Hoe merk ik het?
- Uitstralende pijn in een van beide benen
- Verkrampte houding
- Houdingsafhankelijke pijn die toeneemt bij hoesten, niezen of persen
- Er kan krachtsverlies ontstaan in het aangedane been, soms ook een doof gevoel of tintelingen
Hoe werkt het?
Bij een rughernia is er sprake van een uitstulping van de kern van een tussenwervelschijf (= hernia nuclei pulposi). Deze uitstulping drukt op een zenuw en veroorzaakt daardoor een naar één van de benen uitstralende pijn. De pijn kan gepaard gaan met een doof gevoel en tintelingen in een deel van het been. Ook kan het zijn dat u minder kracht hebt in het been. De pijn kan geleidelijk ontstaan, maar ook acuut beginnen. Ook kan de hevigheid van de pijn variëren van zeer hevig tot veel minder pijnlijk. Het natuurlijk beloop van de aandoening is dat na één of twee weken de pijn geleidelijk aan afneemt. U gaat met oefeningen langzaamaan in de loop van één of twee maanden weer normaal functioneren. Vaak houdt u een dove plek of een gering blijvend krachtsverlies in een bepaalde spiergroep over.
Hoe ontstaat het?
De wervelkolom bestaat uit 24 wervels. U kunt deze wervels beschouwen als op elkaar gestapelde blokjes. Om deze blokjes soepel ten opzichte van elkaar te laten bewegen bevindt zich tussen elke twee wervels een veerkrachtige tussenwervelschijf. Zo'n schijf bestaat uit een elastische kern omgeven door een vezelachtige ring. Bij een rughernia is deze ring wat ingescheurd en puilt de elastische kern van de tussenwervelschijf door de gescheurde ring naar buiten. Daarbij drukt de uitstulping op een zenuw die van het ruggenmerg naar het been loopt. Als gevolg van de druk op de zenuw functioneert deze niet meer naar behoren. Onze hersenen registreren dit niet goed functioneren van een zenuw die uit het been komt en interpreteren dat als pijn in het been, ook al is er met het been niets aan de hand. Prikkels uit het been kunnen niet doorgegeven worden aan de hersenen omdat de zenuw is afgedrukt en dat geeft een doof gevoel en tintelingen in bepaalde delen van het been. Omgekeerd kunnen signalen vanuit de hersenen het been ook niet bereiken waardoor spieren niet meer aangestuurd worden en dat geeft krachtverlies.
Hoe ga ik er zelf mee om?
Als een rughernia is vastgesteld vermijd dan bewegingen en houdingen die pijn oproepen. Als u op de rug ligt, trek de benen dan wat op, leg eventueel een kussen onder de knieën. Probeer bij het omdraaien en overeind komen de rug zoveel mogelijk recht te houden.
Hoe gaat de arts er mee om?
U moet met spoed een arts te raadplegen als u problemen krijgt met de stoelgang of het plassen en ook als u binnen korte tijd toenemende verlammingsverschijnselen krijgt in het been. In deze gevallen moet met spoed operatief worden ingegrepen. Als u last hebt van uitstralende pijn in het been als boven beschreven, raadpleeg dan uw arts. Hij zal u pijnstillers voorschrijven en adviseren omtrent houding en beweging (zie boven). Hij zal u voor hulp en advies daarover verwijzen naar een bewegingstherapeut. Soms is verwijzing naar de neuroloog nodig; als de pijn erg hevig is of als de pijn na enkele weken niet afneemt en geleidelijk verdwijnt. Verder, als de verlammingsverschijnselen verder toenemen. De neuroloog kan naast zijn neurologisch onderzoek ook aanvullend onderzoek laten verrichten. Als de neuroloog een operatie noodzakelijk acht zal hij u verwijzen naar de neurochirurg. Bij de operatie wordt de uitpuilende kern van de tussenwervelschijf verwijderd. Na de operatie is de pijn in het been verdwenen, maar de pijn in de rug kan blijven bestaan. Soms kan, in de maanden na de operatie, de pijn in het been weer terugkomen. Meestal is dan de oorzaak dat na de operatie ontstaan littekenweefsel op de zenuw drukt. Dit is moeilijk te behandelen. Deze mogelijke gevolgen zijn de redenen waarom men terughoudend is met het opereren van rughernia's.
Wetenschappelijk nieuws
Herniapatiënten worden vaak door hun arts verplicht om lange tijd plat op bed te blijven liggen. Ook wordt er vaak een fysiotherapeut bijgesleept. Volgens neuroloog Dick Hofstee is dit allemaal onnodig, en kan de patiënt net zo goed gewoon doorlopen. Het lichaam blijkt heel goed in staat te zijn om de schade zelf te herstellen. Hofstee heeft gedurende drieënhalf jaar een onderzoek uitgevoerd naar de verschillende behandelmethodes voor een hernia. Hij volgde hiervoor zo"n 250 herniapatiënten. Een derde deel van de patiënten kreeg bedrust voorgeschreven, een derde deel moest een behandeling bij een fysiotherapeut ondergaan, en een derde deel moest gewoon zoveel mogelijk verder gaan met het dagelijks leven.
Als eerste Nederlandse ziekenhuis heeft het St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg de zogenaamde "microtubetechniek" in gebruik genomen voor de behandeling van een hernia. Deze techniek is veel minder belastend voor de patiënt. ormaal moest een patiënt vijf dagen in het ziekenhuis blijven na een behandeling, maar met de nieuwe techniek is die tijd verkort tot slechts één dag. Bovendien kan de patiënt sneller weer aan het werk. Bij de ingreep bestuurt de arts het piepkleine gereedschap, dat door een klein sneetje naar binnen wordt gebracht, via een cameraatje. Daardoor is de kans dat er schade wordt aangericht bij de behandeling erg klein.
Lage rugpijn door tussenwervelschijfdegeneratie, ofwel een "rughernia", komt voor bij zowel mensen als honden. Onderzoeker N. Bergknut van de UU ontdekte dat de vormen van tussenwervelschijfdegeneratie bij kortbenige en langbenige hondenrassen in veel meer opzichten op elkaar lijken dan werd aangenomen. Ook zijn er veel overeenkomsten tussen met mensen met een rughernia. Honden met een rughernia kunnen daarom dienen als model voor onderzoek bij de mens, stelt Bergknut. De "spontane" hernia bij onderzochte honden benadert de situatie bij mensen beter dan de "opgewekte" variant bij proefdieren. Ook bleek een hondenrug met een kunstmatige kern van de tussenwervelschijf, ter vervanging van de zieke, aangetaste kern, goed te functioneren en duidelijk zichtbaar op röntgenfoto"s en scans.
Pijnklachten bij patiënten die eerder een lage-rughernia hadden, hangen niet altijd samen met een zichtbare hernia op de MRI-scan. Dat schrijven onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en Medisch Centrum Haaglanden (MCH) op 14 maart in het vooraanstaande New England Journal of Medicine. Van de mensen die een jaar na de eerste diagnose nog pijnklachten ondervond, had 33 procent volgens de MRI-scan een hernia, tegenover 35 procent van de mensen zónder pijnklachten. Was er op de MRI-scan een lage-rughernia zichtbaar, dan zei dat niets over pijnklachten: 85 procent van de groep met hernia ervoer geen pijnklachten meer, tegenover 83 procent van de mensen zónder zichtbare hernia. De onderzoekers baseren hun conclusies op gegevens van 283 patiënten. Zij waren deelnemers aan een eerdere studie die vroege operatie na 6 tot 12 weken beenpijn vergeleek met langer afwachten en eventueel later opereren. “Veel hernia’s worden opnieuw geopereerd als een patiënt nog steeds of opnieuw beenklachten rapporteert, en de MRI-scan bovendien een hernia laat zien”, vertelt neurochirurg prof. Wilco Peul (LUMC en MCH). “Wij hebben nu aangetoond dat deze pijnklachten niet 1-op-1 gerelateerd zijn aan het MRI-beeld en dat vind ik schokkend. We moeten het beleid wellicht herzien.” Mogelijk worden de pijnklachten na een jaar niet bij iedereen veroorzaakt door druk van de hernia, maar door pijn van de zenuw zelf. Die kan veroorzaakt worden door een zenuwontsteking die eerder ontstaan is door de hernia. Een lage-rughernia treft jaarlijks 75.000 Nederlanders. Zij hebben een uitstulping van een tussenwervelschijf die op de zenuwen duwt. Patiënten lijden aan lage-rugpijn, uitstralende pijn naar een been en soms krachtverlies of een doof gevoel in het been. De pijnklachten verdwijnen in het gros van de gevallen binnen drie maanden vanzelf. Slechts een deel van de patiënten wordt geopereerd. Na een jaar is 84 procent van de patiënten zo goed als klachtenvrij.
Hoe krijgt de patiënt optimale zorg die ook optimaal georganiseerd en patiëntgericht is? Hoogleraar Public Health, prof. dr. Guus Schrijvers, laat in "Het zorgpadenboek" aan de hand van voorbeelden uit zestien ziekenhuizen zien hoe zorgpaden dat mogelijk maken. Op vrijdag 28 januari wordt het boek gepresenteerd op het congres "Zorgpaden in ziekenhuizen". Het Zorgpadenboek geeft zestien voorbeelden van goede ziekenhuiszorg waarbij de patiënt centraal staat. Artsen, verpleegkundigen en organisatie-experts beschrijven hoe zij diagnostiek, behandeling en voorlichting zo geregeld hebben dat zij vanuit het belang van de patiënt werken. Dit leidt tot snellere diagnoses en herstel. Zo zorgde de invoering van een zorgpad in het Alkmaar Medisch Centrum ervoor dat mensen met een gebroken heup nu gemiddeld drie dagen korter in het ziekenhuis liggen (van veertien naar elf dagen). De wachttijd voor een liesbreukoperatie in het Canisius Wilhelminaziekenhuis in Nijmegen duurde vroeger meerdere weken. Dankzij de zogeheten "liesbreukstraat" wordt de patiënt nu binnen een week geholpen. En in het UMC Utrecht is het mogelijk om in één dag de diagnose te stellen bij kinderen waarvan men vermoedt dat ze een ernstige neurologische aandoening hebben. Dat is niet alleen goedkoper, maar vooral ook prettiger voor de patiënt. In het Zorgpadenboek staan voorbeelden van zeer verschillende aandoeningen waaronder: gebroken heup, pijn op de borst, darm- en borstkanker, spataderen, staar en een rughernia. Het gaat zowel om eenvoudige als meer complexe behandelingen. De zorgpaden in het boek omvatten alle terreinen van ziekenhuiszorg: acute en planbare zorg, routine- en zeldzame zorg, in grote en kleine ziekenhuizen en in commerciële en non-profit klinieken. Per zorgpad komt aan de orde voor welke patiëntengroep het is bestemd, wat de verbetering was ten opzichte van de bestaande zorg, hoe de verandering tot stand kwam, hoe de kwaliteit wordt geregistreerd en of er een gemeenschappelijk elektronisch dossier wordt gebruikt. Daarnaast is bij iedere "best practice" beschreven wat het zorgpad opleverde aan extra professionele kwaliteit, veiligheid, overzichtelijkheid en zelfmanagement voor de patiënt, snelheid van diagnostiek en behandeling en doelmatigheid van de patiëntenzorg. Een zorgpad geeft aan wie er idealiter wat op welk moment moet doen. Zo is er een vaste agenda mogelijk en kan de patiënt en zijn familie voortdurend juist geïnformeerd worden. Op deze manier weten zowel de patiënt als de artsen en verpleegkundigen wat zij kunnen verwachten en waar zij aan toe zijn. "Hoewel zorgpaden relatief nieuw zijn in de ziekenhuiszorg, worden de principes waarop zij gebaseerd zijn, al tientallen jaren toegepast in de industrie." aldus prof. dr. Guus Schrijvers, hoogleraar Public Health aan het UMC Utrecht. In het boek beschrijft hij de parallel tussen productieprocessen en klantbenaderingen in de industrie en de gestroomlijnde zorg in ziekenhuizen.