van docetaxel. De CHMP heeft deze aanvraag versneld beoordeeld vanwege de medische noodzaak.
Tweede positief advies pediatrisch gebruik Mercaptopurine
De CHMP heeft het tweede positieve advies uitgebracht voor de verlening van een handelsvergunning voor pediatrisch gebruik voor het weesgeneesmiddel Mercaptopurine (mercaptopurine-monohydraat), bedoeld voor de behandeling van acute lymfoblastische leukemie bij volwassenen, adolescenten en kleine kinderen. Het gaat om een suspensie, waardoor een betere nauwgezetheid en groter toedieningsgemak wordt geboden, vooral bij gebruik bij kinderen. De ontwikkeling van een leeftijdsgeschikte formulering ter behandeling van deze ziekte is door het Pediatrisch Comité van de Autoriteit als onderzoeksgebied met prioriteit aangewezen.
Negatieve adviezen voor nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft negatieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor Sumatriptan Galpharm (sumatriptan). Sumatriptan Galpharm was bedoeld als receptvrij geneesmiddel voor de behandeling van migraineaanvallen. Sumatriptan is een generieke vorm van Imigran.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Afinitor (everolimus) voor de behandeling van patiënten met inoperabele of gemetastaseerd, goed of matig gedifferentieerde neuro-endocriene tumoren met pancreatische oorsprong bij volwassenen met een progressieve vorm van deze aandoening.
- Enbrel (etanercept) om de onderste leeftijdsgrens bij polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (JIA) te verlagen van vier naar twee jaar; en om de onderste leeftijdsgrens bij pediatrische psoriasis en plaque te verlagen van acht naar zes jaar.
- Tarceva (erlotinib) voor uitbreiding met de eerstelijnsbehandeling van patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom met EGFR activerende mutaties.
De CHMP adviseerde negatief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Duloxetine bevattende geneesmiddelen over uitbreiding van de huidige therapeutische indicaties met de behandeling van matige tot ernstige chronische somatische pijn bij patiënten die niet regelmatig NSAIDs (non-steroidal anti-inflammatory drugs) gebruiken.
Herbeoordeling van pioglitazon-bevattende geneesmiddelen afgerond
Na afronding van een beoordeling van de baten-risico balans heeft de CHMP bevestigd dat deze geneesmiddelen een valide behandeloptie blijven voor bepaalde patiënten met diabetes type 2, maar dat er een klein verhoogd risico bestaat op blaaskanker. Conclusie is dat pioglitazon alleen gebruikt zou moeten worden na uitgebreide patiëntenselectie. en –exclusie, waaronder een noodzaak voor periodieke herbeoordeling van de werkzaamheid en veiligheid van de behandeling van de individuele patiënt.
Voorschrijvers wordt geadviseerd om deze geneesmiddelen niet te gebruiken bij patiënten met huidige of een anamnese van blaaskanker en bij patiënten met niet-onderzochte macroscopische hematurie. Voor aanvang met pioglitazon moeten risicofactoren voor blaaskanker worden beoordeeld.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Pioglitazon bevattende geneesmiddelen
Herbeoordeling van Pandemrix afgerond
De CHMP heeft aanbevolen dat het vaccin Pandemrix bij personen jonger dan 20 jaar uitsluitend kan worden gebruikt als het aanbevolen trivalente influenzavaccin niet beschikbaar is en als immunisatie tegen H1N1 nog noodzakelijk is (bijv. bij personen met risico voor de complicaties van infectie). Het Comité heeft bevestigd dat de algehele balans werkzaamheid-bijwerkingen van Pandemrix positief blijft.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Pandemrix
Advies over Vimpat overeengekomen
De CHMP heeft geadviseerd Vimpat 15mg/ml siroop terug te roepen vanwege een kwaliteitsdefect in sommige batches. Artsen ontvangen binnenkort een brief waarin wordt geadviseerd om contact op te nemen met hun patiënten en hen indien mogelijk te laten overstappen op Vimpat filmgecoate tabletten.
Update herbeoordeling baten- risico balans Multaq
De CHMP heeft de herbeoordeling voortgezet van de baten-risico balans van Multaq in afwachting van definitieve gegevens uit een klinisch onderzoek (PALLAS). Uit de voorlopige resultaten bleek een verhoogd risico op cardiovasculaire bijwerkingen zoals cardiovasculaire sterfte, CVA en cardiovasculaire ziekenhuisopname bij patiënten met permanent atriumfibrilleren. In afwachting van het resultaat van de huidige herbeoordeling worden voorschrijvers in de EU eraan herinnerd de aanbevelingen in de productinformatie te volgen voor wat betreft de indicaties, gedefinieerde contra-indicaties en waarschuwingen. Advies is om patiënten regelmatig te controleren om er zeker van te zijn dat zij binnen de toegestane indicatie blijven en geen permanent atriumfibrilleren ontwikkelen. Nader advies wordt gegeven bij de afronding van de beoordeling in september.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Multaq
Update over Champix
De CHMP heeft bevestigd dat de baten-risico balans voor Champix(varenicline) positief blijft, ondanks de resultaten van een recente meta-analyse. Conclusie is dat het licht verhoogde risico van cardiovasculaire incidenten niet opweegt tegen de voordelen van Champix bij het stoppen met roken.
Aanvoertekort Thyrogen duurt voort
Naar verwachting duurt het aanvoertekort van Thyrogen (thyrotropine alfa) nog tot 2012. Artsen worden ingelicht over herziene tijdelijke behandelaanbevelingen:
- Aan nieuwe patiënten mag geen Thyrogen worden voorgeschreven.
- In landen waar Thyrogen nog verkrijgbaar is, moet de voorraad worden gereserveerd voor patiënten die het geneesmiddel al gebruiken en die staking van schildklierhormoon niet verdragen of bij wie staking van schildklierhormoon niet werkzaam zou zijn.
Thyrogen is geregistreerd voor de diagnose en behandeling van schildklierweefselresten na thyroïdectomie bij patiënten met schildklierkanker.
Arbitrageprocedure Dexamethason afgerond
De CHMP heeft een arbitrageprocedure voor Dexamethasone Alapis(dexamethason) afgerond. Deze procedure werd in gang gezet vanwege een meningsverschil onder EU-lidstaten over de registratie van dit generieke geneesmiddel. Dit geneesmiddel is een ontstekingsremmend, immuunonderdrukkend agens.
Conclusie was dat de ingediende gegevens voldoende waren om aan te tonen dat Dexamethasone Alapis veilig en effectief kon worden gebruikt, op basis van het lang bekende gebruik van dexamethason.
Harmonisatie afgerond
De CHMP heeft de harmonisatie afgerond van de productinformatie vanNorvasc (amlodipine besilaat) en verwante namen. Dit geneesmiddel is een calciumkanaalblokkeerder die wordt gebruikt voor de behandeling van hypertensie, chronische stabiele angina en vasospastische of Prinzmetal’s angina.
De NHG-Standaard Acuut hoesten geeft richtlijnen voor de diagnostiek, voorlichting en behandeling van patiënten met acuut hoesten (hoesten dat korter dan drie weken bestaat). Voorlichting en niet medicamenteuze adviezen bestaan uit informatie over het te verwachten beloop van de aandoening: hoesten ten gevolge van een ongecompliceerde luchtweginfectie gaat over het algemeen vanzelf over, hoesten kan wel twee tot zes weken aanhouden, bespreek voor- en nadelen van behandeling met antibiotica, stomen kan de klachten van een verstopte neus verlichten, adviseer te stoppen met roken, ook omdat roken de duur van hoestklachten kan verlengen, adviseer keel schrapen te vermijden, dit kan hoesten onderhouden. Medicamenteuze behandeling: Ongecompliceerde luchtweginfectie (acuut hoesten zonder aanwijzingen voor een gecompliceerde luchtweginfectie en zonder andere risicofactoren voor een gecompliceerd beloop): een antibioticum is niet geïndiceerd; hoestprikkeldempende middelen, hoestdrankjes en antihistaminica worden niet aangeraden. Van codeïne, noscapine, dextromethorfan, antihistaminica en mucolytica is de effectiviteit niet aangetoond, ook niet als adjuvans bij ernstige ondersteluchtweginfecties, terwijl er wel sprake is van bijwerkingen (bijv. codeïne). Promethazine is gecontraïndiceerd bij kinderen jonger dan één jaar; dextromethorfan wordt afgeraden vanwege mogelijk hallucinogene werking. Ook bronchusverwijders en inhalatiecorticosteroïden worden niet aangeraden omdat de werkzaamheid onvoldoende is aangetoond. Gecompliceerde luchtweginfectie: Bij een waarschijnlijkheidsdiagnose pneumonie wordt een antibioticum geadviseerd. Is een pneumonie niet waarschijnlijk, dan wordt een antibioticum alleen geadviseerd bij patiënten met een of meer risicofactoren (leeftijd < 3 maanden of > 75 jaar of relevante comorbiditeit). Eerste keus is amoxicilline gedurende 5 dagen. Bij onvoldoende verbetering na 2 dagen kan bij een niet-ernstig zieke volwassene amoxicilline vervangen worden door doxycycline. Bij kinderen wordt overleg gepleegd met de kinderarts. Bij overgevoeligheid voor amoxicilline wordt bij kinderen < 10 jaar azitromycine aangeraden, bij volwassenen 7 dagen doxycycline, bij zwangeren en in de lactatieperiode erytromycine gedurende 7 dagen. Specifieke omstandigheden of aandoeningen. Overweeg in gebieden met Q koorts te starten met doxycycline 1 x daags 200 mg gedurende 2 tot 3 weken, behandel kinderen met acute Q-koorts met trimethoprim-sulfamethoxazol. Overweeg bij een risicofactor voor een legionellapneumonie (reizen) als eerstekeusmiddel doxycycline. Bij een mogelijke aspiratiepneumonie wordt amoxicilline-clavulaanzuur gedurende 7 dagen geadviseerd.
Kinkhoest
Antibiotica ter verzachting of verkorting van de ziekteverschijnselen zijn niet zinvol. Antimicrobiële behandeling is alleen aangewezen als in de naaste omgeving zuigelingen of hoogzwangeren aanwezig zijn ter preventie van secundaire ziektegevallen. Het gebruik van ICS, salbutamol, antitussiva of antihistaminica voor de symptomatische behandeling kan niet worden onderbouwd en wordt afgeraden.
Pseudokroep.
Bij matig-ernstige pseudokroep eenmalig dexamethason (0,15 mg/kg in de vorm van dexamethasondrank 1mg/ml FNA), of bij braken i.m. 5 mg/ml: ampul 1 ml. Dit betreft off-label gebruik. Alternatief is budesonide 2 mg per jetvernevelaar. Toediening per voorzetkamer zou minder effectief zijn en wordt daarom afgeraden. Voor gebruik van andere ICS kon geen onderbouwing worden gevonden. De effectiviteit van stomen is niet aangetoond.
Bronchiolitis.
Meestal knapt een kind binnen drie tot zeven dagen spontaan op en is medicamenteuze therapie niet geïndiceerd. Antimicrobiële therapie, behandeling met ICS of bètasympaticomimetica is niet effectief. Overweeg een proefbehandeling met bèta-2-sympaticomimeticum bij een kind met dyspneu door een vermoedelijke bronchiolitis als onderscheid met een astma-aanval moeilijk is. Bij kinderen met een hoog risico op ziekenhuisopname bij een RSV-infectie komt behandeling met palivizumab door de kinderarts in aanmerking. H&W 2011;54(2):68-93 + FUS
Het UMCG doet onderzoek naar de gevoeligheid om COPD te ontwikkelen. Rokers die gevoelig zijn voor het ontwikkelen van COPD, hebben een andere en heftiger ontstekingsreactie op het inhaleren van sigarettenrook dan rokers die dat niet zijn. Erfelijke factoren spelen een rol. 20 tot 30 procent van de rokers ontwikkelt uiteindelijk COPD. Het voornaamste doel is vast te stellen of de vatbaarheid voor COPD op jonge leeftijd al aantoonbaar is. Drie groepen van deelnemers kunnen aan dit onderzoek meedoen: mensen tussen de 18 en 40 jaar met rokende familieleden met of maar zonder COPD en mensen tussen 40 en 75 jaar die COPD hebben. Deelnemers moeten in staat zijn om eenmalig drie sigaretten te roken en ook enkele dagen kunnen stoppen met roken.
Volgens wetenschappers van de Universiteit Maastricht is er geen bewijs dat angstaanjagende beelden en waarschuwende teksten op pakjes sigaretten ook daadwerkelijk effectief zijn. Zij publiceerden hun bevindingen onlangs in Health Psychology Review. De wetenschappers analyseerden verschillende onderzoeken naar deze vorm van voorlichting. Er zou geen helder wetenschappelijk bewijs zijn dat dit effectief is, stellen de onderzoekers. Ze vermoeden zelfs dat de waarschuwingen averechts kunnen werken. Veel rokers zijn er van overtuigd dat ze niet kunnen stoppen met roken. De waarschuwingen en angstaanjagende beelden sterken hen in dat denkbeeld en kan mensen zelfs aanzetten nog meer te gaan roken. Uiteindelijk zouden de waarschuwingen hooguit een klein effect kunnen hebben.
Er is geen wetenschappelijk bewijs dat angstaanjagende voorlichting, zoals de bekende waarschuwingen op sigarettenpakjes, effectief is. Ook de in het buitenland gebruikte afschrikwekkende plaatjes, zorgen er niet voor dat mensen minder gaan roken. De plaatjes en waarschuwingen kunnen zelfs een averechts effect hebben: sommige mensen gaan juist meer roken. Onderzoekers Gjalt-Jorn Peters, Rob Ruiter en Gerjo Kok van de Universiteit Maastricht adviseren dan ook te stoppen met deze vorm van voorlichting. Ze hebben hun bevindingen gepubliceerd in Health Psychology Review. Het onderzoek is gefinancierd door ZonMw. Angstaanjagende voorlichting is populair onder beleidsmakers. Ook de EU moedigt het gebruik van teksten en plaatjes op sigarettenpakjes aan. In de wetenschappelijke wereld was hierover echter geen consensus. De onderzoekers: “Ons onderzoek onderschrijft de theorie dat angstaanjagende voorlichting alleen werkt als aan een belangrijke voorwaarde wordt voldaan: mensen moeten ervan overtuigd zijn dat ze het gevaar kunnen verminderen. Rokers zijn vaak niet overtuigd dat ze kunnen stoppen met roken. In dat geval hebben de angstaanjagende waarschuwingen geen effect, of zelfs het omgekeerde effect: mensen gaan juist meer roken.” “Uit de analyse die wij hebben uitgevoerd komt naar voren wat de theorie al voorspelt: Er is geen bewijs dat mensen hun gedrag veranderen door angstaanjagende voorlichting. Zoals gezegd, je kunt zelfs het omgekeerde effect creëren. Angstaanjagende voorlichting kan alleen effect hebben als mensen overtuigd zijn dat ze hun gedrag ook kunnen veranderen. Massacommunicatie is niet het aangewezen medium om die overtuiging te bewerkstelligen. Een gedragsadvies (zoals een verwijzing naar een hulplijn) is bijvoorbeeld niet voldoende om mensen te sterken in hun overtuiging dat ze dat gedrag zelf ook echt kunnen uitvoeren.” “We hebben de uitkomsten van alle studies, die iets konden zeggen over de effectiviteit van angstaanjagende voorlichting, gecombineerd. Wat we schokkend vonden, is dat bleek dat er maar zes studies zijn die de betreffende theorie op een degelijke manier onderzochten. Niet alleen is er dus amper bewijs dat het gebruik van angstaanjagende voorlichting zou kunnen ondersteunen, maar als je het bewijs dat er wel is samenvoegt, blijkt dat angstaanjagende voorlichting in het beste geval maar een klein effect heeft, en in het ergste geval misschien zelfs averechts werkt”, aldus de onderzoekers. Waarom is deze methode dan zo populair, ondanks deze gebrekkige wetenschappelijke basis? De onderzoekers: “Ook dat hebben we onderzocht door interventie-ontwikkelaars, beleidsmakers en politici te interviewen. Een belangrijke reden bleek de aantrekkingskracht van het communiceren van de negatieve gevolgen van het gedrag; als mensen maar weten hoe slecht iets voor ze is, zouden ze het niet doen. Maar zo werkt het dus niet.” “Gezien het risico dat mensen meer gaan roken, en zolang er geen bewijs is geleverd dat angstaanjagende boodschappen (en in andere landen plaatjes) effectief zijn, zouden we willen adviseren hiermee te stoppen”, aldus de onderzoekers. ”Er zijn legio methoden die effectiever zijn, en hoewel er niet één methode is die altijd goed werkt, bestaan er protocollen zoals Intervention Mapping die kunnen helpen met het identificeren van de beste methoden voor elke situatie."
Een behoorlijk aantal ziekenhuisopnamen is niet het gevolg van een acute aandoening, maar van ernstige bijwerkingen van medicijnen. Atiqi onderzocht onder meer opnamen op de afdelingen Inwendige Geneeskunde, Cardiologie en Longziekten van het Albert Schweitzer Ziekenhuis in Dordrecht. Bijna 20 procent was het gevolg van neveneffecten van medicijnen en bij nog eens 30 procent waren de deze een mogelijke oorzaak. Een aanzienlijk deel, maar niet alle gevallen van bijwerkingen, werd door de artsen herkend. Ook onderzocht de promovendus verschillen tussen het voorschrijven van artsen op het platteland en in de stad. Op het platteland geven artsen vaker aanbevelingen bij de behandeling van hoge bloeddruk, zoals stoppen met roken, afvallen en meer sporten. Proefschrift: Roya Atiqi: "Medicine, a threat to health: limitations of drug, non drug treatments and protocolized medicine".
Patiënten met multipel myeloom die worden behandeld met Revlimid (lenalidomide) in combinatie met dexamethason, hebben een verhoogd risico op trombo-embolische aandoeningen. Het gaat dan voornamelijk om diep-veneuze trombose, longembolie, myocardinfarct en cerebrovasculair accident. Artsen dienen hun patiënten nauwlettend te volgen met betrekking tot deze risico"s. Patiënten moeten proberen alle mogelijk beïnvloedbare risicofactoren voor trombo-embolische aandoeningen te verminderen, bijvoorbeeld door stoppen met roken en behandelen van hoge bloeddruk en verhoogd cholesterol. Middelen die de vorming van rode bloedlichaampjes bevorderen of middelen die het risico op trombo-embolieën kunnen verhogen dienen met voorzichtigheid te worden gebruikt. Middelen die tromboses voorkomen worden wel aanbevolen, in het bijzonder voor patiënten met meer risicofactoren voor trombose. Dit schrijft de firma Celgene B.V. in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met belangrijke risico-informatie is in overleg met het CBG en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar hematologen, ziekenhuisapothekers, oncologen, cardiologen en internisten. Uitgebreide risico-informatie is opgenomen in de aangepaste Samenvatting van de Productkenmerken (SPC). In deze SPC zijn de wijzigingen aangegeven. Revlimid wordt - in combinatie met dexamethason - gebruikt voor de behandeling van patiënten met multipel myeloom die eerder minimaal eenmaal behandeld zijn met een ander geneesmiddel dat onvoldoende effect heeft gehad.
In de afgelopen tien jaar is de behandeling van hartpatienten uit Rotterdam en omstreken sterk verbeterd. Op dit moment blijken zij vrijwel optimaal te worden behandeld met medicijnen, vooral cholesterolverlagers. Ook speelt mee dat het aantal rokers is gedaald van 30% naar 15%. Naar schatting scheelt deze aanpak zeker 250 Nederlandse sterfgevallen per jaar. Dit blijkt uit onderzoek van Rotterdamse cardiologen. Zij hebben hun resultaten gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift van Geneeskunde. Jaap Deckers, cardioloog in het Erasmus MC: "Uit ons onderzoek blijkt onder andere dat de huidige hartpatiënt ouder wordt dan tien jaar geleden. Het lukt tegenwoordig beter om te voorkomen dat deze patiënten sterven aan hun hart- en vaatziekte. Het aantal patiënten dat overlijdt als gevolg van een hart- en vaatziekte is met zo"n 1.000 gevallen per jaar omlaag gebracht. Een belangrijke oorzaak daarvoor ligt in de verbeterde behandeling met medicijnen. Zo gebruiken tegenwoordig negen op de tien hartpatiënten medicijnen om het cholesterolgehalte omlaag te brengen. Dat werpt zijn vruchten af. Bovendien is het aantal hartpatiënten dat rookt gedaald van meer dan 30% naar 15%. Dat levert ook belangrijke gezondheidswinst op voor hartpatiënten. Tien jaar geleden telde Nederland ten opzichte van andere Europese landen nog het grootste aantal rokende patiënten." Tegenover de goede ontwikkelingen staat wel dat de huidige hartpatiënt vaker overgewicht heeft en suikerziekte. Zo is 80% van de hartpatiënten te zwaar. Bij 27% is zelfs sprake van ernstig overgewicht. Het aantal patiënten met suikerziekte bedroeg 21%. Hart- en vaatziekten zijn vaak het gevolg van een ongunstige levensstijl die tot overgewicht en suikerziekte kunnen leiden. Afvallen en meer bewegen zou deze risicofactoren aanzienlijk kunnen verminderen. Helaas blijken de meeste pogingen om af te vallen in de praktijk echter weinig succesvol, ook niet na intensieve begeleiding bij sterk gemotiveerde patiënten. Gelukkig is stoppen met roken voor een groot aantal mannen en vrouwen wel haalbaar en levert dit grote gezondheidswinst op. In Nederland overleden in 2008 nog ongeveer 40.000 mannen en vrouwen aan hart- en vaatziekten. Ons land telt naar schatting ongeveer één miljoen patiënten met hart- en vaatziekten. Volgens de richtlijnen moeten deze patiënten worden behandeld met medicijnen om onder andere het cholesterolgehalte in het bloed en de bloeddruk omlaag te brengen. Daarmee moet worden voorkomen dat zij bijvoorbeeld opnieuw een hartinfarct krijgen of voortijdig komen te overlijden. De nieuwe Rotterdamse gegevens laten zien dat deze richtlijnen in de praktijk goed worden toegepast. Omgerekend naar Nederland zou deze aanpak kunnen leiden tot zo"n 1000 minder ziekte- en sterfgevallen per jaar aan hart- en vaatziekten. Het Rotterdamse onderzoek werd uitgevoerd door cardiologen van het Erasmus MC, Sint Franciscus Gasthuis en het Maasstad Ziekenhuis. Het onderzoek maakte deel uit van een grootschalig Europees onderzoek in acht landen. Zie ook: hartinfarct, cholesterol,
rookverslaving.
28 procent van de Nederlandse vrouwen rookt. Laag opgeleide vrouwen roken aanzienlijk vaker (30 procent) dan hoog opgeleide vrouwen (18 procent). Dat blijkt uit cijfers van de Stichting Volksgezondheid en Roken. Mannen en vrouwen roken verder vrijwel evenveel per dag: respectievelijk 15 en 14 sigaretten of shagjes. Verschil is wel dat vrouwen veel minder vaak shag roken dan mannen. Teer- en nicotinearme sigaretten zijn bovendien beduidend populairder onder vrouwen. Vrouwen zijn iets vaker (82 procent) plan om te stoppen met roken dan mannen (74 procent). Wel gebruikt onder zowel mannen als vrouwen een derde hulpmiddelen bij het stoppen, zoals nicotinepleisters of -kauwgom. Gezondheidsklachten zijn voor vrouwen de belangrijkste reden om te stoppen.
Tot slot laat het onderzoek zien dat roken het tegenovergestelde effect heeft van overgewicht. Doordat rokers gemiddeld jonger sterven, leven ze minder jaren met lichamelijke beperkingen. Rokende mannen en vrouwen leven respectievelijk 1,3 en 1,4 jaar minder met beperkingen dan mannen en vrouwen die nooit gerookt hebben. Wie oud wil worden, moet dus stoppen met roken, maar hoeft niet te gaan lijnen. Wie oud wil worden en lang gezond wil blijven, moet bovendien op zijn BMI letten. Mieke Reuser: "Voor de betaalbaarheid van de zorg is niet roken, maar overgewicht het probleem. Van roken ga je dood, door overgewicht en zwaarlijvigheid word je afhankelijk van anderen." Trefwoord: rookverslaving
Teriparatide, het actieve fragment van endogeen humaan parathyreoïdaal hormoon, helpt bij botdefecten in de kaak. Dit blijkt uit Amerikaans onderzoek.
Parodontitis komt bij volwassenen vaak voor. Het verhoogt de kans op cardiovasculaire aandoeningen. Goede mondhygiëne en eventueel stoppen met roken zijn voldoende om ernstige complicaties te voorkomen. Sommige mensen ontwikkelen echter een ernstige vorm van de ziekte waarbij chronische ontsteking en verlies van kaakbot optreedt. Hierdoor komen de tanden los te zitten en kunnen zij uitvallen. De meest gangbare therapie voor deze ernstige gevallen is bottransplantatie. Een geneesmiddel om kaakbeen te regenereren zou daarom nuttig zijn. Teriparatide is een anabool werkend middel dat wordt voorgeschreven bij osteoporose. Het mag maximaal twee jaar gebruikt worden vanwege een groter risico op botkanker bij langdurig gebruik. Bisfosfonaten werken voornamelijk door remming van de botresorptie. Teriparatide daarentegen verhoogt de botdichtheid en de botsterkte door het stimuleren van de osteoblasten. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat teriparatide mensen met osteoporose beschermt tegen fracturen. Echter, humane studies van teriparatide bij kaakbotaandoeningen zijn schaars. Preklinische studies suggereren wel dat het anabool werkende teriparatide hierbij geschikt kan zijn. De onderzoekers evalueerden het effect van parodontale chirurgie gecombineerd met dagelijkse injecties teriparatide (20 mcg) of placebo bij veertig patiënten met ernstige chronische parodontitis. Tevens kregen de patiënten een supplement met calcium (1000 mg) en vitamine D (800 IU). De middelen werden zes weken gegeven en de patiënten werden gedurende een jaar gevolgd. Vanaf zes maanden na behandeling was er verschil in botgroei te zien in de teriparatidegroep. De gemiddelde botwinst na een jaar was in deze groep 29% in vergelijking met 3% in de placebogroep. De patiënten meldden geen ernstige bijwerkingen. De studie is klein en veel vragen moeten nog beantwoord worden, zoals of het effect blijvend is en wat de optimale dosering is. Ook moeten studies op harde eindpunten (wat is het effect op tandverlies?) uitgevoerd worden. Bron: PW 2010;145(43) + FUS
Ongeveer 40% van de volwassen patiënten die een operatie ondergaat heeft twee of meer leefstijlrisicofactoren, zoals overgewicht, roken of overmatig alcohol gebruik. Deze factoren kunnen leiden tot complicaties tijdens de ingreep en tot vertraagd herstel. Deze patiënten vallen, volgens de onderzoekers Christa Boer en Willie Scharwächter beiden van VU medisch centrum, tussen de wal en het schip. Door gebrek aan tijd en geld bestaan er nauwelijks mogelijkheden om de patiënt te ondersteunen bij het verbeteren van de gezondheid voor de operatie. De onderzoekers pleiten daarom voor meer begeleiding en preventie. Zorgverzekeraars zouden hier budget voor beschikbaar moeten stellen. De afdeling anesthesiologie van VUmc doet al enige tijd onderzoek naar het voorkomen van gezondheidsrisico"s bij te opereren patiënten binnen het project "Gezond Opereren". Het project beoogt tijdens en na de operatie de risico"s terug te dringen die het gevolg zijn van een ongezonde leefstijl. Bij 1228 volwassen patiënten die de anesthesioloog voor een preoperatieve risico screening bezochten is onderzocht of zij last hebben van overgewicht, hoge bloeddruk en/of diabetes en of zij roken en overmatig alcohol en/of drugs gebruiken. Daarnaast werd geëvalueerd of patiënten voldoende lichamelijk actief zijn. Uit het onderzoek blijkt dat een groot deel van de patiënten geen weet heeft van het eigen overgewicht en de te hoge bloeddruk. De onderzoekers pleiten daarom voor meer preventieve maatregelen in de vorm van voorlichting en het begeleiden van patiënten voorafgaand aan de ingreep. Scharwächter: "Een operatieve ingreep kan een belangrijke motivator zijn voor het starten met een gezonde leefstijl. Het terugdringen van de risico"s kan tevens gunstige gevolgen hebben op het beloop van de operatie en de gezondheid van de patiënt op langere termijn. Zo kan het stoppen met roken een paar weken voor de ingreep de conditie al aanmerkelijk verbeteren. Het mes snijdt zo aan twee kanten: enerzijds kunnen de operatierisico"s en de opnameduur worden teruggebracht en anderzijds biedt het de patiënt kans op gezondheidswinst op langere termijn." Het is helaas de vraag of er in de nabije toekomst geld beschikbaar wordt gesteld om patiënten te kunnen begeleiden in het verbeteren van hun gezondheid. Scharwächter is om die reden begonnen om meer belangstelling voor preventie te genereren bij zowel zorgverzekeraars als andere subsidieverstrekkers.
Maria Versloot: ‘Evidence based decisions in nursing and their effect on quality of care’. Evidence-based practice is net als continue kwaliteitsverbetering en klinisch onderzoek een methode om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Versloot concentreerde zich in haar proefschrift op evidence-based besluitvorming bij vier verschillende (verpleegkundige) beslissingen. Ze onderzocht triagesystemen op de spoedeisende hulp, de effectiviteit van een programma om te stoppen met roken, de effectiviteit van zilververbanden en de klinische waarde van routinematige controles. Elk van de vier studies beschreef het effect op de kwaliteit van zorg en een aantal mogelijke problemen bij het implementeren van de resultaten.
Veel landen voeren rookverboden in om niet-rokers te beschermen tegen de gezondheidsgevaren van meeroken. In dit proefschrift is de invoering van de rookvrije horeca in Nederland onderzocht. Hierbij werd Nederland vergeleken met andere Europese landen in het International Tobacco Control Policy Evaluation Project (ITC project). Uit het onderzoek blijkt dat rookverboden ervoor kunnen zorgen dat meer mensen stoppen met roken. Voldoende draagvlak voor het rookverbod is wel een belangrijke voorwaarde voor succes. In Nederland is de invoering van de rookvrije horeca minder succesvol geweest dan in andere landen. De nieuwe regering wordt geadviseerd om een volledig rookvrije horeca in te voeren én om een voorlichtingscampagne over meeroken te voeren om het draagvlak voor deze maatregel te vergroten.
Voor de risico’s van eHealth-technologie is meer aandacht nodig. In de media, vakbladen, en wetenschappelijke tijdschriften is een overvloed aan informatie beschikbaar over de mogelijkheden van (mobiele) informatie- en communicatietechnologieën in de zorg. Voorbeelden zijn het ‘op afstand’ monitoren van diabetes in de thuiszorg, internethulp bij depressie, of digitale ondersteuning (PDA) bij stoppen met roken. Er is echter weinig bekend over de risico’s van dergelijke technologieën. Als aanvulling op bestaande, veelal positieve, eHealth-evaluaties zouden de risico’s daarom structureel en stelselmatig in kaart moeten worden gebracht. Dat is een voorwaarde om eHealth-technologie succesvol en veilig te kunnen gebruiken. Dit zijn de belangrijkste bevindingen van een verkennend literatuuronderzoek van het RIVM, uitgevoerd in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). In de wetenschappelijke literatuur zijn geen systematische studies (randomized controlled trials) gevonden die risico’s van eHealth-technologie als hoofdonderwerp hebben. Wèl worden talloze, onbedoelde gevolgen van het gebruik van eHealth gemeld die raken aan de patiëntveiligheid of aan de kwaliteit van zorg. Risico’s doen zich voor bij de gebruiker (patiënt), de technologie zelf en de organisatie die eHealth inzet. Voor de patiënt gaat het om gebruiksonvriendelijke technologie, onnadenkend gebruik ervan of beperkte toegang ertoe. Patiënten kunnen hierdoor vastlopen, gedemotiveerd raken of de therapie staken. Hierdoor kan de behandeling niet het beoogde effect hebben of de klacht zelfs verergeren. Bij de technologie komen de risico’s vooral voort uit slecht functionerende apparaten. Op organisatieniveau ontstaan risico's wanneer eHealth onvoldoende is ingebed in het zorgproces. De aangetroffen bewijzen voor de risico’s zijn hoofdzakelijk anecdotisch van aard. Over de omvang ervan is weinig bekend. Zowel onderzoek van online ‘grijze’ bronnen, zoals databases en websites, als gezaghebbende publicaties laten deze uitkomsten zien. Omdat in Nederland steeds meer eHealth-technologie wordt gebruikt, is het belangrijk dat in de gezondheidszorg bestaande procedures voor risicomanagement ook voor eHealth worden ingezet. Een betrouwbaar systeem waar incidenten structureel kunnen worden gemeld, geïdentificeerd, gedocumenteerd en gemonitord zou daarbij helpen.
COPD-patiënten krijgen al in een vroege fase van de ziekte te maken met veel meer dan alleen maar longklachten. Dat concludeert onderzoeker B. van den Borst van het UMC Maastricht. De hoeveelheid spiermassa vermindert en de kwaliteit van spierweefsel gaat achteruit. Ook wordt vet op een gevaarlijke plek in het lichaam opgeslagen, zoals dat ook bij ernstig overgewicht (obesitas) voor komt. Hierdoor wordt het risico op hart- en vaatziekten aanzienlijk groter. Er is een verandering van persoonlijke leefstijl nodig die veel verder gaat dan stoppen met roken. Mensen met milde COPD kunnen door meer lichaamsbeweging en een gezonder dieet hun conditie verbeteren en meer spierweefsel opbouwen. Zo’n 80 procent van de gevallen van COPD wordt veroorzaakt door roken.
Nederlanders uit een laag sociaaleconomisch milieu hebben een grotere kans op hart- en vaatziekten. Deze verschillen ontstaan al op zeer jonge leeftijd. De grootste boosdoeners zijn het roken door de moeder tijdens de zwangerschap en te vroeg stoppen met borstvoeding. Dit blijkt uit onderzoek van Gerrit van den Berg bij VU medisch centrum, waarop hij 4 september promoveert. Hart- en vaatziekten zijn wereldwijd de grootste doodsoorzaak. In rijke landen overlijdt een op de drie mensen aan hart- en vaatziekten. Uit het onderzoek van Gerrit van den Berg MSc blijkt dat kinderen uit een laag sociaaleconomisch milieu meer risico lopen om later hart- en vaatziekten te krijgen. Kinderen uit een laag sociaal milieu (de moeder heeft een lbo-opleiding of lager) hebben gemiddeld een lager geboortegewicht en groeien in het eerste levensjaar sneller. Dit geeft een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Dit wordt al op de kleuterleeftijd (6 jaar) zichtbaar. Kinderen rond die leeftijd uit een laag sociaaleconomisch milieu hebben gemiddeld een hoger lichaamsgewicht, vaker een verstoorde bloedsuikerspiegel en een twee keer zo hoge kans op een te hoge bloeddruk in vergelijking met kinderen uit een hoog sociaaleconomisch milieu (waarvan de moeder minstens een hbo-opleiding heeft). Dit hangt onder meer samen met het geboortegewicht, de duur van de borstvoeding en mogelijk ook doordat deze kinderen te veel koolhydraten (zoete voeding) binnenkrijgen en te weinig vezels. De bevindingen zijn des te alarmerender omdat een klein verschil in gedrag op jonge leeftijd grote gevolgen kan hebben op latere leeftijd. Deze verschillen in gezondheid tussen sociaaleconomische klassen kunnen worden verkleind door meer laag opgeleide moeders te motiveren om te stoppen met roken tijdens de zwangerschap, te beginnen met borstvoeding en om de borstvoeding langer vol te houden. En in het algemeen geldt voor het kind: meer bewegen en minder koolhydraten tot je nemen. Van den Berg voerde zijn onderzoek uit binnen de zogeheten ABCD-studie, een lang lopend Amsterdams onderzoek naar de gezondheid van achtduizend kinderen van verschillende etnische afkomst. De ABCD-studie is een samenwerking tussen de afdeling kindergeneeskunde van VUmc, het AMC en GGD Amsterdam.
Onderzoeker Erasmus MC: “Roken tijdens zwangerschap kan bijdragen aan emotionele problemen bij jonge kinderen.” Roken tijdens de zwangerschap heeft langetermijngevolgen op de ontwikkeling van de hersenen en kan bijdragen aan emotionele problemen bij jonge kinderen. Kleinere hersenvolumes houden verband met deze gedragsproblemen. Dit concludeert dr. Hanan El Marroun, wetenschappelijk onderzoeker op de afdeling Kinder- en jeugdpsychiatrie van het Erasmus MC, onder andere in een artikel dat vandaag verschijnt in het wetenschappelijke tijdschrift Neuropsychopharmacology. Tot een kwart van de vrouwen in de VS, Denemarken en Zweden zegt te roken tijdens de zwangerschap, ondanks bewijzen voor een verband tussen blootstelling aan tabak en zwangerschapsproblemen, zoals vroeggeboorte. Ook in Nederland is het percentage rokende zwangeren vrij hoog. Uit eerder onderzoek kwam naar voren dat hersengroei reeds in de baarmoeder verminderd was wanneer moeders in meerdere trimesters rookten. Dr. El Marroun en haar collega’s wilden onderzoeken of deze effecten van langdurig roken tijdens de zwangerschap er op latere leeftijd ook nog waren. Dit heeft zij onderzocht door hersenscans te maken van zes- tot achtjarige kinderen die tijdens de zwangerschap waren blootgesteld aan roken. Kinderen waarvan de moeders tijdens de zwangerschap doorrookten, hadden kleinere hersenvolumes, met zowel minder grijze als witte stof. De kinderen vertoonden meer emotionele problemen zoals depressieve verschijnselen en angst. Dr. Hanan El Marroun leidde het onderzoek. El Marroun: “Wij zien bij kinderen die in de baarmoeder zijn blootgesteld aan tabak een verdunning van de bovenste frontale cortex, een hersengebied waarvan wordt aangenomen dat het emoties reguleert. Als moeders vroeg in de zwangerschap stoppen met roken, vinden we geen verschillen in hersenstructuren of gedrags- en emotionele problemen ten opzichte van kinderen waarvan de moeder nooit gerookt heeft.”
Armere Nederlanders hebben een grotere kans op hart- en vaatziekten. Deze verschillen ontstaan al op zeer jonge leeftijd. De grootste boosdoeners zijn het roken tijdens de zwangerschap en te vroeg stoppen met borstvoeding. Dit blijkt uit promotieonderzoek van G. van den Berg aan het VU mc. Hart- en vaatziekten zijn wereldwijd de belangrijkste oorzaak van vroegtijdig overlijden. Kinderen van ouders met weinig opleiding en financiële middelen milieu hebben gemiddeld een lager geboortegewicht en groeien in het eerste levensjaar sneller. Dat geeft een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Kinderen van zes jaar uit armere milieus zijn gemiddeld ook zwaarder dan kinderen uit welvarender milieus. Moeders zouden moeten stoppen met roken en langer borstvoeding geven.
Mensen die roken, kosten de gezondheidszorg niet meer geld, maar juist minder. Dat stelt onderzoeker M. Langhout van het Erasmus MC. Als mensen stoppen met roken, gaan hun medische kosten weliswaar omlaag, maar hun levensverwachting stijgt. Het gevolg is dat zij op latere leeftijd een beroep doen op de gezondheidszorg, concludeert de onderzoekster. Rokers meer premie laten betalen is volgens haar ongepast en onrechtvaardig, maar er kleven ook ethische bezwaren aan. Waarom zouden bijvoorbeeld mensen die veel alcohol drinken, of ongezond eten niet extra moeten betalen en een roker wel? Praktisch gezien lijkt het idee van een duurdere polis ook moeilijk uitvoerbaar. Mensen zijn niet geneigd toe te geven dat ze ongezond leven als dat leidt tot extra premie, meent Langhout.
Zodra bewustmakingscampagnes rond seksueel risicogedrag stoppen, zie je het aantal mensen met een seksueel overdraagbare aandoening weer stijgen. Hetzelfde effect speelt volgens hem bij campagnes rond stoppen met roken, zei professor A. Dijkstra van de RUG onlangs in het AD. De Nederlandse overheid stelt zich laks op, meent de professor en Clean Air Now valt hem bij. De minimumleeftijd voor het kopen van tabakswaar gaat naar 18 jaar, maar zonder extra maatregelen tegen roken door jongeren is dat verspilde moeite en geld. Een ander probleem is dat het optrekken van die minimumleeftijd juist roken door jongeren in de hand werkt. Omdat het verboden is, wordt roken voor pubers juist weer stoer, meent Clean Air Now.
Veel landen voeren rookverboden in om niet-rokers te beschermen tegen de gezondheidsgevaren van meeroken. In dit proefschrift is de invoering van de rookvrije horeca in Nederland onderzocht. Hierbij werd Nederland vergeleken met andere Europese landen in het International Tobacco Control Policy Evaluation Project (ITC project). Uit het onderzoek blijkt dat rookverboden ervoor kunnen zorgen dat meer mensen stoppen met roken. Voldoende draagvlak voor het rookverbod is wel een belangrijke voorwaarde voor succes. In Nederland is de invoering van de rookvrije horeca minder succesvol geweest dan in andere landen. De nieuwe regering wordt geadviseerd om een volledig rookvrije horeca in te voeren én om een voorlichtingscampagne over meeroken te voeren om het draagvlak voor deze maatregel te vergroten.
Roken tijdens de zwangerschap kan de zuurstofvoorziening van de ongeboren baby verstoren en tot hersenschade leiden. Daarom moet vrouwen dringend worden geadviseerd om te stoppen met roken tijdens hun zwangerschap, of in elk geval zodra ze weten dat ze zwanger zijn, zegt onderzoekster E. Verhagen van de RUG. De gebruikte onderzoeksmethode NIRS lijkt een bruikbare methode te zijn om een verstoorde zuurstofvoorziening in de hersenen van te vroeg geboren baby’s vast te stellen. Roken tijdens de zwangerschap leidt tot een hogere zuurstofextractie in de hersenen bij te vroeg geboren baby’s in de eerste dagen na de geboorte. Dat is een mogelijke aanwijzing voor een te lage bloeddoorstroming van de hersenen, wat gevolgen kan hebben voor motoriek en leervermogen.
Tijdig stoppen met roken kan veel gezondheidsschade voorkomen. Dat blijkt uit een Brits onderzoek onder 1,3 miljoen vrouwelijke rokers, ex-rokers en niet-rokers, gemeten over de periode 1996 tot 2001. Belangrijkste uitkomsten waren dat roken nog schadelijker is voor vrouwen dan werd aangenomen, maar dat tijdig stoppen veel schade kan voorkomen en zelfs compenseren. De in 2005 overleden professor Sir Richard Doll van de University of Oxford leidde destijds het onderzoek. Hij was na de Tweede Wereldoorlog een van de eersten die wist aan te tonen dat roken de oorzaak was van de epidemische toename van longkanker. Doll zou binnenkort honderd jaar zijn geworden, reden voor de universiteit om zijn belangrijke rol op dit gebied nog eens onder de aandacht te brengen.
Een nieuwe invalshoek om te stoppen met roken, de Leer Abstinentie Theorie (LAT), biedt een andere kijk op roken dan gangbare stopmethodes. Dat zegt onderzoekster K. Menninga van de RUG, die deze theorie mede ontwikkelde en nu heeft uitgetest. In de LAT staat het leren over roken en niet-roken centraal. Nu wordt ex-rokers vaak aangeraden risicosituaties waarin ze vroeger rookten te vermijden. Maar de LAT gaat er juist vanuit dat deze situaties nodig zijn om het roken echt af te leren. Ook wanneer dat tot terugval leidt is niet meteen de hele stoppoging mislukt, maar een ervaring die kan bijdragen aan het fundamenteel anders naar roken en niet-roken leren kijken. Je bent pas echt gestopt met roken als je uitgeleerd bent. Het is een proces, niet één stoppoging, zegt Menninga.
Om mensen te bewegen ongezonde gewoontes te veranderen, worden in de huisartspraktijk technieken voor motiverende gespreksvoering gebruikt. Maar sommige elementen van deze counselingstijl blijven nog onbenut, zeggen onderzoekers van onder meer het NIVEL. Als patiënten zelf zeggen hoe ze meer zouden kunnen bewegen of stoppen met roken, geven ze daar eerder gevolg aan dan wanneer een ander hen dat vertelt. Praktijkondersteuners blijken patiënten wel aan te moedigen over hun eetgedrag, lichaamsbeweging of roken te praten. Ook reageren ze begripvol op de informatie die zo werd verstrekt. Maar ze laten vaak kansen liggen, door de patiënt niet zelf de laten vertellen welke gedragsveranderingen zij zouden willen bereiken.