contactgegevens
APOTHEEK VELGHE
Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be

APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
› Kinkhoest

Hoe merk ik het?

  • Hevige hoestbuien met neiging tot braken
  • Typisch gierende ademhaling na een hoestbui
  • Taai slijm ophoesten
  • In de loop van acht tot twaalf weken neemt de hevigheid van de hoestbuien geleidelijk af
  • Vaccinatie beschermt niet volledig tegen kinkhoest

Hoe werkt het?

Kinkhoest is een kinderziekte die zich kenmerkt door hevige hoestaanvallen. Het begint als een gewone verkoudheid. Het kind heeft een loopneus en een droge hoest (zie ook: hoesten bij kinderen). Maar na één tot twee weken komt het hoesten in heviger wordende aanvallen en krijgt het kind het steeds benauwder. Een hoestaanval wordt gevolgd door een gierende ademhaling. Met het voortschrijden van de ziekte hoest het steeds taaier slijm op, terwijl er soms bellen van slijm ontstaan. De hoest prikkelt de keel waardoor het de neiging heeft om te kokhalzen tot zelfs braken aan toe. Ongeveer vier weken na het begin van de ziekte nemen de verschijnselen langzaam af. De hoestbuien worden minder hevig, minder frequent en er wordt minder slijm opgehoest. Maar het duurt wel enkele maanden voor de klachten helemaal over zijn. Op het laatst ontstaan de hoestaanvallen vooral door prikkeling van de luchtwegen, bijvoorbeeld door temperatuursverschillen en verkoudheden. Kinkhoest kan op alle leeftijden voorkomen. Wel kun je zeggen dat de ziekte heviger verloopt naarmate je jonger bent. Voor volwassenen zijn de hardnekkige hoestaanvallen vermoeiend, voor zuigelingen zijn ze soms levensbedreigend. Baby's hebben nauwere luchtwegen waardoor het moeilijker is het taaie slijm op te hoesten. Ook kunnen zij zich gemakkelijker verslikken in het taaie slijm of bij het braken.

Hoe ontstaat het?

Kinkhoest wordt veroorzaakt door de bacterie Bordetella pertussis. Deze verspreidt zich via minuscule speekseldruppeltjes die door een patientje worden opgehoest. Eén tot twee weken na de besmetting (incubatietijd) ontstaan de eerste ziekteverschijnselen. De ziekte is besmettelijk gedurende de eerste vier weken, dus tijdens de verkoudheidsfase en de twee weken daarna. Kinkhoest kan op twee manieren aangetoond worden. In het beginstadium kan de bacterie gekweekt worden uit het slijm uit de neus en de keel. Later in het beloop kan de ziekte aangetoond worden doordat in het bloed het gehalte aan afweerstoffen tegen kinkhoest stijgt. Er moet dan meestal twee keer bloed worden afgenomen met een tussenpoos van enkele weken. Vaccinatie tegen kinkhoest vindt plaats in de eerste levensmaanden (met de DKTP prik bij twee, drie en vier maanden; de K staat voor kinkhoest). Maar als u eenmaal kinkhoest gehad hebt en ook als u ertegen ingeënt bent kunt u het later toch nog wel krijgen, maar de ziekte verloopt dan wel minder heftig.

Hoe ga ik er zelf mee om?

Niets, neem bij de verschijnselen contact op met uw arts.

Hoe gaat de arts er mee om?

Behandeling met een antibioticum (erythromycine) is alleen in de eerste vier weken effectief. De diagnose wordt meestal pas na die tijd gesteld, zeker bij gevaccineerde kinderen bij wie de ziekte niet zo heftig verloopt. Daarom is men meestal te laat om een behandeling te starten. Na de eerste vier weken is geen behandeling mogelijk. U zult moeten afwachten tot de buien langzaam in hevigheid afnemen en verdwijnen. Het is in die periode wel aan te raden irritatie van de luchtwegen zoveel mogelijk te vermijden. Blijf weg uit een rokerige omgeving en probeer sterke wisselingen in de omgevingstemperatuur te voorkomen. De ziekte is het gevaarlijkst voor niet ingeënte zuigelingen. Zij zullen opgenomen worden in het ziekenhuis. De behandeling daar is vooral ondersteunend; het afzuigen van slijm, voorkomen van verslikken, behandelen van eventuele longontstekingen die als complicatie kunnen ontstaan, enzovoort.

Wetenschappelijk nieuws

Door aanpassingen in het Rijksvaccinatieprogramma is kinkhoest onder gevaccineerde kinderen in de afgelopen 15 jaar gedaald. Onder baby's die nog niet zijn gevaccineerd blijft het aantal zieken hoog, vooral als er veel extra adolescenten en volwassenen ziek zijn. Bij tieners en volwassenen neemt het aantal kinkhoestinfecties al jaren toe. Aangezien ouders een belangrijke besmettingsbron zijn voor hun baby's, vormt dit een (toenemende) bedreiging voor baby's. De stijging van het aantal kinkhoestgevallen komt doordat de weerstand die wordt opgewekt door de vaccinatie wegebt. Daarnaast is de bacterie resistenter geworden tegen vaccinatie. Dit blijkt uit de RIVM-monitoring van kinkhoest in Nederland tussen 1989 en 2014. Sinds 1952 worden kinderen tegen kinkhoest gevaccineerd. De gemiddelde deelname aan de vaccinatie (vaccinatiegraad) was de afgelopen decennia hoog (ruim 96-97 procent). Desondanks neemt kinkhoest onder de algemene bevolking sinds 1996 toe. Daarbij wordt om de 2 tot 4 jaren een extra stijging (epidemie) van het aantal gevallen in Nederland waargenomen, vooral bij adolescenten en volwassen. Kinkhoest kan vooral bij niet- of onvolledig gevaccineerde baby's zeer ernstig verlopen, en is in sommige gevallen zelfs dodelijk. Om hen beter te beschermen zijn drie veranderingen doorgevoerd in de kinkhoestvaccinatie. Eerder vaccineren, een extra inenting en een ander vaccin Sinds 1999 worden baby's een maand eerder gevaccineerd; de eerste inenting is vervroegd naar twee maanden. Kinderen van 4 jaar krijgen een extra vaccinatie. Het cellulaire kinkhoestvaccin (dat hele, gedode, bacteriën bevat) is vervangen door een a-cellulair vaccin (dat gezuiverde stukjes van de bacterie bevat). Het nieuwe is effectiever en heeft een kleinere kans op bijwerkingen. De toename van het aantal kinkhoestinfecties bij tieners en volwassenen komt onder andere doordat de kinkhoestbacterie meer circuleert. Aangezien ouders een belangrijke bron zijn in de overdracht van kinkhoest naar baby's, kan een hoger aantal infecties bij hen meer ernstige infecties bij on(volledig) gevaccineerde baby's veroorzaken. In Engeland is aangetoond dat de vaccinatie van moeders in het laatste trimester van de zwangerschap, zuigelingen goed beschermt. De opgebouwde immuniteit van de moeder wordt namelijk overgedragen op het ongeboren kind. Ook kan de gevaccineerde moeder de ziekte dan niet overdragen naar haar kind. Uit RIVM-onderzoek blijkt dat de kinkhoestbacterie is veranderd in de loop der jaren en resistenter geworden tegen vaccinatie. Deskundigen zijn het er dan ook over eens dat kinkhoestvaccins verbeterd moeten worden. Het RIVM monitort de gegevens over kinkhoest om zo de effectiviteit van de vaccinatie in de gaten te houden en de overheid te adviseren over verbeteringen. Uiteindelijke doel van de monitoring is ernstige ziekte onder baby's te voorkomen en het aantal zieken onder de gehele bevolking te verminderen. In Nederland buigt de Gezondheidsraad zich op dit moment over de kinkhoestvaccinatie.