Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
BE0446.045.293
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
BE0430.198.067
Hoe merk ik het?
- Loopneus, verstopte neus, niezen, hoesten, hoofd- en keelpijn
- Bij kinderen soms ook koorts
- Bij zuigelingen soms meer huilen en slechter drinken
Hoe werkt het?
Verkoudheid is een ontsteking van de bovenste luchtwegen (de neus, de neusbijholten en de keel). Zo'n ontsteking wordt meestal veroorzaakt door een infectie met een virus. Verkoudheid is waarschijnlijk de meest voorkomende virusinfectie bij de mens. Vooral jonge kinderen kunnen er regelmatig last van hebben; zes of meer verkoudheden per jaar zijn bij jonge kinderen niet ongewoon. Bij een verkoudheid zwelt het slijmvlies van de bovenste luchtwegen op en wordt extra slijm gevormd. Dit gaat gepaard met een verstopte neus en met heldere tot groene afscheiding uit de neus. Soms heeft u ook wat pijn rond en onder de ogen door een irritatie van het slijmvlies van de neusbijholten. Ook keelpijn, hoofdpijn en hoesten komen regelmatig voor tijdens een verkoudheid. Echt ziek bent u meestal niet maar u kunt zich wel wat moe of vervelend voelen. Kinderen zijn er nog wel eens koortsig bij, volwassenen zelden. Enkele (meestal één tot drie) dagen na besmetting met een verkoudheidsvirus wordt u verkouden. Na gemiddeld vier tot tien dagen, maar soms ook pas na een paar weken, bent u meestal weer beter.Hoe ontstaat het?
Verkouden worden of 'kou vatten' heeft weinig te maken met koud weer, regen of wind. Misschien dat een verkoudheid in jaargetijden met slecht weer wat vaker voorkomt, maar ook tijdens fraai zomerweer kunt u 'kou vatten'. Verkoudheid wordt veroorzaakt door een virus. Verkoudheidsvirussen zijn er vele, het gehele jaar door. Uw lichaam maakt tegen deze virussen wel antistoffen maar deze geven na verloop van tijd onvoldoende bescherming meer tegen een nieuwe infectie. De meeste mensen worden daarom gedurende hun hele leven regelmatig verkouden. Virussen verspreiden zich via druppeltjes die tijdens hoesten of niezen in de lucht terechtkomen. Ook via bijvoorbeeld besmette handen kan het virus zich verspreiden. De grootste kans op besmetting loopt u dus in een ruimte waar meerdere mensen aanwezig zijn zoals thuis in de huiskamer, op school, in een kinderdagverblijf en in bus of trein.Hoe ga ik er zelf mee om?
- Een gewone verkoudheid gaat vanzelf over en is onschuldig. U hoeft er dus niets aan te doen.
- Als u veel last heeft van een verstopte neus kunt u neusdruppels kopen bij drogist of apotheek. Deze neusdruppels (met oxymetazoline of xylometazoline) ontzwellen het slijmvlies van de neus zodat u weer beter via uw neus kunt ademhalen. De sterkte van de neusdruppels is afhankelijk van de leeftijd van de gebruiker. U mag ze maximaal een week gebruiken. Kinderen onder de twee jaar kunt u beter zoutwaterdruppels geven (in de juiste concentratie te koop bij drogist of apotheek of zelf te maken met een afgestreken theelepel zout in een limonadeglas lauw kraanwater). Stomen, kamille of menthol is daarbij niet nodig, wil ook wel eens helpen. Bij (hoofd)pijn of koorts kunt u paracetamol gebruiken. Bij een duidelijk afwijkend beloop is het verstandig de huisarts te raadplegen. Van een afwijkend beloop is sprake:
- bij ernstig ziek zijn, bijvoorbeeld met hoge koorts, zeker als die langer dan drie dagen bestaat of bij hoesten met benauwdheid;
- bij zuigelingen die slecht gaan drinken of suf worden;
- bij forse oorpijn of ernstige pijn rond of onder de ogen (ter hoogte van de bijholten) die langer dan vijf dagen duurt;
- langer dan enkele weken aanhoudende of chronische verkoudheidsklachten.
Hoe gaat de arts er mee om?
Aan een gewone verkoudheid kan een huisarts niets doen. Hoewel antibiotica ("een penicillinekuurtje") soms nog wel eens worden voorgeschreven hebben ze bij een gewone verkoudheid geen zin. Virussen zijn namelijk ongevoelig voor antibiotica. Een 'paardenmiddel' bestaat niet. Bij een afwijkend beloop zijn soms wel eens medicijnen nodig.Wetenschappelijk nieuws
Optimistische en extraverte mensen blijken minder last te hebben van verkoudheid. Een proef in de Verenigde Staten laat dat zien. Psychologen van de Carnegon Mellie universiteit stelden driehonderd proefpersonen bloot aan een virus dat verkoudheid veroorzaakt. Vervolgens werden deze mensen geïnterviewd over hun emotionele toestand. Mensen die over het algemeen positief in het leven staan, een goed zelfbeeld hebben en hun gevoelens tonen bleken minder last van de symptomen van verkoudheid te hebben. De onderzoekers stellen dat het verband tussen een positieve levenshouding en lichamelijke gezondheid serieuzer moet worden onderzocht.
In zijn promotieonderzoek bekijkt Sander Idema het gebruik van genetisch gemodificeerde verkoudheidsvirussen (adenovirussen) bij de behandeling van het Glioblastoma multiforme (GBM). Deze vorm van hersenkanker is momenteel niet behandelbaar. De onderzochte vorm van gentherapie, oncolytische virotherapie, lijkt preklinisch veelbelovend. Toch is de klinische toepassing vooralsnog beperkt vanwege de complexiteit ervan. Nader onderzoek is inmiddels gestart. Het Glioblastoma multiforme (GBM) is een vorm van hersenkanker die zich kenmerkt door zowel snelle groei als uitgebreide infiltratie van het normale hersenweefsel. Dit maakt het GBM een tot op heden onbehandelbare ziekte. Sander Idema onderzocht het gebruik van genetisch gemodificeerde verkoudheidsvirsussen bij de bestrijding van het GBM. De virussen zijn zo gemanipuleerd dat zij enkel tumorcellen kunnen infecteren en vervolgens alleen in deze tumorcellen kunnen repliceren en zo de cel doden. Het onderzoek richt zich op verbeteringen in zowel de toediening van het virus, onder andere middels continue infusie in de hersenen (convection-enhanced delivery, CED), als de effectiviteit van het virus al dan niet gecombineerd met radiotherapie. Hiernaast worden de PET scan en wiskundige modellen gebruikt om het effect van de virussen te beoordelen en te voorspellen. Inmiddels worden onderdelen van dit proefschrift reeds gebruikt in een fase I/II studie waarbij GBM patiënten met behulp van CED worden behandeld met oncolytische adenovirussen.
Het verkoudheidsvirus Respiratoir Synctieel virus (RSV) kan ernstige luchtweginfecties veroorzaken. Vaccinatie van pasgeboren kinderen en ouderen met verminderde afweer zou de kans op een infectie en complicaties kunnen verkleinen, zegt UMCG-onderzoeker M. Shafique. Hij stelde vast dat een neusspray geschikt is voor toediening van een nieuw type vaccin tegen RSV. Dit bestaat uit virosomen, een virusmantel zonder het genetisch materiaal van het virus. Aan de virosomen zijn stoffen gezet die bedoeld zijn om een sterkere afweerreactie in het lichaam te krijgen. Tijdens proefdieronderzoek bleek dat het vaccin met de versterkende stoffen een afweerreactie in het bloed en in de luchtwegen bewerkstelligde. Na blootstelling aan levend RSV, bleken de proefdieren beschermd tegen infectie.
Het college Beoordeling Geneesmiddelen (CBG) heeft terecht de status UA (uitsluitend via de apotheek te verkrijgen) toegekend aan dextromethorfan bevattende geneesmiddelen. Dit zijn geneesmiddelen die o.a. tegen de hoest worden gebruikt. De Raad van State heeft op 28 april 2010 het CBG in het gelijk gesteld en alle bezwaren ongegrond verklaard. In juli 2008 heeft het CBG besloten om aan dextromethorfan bevattende geneesmiddelen de UA status toe te kennen. Dit besluit is mede tot stand gekomen wegens signalen van oneigenlijk gebruik en het noodzakelijk achten van tussenkomst van een apotheker, in verband met interacties met andere geneesmiddelen.
Moeders met luchtweginfecties tijdens de zwangerschap of bij wie de longen minder goed functioneren, krijgen kinderen met een slechtere longfunctie. En ook kinderen met een slechtere longfunctie vlak na de geboorte, hebben meer luchtwegklachten in het eerste levensjaar. Dit is de uitkomst van een onderzoek van de universiteit van Utrecht. De onderzoekers gebruikten een nieuwe techniek om de longfunctie te meten bij pasgeborenen. De techniek blijkt betrouwbaar en eenvoudig toe te passen. Tot voor kort waren deze metingen bij pasgeboren kinderen vrijwel onmogelijk, omdat er nog geen gemakkelijk uitvoerbare en betrouwbare meettechniek voorhanden was.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Co-ordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Opdivo (nivolumab) is een antineoplastisch monoklonaal antilichaam dat zich bindt aan de PD-1 receptor bestemd voor de behandeling van patiënten met progressief (inoperabel of metastatisch) melanoom.
- Hetlioz (tasimelteon) is een melatonine receptor agonist bestemd voor de behandeling van 24-uurs slaap-waak stoornissen bij blinden. Tasimelteon interacteert op het circadiaanse slaap-waak ritme door het resetten van de ‘master klok’ in de suprachiasmatische kern. De ‘master klok’ regelt de circadiaanse ritmen van hormonen zoals melatonine en cortisol en synchroniseert de fysiologische processen van de slaap-waak cyclus.
- Lixiana (edoxaban) is een direct oraal anticoagulans (DOAC) bestemd voor de preventie van cerebrale en systemische embolieën bij patiënten met atrium fibrilleren en voor de behandeling en preventie van veneuze trombose en longembolie bij risico patiënten.
- LuMark (Lutetium (177Lu) chloride) is een radiofarmaceutische voorloperstof bestemd voor de radioactieve labeling van specifieke dragermoleculen.
Negatieve opinie
De CHMP was negatief over de aanvraag voor Lympreva(dasiprotimut-T), een autoloog immuunglobuline vaccin bestemd voor de behandeling van patiënten met folliculair non-Hodgkin lymfoom.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicaties:
- Esmya (ulipristal) is een selectieve progesteron receptor modulator die nu ook bestemd is voor de chronische, intermitterende, behandeling van matig tot ernstige symptomen van uteriene vleesbomen bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
- Invega (paliperidon) is een psycholepticum dat bestemd is voor de behandeling van schizo-affectieve stoornis bij volwassenen. De vermelding is komen te vervallen dat geen werkzaamheid is aangetoond op depressieve symptomen.
- Levemir (insuline detemir) is een insuline die nu ook bestemd is voor de behandeling van diabetes mellitus als de GLP-1 analoog liraglutide wordt toegevoegd.
- Relistor (methylnaltrexon bromide) is een perifere opioïdreceptor antagonist die nu ook bestemd is voor de behandeling van opioïd-geïnduceerde obstipatie bij volwassen patiënten, 18 jaar en ouder, met chronische niet-kanker pijn.
- Resolor (prucalopride) is een selectieve serotonine receptoragonist die nu ook bestemd is voor de symptomatische behandeling van chronische obstipatie bij mannen.
- Tygacil (tigecycline) is een antibioticum dat nu ook bestemd is voor de behandeling van gecompliceerde infecties van huid en weke delen, uitgezonderd diabetische voetinfecties en gecompliceerde intra-abdominale infecties bij kinderen en adolescenten tussen 8 en 18 jaar.
PRAC aanbevelingen
De CHMP heeft een signaal bevestigd van een potentieel risico op ernstige bradycardieën (vertraagde hartslag) en hartblok (problemen met de geleiding van elektrische signalen in het hart) bij gelijktijdig gebruik van een aantal geneesmiddelen voor hepatitis C en amiodarone (een anti-aritmicum). Het gaat om het combinatiepreparaat Harvoni (sofosbuvir / ledipasvir) of een combinatie van Sovaldi (sofosbuvir) en Daklinza (daclatasvir).
Om het risico zo klein mogelijk te houden wordt aanbevolen amiodarone uitsluitend te geven aan patiënten die Harvoni of een combinatie van Sovalidi en Daklinza gebruiken wanneer andere anti-aritmica niet gebruikt kunnen worden. Wanneer gelijktijdig gebruik van amiodarone niet kan worden vermeden, moeten patiënten nauwkeurig worden gevolgd. Een ‘Direct Healthcare Professional Communication (DHPC)’, met deze inhoud wordt op korte termijn verstuurd aan de relevante beroepsgroepen.
CMDh
Codeïne-bevattende geneesmiddelen
De CMDh bekrachtigt met consensus de PRAC aanbeveling over nieuwe maatregelen om het risico op ernstige bijwerkingen, waaronder ademhalingsmoeilijkheden, te beperken bij codeïne-bevattende geneesmiddelen die worden gebruikt voor hoest en verkoudheid bij kinderen. Het gebruik van codeïne voor hoest en verkoudheid (stroop en tabletten) is nu gecontra-indiceerd voor kinderen jonger dan 12 jaar. Gebruik van codeïne voor hoest en verkoudheid wordt afgeraden bij kinderen en adolescenten van 12 tot 18 jaar die al ademhalingsmoeilijkheden hebben. De contra-indicaties bij kinderen jonger dan 12 jaar voor codeïne bij hoest en verkoudheid zijn in lijn met de eerder genomen maatregel voor codeïne gebruikt bij pijn.
De contra-indicatie voor vrouwen in alle leeftijden die borstvoeding geven is van toepassing voor alle codeïne-bevattende geneesmiddelen die zijn aanvaard voor volwassenen. Het maakt daarbij niet uit voor welke indicatie de geneesmiddelen zijn geregistreerd. De CMDh vraagt de handelsvergunninghouders van deze producten de productinformatie aan te passen en deze contra-indicatie op te nemen. Dit kan via een zogenoemde type IA-variatie wanneer geen verdere wijzigingen nodig zijn.
Omdat pancreascarcinoom (alvleesklierkanker) een slechte prognose kent, worden nieuwe behandelmethoden onderzocht zoals gentherapie met behulp van een adenovirus (verkoudheidsvirus). Conditioneel Replicerende Adenovirussen (CRAds) zijn in staat om zich alleen te vermeerderen in tumorcellen en deze te vernietigen zonder gezonde cellen kapot te maken. De lage expressie van de adenovirusreceptor CAR op tumorcellen remt echter de opname van het therapeutische virus en daarmee de effectiviteit van de behandeling. Van Geer onderzocht een verkoudheidsvirus dat een alternatief receptoreiwit gebruikt om binnen te komen in tumorcellen. Deze cellen bleken het virus inderdaad beter op te nemen als het YSA-peptide tot expressie werd gebracht op het virusoppervlak. Onderzoek met muizen toonde echter aan dat de lever nagenoeg al het virus weer afbreekt. Wil het Ad-YSA gebruikt kunnen worden voor behandeling dan zullen dus eerst manieren moeten worden gevonden om die opname door de lever te remmen. Proefschrift: Michael van Geer: "Adenovirus targeting for gene therapy of pancreatic cancer"
Kinderen met een bovensteluchtweginfectie die door hun ouders voor het naar bed gaan, zijn ingesmeerd met Vicks VapoRub - een vaselinesmeersel met kamfer, menthol en eucalyptus - hebben "s nachts minder verkoudheidsklachten dan kinderen die ingesmeerd zijn met placebozalf (vaseline) en kinderen die niet worden ingesmeerd. De met Vicks ingesmeerde kinderen én hun ouders slapen ook beter. Dat beweren onderzoekers in Pediatrics. Zij wezen 138 verkouden kinderen van 2 tot 11 jaar toe aan 1 van 3 behandelingen: ouders smeerden "s avonds nek en borst van hun zieke kind in met Vicks VapoRub, met vaseline (placebo) of smeerden kun kind helemaal niet in. Na de interventienacht en na de nacht ervoor (zonder smeren) vulden de ouders een vragenlijst in over (de ernst van) de symptomen, nachtrust en bijwerkingen. In elke groep verbeterde de gezondheid van de kinderen, maar kinderen die ingesmeerd waren met Vicks vertoonden de grootste verbetering in slaap, hoesten en verstopping ten opzichte van de vorige nacht. De vaselinegroep deed het marginaal beter (frequentie van hoesten) of niet beter (ernst van de hoest) dan de onbehandelde groep. De mate van waterige neusloop na de behandeling verschilde niet tussen de 3 groepen. Bijna de helft van de Vicksgroep had last van milde bijwerkingen zoals een brandend gevoel op de huid, in de ogen of in de neus. Ondanks de bijwerkingen viel de Vicksgroep het makkelijkst in slaap. Ook de ouders rapporteerden een betere nachtrust. Volgens de auteurs vult insmeren met Vicks de "therapeutische leegte" van veilige en effectieve verkoudheidsmiddelen voor ouders. Bron: NTvG 2010;154(47):C746 + FUS
Jonge sporters die plotseling door hartfalen dood neervallen, het haalt regelmatig de media. Bij vijftig procent van deze gevallen blijkt het om genetische aanleg te gaan, zoals verdikte hartspieren. In een dertig procent van de gevallen gaat het echter om een ontsteking in het hart dat veroorzaakt kan zijn door zoiets gewoons als een verkoudheidsvirus. Voor deze gevallen van ‘onverklaard hartfalen’, dat wil zeggen zonder infarct of kleplijden, richtte prof. dr. Stephane Heymans als enige in Nederland een uniek zorg- en onderzoeksprogramma op. Heymans, benoemd als bijzonder hoogleraar in de Idiopathische Cardiomyopathieën, houdt vrijdag 25 mei aanstaande zijn inaugurele rede: 'Europa, het bindweefsel van het hart'. In Nederland lijden meer dan 200.000 mensen aan hartfalen, bij een derde hiervan is de oorzaak van het hartfalen onbekend. Het betreft dan meestal jonge mensen met een gemiddelde leeftijd van veertig jaar. Voor deze groep jonge mensen startte prof. dr. Stephane Heymans zes jaar geleden een zorgprogramma dat uniek is in Nederland. Uniek omdat het het enige in Nederland is en omdat hier samen met pathologen, immunologen, klinisch genetici en medisch microbiologen gekeken wordt naar mogelijke oorzaken van hartfalen door een ontsteking, virussen en erfelijke aanleg. Heymans: “Ons onderzoek gebeurt aan de hand van hartbiopten, stukjes hartspierweefsel worden afgenomen via een buisje in het hart. Zowel de aanwezigheid van het virus, de ontsteking en de mate van schade aan het hart wordt aangetoond in deze stukjes hartspier. Deze verfijnde diagnostiek, die enkel universitair plaatsvindt, leidt tot een meer gerichte behandeling. Deze zorgnood van jonge hartfalers vormt ook de basis van mijn wetenschappelijk onderzoek: binnen mijn groep bestaande uit zestien onderzoekers zoek ik uit hoe deze verschillende oorzaken samen het hart ziek maken.” De oorzaak van hartfalen door een ontsteking blijkt vaak te liggen in genetische fouten, virussen, ontstekingen (auto-immuunziekten) en metabole triggers. Aan de hand van de allernieuwste moleculaire technieken zoeken Heymans en zijn onderzoeksgroep naar nieuwe mechanismen die kunnen voorspellen en verklaren waarom bepaalde mensen gevoelig zijn voor specifieke virussen in het hart en andere weer niet. Zo ontdekte hij dit jaar een nieuw microRNA, een soort gen dat voor een deel de aanleg verklaart voor het krijgen van een ontsteking in het hart als gevolg van een virus. Muizen die medicatie ingespoten kregen tegen dit gen (anti-microRNA), waren beschermd tegen hartschade door dit virus. Op dit moment wordt verder onderzocht wat dit voor de behandeling zou kunnen betekenen. Het Europa in de titel van de oratie staat voor samenwerking. Samenwerking tussen verschillende universiteiten en samenwerking tussen verschillende disciplines. “Persoonlijk geloof ik in Europa. Zoals in de EU verschillende landen samenkomen, zo werken bij het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN), door wie de leerstoel is ingesteld, verschillende universiteiten, en bij CARIM verschillende vakdisciplines samen. Momenteel ben ik ook druk met het uitbreiden van Europese samenwerkingsverbanden.”
Gehoorverlies van jonge kinderen in kaart. Bijna één op de vijf kinderen tussen de 9 en 11 jaar lijdt aan gehoorverlies. Een deel van de kinderen heeft mogelijk permanent gehoorverlies. Bij hen zien onderzoekers een relatie met het veelvuldig hebben van een oorontsteking. Op basis van het grootschalige Generation R onderzoek in Rotterdam hebben onderzoekers van het Erasmus MC voor het eerst in Nederland gemeten hoe vaak gehoorverlies voor komt bij een grote groep jonge kinderen zonder klachten. De resultaten publiceren zij online in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift JAMA Otolaryngology – Head & Neck Surgery. Gehoorverlies is wereldwijd een groot probleem en is vaak onomkeerbaar. Op jonge leeftijd kan het kinderen belemmeren in hun ontwikkeling en dit kan leiden tot minder goede prestaties op school. Uit de landelijke gehoorscreening blijkt dat een kleine groep kinderen wordt geboren met gehoorverlies. Maar het lijkt erop dat een veel grotere groep kinderen al op jonge leeftijd blijvend gehoorverlies oploopt. “Er wordt veel gesproken over gehoorschade en de hinderlijke gevolgen hiervan, maar het ontbreekt aan echte metingen”, zegt onderzoeker Carlijn le Clercq. “Om hier beter zicht op te krijgen en ook op de factoren die een rol spelen bij gehoorverlies, is het belangrijk om te weten hoe het gesteld is met het gehoor van jonge kinderen nog voordat zij zijn blootgesteld aan harde muziek tijdens uitgaan. Uit onze studie blijkt dat bijna één op de vijf jonge kinderen geen optimaal gehoor heeft.” De onderzoekers namen bij ruim 5.000 kinderen een gehoortest af. In totaal had 17,5 procent een vorm van gehoorverlies. Bij een deel van de kinderen gaat het om een tijdelijk verlies dat meestal wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld een verkoudheid of oorontsteking. Maar waarschijnlijk heeft bijna acht procent van de kinderen permanent gehoorverlies (tenminste 15 dB). Le Clercq: “Hoewel het bij de meeste kinderen om kleine gehoorverliezen gaat, waar zij zelf in dit stadium misschien nog niet zoveel van merken, is het aantal jonge kinderen dat hiermee te maken heeft alarmerend groot. Zeker als je bedenkt dat de pubertijd, waarin wij verwachten dat zij mogelijk gehoorschade oplopen door harde muziek in de discotheek of op muziekfestivals, nog moet komen. Ook zien wij een duidelijke relatie tussen het doormaken van veel oorontsteking op jonge leeftijd en krijgen van permanente gehoorschade.” De wetenschappelijke publicatie is online te lezen op de website van tijdschrift JAMA Otolaryngology – Head & Neck Surgery. De studie is onderdeel van Generation R. Dit bevolkingsonderzoek volgt de groei, ontwikkeling en gezondheid van Rotterdamse kinderen vanaf de vroege zwangerschap tot de jonge volwassenheid.
Bron: EUR
Het respiratoir syncytieel virus (RSV) is een van de belangrijkste veroorzakers van verkoudheid en kan bij baby’s, jonge kinderen en ouderen gevaarlijke lagere-luchtweginfecties veroorzaken. Onderzoeker T. Kamphuis van de RUG heeft een vaccin ontwikkeld, dat is gebaseerd op zogenoemde virosomen. Een virosoom is een virusmantel, maar dan zonder het genetische materiaal van het virus. Voor het afweersysteem ziet een virosoom er uit als een virusdeeltje, maar het is niet in staat zich te vermenigvuldigen en ziekte te veroorzaken. Kamphuis bouwde ook een TLR-ligand in. Deze immuun-versterkende stof versterkt niet alleen de afweerreactie maar stuurt deze ook in de goede richting, wat de effectiviteit en veiligheid van het vaccin verbetert.
Immunologisch onderzoek van het UMC Utrecht verklaart waarom sommige baby’s na een infectie met het RS-virus zó ziek worden dat ze in het ziekenhuis terecht komen. Het geven van vitamine D, dat bij de meeste kinderen bescherming biedt, blijkt deze kinderen niet te helpen. De resultaten zijn deze week verschenen in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Pathology. Pasgeborenen komen het vaakst in het ziekenhuis terecht vanwege een infectie met het RS-virus. Dit verkoudheidsvirus kan tot een zware longontsteking leiden als het immuunsysteem van baby’s te heftig reageert. Vrijwel alle baby's worden vóór het tweede levensjaar geïnfecteerd met het RS-virus, maar ongeveer één op de honderd reageert zo heftig dat een ziekenhuisopname nodig is. Vitamine D beschermt tegen het RS-virus Hoe het immuunsysteem zo kan ontsporen is niet duidelijk. Wel weten wetenschappers al langer dat vitamine D nodig is voor de bescherming tegen longontsteking door het RS-virus. Baby’s met te weinig vitamine D in hun bloed hebben daardoor vaker last van het RS-virus. Maar hoe dat precies samenhangt, wisten ze niet. Medisch bioloog dr. Marianne Boes, promovendus Arie Jan Stoppelenburg en collega’s van het UMC Utrecht hebben deze punten met elkaar verbonden. Vitamine D blijkt een dempend effect te hebben op het immuunsysteem. Als een baby geïnfecteerd raakt met het RS-virus, gaat het immuunsysteem in de aanval. Als die aanval ‘doorschiet’ raken longcellen beschadigd en ontstaat een soort longontsteking. Vitamine D remt de immuunreactie dusdanig dat de aanval van het immuunsysteem op de infectie precies de juist kracht heeft. Verstoorde receptorbinding vitamine D Maar die rem werkt niet bij iedereen. Om als ‘rem’ te kunnen werken moet vitamine D binden aan een receptoreiwit. Bij één op de zeven mensen heeft deze receptor een iets andere vorm, waardoor Vitamine D zijn remmende functie minder goed kan uitvoeren. Bij deze mensen zal een infectie met het RS-virus dus een te heftige immuunreactie veroorzaken. Marianne Boes en collega’s spoorden via genetisch onderzoek een aantal mensen op met een anders gevormde vitamine D-receptor. In cellen van deze gezonde vrijwilligers blijkt vitamine D inderdaad geen remmende werking te hebben. De resultaten kloppen heel mooi met eerder genetisch onderzoek. Daaruit blijkt dat baby’s met een anders gevormde vitamine D-receptor ongeveer 70 procent meer kans hebben op een longontsteking door het RS-virus. “Het betekent dat het innemen van voldoende vitamine D niet bij alle baby’s volstaat om te beschermen tegen het RS-virus”, legt Boes uit. “Bij baby’s met een anders gevormde receptor kan vitamine D niet ‘op de rem trappen’. Deze kinderen zouden preventief behandeld kunnen worden met een nieuw maar duur medicijn. Het is in theorie goed mogelijk om deze baby’s op te sporen via genetisch onderzoek.”
Het griepseizoen (influenza) 2013/2014 was erg mild, na de uitzonderlijk langdurende epidemie in het seizoen 2012/2013. Ook was het een mild seizoen wat betreft het aantal mensen dat een longontsteking (pneumonie) opliep. In 2013 waren er geen grote uitbraken van de meldingsplichtige luchtweginfectieziekten legionellose (308 meldingen), papegaaienziekte (psittacose; 51 meldingen), Q-koorts (19 meldingen) en tuberculose (848 meldingen). Deze aantallen waren in het verslagjaar vergelijkbaar of lager dan het aantal meldingen in voorgaande jaren. Dit blijkt uit de jaarlijkse surveillance luchtweginfectieziekten 2013 van het RIVM. Griep en longontsteking leiden tot veel ziekenhuisopnames en sterfte in Nederland, waardoor het RIVM ze actief volgt. In vergelijking met griep komen de meldingsplichtige luchtweginfecties in Nederlands maar weinig voor. Ze zijn meldingsplichtig, omdat tijdige maatregelen, zoals de besmettingsbron opsporen, belangrijk kunnen zijn om uitbraken of verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. Het RIVM volgt ook potentieel gevaarlijke nieuwe luchtweginfecties die elders in de wereld voorkomen. In mei 2014 werden voor het eerst in Nederland twee patiënten gediagnostiseerd met het MERS coronavirus. In het seizoen 2013/2014 lag het aantal mensen dat met griepachtige klachten bij de huisarts kwam begin 2014 gedurende vier weken boven de grens waarmee een griepepidemie wordt geduid. Bij de patiënten met griepachtige klachten kwam naast influenzavirus vaak RSV (respiratoir syncytieel virus) en neusverkoudheid (rhinovirus) voor. Er kwamen minder mensen met een longontsteking bij de huisarts dan voorgaande seizoenen, maar het aantal longontstekingpatiënten in verpleeghuizen bleef gelijk.
Voor de eerstvolgende Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) in 2014 en het Nationaal Kompas Volksgezondheid is een nieuwe selectie gemaakt van de ziekten op basis waarvan de volksgezondheid in Nederland kan worden beschreven. Hiervoor zijn er 59 geselecteerd. Voor deze nieuwe selectie zijn niet alleen veranderende ziektepatronen in Nederland van belang, maar ook veranderingen in maatschappelijke discussies over de gezondheidszorg. Zo gaat het nu bijvoorbeeld ook om maatschappelijke participatie van mensen met een chronische aandoening. De eerste systematische selectie van ziekten is in 1991 gemaakt voor de eerste VTV-editie. De nieuwe selectie is de eerste systematische herselectie sindsdien. Net als de vorige is de nieuwe selectie gebaseerd op sterftecijfers, hoe vaak een ziekte voorkomt, preventie, kosten en beleid. Daarnaast zijn de volgende criteria toegevoegd: de gevolgen voor individu en samenleving, het aantal ziekenhuisopnamen, en belemmeringen voor maatschappelijke participatie van mensen met een chronische aandoening. Ten opzichte van de vorige selectie zijn zestien ziekten verdwenen (zoals maagkanker omdat deze ziekte nu minder vaak voorkomt dan twintig jaar geleden, en verkoudheid omdat de gevolgen ervan voor een individu niet groot zijn). Elf ziekten zijn nieuw in de lijst, zoals burn-out en persoonlijkheidsstoornissen vanwege belemmeringen voor participatie. Sinds 1993 brengt het RIVM elke vier jaar de VTV uit waarin de volksgezondheid in Nederland staat beschreven. Het ministerie gebruikt deze informatie om de landelijke nota Volksgezondheidsbeleid op te stellen. Belangrijke maatstaven voor de volksgezondheid zijn de omvang van ziekten en aandoeningen en de gevolgen hiervan voor patiënt en samenleving.
Van 7 – 10 april vond de maandelijkse bijeenkomst van de PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) plaats. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de PRAC.
De PRAC is onder meer tot een aanbeveling gekomen voor het gecombineerd gebruik van angiotensine II antagonisten, ACE-remmers en aliskiren. Ook zijn er vier herbeoordelingen gestart
Aanbevelingen PRAC
- Angiotensine II antagonisten, ACE-remmers en aliskiren - De PRAC beveelt op basis van een herbeoordeling een aantal beperkingen aan met betrekking tot het gecombineerd gebruik van geneesmiddelen die het renine-angiotensine systeem (RAS) blokkeren. Het RAS is een hormoonsysteem dat de bloeddruk en het volume van vloeistoffen in het lichaam reguleert. Angiotensine II antagonisten, ACE-remmers en aliskiren blokkeren het RAS op verschillende manieren en worden gebruikt bij de behandeling van hypertensie (hoge bloeddruk) en congestief hartfalen (een aandoening waarbij het hart niet genoeg bloed door het lichaam kan pompen).
De aanbevelingen van de PRAC zullen besproken worden door de Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP), het geneesmiddelenbeoordelingscomité van de EMA, omdat enkele angiotensine II antagonisten en aliskiren centraal geregistreerde geneesmiddelen zijn.
Start herbeoordelingen PRAC:
- Orale Methadon vormen met povidon als hulpstof (drank en tabletten) — In Nederland zijn geen povidon bevattende methadondrank of tabletten op de markt. Er wordt herbeoordeling gestart op verzoek van Noorwegen. In Noorwegen zijn een aantal meldingen van nierschade bij (voormalige) drugsgebruikers, die mogelijk verband houden met het misbruik van povidon bevattende methadondrank. Deze drank is bestemd voor oraal gebruik, maar sommige patiënten misbruiken de orale methadondrank en gebruiken het als injectie via een bloedvat. Methadondrank en tabletten worden gebruikt bij de behandeling van verslavingen van bijvoorbeeld heroïne.
- Broomhexine en ambroxol — De herbeoordeling wordt gestart op verzoek van België vanwege een toename van het aantal meldingen van allergische reacties en huidreacties, die mogelijke gerelateerd zijn aan het gebruik ambroxol. Omdat broomhexine in het lichaam wordt omgezet in ambroxol, zullen deze geneesmiddelen ook meegenomen in de herbeoordeling. Broomhexine en ambroxol worden gebruikt bij de behandeling van keelpijn.
- Codeïne en dihydrocodeïne voor de behandeling van hoest en verkoudheid bij kinderen — Deze herbeoordeling volgt, naar aanleiding van Duitsland, op een eerdere herbeoordeling van het gebruik van codeïne als pijnstiller bij kinderen. Deze eerdere herbeoordeling werd gestart vanwege het risico op ademhalingsdepressie. Na deze herbeoordeling zijn er voor het gebruik van codeïne bij pijn een aantal aanbevelingen gedaan, onder andere mag codeïne als pijnstiller alleen gebruikt worden bij kinderen boven de 12 jaar. De herbeoordeling wordt gestart om na te gaan of deze aanbevelingen ook van toepassing zijn bij de behandeling van hoest.
- Testosteron - de herbeoordeling wordt gestart op verzoek van Estland vanwege zorgen over mogelijke cardiovasculaire risico’s. Testosteron wordt gebruikt bij de behandeling van mannen die zelf niet genoeg testosteron produceren (hypogonadisme).
Voor bovenstaande herbeoordelingen zal alle beschikbare data opnieuw worden bekeken, waarop de PRAC een aanbeveling zal doen of er maatregelen nodig zijn.
De PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) speelt als geneesmiddelenbewakingscomité een belangrijke rol bij het toezicht op de risico’s van humane geneesmiddelen in Europa en komt maandelijks bijeen bij het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA). De PRAC geeft aanbevelingen en advies aan de CHMP (Committee on Medicinal Products for Human Use), het geneesmiddelenbeoordelingscomité en de CMDh (Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures), omtrent de risico’s van geneesmiddelen toegelaten in de Europese Unie.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd in de CHMP, PRAC en de CMDh.
Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG.
Het verwijderen van de neusamandel bij kinderen met terugkerende verkoudheden werkt niet beter dan een afwachtende strategie. Dat blijkt uit onderzoek van het UMC Utrecht dat vandaag online is verschenen in het tijdschrift British Medical Journal. “Het vraagt een verandering van denken van de dokter en de patiënt.” Onderzoekers van het UMC Utrecht analyseerden onder leiding van prof. dr. Anne Schilder ruim honderd kinderen tussen de 1 en de 6 jaar met terugkerende verkoudheden. Bij de helft van de kinderen werd de neusamandel verwijderd. Bij de andere helft aanvankelijk niet, daar wachtten artsen het natuurlijk beloop van de verkoudheden af. In de twee jaar erna hielden de onderzoekers de gezondheid van de kinderen bij. Beide groepen kinderen bleken even vaak opnieuw verkouden te worden: bijna acht keer per jaar. De onderzoekers zagen ook geen verschillen in aantal ziektedagen, afwezigheid op school of crèche, of kwaliteit van leven. Als kinderen vaak verkouden zijn kunnen ouders en artsen dus ook afwachten of de klachten minder worden, in plaats van de neusamandel direct te laten verwijderen. Wel moest veertig procent van de kinderen waar aanvankelijk werd afgewacht moest alsnog geopereerd worden. Daarnaast moest twintig procent van de kinderen bij wie de neusamandel was verwijderd nog een keer geopereerd worden. De resultaten zijn niet alleen van belang voor KNO-artsen en huisartsen, maar ook voor ouders. Dat concludeert hoogleraar Kinder-KNO-heelkunde prof. dr. Anne Schilder van het UMC Utrecht. “Het vraagt een verandering van denken van de patiënt. De wens tot een operatieve behandeling is diepgeworteld in de Nederlandse cultuur. We houden niet zo van medicijnen. Opereren is beter want dan hebben we er immers alles aan gedaan. En daarmee is de druk van ouders op de huisarts en KNO-arts tot een operatie vaak groot.” De behandeling van terugkerende verkoudheden moet een gezamenlijke beslissing van arts en ouders zijn, vindt Schilder. “Artsen moeten een open gesprek aangaan met de ouders en ouders zouden beter geïnformeerd moeten zijn. Samen maken ze dan een afweging van de effecten en bijwerkingen van antibiotica, een operatie of het nog even aanzien.” Over het nut van de ingreep bij terugkerende verhoudheden bestond al langer twijfel. In een richtlijn van 2007 adviseert de Nederlandse Vereniging voor KNO-heelkunde en Heelkunde van het Hoofd-Halsgebied om gecontroleerd onderzoek te doen naar de effectiviteit van het verwijderen van neusamandelen. De publicatie in BMJ betekent niet dat het verwijderen van neusamandelen helemaal geen nut heeft. Bij kinderen die ademhalingsklachten hebben als gevolg van een vergrote neusamandel is de ingreep zinvol. Per jaar worden bij ruim 21.000 kinderen de neusamandel verwijderd, en bij ruim 19.000 de neus- en keelamandelen. In Nederland wordt ongeveer vier keer zo vaak geopereerd als in Engeland of Italië. Daar wordt veel vaker voor een behandeling met antibiotica gekozen, hoewel een neusverkoudheid meestal wordt veroorzaakt door een virus waarop antibiotica geen effect hebben. De neus- en keelamandelen zijn het eerste afweerweefsel waarmee bacteriën en virussen te maken krijgen als ze via de ademhaling bij mensen binnenkomen. Vooral bij jonge kinderen zijn de amandelen actief. De meeste kinderen groeien over verkoudheden en keelontstekingen heen. Bij een kwart van de kinderen komen de ontstekingen regelmatig terug. Aan het onderzoek werkten 13 ziekenhuizen mee. Het onderzoek is gesubsidieerd door ZonMw.
Volgens wetenschappers van de universiteit van Perth (Australië) betekent dagelijks een kwartiertje in de zon of anders regelmatig onder de zonnebank een oppepper voor het gele immuunsysteem. Het lichaam maakt vitamine D aan onder invloed van UV-straling, maar ook de afweer vaart er wel bij. Het gaat dan wel gematigd zonnen en niet om urenlang bakken. Vooral in de wintermaanden kan het lichaam een oppepper goed gebruiken, zeggen de wetenschappers. Het lichaam is dan immers het grootste deel van de tijd bedekt. Dat helpt bij het voorkomen van infectieziekten als griep en verkoudheid. Daarnaast wijzen de onderzoekers erop dat UV-straling helpt tegen ziekten als psoriasis, astma en MS.
Ruim één op de drie patiënten heeft na een jaar nog pijn
Medici moeten meer oog krijgen voor pijnklachten bij patiënten met de zenuw- en spieraandoening Guillain-Barre. Daarvoor pleit Liselotte Ruts in haar onderzoek naar Guillain-Barré, waarop ze is gepromoveerd aan het Erasmus MC. Patiënten blijken veel meer last te hebben van pijn dan tot nu toe werd gedacht. Ook kan pijn het eerste symptoom zijn van de ziekte. Jaarlijks worden in Nederland tussen de 200 en 300 mensen getroffen door het Guillain-Barré syndroom. Het syndroom wordt veroorzaakt door een onbedoelde reactie van het immuunsysteem, vaak na een gewone infectie zoals een verkoudheid of keelontsteking. Patiënten krijgen in toenemende mate last van spierzwakte en kunnen zelfs binnen een paar dagen volledig verlamd raken. De meeste mensen herstellen uiteindelijk weer. Echter, veel mensen houden restverschijnselen. Het onderzoek van Liselotte Ruts toont aan dat veel patiënten kampen met pijnklachten zoals uitstralende zenuwpijn, pijnlijke tintelingen, overgevoeligheid van de huid bij aanraking en spierpijn. Zo" n 64 % van de patiënten heeft pijn in de periode dat de ziekte actief is. Bijna één op de drie had zelfs een jaar na de ziekte nog matige tot ernstige pijnen. Ook voorafgaand aan de zwakte had één op de drie pijn, wat verwarring kan geven bij het stellen van de diagnose Guillain-Barré . "Het is dus belangrijk dat behandelaars daar aandacht aan schenken en laagdrempelig pijnmedicatie voorschrijven." Nu zien behandelaars pijn vaak over het hoofd omdat ze vooral bezig zijn met het behandelen van de toenemende spierzwakte", zegt Ruts die werkzaam is als neurloog in het Havenziekenhuis, een dochter van het Erasmus MC. Vervolgonderzoek moet aantonen hoe de pijn het beste kan worden behandeld. Bij het ontstaan van de pijn, zouden de dunne zenuwvezels een belangrijke rol kunnen spelen. Ruts toonde een afname van deze zenuwvezels aan in huidweefsel. Deze afname bleek te maken te hebben met de aanwezigheid en de ernst van pijn. Ruts heeft vooral die aspecten van het Guillain-Barré syndroom onderzocht die tot nu toe onderbelicht zijn geweest in andere onderzoeken. Zo heeft ze ook gekeken bij welke patiënten de ziekte mild of juist ernstig verloopt. "Het blijkt dat de ziekte minder ernstig uitpakt bij patiënten die vooraf een virus hebben gehad. Dit suggereert dat medici het verloop en de ernst van de ziekte kunnen voorspellen als ze weten of de patiënt vooraf een infectie heeft doorgemaakt. Door hier meer onderzoek naar te doen, kunnen we patiënten in de toekomst wellicht beter helpen." Ook kan nu al vroeg tijdens de ziekte onderscheid gemaakt worden tussen een fluctuerend Guillain-Barre verloop of de meer chronische variant. Dat onderscheid is van belang voor de prognose en het geven van de juiste behandeling.
De meest voorkomende verwekker van luchtweginfecties bij baby"s en jonge kinderen, het Respiratoir Syncytieel virus (RS-virus), steekt vooral de kop op bij koud en nat weer. Dit blijkt uit onderzoek van Tamara Meerhoff naar het RS-virus in Europa. Meerhoff promoveert dinsdag 8 juni aan VU medisch centrum. Meerhoff analyseerde de seizoensvariatie en relatie tussen het RS-virus en meteorologische factoren. De resultaten laten zien dat het aantal RS-infecties in Nederland jaarlijks stijgt vanaf begin november (week 44) en eind december een hoogtepunt bereikt. De meeste infecties worden vastgesteld bij een hoge luchtvochtigheid en lage temperaturen. De bevindingen van Meerhoff helpen bij het beter in kaart brengen van luchtweginfecties op regionaal en Europees niveau. Deze informatie wordt gebruikt voor het bepalen van de behandelstrategie, de uitvoer van preventieve maatregelen en het tijdig toedienen van medicijnen (palivizumab) ter voorkoming van ernstige RS-virusinfecties bij te vroeg geboren zuigelingen. Het RS-virus is een veel voorkomende verwekker van luchtweginfecties die zeer besmettelijk is. De infectie veroorzaakt een ontsteking van de luchtwegen met verkoudheid tot longontsteking als gevolg.
Volgens de voedselorganisatie Foodwatch behoedt de drinkyoghurt Actimel niemand voor een verkoudheid. Dat wil fabrikant Danone miljoenen consumenten wel wijsmaken met advertenties en uitgekiende marketingcampagnes. Danone overdrijft daarin de werking van de "probiotica" in zijn melkdrankje Actimel, want het doet voor je darmflora niet significant meer dan gewone yoghurt. Uniek is de werking van Actimel dus ook al niet. Het grootste verschil tussen Actimel en yoghurt is de uitgekookte marketing. Actimel is bijna tien keer zo duur als yoghurt. Actimel kweekt onnodige bezorgdheid bij mensen en verkoopt dat in een flesje, stelt foodwatch. Om een aantoonbaar gezondheidseffect en extra weerstand bij gezonde mensen te bewijzen moet er namelijk onderzoek gedaan worden naar de effecten van Actimel onder normale leefomstandigheden. Het lijkt er echter op dat Danone de wetenschappelijke onderzoeken voornamelijk laat uitvoeren in laboratorium omstandigheden. Daarom is het verband tussen Actimel en bijvoorbeeld de weerstand van mensen nooit aangetoond. Veel van de onderzoeken die Danone financiert duren zes tot acht weken. Dat is te beperkt om de gezondheidseffecten goed te kunnen meten. Tegelijkertijd zeggen de vele staatjes met cijfers over de toename van speciale bacteriën in darmen van dieren en mensen, helemaal niets over de effecten daarvan op de weerstand op de lange termijn. Danone doet ook graag onderzoeken naar de effecten van Actimel op zieke mensen en zelfs kinderen met diarree in India. Hoe nobel dit op het eerste gezicht ook mag lijken: de resultaten bij zieke mensen mag je wetenschappelijk gezien nooit projecteren op gezonde mensen. Dat geldt extra waar het gaat om een product dat zichzelf aanprijst als een preventief middel. Een ander dieet zou bijvoorbeeld een groter effect kunnen hebben op de weerstand dan Actimel.
De neonatale gehoorscreening, waarbij het gehoor van alle pasgeborenen met behulp van klikgeluidjes wordt getest, heeft zin. Dat blijkt uit een publicatie van onder andere dr. Marleen Korver van het Leids Universitair Medisch Centrum, vandaag te lezen in het Journal of the American Medical Association (JAMA). Kinderen met gehoorproblemen die deze gehoorscreening ondergaan, zijn na een aantal jaren beter ontwikkeld en hebben een hogere kwaliteit van leven dan wanneer ze met negen maanden een alternatieve gehoortest krijgen aangeboden. De neonatale gehoorscreening, die tussen 2002 en 2006 in Nederland gefaseerd werd ingevoerd, maakt gebruik van de OAE-methode (oto-akoestische emissies). Deze test berust op het gegeven dat het binnenoor in reactie op aangeboden klikgeluidjes zelf ook geluid produceert, dat met een microfoon te meten is. Als de trilhaartjes in het slakkenhuis niet functioneren, produceert het binnenoor echter geen geluidsreactie. Op die manier zijn gehoorproblemen aan te tonen zonder dat het kind bewust hoeft te reageren. De OAE-methode volgde destijds de afleidingstest op, waarbij baby"s van negen maanden hun hoofd moeten draaien in reactie op het geluid van belletjes. Die test was subjectief en niet geschikt voor kinderen met motorische of cognitieve beperkingen. Bovendien kregen kinderen regelmatig een onterechte doorverwijzing, bijvoorbeeld doordat het gehoor tijdelijk slechter was door een verkoudheid. Korver vergeleek binnen de zogenoemde DECIBEL-studie kinderen die tijdens de overgangsfase ófwel de "klikjestest", ófwel de afleidingstest ondergingen. Alle audiologische centra in Nederland spoorden daarvoor alle kinderen op die tussen 2003 en 2005 geboren werden en op een leeftijd van 3 tot 5 jaar permanente gehoorschade hadden. Door middel van vragenlijsten werd bepaald hoe de groepen op die leeftijd verschilden qua ontwikkeling en kwaliteit van leven. Daarbij bleek de sociale en motorische ontwikkeling van de groep die de neonatale gehoorscreening onderging significant beter te zijn, evenals de kwaliteit van leven. Ook op alle andere ontwikkelingsschalen deden de kinderen die de neonatale gehoorscreening ondergingen het beter, maar die resultaten waren niet significant. De resultaten kunnen belangrijk zijn voor andere landen waar nog met de afleidingstest wordt gewerkt. De onderzoekers benadrukken ook het belang van snelle doorverwijzing. "Het gebeurt nog regelmatig dat gehoorschade al snel aan het licht komt, maar dat er pas na een jaar actie wordt ondernomen. Terwijl dat eigenlijk al voor de zesde maand moet", aldus Korver. Vroege introductie van bijvoorbeeld een gehoorapparaat of communicatiebegeleiding zorgt ervoor dat de taal- en spraakontwikkeling bij deze kinderen zo min mogelijk vertraging oploopt. Uit de DECIBEL-studie blijkt dat ook sociale en motorische ontwikkeling alsook de kwaliteit van leven hierbij gebaat zijn.
als gevolg van Mexicaanse griep
In december en januari dook het griepvirus opnieuw op in Europa. Gelukkig vielen er deze keer geen dodelijke slachtoffers in België, maar toch kan het H1N1-virus nog steeds tot gevaarlijke longinfecties leiden waarvoor gespecialiseerde hulp nodig is. Afgelopen maand werden er in het UZA negen patiënten beademd omdat ze ernstige longschade opliepen als gevolg van de Mexicaanse griep. Het ging om volwassenen die niet tot de klassieke risicogroepen behoorden. Het UZA beschikt over hart-longmachines die het werk van de longen tijdelijk kunnen overnemen. Maar alleen dankzij de samenwerking met andere centra die hun toestellen ook beschikbaar stelden (OLV Aalst, ZNA Middelheim, Hôpital Saint-Joseph Gilly, CHU Sart Tilman Luik, AZ St-Jan Brugge), konden zoveel patiënten tegelijk behandeld worden. Ondanks de nationale vaccinatie inspanningen bij risicogroepen, zijn er ook vandaag nog gezonde mensen bij wie een besmetting met het H1N1-virus, de zogenaamde Mexicaanse griep, kan evolueren naar een ernstige longinfectie, waar hoog gespecialiseerde behandeling voor nodig is. In januari werden er in het Universitair Ziekenhuis Antwerpen tien patiënten behandeld omwille van ernstige longschade ten gevolge van een infectie met het H1N1 virus. Alle tien zijn het meestal " gezonde" volwassenen die niet tot de klassieke risicogroepen behoren. De meesten waren dan ook niet gevaccineerd. Hun ziekte begon als een banale verkoudheid, maar evolueerde snel naar een longinfectie, die het noodzakelijk maakte hen te kunstmatig te beademen op intensieve zorgen. Vijf patiënten moesten beademd worden met een ECMO-toestel. Dit is een toestel waarbij de patiënt wordt ondersteund met veno-veneuze extra corporele membraan oxygenatie (ECMO). Het wordt ingezet als gewone beademing niet meer volstaat om de opname van zuurstof in het bloed te garanderen. Deze kleine hart-longmachine wordt via de grote aders met de patiënt verbonden, zodat de aanvoer van zuurstof en de afvoer van CO2 rechtstreeks op het niveau van het bloed kan plaatsvinden. Op deze manier moeten de longen niet meer instaan voor de zuurstofopname. Zulke behandeling kan tot drie weken duren. De behandeling vraagt een grote inspanning van alle betrokken specialisten (cardiochirurgen, intensivisten, perfustionisten) en verpleegkundigen en kan enkel aangeboden worden in cardiochirurgische centra en afdelingen voor gespecialiseerde intensieve zorg. Afhankelijk van de ernst van de ziekte, worden andere specialisten zoals pneumologen en nefrologen betrokken. De patiënten moeten bovendien in isolatie verzorgd. De meeste patiënten kwamen naar het UZA op verwijzing van andere ziekenhuizen. Er zijn immers maar enkele ziekenhuizen in België die een ECMO-behandeling kunnen aanbieden. Geen enkel centrum beschikt echter over voldoende toestellen om zoveel patiënten tegelijkertijd te behandelen. In het UZA kon deze behandeling uitgevoerd worden dankzij de welwillendheid van de industrie en van andere ziekenhuizen om hun ECMO-toestel ter beschikking te stellen: OLV Aalst, ZNA Middelheim, Hôpital Saint-Joseph Gilly, CHU Sart Tilman Luik en AZ St-Jan Brugge.
Een derde van de Nederlanders gebruikte in 2010 medicijnen zonder recept, de zogeheten zelfzorgmiddelen. Dat is net zo veel als het aantal gebruikers van medicatie op recept. Zelfzorgmedicatie wordt meer gebruikt door vrouwen, jonge kinderen, dertigers en hoogopgeleiden. Dat blijkt uit onderzoek door het CBS. Ongeveer 15 procent van de ondervraagden gaf aan zowel medicijnen met als zonder recept te hebben gehad. Vrouwen gebruiken meer medicijnen dan mannen. Dat geldt vooral voor medicijnen die niet op recept zijn. Mannen gebruiken vooral pijn- en koortswerende middelen en medicijnen tegen verkoudheid. Bij vrouwen gaat het meer om vitamines en mineralen, homeopathische middelen en zelfzorgmedicijnen tegen reuma en gewrichtspijn.
Bacteriën, die in de neus en keel leven, kunnen van cruciaal belang zijn voor het afweren van luchtweginfecties bij kinderen. Nederlandse onderzoekers hebben ontdekt dat baby's die vatbaar zijn voor verkoudheid en infecties van de luchtwegen, een andere samenstelling van bacteriën hebben in hun luchtwegen dan gezonde kinderen. Met deze kennis kunnen artsen op zoek naar hoe ‘goede’ bacteriën zijn te stimuleren bij kwetsbare baby’s, zodat ze beter in staat zijn luchtweginfecties af te weren. De onderzoekers hebben de gezondheid van 112 baby's in hun eerste levensjaar gevolgd. Ze legden alle luchtweginfecties vast en typeerden het bacterieprofiel - zowel aantallen als soorten bacteriën - in de neus van deze baby’s. Baby's met luchtweginfecties hadden een ander en minder stabiel bacterieprofiel in vergelijking met baby’s zonder deze infecties. Kinderarts-infectioloog Debby Bogaert van het UMC Utrecht, ook verbonden aan de Universiteit van Edinburgh: "Ons onderzoek schetst het duidelijkste beeld tot nu toe van de samenstelling van luchtwegbacteriën bij zuigelingen in hun eerste levensjaar. De resultaten wijzen erop dat er bij ongeveer één op de zes baby's beschermende bacteriën ontbreken als gevolg van omgevingsfactoren. Dit kan bijvoorbeeld zijn flesvoeding (vergeleken met borstvoeding), keizersnede (vergeleken met een natuurlijke bevalling), het hebben van broertjes of zusjes en bezoek aan een kinderdagverblijf.” Ziektelast Acute luchtweginfecties veroorzaken een grote ziektelast en veel antibioticagebruik. Deze infecties zijn een belangrijke doodsoorzaak voor kwetsbare baby’s (zoals te vroeg geboren baby’s en baby’s met een aangeboren afwijking of een immuunziekte) en baby’s geboren in ontwikkelingslanden. Jaarlijks sterven er wereldwijd naar schatting ongeveer 900.000 kinderen jonger dan 5 jaar aan luchtweginfecties, zoals longontsteking. Microbioom Bacteriën komen in groten getale in het menselijk lichaam voor, met name in de darmen, maar ook in de bovenste luchtwegen, waaronder de neus en de keel. Deze bacteriën zijn van groot belang voor de gezondheid en zijn onder meer verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het immuunsysteem. Al deze bacteriën samen worden ook wel het ‘microbioom’ genoemd, dat zich ontwikkelt vanaf de geboorte. In deze studie werd samengewerkt tussen onderzoekers van het UMC Utrecht en de Universiteit van Edinburgh, het Spaarne Gasthuis en onderzoekinstituut TNO.
Bron: UMC
Wereldwijd komen vier humane coronavirussen (HCoVs) voor, waaronder NL63 en 229E. NL63 werd in 2004 ontdekt in het AMC en veroorzaakt de kinderziekte pseudokroep, 229E is een verkoudheidsvirus. Waarschijnlijk veroorzaken beide virussen vergelijkbare symptomen in volwassenen. Er is weinig bekend over de virale karakteristieken. Dijkman onderzocht prevalentie, genoomkenmerken en genetische diversiteit, en ontwikkelde een in vitro-kweeksysteem. Daarmee kunnen ook virussen gekweekt worden die tot nu toe onkweekbaar waren, zoals het onlangs geïdentificeerde humaan bocavirus. Dijkman laat zien dat alle kinderen tijdens hun jeugd geïnfecteerd worden met NL63 en 229E, maar in de meeste gevallen leidt dit niet tot ziekenhuisopname.
Het aantal informatieverzoeken over acute vergiftigingen is in 2010 gestegen met ruim 2% in vergelijking met 2009. Een deel van deze stijging werd veroorzaakt door de toename van het aantal vergiftigingen door een te hoge dosis van een geneesmiddel tegen ADHD. Dit meldt het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) in het jaaroverzicht van 2010. Het NVIC, dat onderdeel is van het UMC Utrecht, werd in 2010 via de 24 uurs-telefoon en de website Vergiftigingen.info 42.347 keer geraadpleegd over acute vergiftigingen van mensen en dieren. Deze informatieverzoeken gingen over 55.508 blootstellingen aan giftige stoffen, waarvan 3822 bij dieren. Honden en katten waren het vaakst slachtoffer van een acute vergiftiging. Het NVIC was meer dan 60 keer betrokken bij kleinere en grotere calamiteiten in Nederland waarbij giftige stoffen vrijkwamen. Dit varieerde van het vrijkomen van ammoniak uit een gesprongen leiding bij een kunstijsbaan tot een gekantelde tankwagen met zwavelwaterstof. Meer dan 5300 kinderen tot en met 4 jaar en ruim 10.000 volwassenen waren in 2010 slachtoffer van een geneesmiddelenvergiftiging. Bij volwassenen worden veel vergiftigingen veroorzaakt door te hoge doses rustgevende middelen, antidepressiva en pijnstillers. Kinderen worden vaak blootgesteld aan een te hoge dosis pijnstillers, vitaminepreparaten of de anticonceptiepil. Sinds medio 2007 is paracetamol breder verkrijgbaar. Deze algemene verkoop heeft echter niet geleid tot een extra toename van het aantal gemelde paracetamolvergiftigingen. Het aantal meldingen over methylfenidaat, een middel voor de behandeling van ADHD, is in 2010 wel gestegen, met 34% (2009: 467 blootstellingen, 2010: 627). Het aantal gemelde vergiftigingen door inname van teveel van het hoestmiddel dextromethorfan is bijna verdubbeld (tot 75). Dextromethorfan is een zelfzorggeneesmiddel dat wordt gebruikt bij verkoudheid. Het kan echter ook misbruikt worden als hallucinogeen en geestverruimend middel. De stijging is met name veroorzaakt door een grote toename van het aantal meldingen over jongeren van 13 tot en met 17 jaar. Het NVIC werd in 2010 geconsulteerd over 3773 blootstellingen aan drank en genotsmiddelen. Tabaksvergiftigingen komen vooral voor bij jonge kinderen (390 blootstellingen, dat is 86% van de meldingen) en worden vaak veroorzaakt door het eten van peuken uit een asbak. Dit kan leiden tot een nicotinevergiftiging. Het aantal alcoholvergiftigingen bij jongeren van 13 tot en met 17 jaar is na een piek in 2007 langzaam gedaald. Deze daling heeft zich in 2010 doorgezet (2007: 172, 2010: 118). Omdat artsen over het algemeen goed bekend zijn met het klinisch beeld en de behandeling van een alcoholvergiftiging, worden lang niet alle alcoholvergiftigingen bij het NVIC gemeld. Deze cijfers betreffen daarom waarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg. Na een daling in de voorgaande twee jaar, is het aantal meldingen over paddo’s in 2010 toegenomen bij personen van 13 jaar en ouder (35 meldingen). Het aantal gemelde intoxicaties door nootmuskaat is in 2010 verdrievoudigd. Er is geen duidelijke oorzaak aan te wijzen voor deze plotselinge toename.