Hoe merk ik het?
- Pijnlijke, grijswitte of gele zweertjes aan de binnenkant van de lippen of wangen en onder de tong
- Aften hebben meestal een doorsnede van drie tot vier millimeter en een ontstoken rode rand
Hoe werkt het?
Aften zijn kleine pijnlijke zweertjes in de mond. Deze zijn drie tot tien millimeter groot en bevinden zich veelal aan de binnenzijde van de wangen, op het tandvlees, de tong. Ze hebben een rood randje en worden bedekt met een licht beslag. Ze blijven één à twee weken aanwezig en verdwijnen dan veelal spontaan. Sommige mensen hebben er één of enkele, anderen krijgen er vele tegelijk. Eén op de vijf volwassenen heeft er regelmatig last van, anderen zelden of nooit.
Hoe ontstaat het?
De oorzaak is niet precies bekend. Wel is duidelijk dat een aantal factoren een rol speelt: de algemene conditie is van belang, bij vermoeidheid, ziekte, slechte voedingstoestand ontstaan de aften gemakkelijker. Daarnaast speelt aanleg een rol, mogelijk ook erfelijkheid. Wondjes in de mond (door een scherpe kies, slecht passende prothese of een beet op de wang) kunnen een afte doen ontstaan. Merkwaardig genoeg krijgen sommige mensen last van aften zodra ze het roken staken.
Hoe ga ik er zelf mee om?
Veelal genezen aften spontaan in een tot twee weken. Zorg voor een goede mondhygiëne. Eet gezond, als u oververmoeid bent, probeer daar wat aan te doen. Bij de drogisten en de apotheek zijn middeltjes verkrijgbaar die, aangebracht op de aften, de pijn wat kunnen onderdrukken. Het effect hiervan is echter beperkt.
Hoe gaat de arts er mee om?
Bij ernstige klachten of vaak terugkeren van aften wordt een bezoek aan een tandarts en/of de mondhygiëniste aanbevolen. Die kan dan:- het tandvlees en mondslijmvlies op infectieziekten controleren;
- kijken of er een scherp randje aan een gebitselement zit;
- nagaan of er problemen zijn met gebitsprothesen.
Wetenschappelijk nieuws
Bijna een derde van de Nederlanders lijdt aan chronische tandvleesontsteking. Dat zeggen de hoogleraren F. Abbas en A. van Winkelhoff van de RUG.
Tandvleesontsteking blijft vaak lange tijd onopgemerkt, volgens onderzoekers van de RUG. Er ontstaan geen abcessen en ontstekingsvocht wordt in de mond snel afgevoerd.
Veel Nederlanders en Belgen verzorgen hun gebit onvoldoende. Ontstoken tandvlees komt daardoor erg veel voor. Dat zegt de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten op basis van onderzoek onder 249 bezoekers van de Nationale Gezondheidsbeurs.
Een patiëntje met terugkerende aanvallen van misselijkheid en bloedverzuring als ze bijna een dag niks had gegeten, blijkt een nieuwe genetische ziekte te hebben. Artsen en onderzoekers van het UMC Utrecht schrijven dit in het wetenschappelijke tijdschrift New England Journal of Medicine. Het was een mysterieuze patiënt die kinderarts dr. Peter van Hasselt van het WKZ/UMC Utrecht op de intensive care zag. De baby had regelmatig aanvallen van extreme verzuring van het bloed na vasten (‘ketoacidose’). Hierdoor moest ze overgeven, heel veel plassen en haar adem rook naar aceton. Het is een bekende complicatie van suikerziekte, maar als losse ziekte is het zeer zeldzaam. De oorzaak is meestal onbekend. Biologische oorzaak Van Hasselt vond de symptomen zo heftig dat hij een duidelijke biologische oorzaak vermoedde. Hij besloot de hulp in te roepen van geneticus dr. Gijs van Haaften van het UMC Utrecht. Nauwkeurig genetisch onderzoek van de patiënt (zogenaamde exoomsequencing) leverde verdachte mutaties in het MCT1-gen op. Van Hasselt en Van Haaften dachten nu dat mutaties in dit gen de ziekte veroorzaakten, maar ze zochten bevestiging. Daarom voerden ze aanvullend genetisch onderzoek uit bij 96 patiënten die regelmatig last hadden van extreme bloedverzuring. Ze vonden zo nog meer patiënten met mutaties in het MCT1-gen. De grootste genetische defecten troffen ze aan bij drie mensen met ernstige ketoacidose. Definitieve bevestiging kwam uit het laboratorium. In menselijke cellen bleek het uitschakelen van het MCT1-eiwit inderdaad het weefseltransport van zure moleculen, de bron van ketoacidose, stil te leggen. Dit onderzoek vond plaats in het Lab Genetische en metabole ziekten van het AMC. “We hebben een nieuwe genetische oorzaak ontdekt van deze zeldzame vorm van ketoacidose”, zegt Van Hasselt. “Patiënten lopen dus lang rond zonder dat ze weten wat voor ziekte ze hebben. Dankzij onze vinding kunnen we nu al vroeg een diagnose stellen. De aandoening is niet te genezen, maar wel goed onder controle te houden door te zorgen dat je altijd genoeg eet.” Want als je een tijdje niks eet, gaat je lichaam vetweefsel verbranden. De lever zet dan vetten om in zogenaamde ketonen. Cellen kunnen deze ketonen als brandstof gebruiken in plaats van suiker. Bij patiënten met ketoacidose kan dit doorschieten. Hun lever maakt veel te veel ketonen waardoor het bloed gevaarlijk verzuurt. In zeer zeldzame gevallen overlijden patiënten hieraan als medisch handelen uitblijft. Een infuus met een suikeroplossing maakt overigens snel een einde aan een aanval. Genoeg en tijdig eten kan aanvallen helemaal voorkomen. “Deze resultaten laten de kracht van nieuwe genetische technieken zien”, zegt geneticus dr. Gijs van Haaften. “Bij zeldzame ziekten kunnen we dankzij één patiënt dus soms al de oorzaak vinden.” Het was voor de wetenschap nieuw dat ketonen via een transporteiwit geholpen moeten worden om cellen binnen te komen. Tot nu toe dachten wetenschappers dat de energierijke stoffen zich vanzelf in weefsels verspreidden. Het MCT1-eiwit komt voor in het hele lichaam en helpt alle weefsels bij het opnemen van ketonen. Van Haaften en Van Hasselt beschrijven hun resultaten in het wetenschappelijke tijdschrift New England Journal of Medicine van 13 november. Ze werkten nauw samen met collega’s uit het AMC in Amsterdam en internationale artsen die patiënten met vergelijkbare symptomen bijdroegen.
Bij drie kinderen met een aangeboren ontwikkelingsstoornis is een mutatie in een zeer interessant gen gevonden, namelijk een histon-gen. Histonen zijn de ‘garenklosjes’ waar het DNA om opgerold zit in de cel. Er zijn al veel verschillende DNA-afwijkingen bekend die tot een ontwikkelingsstoornis kunnen leiden. Nu is echter als oorzaak voor het eerst een mutatie in de ‘garenklosjes’ gevonden. Het UMC Utrecht, het Hubrecht Instituut en het Great Ormond Street Hospital publiceerden hierover op 18 september in Nature Genetics. Elke cel bevat ongeveer twee meter DNA, dat netjes opgerold ligt rond een soort garenklosjes. Die klosjes, de histonen, zijn essentieel voor goede opslag, het aflezen en kopiëren van DNA-informatie. De mutaties die nu zijn gevonden, bevinden zich in een gen van een van die klosjes. Hierdoor ontstaan dan ook problemen in de opslag en het kopiëren van het DNA. Dit blijkt vervolgens de oorzaak van een complexe, aangeboren ontwikkelingsstoornis waarbij onder meer sprake is van een groeiachterstand, microcefalie (een abnormaal klein hoofd) en een verstandelijke beperking. De eerste patiënt van deze studie werd gezien op de afdeling Genetica van het UMC Utrecht. Haar DNA werd uitgelezen met whole exome sequencing (WES). Uitgebreide analyse van de data bracht een mutatie in een histon-gen (HIST1H4C) aan het licht. Ook bleek een eerder overleden zusje van deze patiënt dezelfde mutatie te hebben. Daarnaast werd via GeneMatcher in Engeland nog een jonge patiënt gevonden met zeer vergelijkbare gezondheidsproblemen. Deze patiënt bleek op precies dezelfde plek in het DNA een mutatie te hebben. Om te achterhalen of deze mutatie de oorzaak was van de aandoening, is het histon-gen (‘garenklosje’) met de mutatie getest in zebravissen. De onderzoekers zagen bij de zebravissen dezelfde ontwikkelingsproblemen als bij de patiënten. Onderzoeker prof.dr. Jeroen Bakkers (Hubrecht): “Zebravissen zijn een goed model voor het onderzoeken van de oorzaken van ontwikkelingsstoornissen. Genetisch gezien komen de mens en de zebravis voor 80 procent overeen. Ook kun je de ontwikkeling van het organisme in de zebravis goed volgen.” Dr. Gijs van Haaften (UMC Utrecht): “Dit onderzoek laat zien dat mutaties in de histonen genetische instabiliteit kunnen veroorzaken. Die leidt tijdens de embryonale ontwikkeling vervolgens tot een toename van celdood en afwijkingen.” Klinisch geneticus dr. Jacques Giltay (UMC Utrecht): “Vinden we bij een patiënt met een ontwikkelingsstoornis deze mutatie in dit histon-gen, dan weten we dat die de oorzaak is. Deze ontdekking draagt zodoende bij aan betere en snellere diagnostiek bij kinderen met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking. Dat is voor hen en hun ouders van belang om de juiste zorg te krijgen.”
Bron: UMC
Onderzoekers van het UMC Utrecht hebben een gen gevonden dat oligodontie - het ontbreken van 6 of meer tanden in aanleg - kan veroorzaken. De vondst van het zogenaamde LPR6-gen maakt het mogelijk om patiënten beter te diagnosticeren, voorlichten en een behandeling op maat te ontwikkelen. De resultaten worden vandaag gepubliceerd in The American Journal of Human Genetics. Oligodontie is een zeldzame maar ingrijpende aangeboren afwijking, waarbij er in het volwassen gebit zes of meer tanden en kiezen ontbreken. Op jonge leeftijd ontwikkelen kinderen meestal wel een melkgebit, maar bij het wisselen valt op dat er iets mis is. Op een aantal plaatsen komen er geen volwassen tanden en kiezen. De aandoening komt in Europa bij 14 op de 10.000 mensen voor. Er bestaan twee vormen: oligodontie als onderdeel van een syndroom en als een op zichzelf staande aandoening. Inmiddels is bekend dat bij 70 procent van de patiënten met oligodontie sprake is van mutaties in verschillende genen. Het UMC Utrecht heeft hier onder leiding van studieleider dr. Gijs van Haaften recent nader onderzoek naar gedaan. Hierbij is bij twintig patiënten met niet-syndromale oligodontie aanvullend genetisch onderzoek gedaan met Whole Exome-Sequencing (WES). Bij WES worden de eiwitcoderende regio’s (exoom) van het menselijk genoom in kaart gebracht. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat bij deze patiënten een mutatie in het LPR6-gen vaak de oorzaak is van de aandoening. Uit de studie blijkt verder dat er 50 procent kans is dat patiënten de mutatie doorgeven aan hun nageslacht. Dr. Marie-José van den Boogaard, klinisch geneticus in het UMC Utrecht: “Het gen lijkt bij deze patiënten vooral betrokken bij het ontbreken van gebitselementen en in principe niet bij andere ernstige aandoeningen.” Oligodontie heeft veel impact op de kwaliteit van leven en kan onder meer tot problemen leiden bij het eten en de spraak. Dr. Marijn Créton, tandarts en maxillofaciaal prothetist bij de afdeling Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie en Bijzondere tandheelkunde in het UMC Utrecht, zorgt er in overleg met de patiënten voor dat zij op jonge en volwassen leeftijd een mooi gebit hebben. De behandeling omvat een jarenlang traject, waarbij patiënten onder behandeling zijn van een tandarts, kaakchirurg en een orthodontist. “Jongeren met oligodontie kampen daarnaast vaak met psychosociale problemen’, weet Créton. “Het valt op als je veel tanden mist. Kinderen, pubers en jongvolwassenen worden soms gepest en hebben nogal eens gevoelens van onzekerheid en schaamte.” In het Center of Excellence in Congenital Orofacial and Dental Anomalies, ondergebracht in het UMC Utrecht, werken tandartsen, kaakchirurgen, plastisch chirurgen en orthodontisten multidisciplinair samen met klinisch genetici van de Divisie Medische Genetica. Tijdens één bezoek worden tandheelkundige problemen in kaart gebracht, krijgt de patiënt – en/of de ouders – uitleg over DNA-onderzoek en het aanbod om daarvan gebruik te maken. Op grond van wat de tandarts en de klinisch geneticus zien, is gericht genetisch onderzoek mogelijk. Van den Boogaard: “De meeste patiënten willen graag de oorzaak weten. Hoe komt het? Krijgen mijn kinderen het ook? En hoe groot is de kans daarop? Door dit nieuwe onderzoek begrijpen we meer van de biologie van de tandaanleg. Het LPR6-gen nemen we nu standaard mee in DNA-diagnostiek bij oligodontie, waardoor we patiënten beter kunnen diagnosticeren, voorlichten en een behandeling op maat kunnen ontwikkelen.” Massink MPG, Créton MA, Spanevello F, et al. Loss-of-Function Mutations in the WNT co-receptor LRP6 Cause Autosomal-Dominant Oligodontia, The American Journal of Human Genetics, in press 2015.